Naar de Hollandsche kolonie
Ansnorveld bij Toronto
Prettig leven
en prettig reizen in Canada
Nieuwe Commissaris
der Koningin
Ansnorveld. Nederzetting van Hollandsche groenteboeren bij Toronto (Canada).
Over een paar jaar een
goede kans voor Hollanders
't Ging best met zijn drieën voor in de
twoseater, prachtige wagen, haast zoo mooi
als van Den Haag naar Rotterdam alleen een
beetje smaller, maar door een heel ander
landschap. Lichtgolvend zouden we het kun
nen noemen, alles bebouwd of als weiland
in gebruik maar toch telkens boomen in
groepjes of alleenstaande, waardoor het ge
heel doet denken aan het Parklandschap van
Overijsel of Zuid-Engeland. Maar wat die
beide missen is een van de schoonheden van
Canada en dat is de eschdoorn-soort, die ze
hier Maple-tree noemen en waarvan het blad
in den herfst gloeiend roode en oranje kleu
ren aanneemt, zooals wij die eigenlijk alleen
kennen van den Amerikaanschen eik. Voeg
daarbij het zwavelgeel van de populieren,
het mooie groen van den en spar, het gezoem
van den motor en de guitige oogen van den
dominee en ge begrijpt, dat we het weer best
hadden. Het kostte even moeite om de Hol
landers te vinden, tot daar plots mijn oog
getroffen wordt door een rijtje huizen, alle
maal even groot, o, neen, even klein, alle
maal met hetzelfde dak, allemaal met een
voortuintje, allemaal precies even ver van
elkaar, zoo echt van: bij het,dozijn is het
goedkooper, zóó weggeloopen uit Waddinx-
veen of Zegwaard. En meteen staat er een
groot bord aan den kant van den weg, ver
wijzende naar Holland River Gardens. Een
gezellige zandweg slingert er heen. Al voor
we het dorp bereikt hebben, rijden we door
heele velden selderij, uien en sla, met hier en
daar een bloemperkje. Een paar jaar gele
den was hier nog niets dan drassig land. Nu
twee jaar later hebben de groenten van Hol
land Marsh al een zeer goeden naam op de
markt. De wortelen bijv. blijven een week
lang goed, terwijl die van het hooger liggende
land moestal na een paar dagen slap worden,
aardappelen, bloemkool, sla, selderie, uien enz
geven alle zeer goede oogsten, vooral daar
droogte geen kwaad kan doen, waar de drai-
nagekanalen desnoods zóo voor irrigatie
kunnen worden gebruikt.
Twee jaar geleden bezocht een bekend
Amsterdammer de nederzetting en vond
acht eenzame mannen rondom een koffie
ketel in een schuurtje, dat nu uitstekend
dienst doet als kippenhok. Hij bood hun via
den Consul een radiotoestel aan, maar de
heeren waren wijzer en vroegen in plaats
daarvan een bron voor drinkwater te laten
slaan. Thans loopt een krachtige artesische
welput midden in het dorp, tot groot gerief
van alle bewoners. Eigenlijk mdakte die
bron pas mogelijk, dat ook de vrouwen en
kinderen hier kwamen wonen en dus de ko
lonie veel gezelliger, opgewekter leven heeft.
En het is weer het oude liedje, de zaken gaan
goed, de stemming is opgewekt en, wat meer
zegt,'hier is nog ruimte voor velen. Er wonen
thans een dertigtal Hollandsche gezinnen,
die een goed bestaan vinden op ongeveer
twee Hectare elk, maar er is-zeiler nog ruimte
voor een 500 andere. De vraag is maar hoe
die er kunnen komen, want er git aan het
emigratie-probleem nog een heeleboel vast.
Het lijkt zoo eenvoudig, je neemt een kaartje
en gaat er naar toe, koopt een stuk land en
begint. Ja, maar die eerste jaren totdat ge
zelf geld binnen krijgt voor oogst of andere
producten! Die jaren moeten uitgezongen
kunnen worden en daarom laat het Cana
deesche Gouvernement alleen menschen toe
die na betaalde, overtocht nog f 500 bezit
ten. Die zijn noodig om een bedrijf te begin
nen en naar boerenknechts is helaas op het
oogenblik geen vraag.
Wij treffen helaas den heer Snor niet
thuis, maar vriend Jan Rupke, een der eer
sten, die hier begon, was graag bereid wat
inlichtingen te geven. Een flink planken huis
van vier kamers mag voor den winter wat
frisch lijken, vooral in Canada, maar ook
hier nog ligt het hout zoowat voor het weg
halen in het bosch, zoodat zelfs in den bui
tengewoon strengen winter, die juist voorbij
ging, geen koude werd geleden, althans niet
binnenshuis. Plannen voor verbetering zijn
er natuurlijk altijd. Een dubbele wand voor
het heele huis blijft de eerste wenseh en die
zal wel gauw vervuld worden. Maar er is nu
al ruimte en onderdak voor een flink gezin
en er borrelt wat een groote pan op de kachel
Het kopje koffie brengt ons zoo waar in Hol
land terug. Maar deze menschen zouden er
nooit weer heen willen; het is het oude
liedje. Rondom elk der gezellige huisjes staat
een rijke bloemenweelde, overal rookt de
schoorsteen, overal spelen blonde kinderen.
Hier wordt een vrachtauto geladen met
kratten selderij, daar liggen prachtige groote
uien in lange rijen naast den greppel, waar
uit ze zooeven zijn gerooid; weer elders wor
den mooie, volle kroppen sla gesneden of de
bossen wortelen uitgespoeld in het koffie
bruine water van de ringvaart. Net als bij
ons. En Rupke vertelde ons zoo al wandelen
de. dat hij dacht alles wat van het jaar nieuw
gekocht was van de opbrengst van zijn oogst
te kunnen betalen, dat er dan geld genoeg
zou zijn om de familie den winter over in het I
leven te houden, om in het voorjaar wat
zaaizaad en kunstmest te kunnen bijkoopen
en dan blijft er nog wat reserve over. De prij
zen zijn goed, de groente staat er best voor
en de menschen hopen hun aflossing gemak
kelijk te kunnen betalen. En het zal elk jaar
beter worden omdat ze den grond en het
klimaat en de producten beter leeren ken
nen. En de hoofdreden van zooveel zelfver
trouwen en van het vele dat reeds bereikt
werd, zit in den prachtigen zwarten grond,
die voor dit werk zoo geschikt is en in het
menschenmateriaal, dat dit vak kent en
graag vooruit wil. Dat laatste is de hoofd
zaak en voor dat zelfvertrouwen en dien wil
om te werken staan de Hollanders bekend. IJ
zou dat misschien van mij zoo direct niet ge-
looven, maar lees dan maar eens, wat een
Canadeesch dagbladcorrespondent schreef,
die met den heer Snor een stuk of wat van
zijn Hollanders opzocht.
Het gaat dezen keer over de Hollanders,
die bezuiden Toronto in Hamilton wonen.
Daar zitten reeds jarenlang een honderdvijf
tig gezinnen met een totaal van ongeveer
duizend personen. Velen zijn vruchtkweekers
en er wordt o.a. ook tabak geteeld. Ik vertaal
vrijwel woordelijk uit de Toronto Star
Weekly.
„De meeste Hollandsche boeren, die ik in
bloote voeten in hun schoenen of klompen,
het Hamilton district aantrof, liepen met
want velen blijven hun merkwaardig houten
schoeisel getrouw, ofschoon ze verder uiter
lijk bijna niet te onderscheiden zijn wan een
Canadeeschen landbouwer. Dat houdt de
voeten koel vermoed ik. Maar 'het spaart'ook
slijtage aan kousen. Bedrijvigheid is volgens
den heer Snor, die zelf Hollander is, een
van de karaktertrekken van deze flinke men
schen. Wij kwamen bij een jonge vrouw,
hard aan het werk bij de waschtobbe naast
de voordeur van de boerderij. Ze nam een
blauwgeruite japon stevig onder handen.
Een stevige vrouw, haar armen rood gekleurd
door het dampende water.
„Waarom koop je geen waschmachine?
vroeg de heer Snor. Zij veegde het haar te
rug van het voorhoofd met den rug van een
vochtige hand en schoot in een vroolijken
lach. „O, zoo doen wij het altijd in Holland",
zei ze. „Bovendien zijn waschmachines veel
te duur".
„Ik ben op zoek naar een vrouw voor je
broer", ging de heer Snor voort.
„Waarom vind je geen man voor mij?" en
weer die vroolijke lach.
„Nou jij moet er toch een hebben met tien
duizend dollar?"
„Nee, geen geld Geld brengt geen geluk!"
Een eindje, verder bezoeken wij een vader
en een zoon,, net twee jaar geleden uitgeko
men. De vader, een man van zestig, was druk
bezig de oude verweerde planken van het
huis op te schilderen; helder geel met bruine
randen. De Hollanders schilderen altijd hun
huizen en schuren. Wij praten wat met den
zoon, een kerel van zes voet, blond en lachend
zooals al deze Hollanders. Hij sprak vrij goed
Engelsch in aanmerking nemende dat hij
twee jaar geleden nog nooit een Engelsch
woord gehoord had.
„Hebben jullie een radio?" vroeg ik hem.
„Radio", zei hij, „dat deugt nergens voor,
begrijpen wij toch niet".
„Maar je zou muziek hebben!"
„Wat muziek. Maar ik speel toch orgel!"
en toen kwam er een blijden trek op zijn ge
zicht alsof daarmee alles gezegd was.
„Deze menschen", zei de heer Snor, ,ykoo-
pen geen radio's, piano's of auto's voordat
ze ze contant kunnen betalen. Dus koopen
ze ze gewoonlijk heelemaal niet. In plaats
van auto's gebruiken ze fietsen. Je ziet ze
overal over de wegen en door de velden ped
delen. Ze laten ze zelfs uit Holland komen.
Ik ken er verscheidene, die fietsen hebben
laten overzenden en er flink invoerrecht voor
betaald hebben ook".
Hij .beschreef de Hollandsche kolonisten als
spaarzaam,helder van hoofd, soms wat
norsch, maar met zoo iets als graniet in hun
lijf. Er is een spreekwoord: God maakte de
wereld, maar de Hollanders maakten Hol
land. Zij hebben het aan de zee ontworsteld
en ze hebben het tegen de zee verdedigd. Hun
geheele leven, en hun geschiedenis vormen
één groot gevecht, één strijd om het bestaan
op den bodem, die met zooveel moeite op het
water veroverd is. Eeuwenlange omgang met
dezen bodem heeft hen gemaakt zooals ze
zijn, zuinig, geduldig, eenvoudig wat hun le
vensbehoeften betreft en harde werkers. De
heer Snor vergeleek hen met Schotten ook
wat den godsdienstigen kant betreft. Voor
hen is de kerk het Huis van God. Zij hebben
er geen concerten, geen koren, geen luchtig
heid. Hoe druk het ook op het land is, zelfs
in den hooitijd, nemen ze den tijd om bij
het middagmaal den Bijbel te lezen en te
bidden. Ze zijn verbazend zindelijk van aard.
Ik geloof niet dat 'één Hollander den stal
zal binnengaan om te melken zonder eerst
zijn handen te hebben gewasschen.
Ze laten niets aan het
toeval over.
Het zijn lastige lui om zaken mee te doen,
deze Hollanders, maar hebben ze eenmaal
een belofte gegeven, dan kunt ge ook zeker
zijn dat alles in orde komt. „Een korte be
vestiging van uw kant is genoeg", zei Mr.
Snor. „Ge kunt het contract gerust ver
scheuren, zij zullen zich aan eiken letter
houden." „Een Hollander zal nooit over pech
klagen", ging hij voort, „en hij gelooft ook
niet in gelukkig toeval. Hij maakt zijn plan
nen en als het verkeerd loopt is het zijn eigen
schuld. Hij neemt de dingen zooals ze zijn,
hij is een fatalist, zelfs vaak stoïcijn".
Hij vertelde mij van een Hollander, die hier
een jaar geleden een boerderij gekocht had
en die drie weken later zijn huis, zijn schuren
en al zijn bezittingen zag verbranden, juist na
de geboorte van zijn eerste kind. Dat was ge
noeg om een gewoon mensch te breken. Niets
was verzekerd. Maar het kind was in orde.
Ook zijn vrouw mankeerde niets en de Hol
lander dankte God voor Zijn goedheid. Verder
werd er niet overgepraat. Hij klaagde niet,
maar begon opnieuw.
Na alles wat de heer Snor mij van deze
menschen verteld had, had ik verwacht dat zij
erg hard en streng en dus een beetje zuur
zouden zijn. Ik bezocht met hem een tiental
families en vond hen steeds met een glimlach,
joviaal, haast vroolijk. Behagelijke, gezonde,
krachtige, tevreden menschen. De eerste ech
te Hollander, dien ik zag, was vier jaar oud
en net twee jaar in Canada. Hij stond op een
boerenerf en joeg de kippen weg van de deur
van de graanschuur. Hij droeg een grooten
zonnehoed en was flink bruin. We vroegen
naar zijn vader en moeder.
„Daar ginds in het veld", wuifde hij met
een kleine hand. „Ze steken distel". Hij sprak
vlot Engelsch. Even verder troffen we zijn
jonge ouders. Elk met een schoffel, druk aan
het werk in een veld mais, die hun tot het
middel reikte; samen aan het werk op het
land, wat mij ineens een gevoel gaf van een
heel oude traditie, iets vertrouwelijks, iets
moois, iets historisch en iets heidensch. Het
was een genot om ze daar te zien staan, rus
tende op hun schoffel, lachend, zonder kla
gen, zonder eenige kennis van politiek ge
ploeter, van wereldverdwazing, met bloot
hoofd, luchtig gekleed; de man slank, bruin
verbrand, een athleet in een blauwe boeze
roen; een knappe vrouw, met prachtige tan
den, goed gevuld, krachtig, haar dunne klee-
ren vochtig van het zweet, met bloote beenen
in de hooge schoenen. Zij werkten in loon
dienst voor den Hollandschen boer, die eige
naar was van de boerderij. Ik wou dat ik ze
had kunnen schilderen in hun tevredenheid,
hun eenvoud en hun lach, zoo gemakkelijk
en vrij, zoo door en door gezond naar ziel en
geest en lichaam. Er ging kracht en frisch-
heid van hen uit. Hen te zien en met hen te
praten was als een koele dronk uit een diepe,
heldere bron.
Ruwe Hollanders? Allesbehalve. Ze waren
vlug van begrip, goed van den tongriem ge
sneden, intelligent, beminnelijk, zelfs gra
cieus. Canadeezen van goede familie zouden
u in hun salon niet vrijer en pleizieriger tege
moet komen dan dit eenvoudige mensehen-
paar, dat even rustend op het gereedschap een
praatje maakte.
„Hoe oud is je baby?" vroeg Mr. Snor. „In
April geboren", zei het vrouwtje met een
prettigen glimlach en hier stond ze drie maan
den later weer te werken in het veld.
„Je neemt het leven veel te makkelijk", zei
Mr. Snor. „Je' wordt te dik".
Weer lacht ze vróolijk. „Daarom doe ik hier
een vermageringskuur", zei ze.
„Dit werk doe ik alleen voor de slanke lijn'
en ze gaf een flinken por met den schoffel.
Beiden spraken uitstekend Engelsch. Het
was haast niet te gelooven en toch verzekerde
het knappe vrouwtje, dat ze vroeger nooit an
ders dan Hollandsch gesproken had. Ze had
den veel geleerd van hun Canadeesche buren,
die hun liever waren dan de Hollanders.
„Het is goed", zei ze, „dat wij hier tusschen
Canadeezen leven. „We leeren zooveel van
henl"
Geen sprake van heimwee.
„En hoe bevalt het jullie in Canada?"
„O wij houden al van dit land. We zouden
nooit naar Holland terug willen".
„Ook niet voor een pleizierreisje?"
„O ja, om eens te kijken, graag, maar niet
om te blijven. Hier is ruimte. In Holland is
alles vol. Je hebt er veel te veel buren en hier
heb je van je buren geen last", voegde zij ér
lachend aan toe.
Het verdere gesprek ging over den landbouw,
de oogst, bemesting enz. De man antwoordde,
maar telkens kwam de vrouw er tusschen. Zij
wist precies evenveel van grond en opbrengst,
van gewas en kunstmest als haar echtgenoot.
Dit land was blijkbaar evenzeer haar inte
resse en haar leven als het zijne.
„Jullie hopen naderhand een eigen boerde
rij te hebben?" vroeg ik.
„Ja", was het antwoord, „misschien over
vijf jaar".
,Ja, we hebben zeker vijf jaar noodig om te
leeren" zei de jonge vrouw".
„Alles is hier zoo geheel verschillend van
Holland, het weer, de seizoenen, het werk. En
er is hier zooveel machinaal werk. Het is alle
maal heel anders".
„Zwaarder hier zeker?"
„O nee, gemakkelijker; veel gemakkelijker",
en weer die vroolijke lach.
Nadat we verder waren gegaan, zei de heer
Snor' „Ik geloof niet, dat vijf jaar noodig zijn
om het werk te leeren. Wanneer Hollanders
uitkomen zonder geld moeten ze wel eerst als
boerenknecht gaan dienen, maar ook al heb
ben ze geld, dan raad ik hun toch altijd aan,
eerst bij een Canadeeschen boer te gaan wer
ken om te zien, wat er in het bedrijf omgaat.
Op die manier leeren ze werken voor een an
der".
Brengen deze menschen geld mee?"
,Niet altijd, maar dikwijls wel. Tien of vijf
tienduizend dollar per familie is niets onge
woons en ik heb er wel met zestigduizend ge
had. Maar die vertelde ik net hetzelfde. Werk
eerst bij een boer hier in de buurt. Leer de
omgeving kennen en ook de taal, dan kun je
op je gemak uitzoeken wat je het meeste
lijkt".
We bezochten nog een aantal andere boer
derijen met Hollandsche eigenaar en Hol
landsche meiden en knechts en we vonden
hen allen tevreden, verstandig en harde wer
kers. Nooit klachten. Zij passen in ons land
schap en in het werk of het speciaal voor hen
gemaakt was. Er is een depressie en er zijn
lage prijzen en meer van die narigheden,
maar het is net of deze Hollanders dat niet
merken in hun rustige tevredenheid met de
nieuwe omgeving.
Bij Freeman treffen we een gebrilden jonge
ling, twintig jaar oud, drie jaar in Canada,
maar reeds eigenaar van een boomgaard en
groentekweekerij van twee en een halve
hectare, die hij gekocht had van den man, bij
wien hij eerst twee Jaar gewerkt had. Hij was
zóó druk bezig met behulp van een anderen
Hollandschen jongen, manden met prachtige
tomaten op zijn kleinen vrachtwagen te la
den, dat hij nauwelijks tijd had ons in zijn
vloeiend Engelsch te woord te staan.
De heer Snor vroeg hem of alles ln orde
was.
„Prachtig", zei Piet, terwijl hij twee man-
ZSTERDÏG 15 MEI 1937
den op den wagen zwaaide. „Verleden week
verkocht ik voor 475 dollar sla en nu zijn de
prijzen voor tomaten uitstekend. Het is hier
een fijn land".
En zoo hoor je het overal, maar het succes
ligt zeker voor een groot deel aan de men
schen zelf. Een groote boer vertelde mij, hoe
hij verleden jaar een groot veld bloemkool
had staan. Op een avond loopt hij er langs en
ziet rupsen. Meteen zendt hij een van zijn
jongens naar Toronto om vergif te halen en
jesproeit zijn planten nog denzelfden nacht.
Hij wachtte niet tot den volgenden dag; dat
deden zijn buren en zij verloren al hun bloem
kool. Later verkocht de Hollander voor ruim
500 gulden plantgoed aan zijn buren* die op
nieuw wilden beginnen.
Hier verlaten we den correspondent van de
Toronto Star. En uit alle deelen van Canada,
waar Hollanders gevestigd zijn, zou ik u der
gelijke uitingen kunnen laten lezen. En Ca
nada telt 150.000 inwoners van Hollandsche
afkomst. Er is nog ruimte genoeg, in de
groentevelden en op de graanprairie en er zijn
nog onmetelijke wildernissen in het Noorden,
waar pionierswerk nog precies hetzelfde be-
teekent als dertig jaar terug en waar o.a. de
transportmoeilijkheden haast onoverkomelijk
zijn. Op het oogenblik is emigratie naar Ca
nada alleen mogelijk voor landbouwers met
praktijk en met geld en voor deze geldt nog
steeds de raad, die hun overal gegeven wordt:
Eerst in loondienst bij een ander om het zoo
vreemde vak te leeren of, als het jonge kerels
zijn eerst naar een landbouwschool in Canada.
De eerste twee jaar is er nog geen kans, dat
boerenknechts zonder kapitaal hi Canada zul
len worden toegelaten, maar mochten straks
die toestanden weer veranderen, dan zal dit
gauw genoeg blijken uit oproepingen in de
pers, uitgaande van de Spoorweg Maatschap
pijen, die belang hebben bij verdere ontgin
ning van het gebied waardoor hun lijnen loo-
pen en misschien ook door de stichting .Band
verhuizing Nederland", die paraat zal staan,
zoodra de Canadeesche regeering weer vraagt
om Hollandsche boeren en Hollandsch werk
volk uit te zenden. Maar die uitnoodiging
moet worden afgewacht en ik herhaal het,
dat zal zeker nog twee jaar duren. Maar dan
maken de Hollanders ook een goede kans. Ze
staan er uitstekend bekend en slagen bijna
allen, vooral ook omdat door bovengenoemde
stichting nauwkeurig wordt toegezien, dat
ieder, die door haar wordt uitgezonden, wordt
geplaatst voor werk, dat voor hem geschikt is.
Er is ruimte in Canada en het is een land met
prettige ruim denkende menschen, daarom is
het er prettig leven en prettig reizen. Dat is
het einderesultaat van mijn reis door Canada.
Dr. VAN DER SLEEN.
in Groningen
Mr. J. Linthorst Homan
zal worden benoemd
Als voorzitter der K.N.A.C.
zal hij aftreden
In de Staatscourant zal heden een
Koninklijk Besluit worden opgenomen
houdende benoeming met ingang van
1 Juni van mr. J. Linthorst Homan,
burgemeester van Vledder, tot com
missaris der Koningin in Groningen.
Mr. Linthorst Homan is in 1903 te Assen
geboren. Zijn vader was commissaris der Ko
ningin in Drente, welke functie eveneens door
zijn grootvader is bekleed. In 1926 werd hij te
Leiden mr. in de rechten, waarna hij zich als
advocaat te Assen vestigde. In die gemeente
oefende hij de advocatuur uit tot 1932, in
welk jaar hij benoemd werd tot burgemeester
van Vledder.
In 1934 promoveerde mr. Linthorst Homan
te Leiden tot. doctor in de rechtsgeleerdheid
op proefschrift: „Het ontstaan der gemeen
ten in Drente".
Mr. Linthorst Homan, die de liberale begin
selen is toegedaan, werd in 1935 voor den
Vrijheidsbond gekozen tot lid der Staten van
Drente. Thans is hij voor den Vrijheidsbond
candidaat voor de Tweede Kamer. In ge
noemde partij bekleedt hij ook een bestuurs
functie.
De heer Linthorst Homan heeft zich veel
bewogen op het gebied van vreemdelingen
verkeer. Hij richtte indertijd in Drente de
Provinciale Vereeniging voor Vreemdelingen
verkeer op en is daar nog voorzitter van. Ook
is hij lid van het dagelijksch bestuur van de
A. N. V. V.
In 1931 werd hij in het bestuur van de K.
N. A. C. gekozen, van welk lichaam hij sinds
1934 het voorzitterschap bekleedt.
Het ligt in het voornemen van den nieuwen
Commissaris om deze laatste functie neer te
leggen.
Zes jaar wegens doodslag geëischt.
Op 4 Maart j.l. is bij een twist te Groede
de landarbeider v. d. Wege door den 36-jari-
gen landbouwer F, J. G. met een revolver
schot gedood. Uit het verhoor bleek, dat er
een ernstige veete bestond tusschen verdachte
en den landbouwer Dujardyn, bij wien het
slachtoffer in dienst was. Toen G. op den be-
wusten middag D. en zijn knecht ontmoette
zou laatstgenoemde, daartoe door zijn pa
troon aangezet, G. met een stok tegemoet zijn
gekomen. Toen G. zag dat D. met een schop
gewapend was, heeft hij een revolver getrok
ken en daarmee op den arbeider geschoten,
die doodelijk werd gewond.
De Officier van Justitie van de Middelburg-
sche rechtbank eischte zes jaar gevangenis
straf.
Een mooie tarweoogst op vroegere prairie in Alberta.
Interlocaal telefoonverkeer breidt
zich sterk uit.
Het aantal in Maart 1.1. afgewikkelde in
terlocals telefoongesprekken bedroeg 4.000.592
of 153.866 per werkdag tegen 3.097.100 resp.
119.119 in de overeenkomstige maand van het
vorige jaar. Dit komt neer op een stijging
van 29.2 procent. De toeneming bij vergelij
king van de overeenkomstige perioden van
'935 op 1936 bedroeg 11.4 procent, die van
1934 op 1935 7,8. Uit deze cijfers blijkt wel
zeer duidelijk de versnelde groei van het in
terlocaal telefoonverkeer.
Van 't interlocaal verkeer werd in genoem
de periode 24.4 procent automatisch afgewik
keld. Dit aantal bedroeg een jaar geleden
10.9 procent en in 1935 nog slechts 5.2 procent.
Het gezamenlijk solliciteeren te
Schiedam.
Geen ongeoorloofd optreden der
politie?
Minister antwoordt op vragen van den
heer Drop.
Men zal zich herinneren dat begin April
de politie bij een gezamenlijk solliciteeren
te Schiedam voor den ingang van een der
werven tenslotte hardhandig de demonstree-
rende werklóoze kantoorbedienden heeft ver
spreid, waarover de heer Drop aan den mi-
nistér van Justitie vragen heeft gestéld.
Minister Van Schaik geeft thans de volgende
lezing over het gebeurde:
„In den namiddag' van 8 April 1937 heeft
een groep van 250 a 300 personen zich de
monstratief begeven naar de hoofdingang van
een der scheepswerven te Schiedam. Zij ver
sperden aldaar op den openbaren weg den
uitgang van de werf. In verband met het
binnen eenige minuten te verwachten ver
laten van de terreinen van de werf door het
personeel (eenige duizenden) dreigde stoor
nis van het verkeer en ordeverstoring. Op
grond hiervan heeft de commissaris van politie
met gebruikmaking van de door de plaatse
lijke verordening geschonken bevoegdheid,
aan de demonstranten het bevel doen geven
zich onverwijld te verwijderen. Dit bevel is
duidelijk hootfbaar gegeven en werd door het
meerendeel der aanwezigen opgevolgd. Eeni-
gen verwijderden zich evenwel niet, terwijl
in een groep der demonstranten werd geroe
pen „staan blijven". Met het doel ook de wei-
gerachtigen snel te verspreiden, is toen met
kracht opgetreden.
De minister ziet voorshands geen bijzon
dere aanleiding om de rapporten betreffende
de hierboven beschreven gebeurtenis ter ken
nis van de Staten-Generaal te brengen. Daar
gelaten of, achteraf gezien, ondanks de uit
de groep van demonstranten geroepen aan
sporing om aan het gegeven bevel niet te
voldoen, niet ook een minder krachtige maat
regel op zijn plaats zou zijn geweest, en ef
fect zou hebben gehad, kan van een onge
motiveerd of ongeoorloofd optreden naar zijn
meening niet worden gesproken".
Oud-burgemeester van Borsselen
veroordeeld.
De Middelburgsche rechtbank heeft uit
spraak gedaan in de zaak tegen den oud-bur
gemeester van Borsselen, den 37-jarigen H. C.
R„ tegen wien als verdacht van valschheid
in geschrifte en verduistering een jaar en
drie maanden gevangenisstraf werd ge-
eischt. De rechtbank veroordeelde verdachte
tot een gevangenisstraf van zes maanden.
Wissellooper beroofd.
Door bandieten neergeslagen.
Onder bedreiging met revolver van ƒ2800.-
beroofd.
Tusschen Hoensbroek en Heerier-
heide is gistermiddag op een stillen
weg een wissellooper, zekere H„ van
de Twenfcsche Bank te Heerlen door
twee mannen overvallen. De wissel
looper reed op zijn fiets en werd door
een van de mannen van zijn rijwiel
getrokken en met een gummistok
bloedend aan het hoofd gewond. De
andere aanvaller bedreigde hem met
een revolver. Zoodoende was H. wel ge
dwongen te voldoen aan hun eisch
om zijn portefeuille met geld en
wissels af te geven. De bandieten gin
gen hierna per rijwiel aan den haal.
De portefeuille werd later op een stuk
land teruggevonden. De wissels en
no? twee gulden zaten er nog in; een
bedrag van f 2812 echter was verdwe
nen. De politie van Hoensbroek heeft
de zaak in onderzoek.