Naar de Hollandsche kolonie Ansnorveld bij Toronto Prettig leven en prettig reizen in Canada Nieuwe Commissaris der Koningin Ansnorveld. Nederzetting van Hollandsche groenteboeren bij Toronto (Canada). Over een paar jaar een goede kans voor Hollanders 't Ging best met zijn drieën voor in de twoseater, prachtige wagen, haast zoo mooi als van Den Haag naar Rotterdam alleen een beetje smaller, maar door een heel ander landschap. Lichtgolvend zouden we het kun nen noemen, alles bebouwd of als weiland in gebruik maar toch telkens boomen in groepjes of alleenstaande, waardoor het ge heel doet denken aan het Parklandschap van Overijsel of Zuid-Engeland. Maar wat die beide missen is een van de schoonheden van Canada en dat is de eschdoorn-soort, die ze hier Maple-tree noemen en waarvan het blad in den herfst gloeiend roode en oranje kleu ren aanneemt, zooals wij die eigenlijk alleen kennen van den Amerikaanschen eik. Voeg daarbij het zwavelgeel van de populieren, het mooie groen van den en spar, het gezoem van den motor en de guitige oogen van den dominee en ge begrijpt, dat we het weer best hadden. Het kostte even moeite om de Hol landers te vinden, tot daar plots mijn oog getroffen wordt door een rijtje huizen, alle maal even groot, o, neen, even klein, alle maal met hetzelfde dak, allemaal met een voortuintje, allemaal precies even ver van elkaar, zoo echt van: bij het,dozijn is het goedkooper, zóó weggeloopen uit Waddinx- veen of Zegwaard. En meteen staat er een groot bord aan den kant van den weg, ver wijzende naar Holland River Gardens. Een gezellige zandweg slingert er heen. Al voor we het dorp bereikt hebben, rijden we door heele velden selderij, uien en sla, met hier en daar een bloemperkje. Een paar jaar gele den was hier nog niets dan drassig land. Nu twee jaar later hebben de groenten van Hol land Marsh al een zeer goeden naam op de markt. De wortelen bijv. blijven een week lang goed, terwijl die van het hooger liggende land moestal na een paar dagen slap worden, aardappelen, bloemkool, sla, selderie, uien enz geven alle zeer goede oogsten, vooral daar droogte geen kwaad kan doen, waar de drai- nagekanalen desnoods zóo voor irrigatie kunnen worden gebruikt. Twee jaar geleden bezocht een bekend Amsterdammer de nederzetting en vond acht eenzame mannen rondom een koffie ketel in een schuurtje, dat nu uitstekend dienst doet als kippenhok. Hij bood hun via den Consul een radiotoestel aan, maar de heeren waren wijzer en vroegen in plaats daarvan een bron voor drinkwater te laten slaan. Thans loopt een krachtige artesische welput midden in het dorp, tot groot gerief van alle bewoners. Eigenlijk mdakte die bron pas mogelijk, dat ook de vrouwen en kinderen hier kwamen wonen en dus de ko lonie veel gezelliger, opgewekter leven heeft. En het is weer het oude liedje, de zaken gaan goed, de stemming is opgewekt en, wat meer zegt,'hier is nog ruimte voor velen. Er wonen thans een dertigtal Hollandsche gezinnen, die een goed bestaan vinden op ongeveer twee Hectare elk, maar er is-zeiler nog ruimte voor een 500 andere. De vraag is maar hoe die er kunnen komen, want er git aan het emigratie-probleem nog een heeleboel vast. Het lijkt zoo eenvoudig, je neemt een kaartje en gaat er naar toe, koopt een stuk land en begint. Ja, maar die eerste jaren totdat ge zelf geld binnen krijgt voor oogst of andere producten! Die jaren moeten uitgezongen kunnen worden en daarom laat het Cana deesche Gouvernement alleen menschen toe die na betaalde, overtocht nog f 500 bezit ten. Die zijn noodig om een bedrijf te begin nen en naar boerenknechts is helaas op het oogenblik geen vraag. Wij treffen helaas den heer Snor niet thuis, maar vriend Jan Rupke, een der eer sten, die hier begon, was graag bereid wat inlichtingen te geven. Een flink planken huis van vier kamers mag voor den winter wat frisch lijken, vooral in Canada, maar ook hier nog ligt het hout zoowat voor het weg halen in het bosch, zoodat zelfs in den bui tengewoon strengen winter, die juist voorbij ging, geen koude werd geleden, althans niet binnenshuis. Plannen voor verbetering zijn er natuurlijk altijd. Een dubbele wand voor het heele huis blijft de eerste wenseh en die zal wel gauw vervuld worden. Maar er is nu al ruimte en onderdak voor een flink gezin en er borrelt wat een groote pan op de kachel Het kopje koffie brengt ons zoo waar in Hol land terug. Maar deze menschen zouden er nooit weer heen willen; het is het oude liedje. Rondom elk der gezellige huisjes staat een rijke bloemenweelde, overal rookt de schoorsteen, overal spelen blonde kinderen. Hier wordt een vrachtauto geladen met kratten selderij, daar liggen prachtige groote uien in lange rijen naast den greppel, waar uit ze zooeven zijn gerooid; weer elders wor den mooie, volle kroppen sla gesneden of de bossen wortelen uitgespoeld in het koffie bruine water van de ringvaart. Net als bij ons. En Rupke vertelde ons zoo al wandelen de. dat hij dacht alles wat van het jaar nieuw gekocht was van de opbrengst van zijn oogst te kunnen betalen, dat er dan geld genoeg zou zijn om de familie den winter over in het I leven te houden, om in het voorjaar wat zaaizaad en kunstmest te kunnen bijkoopen en dan blijft er nog wat reserve over. De prij zen zijn goed, de groente staat er best voor en de menschen hopen hun aflossing gemak kelijk te kunnen betalen. En het zal elk jaar beter worden omdat ze den grond en het klimaat en de producten beter leeren ken nen. En de hoofdreden van zooveel zelfver trouwen en van het vele dat reeds bereikt werd, zit in den prachtigen zwarten grond, die voor dit werk zoo geschikt is en in het menschenmateriaal, dat dit vak kent en graag vooruit wil. Dat laatste is de hoofd zaak en voor dat zelfvertrouwen en dien wil om te werken staan de Hollanders bekend. IJ zou dat misschien van mij zoo direct niet ge- looven, maar lees dan maar eens, wat een Canadeesch dagbladcorrespondent schreef, die met den heer Snor een stuk of wat van zijn Hollanders opzocht. Het gaat dezen keer over de Hollanders, die bezuiden Toronto in Hamilton wonen. Daar zitten reeds jarenlang een honderdvijf tig gezinnen met een totaal van ongeveer duizend personen. Velen zijn vruchtkweekers en er wordt o.a. ook tabak geteeld. Ik vertaal vrijwel woordelijk uit de Toronto Star Weekly. „De meeste Hollandsche boeren, die ik in bloote voeten in hun schoenen of klompen, het Hamilton district aantrof, liepen met want velen blijven hun merkwaardig houten schoeisel getrouw, ofschoon ze verder uiter lijk bijna niet te onderscheiden zijn wan een Canadeeschen landbouwer. Dat houdt de voeten koel vermoed ik. Maar 'het spaart'ook slijtage aan kousen. Bedrijvigheid is volgens den heer Snor, die zelf Hollander is, een van de karaktertrekken van deze flinke men schen. Wij kwamen bij een jonge vrouw, hard aan het werk bij de waschtobbe naast de voordeur van de boerderij. Ze nam een blauwgeruite japon stevig onder handen. Een stevige vrouw, haar armen rood gekleurd door het dampende water. „Waarom koop je geen waschmachine? vroeg de heer Snor. Zij veegde het haar te rug van het voorhoofd met den rug van een vochtige hand en schoot in een vroolijken lach. „O, zoo doen wij het altijd in Holland", zei ze. „Bovendien zijn waschmachines veel te duur". „Ik ben op zoek naar een vrouw voor je broer", ging de heer Snor voort. „Waarom vind je geen man voor mij?" en weer die vroolijke lach. „Nou jij moet er toch een hebben met tien duizend dollar?" „Nee, geen geld Geld brengt geen geluk!" Een eindje, verder bezoeken wij een vader en een zoon,, net twee jaar geleden uitgeko men. De vader, een man van zestig, was druk bezig de oude verweerde planken van het huis op te schilderen; helder geel met bruine randen. De Hollanders schilderen altijd hun huizen en schuren. Wij praten wat met den zoon, een kerel van zes voet, blond en lachend zooals al deze Hollanders. Hij sprak vrij goed Engelsch in aanmerking nemende dat hij twee jaar geleden nog nooit een Engelsch woord gehoord had. „Hebben jullie een radio?" vroeg ik hem. „Radio", zei hij, „dat deugt nergens voor, begrijpen wij toch niet". „Maar je zou muziek hebben!" „Wat muziek. Maar ik speel toch orgel!" en toen kwam er een blijden trek op zijn ge zicht alsof daarmee alles gezegd was. „Deze menschen", zei de heer Snor, ,ykoo- pen geen radio's, piano's of auto's voordat ze ze contant kunnen betalen. Dus koopen ze ze gewoonlijk heelemaal niet. In plaats van auto's gebruiken ze fietsen. Je ziet ze overal over de wegen en door de velden ped delen. Ze laten ze zelfs uit Holland komen. Ik ken er verscheidene, die fietsen hebben laten overzenden en er flink invoerrecht voor betaald hebben ook". Hij .beschreef de Hollandsche kolonisten als spaarzaam,helder van hoofd, soms wat norsch, maar met zoo iets als graniet in hun lijf. Er is een spreekwoord: God maakte de wereld, maar de Hollanders maakten Hol land. Zij hebben het aan de zee ontworsteld en ze hebben het tegen de zee verdedigd. Hun geheele leven, en hun geschiedenis vormen één groot gevecht, één strijd om het bestaan op den bodem, die met zooveel moeite op het water veroverd is. Eeuwenlange omgang met dezen bodem heeft hen gemaakt zooals ze zijn, zuinig, geduldig, eenvoudig wat hun le vensbehoeften betreft en harde werkers. De heer Snor vergeleek hen met Schotten ook wat den godsdienstigen kant betreft. Voor hen is de kerk het Huis van God. Zij hebben er geen concerten, geen koren, geen luchtig heid. Hoe druk het ook op het land is, zelfs in den hooitijd, nemen ze den tijd om bij het middagmaal den Bijbel te lezen en te bidden. Ze zijn verbazend zindelijk van aard. Ik geloof niet dat 'één Hollander den stal zal binnengaan om te melken zonder eerst zijn handen te hebben gewasschen. Ze laten niets aan het toeval over. Het zijn lastige lui om zaken mee te doen, deze Hollanders, maar hebben ze eenmaal een belofte gegeven, dan kunt ge ook zeker zijn dat alles in orde komt. „Een korte be vestiging van uw kant is genoeg", zei Mr. Snor. „Ge kunt het contract gerust ver scheuren, zij zullen zich aan eiken letter houden." „Een Hollander zal nooit over pech klagen", ging hij voort, „en hij gelooft ook niet in gelukkig toeval. Hij maakt zijn plan nen en als het verkeerd loopt is het zijn eigen schuld. Hij neemt de dingen zooals ze zijn, hij is een fatalist, zelfs vaak stoïcijn". Hij vertelde mij van een Hollander, die hier een jaar geleden een boerderij gekocht had en die drie weken later zijn huis, zijn schuren en al zijn bezittingen zag verbranden, juist na de geboorte van zijn eerste kind. Dat was ge noeg om een gewoon mensch te breken. Niets was verzekerd. Maar het kind was in orde. Ook zijn vrouw mankeerde niets en de Hol lander dankte God voor Zijn goedheid. Verder werd er niet overgepraat. Hij klaagde niet, maar begon opnieuw. Na alles wat de heer Snor mij van deze menschen verteld had, had ik verwacht dat zij erg hard en streng en dus een beetje zuur zouden zijn. Ik bezocht met hem een tiental families en vond hen steeds met een glimlach, joviaal, haast vroolijk. Behagelijke, gezonde, krachtige, tevreden menschen. De eerste ech te Hollander, dien ik zag, was vier jaar oud en net twee jaar in Canada. Hij stond op een boerenerf en joeg de kippen weg van de deur van de graanschuur. Hij droeg een grooten zonnehoed en was flink bruin. We vroegen naar zijn vader en moeder. „Daar ginds in het veld", wuifde hij met een kleine hand. „Ze steken distel". Hij sprak vlot Engelsch. Even verder troffen we zijn jonge ouders. Elk met een schoffel, druk aan het werk in een veld mais, die hun tot het middel reikte; samen aan het werk op het land, wat mij ineens een gevoel gaf van een heel oude traditie, iets vertrouwelijks, iets moois, iets historisch en iets heidensch. Het was een genot om ze daar te zien staan, rus tende op hun schoffel, lachend, zonder kla gen, zonder eenige kennis van politiek ge ploeter, van wereldverdwazing, met bloot hoofd, luchtig gekleed; de man slank, bruin verbrand, een athleet in een blauwe boeze roen; een knappe vrouw, met prachtige tan den, goed gevuld, krachtig, haar dunne klee- ren vochtig van het zweet, met bloote beenen in de hooge schoenen. Zij werkten in loon dienst voor den Hollandschen boer, die eige naar was van de boerderij. Ik wou dat ik ze had kunnen schilderen in hun tevredenheid, hun eenvoud en hun lach, zoo gemakkelijk en vrij, zoo door en door gezond naar ziel en geest en lichaam. Er ging kracht en frisch- heid van hen uit. Hen te zien en met hen te praten was als een koele dronk uit een diepe, heldere bron. Ruwe Hollanders? Allesbehalve. Ze waren vlug van begrip, goed van den tongriem ge sneden, intelligent, beminnelijk, zelfs gra cieus. Canadeezen van goede familie zouden u in hun salon niet vrijer en pleizieriger tege moet komen dan dit eenvoudige mensehen- paar, dat even rustend op het gereedschap een praatje maakte. „Hoe oud is je baby?" vroeg Mr. Snor. „In April geboren", zei het vrouwtje met een prettigen glimlach en hier stond ze drie maan den later weer te werken in het veld. „Je neemt het leven veel te makkelijk", zei Mr. Snor. „Je' wordt te dik". Weer lacht ze vróolijk. „Daarom doe ik hier een vermageringskuur", zei ze. „Dit werk doe ik alleen voor de slanke lijn' en ze gaf een flinken por met den schoffel. Beiden spraken uitstekend Engelsch. Het was haast niet te gelooven en toch verzekerde het knappe vrouwtje, dat ze vroeger nooit an ders dan Hollandsch gesproken had. Ze had den veel geleerd van hun Canadeesche buren, die hun liever waren dan de Hollanders. „Het is goed", zei ze, „dat wij hier tusschen Canadeezen leven. „We leeren zooveel van henl" Geen sprake van heimwee. „En hoe bevalt het jullie in Canada?" „O wij houden al van dit land. We zouden nooit naar Holland terug willen". „Ook niet voor een pleizierreisje?" „O ja, om eens te kijken, graag, maar niet om te blijven. Hier is ruimte. In Holland is alles vol. Je hebt er veel te veel buren en hier heb je van je buren geen last", voegde zij ér lachend aan toe. Het verdere gesprek ging over den landbouw, de oogst, bemesting enz. De man antwoordde, maar telkens kwam de vrouw er tusschen. Zij wist precies evenveel van grond en opbrengst, van gewas en kunstmest als haar echtgenoot. Dit land was blijkbaar evenzeer haar inte resse en haar leven als het zijne. „Jullie hopen naderhand een eigen boerde rij te hebben?" vroeg ik. „Ja", was het antwoord, „misschien over vijf jaar". ,Ja, we hebben zeker vijf jaar noodig om te leeren" zei de jonge vrouw". „Alles is hier zoo geheel verschillend van Holland, het weer, de seizoenen, het werk. En er is hier zooveel machinaal werk. Het is alle maal heel anders". „Zwaarder hier zeker?" „O nee, gemakkelijker; veel gemakkelijker", en weer die vroolijke lach. Nadat we verder waren gegaan, zei de heer Snor' „Ik geloof niet, dat vijf jaar noodig zijn om het werk te leeren. Wanneer Hollanders uitkomen zonder geld moeten ze wel eerst als boerenknecht gaan dienen, maar ook al heb ben ze geld, dan raad ik hun toch altijd aan, eerst bij een Canadeeschen boer te gaan wer ken om te zien, wat er in het bedrijf omgaat. Op die manier leeren ze werken voor een an der". Brengen deze menschen geld mee?" ,Niet altijd, maar dikwijls wel. Tien of vijf tienduizend dollar per familie is niets onge woons en ik heb er wel met zestigduizend ge had. Maar die vertelde ik net hetzelfde. Werk eerst bij een boer hier in de buurt. Leer de omgeving kennen en ook de taal, dan kun je op je gemak uitzoeken wat je het meeste lijkt". We bezochten nog een aantal andere boer derijen met Hollandsche eigenaar en Hol landsche meiden en knechts en we vonden hen allen tevreden, verstandig en harde wer kers. Nooit klachten. Zij passen in ons land schap en in het werk of het speciaal voor hen gemaakt was. Er is een depressie en er zijn lage prijzen en meer van die narigheden, maar het is net of deze Hollanders dat niet merken in hun rustige tevredenheid met de nieuwe omgeving. Bij Freeman treffen we een gebrilden jonge ling, twintig jaar oud, drie jaar in Canada, maar reeds eigenaar van een boomgaard en groentekweekerij van twee en een halve hectare, die hij gekocht had van den man, bij wien hij eerst twee Jaar gewerkt had. Hij was zóó druk bezig met behulp van een anderen Hollandschen jongen, manden met prachtige tomaten op zijn kleinen vrachtwagen te la den, dat hij nauwelijks tijd had ons in zijn vloeiend Engelsch te woord te staan. De heer Snor vroeg hem of alles ln orde was. „Prachtig", zei Piet, terwijl hij twee man- ZSTERDÏG 15 MEI 1937 den op den wagen zwaaide. „Verleden week verkocht ik voor 475 dollar sla en nu zijn de prijzen voor tomaten uitstekend. Het is hier een fijn land". En zoo hoor je het overal, maar het succes ligt zeker voor een groot deel aan de men schen zelf. Een groote boer vertelde mij, hoe hij verleden jaar een groot veld bloemkool had staan. Op een avond loopt hij er langs en ziet rupsen. Meteen zendt hij een van zijn jongens naar Toronto om vergif te halen en jesproeit zijn planten nog denzelfden nacht. Hij wachtte niet tot den volgenden dag; dat deden zijn buren en zij verloren al hun bloem kool. Later verkocht de Hollander voor ruim 500 gulden plantgoed aan zijn buren* die op nieuw wilden beginnen. Hier verlaten we den correspondent van de Toronto Star. En uit alle deelen van Canada, waar Hollanders gevestigd zijn, zou ik u der gelijke uitingen kunnen laten lezen. En Ca nada telt 150.000 inwoners van Hollandsche afkomst. Er is nog ruimte genoeg, in de groentevelden en op de graanprairie en er zijn nog onmetelijke wildernissen in het Noorden, waar pionierswerk nog precies hetzelfde be- teekent als dertig jaar terug en waar o.a. de transportmoeilijkheden haast onoverkomelijk zijn. Op het oogenblik is emigratie naar Ca nada alleen mogelijk voor landbouwers met praktijk en met geld en voor deze geldt nog steeds de raad, die hun overal gegeven wordt: Eerst in loondienst bij een ander om het zoo vreemde vak te leeren of, als het jonge kerels zijn eerst naar een landbouwschool in Canada. De eerste twee jaar is er nog geen kans, dat boerenknechts zonder kapitaal hi Canada zul len worden toegelaten, maar mochten straks die toestanden weer veranderen, dan zal dit gauw genoeg blijken uit oproepingen in de pers, uitgaande van de Spoorweg Maatschap pijen, die belang hebben bij verdere ontgin ning van het gebied waardoor hun lijnen loo- pen en misschien ook door de stichting .Band verhuizing Nederland", die paraat zal staan, zoodra de Canadeesche regeering weer vraagt om Hollandsche boeren en Hollandsch werk volk uit te zenden. Maar die uitnoodiging moet worden afgewacht en ik herhaal het, dat zal zeker nog twee jaar duren. Maar dan maken de Hollanders ook een goede kans. Ze staan er uitstekend bekend en slagen bijna allen, vooral ook omdat door bovengenoemde stichting nauwkeurig wordt toegezien, dat ieder, die door haar wordt uitgezonden, wordt geplaatst voor werk, dat voor hem geschikt is. Er is ruimte in Canada en het is een land met prettige ruim denkende menschen, daarom is het er prettig leven en prettig reizen. Dat is het einderesultaat van mijn reis door Canada. Dr. VAN DER SLEEN. in Groningen Mr. J. Linthorst Homan zal worden benoemd Als voorzitter der K.N.A.C. zal hij aftreden In de Staatscourant zal heden een Koninklijk Besluit worden opgenomen houdende benoeming met ingang van 1 Juni van mr. J. Linthorst Homan, burgemeester van Vledder, tot com missaris der Koningin in Groningen. Mr. Linthorst Homan is in 1903 te Assen geboren. Zijn vader was commissaris der Ko ningin in Drente, welke functie eveneens door zijn grootvader is bekleed. In 1926 werd hij te Leiden mr. in de rechten, waarna hij zich als advocaat te Assen vestigde. In die gemeente oefende hij de advocatuur uit tot 1932, in welk jaar hij benoemd werd tot burgemeester van Vledder. In 1934 promoveerde mr. Linthorst Homan te Leiden tot. doctor in de rechtsgeleerdheid op proefschrift: „Het ontstaan der gemeen ten in Drente". Mr. Linthorst Homan, die de liberale begin selen is toegedaan, werd in 1935 voor den Vrijheidsbond gekozen tot lid der Staten van Drente. Thans is hij voor den Vrijheidsbond candidaat voor de Tweede Kamer. In ge noemde partij bekleedt hij ook een bestuurs functie. De heer Linthorst Homan heeft zich veel bewogen op het gebied van vreemdelingen verkeer. Hij richtte indertijd in Drente de Provinciale Vereeniging voor Vreemdelingen verkeer op en is daar nog voorzitter van. Ook is hij lid van het dagelijksch bestuur van de A. N. V. V. In 1931 werd hij in het bestuur van de K. N. A. C. gekozen, van welk lichaam hij sinds 1934 het voorzitterschap bekleedt. Het ligt in het voornemen van den nieuwen Commissaris om deze laatste functie neer te leggen. Zes jaar wegens doodslag geëischt. Op 4 Maart j.l. is bij een twist te Groede de landarbeider v. d. Wege door den 36-jari- gen landbouwer F, J. G. met een revolver schot gedood. Uit het verhoor bleek, dat er een ernstige veete bestond tusschen verdachte en den landbouwer Dujardyn, bij wien het slachtoffer in dienst was. Toen G. op den be- wusten middag D. en zijn knecht ontmoette zou laatstgenoemde, daartoe door zijn pa troon aangezet, G. met een stok tegemoet zijn gekomen. Toen G. zag dat D. met een schop gewapend was, heeft hij een revolver getrok ken en daarmee op den arbeider geschoten, die doodelijk werd gewond. De Officier van Justitie van de Middelburg- sche rechtbank eischte zes jaar gevangenis straf. Een mooie tarweoogst op vroegere prairie in Alberta. Interlocaal telefoonverkeer breidt zich sterk uit. Het aantal in Maart 1.1. afgewikkelde in terlocals telefoongesprekken bedroeg 4.000.592 of 153.866 per werkdag tegen 3.097.100 resp. 119.119 in de overeenkomstige maand van het vorige jaar. Dit komt neer op een stijging van 29.2 procent. De toeneming bij vergelij king van de overeenkomstige perioden van '935 op 1936 bedroeg 11.4 procent, die van 1934 op 1935 7,8. Uit deze cijfers blijkt wel zeer duidelijk de versnelde groei van het in terlocaal telefoonverkeer. Van 't interlocaal verkeer werd in genoem de periode 24.4 procent automatisch afgewik keld. Dit aantal bedroeg een jaar geleden 10.9 procent en in 1935 nog slechts 5.2 procent. Het gezamenlijk solliciteeren te Schiedam. Geen ongeoorloofd optreden der politie? Minister antwoordt op vragen van den heer Drop. Men zal zich herinneren dat begin April de politie bij een gezamenlijk solliciteeren te Schiedam voor den ingang van een der werven tenslotte hardhandig de demonstree- rende werklóoze kantoorbedienden heeft ver spreid, waarover de heer Drop aan den mi- nistér van Justitie vragen heeft gestéld. Minister Van Schaik geeft thans de volgende lezing over het gebeurde: „In den namiddag' van 8 April 1937 heeft een groep van 250 a 300 personen zich de monstratief begeven naar de hoofdingang van een der scheepswerven te Schiedam. Zij ver sperden aldaar op den openbaren weg den uitgang van de werf. In verband met het binnen eenige minuten te verwachten ver laten van de terreinen van de werf door het personeel (eenige duizenden) dreigde stoor nis van het verkeer en ordeverstoring. Op grond hiervan heeft de commissaris van politie met gebruikmaking van de door de plaatse lijke verordening geschonken bevoegdheid, aan de demonstranten het bevel doen geven zich onverwijld te verwijderen. Dit bevel is duidelijk hootfbaar gegeven en werd door het meerendeel der aanwezigen opgevolgd. Eeni- gen verwijderden zich evenwel niet, terwijl in een groep der demonstranten werd geroe pen „staan blijven". Met het doel ook de wei- gerachtigen snel te verspreiden, is toen met kracht opgetreden. De minister ziet voorshands geen bijzon dere aanleiding om de rapporten betreffende de hierboven beschreven gebeurtenis ter ken nis van de Staten-Generaal te brengen. Daar gelaten of, achteraf gezien, ondanks de uit de groep van demonstranten geroepen aan sporing om aan het gegeven bevel niet te voldoen, niet ook een minder krachtige maat regel op zijn plaats zou zijn geweest, en ef fect zou hebben gehad, kan van een onge motiveerd of ongeoorloofd optreden naar zijn meening niet worden gesproken". Oud-burgemeester van Borsselen veroordeeld. De Middelburgsche rechtbank heeft uit spraak gedaan in de zaak tegen den oud-bur gemeester van Borsselen, den 37-jarigen H. C. R„ tegen wien als verdacht van valschheid in geschrifte en verduistering een jaar en drie maanden gevangenisstraf werd ge- eischt. De rechtbank veroordeelde verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden. Wissellooper beroofd. Door bandieten neergeslagen. Onder bedreiging met revolver van ƒ2800.- beroofd. Tusschen Hoensbroek en Heerier- heide is gistermiddag op een stillen weg een wissellooper, zekere H„ van de Twenfcsche Bank te Heerlen door twee mannen overvallen. De wissel looper reed op zijn fiets en werd door een van de mannen van zijn rijwiel getrokken en met een gummistok bloedend aan het hoofd gewond. De andere aanvaller bedreigde hem met een revolver. Zoodoende was H. wel ge dwongen te voldoen aan hun eisch om zijn portefeuille met geld en wissels af te geven. De bandieten gin gen hierna per rijwiel aan den haal. De portefeuille werd later op een stuk land teruggevonden. De wissels en no? twee gulden zaten er nog in; een bedrag van f 2812 echter was verdwe nen. De politie van Hoensbroek heeft de zaak in onderzoek.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 7