Samenwerking, geen blokvorming.
Grooter uitvoer naar Duitschland.
Oslo-overeenkomst is:
Lichting 1938 telt
25917 man.
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
Rente-transfer met
Duitschland.
Nieuwe reisovereenkomst
met Duitschland.
WOENSDAG 2 JUNI 1937
Ieder land boekt winst en verlies.
In najaar nieuwe besprekingen.
Tekst van het verdrag volledig
gepubliceerd.
De tekst van de op 28 Mei j.l. te 's'-Graven-
hage gesloten overeenkomst tusschen de ver
tegenwoordigers der Oslo-Staten is thans ge
publiceerd. De overeenkomst bestaat uit l'O
artikelen, waaraan twee protocollen zijn toe
gevoegd resp. inhoudende, dat de bepalingen
der overeenkomst voorloopig met ingang van
1 Juli 1937 in werking treden en een verkla
ring, dat de overeenkomst moet worden be
schouwd als een eerste schrede op den weg
naar vermindering der handelsbelemme
ringen en dat de beoogde samenwerking te
vruchtbaarder zal zijn naarmate andere mo
gendheden er zich bij aan zullen sluiten.
Dinsdagmiddag is in een persconferentie
op het departement van buitenlandsche za
ken door den directeur-generaal van Handel
en Nijverheid, die de leiding heeft gehad van
de onderhandelingen der Oslo-Staten, een
toelichting op de overeenkomst gegeven.
Dr. Hirschfeld wees erop, dat de
tekst der overeenkomst met bijbehoo-
rende protocollen in zijn geheel is ge
publiceerd. Geen enkel onderdeel ervan
wordt als geheim of vertrouwelijk be
schouwd. Welbewust heeft men deze
volledige publiciteit gekozen, omdat
de deelnemende regeeringen, n.l. die
van België, Luxemburg, Denemarken,
Zweden, Noorwegen, Finland en Ne
derland, van meening waren, dat van
plurilateral overeenkomsten tot ver
mindering der handelsbelemmeringen
de heele wereld moet kunnen kennis
nemen en de consekwenties eruit
moet kunnen trekken.
Ongelijke grootheden.
Het was niet gemakkelijk, om tot overeen
stemming te komen, aangezien de. deelnemen
de staten een zeer uiteenloopende handels
politiek volgen en ieder op eigen wijze gedu
rende de crisisjaren zijn economische belan
gen heeft trachten te beschermen. Nederland,
België en Luxemburg pasten het contingen-
teeringssysteem toe, Denemarken maakte ge
bruik van een vrij streng deviezenstelsel, en
Noorwegen, Zweden en Finland beschermden
zich met behulp van tarieven. Bij het doen
van wederzijdsche concessies stond men der
halve voor de moeilijke taak, dat onvergelijk
bare grootheden tegen elkaar afgewogen
moesten worden.
De wederzij dsche concessies zijn neergelegd
In de eerste twee artikelen van het verdrag.
In art. 1 zeggen Nederland, België en Luxem
burg toe een reeks van artikelen, opgesomd
in de aan het verdrag toegevoegde lijst a, on
gelimiteerd toe te laten voor zoover zij tot nog
toe aan een contingenteeringssysteem zijn
onderworpen, terwijl de in de lijst opgenomen
artikelen, die niet aan con tingen teering on
derhevig zijn, in de toekomst ook vrij in elke
hoeveelheid ingevoerd kunnen worden. Prac-
tisch worden dus voor de bij de conventie aan
gesloten staten de contingenteeringen buiten
werking gesteld.
In art. 2 verplichten de regeeringen van
Noorwegen, Zweden, Denemarken, Finland en
Nederland voor Nederlandsch-Indië zich, de
bestaande invoerrechten op een in lijst b. op
genomen reeks artikelen niet te verhoogen
en geen initiatief te nemen tot heffing van
nieuwe tarieven of bijzondere rechten, noch
aan den invoer van deze artikelen eenige
kwantitatieve beperking op te leggen.
Consequenties t. a. v. de
meestbegunstiging.
Op de vraag, welke consequenties
deze concessies hadden voor de deel
nemende landen, die met andere lan
den handelsverdragen met meestbe-
gunstigingsclausules hadden gesloten,
antwoordde dr. Hirschfeld, dat men
een onderscheid dient te maken tus
schen meestbegunstiging voor tarie
ven en meestbegunstiging op ander
gebied.
Op het gebied der tarieven hadden de.
meeste landen een volledig systeèm van
meestbegunstiging. Indien bestaande tarieven
worden gefixeerd, zooals thans de Scandina
vische landen doen, dan geldt dat meestal
ook voor alle landen, waarmee verdragen met
meestbegunstigingsclausules zijn gesloten.
Het voornaamste land, waarmee de Scandi
navische staten dit hebben gedaan, is Enge
land, dat tegen den inhoud van de overeen
komst tusschen de Oslo-staten nooit dezelfde
bezwaren kan opperen als tegen het verdrag
van Ouchy, dat de daarin neergelegde tarief
verlagingen niet toekende aan niet-deelne-
mers aan het verdrag.
Over de toepassing van de meestbegunsti
ging door landen, die het contingenteerings-
stelsel toepassen wordt in de overeenkomst
niet gesproken. Nederland zelf zal hebben uit
te maken welke concessies het op contingen-
teeringsgebied wil toestaan aan staten, die
geen deel uitmaken van de Oslo-groepen. Dat
is geheel afhankelijk van de handelsverhou
dingen, waarin men tot het betrokken land
staat, en van de afspraken, die ermee zijn
gemaakt.
Voor- en nadeelen.
Een overeenkomst, die op weder
zij dsche concessies berust, biedt aan
de deelnemenden vanzelfsprekend
zoowel voor- als nadeelen. Door het
opheffen der contingenteeringen doen
Nederland en België concessies van
zeer positieve beteekenis, doch daar
tegenover staan ook zeer positieve
voordeelen. Zoo ontstaat in België
voor Nederland een vrije markt voor
belangrijke producten als stroocarton,
dat tot nog toe zwaar geco^oingen-
teerd was, en verder o.a. zout,
meubelen en koloniale waren. Door
de consolidatie der tarieven in de
Scandinavische landen verdwijnen
vóór den Nederlandschen handel ver
schillende risico-factoren.
Daartegenover doet Nederland ook
concessies, o.a. door de opheffing der
contingenteering van papier, over
leden schoenen enz. aan de aan de
overeenkomst deelnemende landen.
Verdere economische
samenwerking
Art. 3 geeft uitdrukking aan de bedoeling
der deelnemende staten, door bilaterale ver
dragen de overeengekomen maatregelen aan
te vullen en uit te breiden, tot verdere ver
ruiming der onderlinge handelsbetrekkingen.
In dit verband kan eraan herinnerd worden,
dat Nederland reeds verleden jaar een over
eenkomst heeft getroffen met Noorwegen en
Zweden en in den vorigen zomer met Finland.
Met België zijn onderhandelingen gaande
over veimieuwing van de onlangs afgeloou°n.
doch tijdelijk verlengde bilaterale ove-
komst, térwijl met Denemarken nieuwe
sprekingen geopend zijn om te kome
oplossing van enkele bestaande moeilijkh
De in art. 4 opgenomen toezegging, elk- a
mededeeling te doen van nieuw in te stellen
handelsbelemmeringen, is soepel gehouden
en minder stringent dan een soortgelijke be
paling in de overeenkomst van Oslo van 1931,
toen deze verplichting zich trouwens alleen
beperkte tot tariefverhoogingen, terwijl thans
ook andere handelsbelemmeringen eronder
vallen.
Art. 5 voorziet in het onderzoeken van de
mogelijkheid van samenwerking ter voorko
ming van abnormale concurrentie in den bui-
tenlandschen handel en bij aarbesteding van
belangrijke werken. Men heeft hierbij o.a. ge
dacht aan de mogelijkheid van dumping, al
hoewel dat in het verdrag niet met name ge
noemd wordt. Aangezien het hier een kwestie
betreft, die grondig bestudeerd moet worden
alvorens men maatregelen op dit gebied kan
nemen geeft dit artikel in de eerste plaats
uiting aan den wensch der deelnemende sta
ten, ook hieromtrent door samenwerking tot
een oplossing te komen.
Artikel 6 opent de mogelijkheid voor andere
staten dan die der z.g. Oslo-groepen om tot
het. verdrag toe te treden. Tot nog toe is geen
besluit genomen om een actie te voeren, ten
einde anderen tot toetreding uit'te noodigen.
Het verdrag dat pas na uitwisseling der ra
tificatie-oorkonden definitief in werking
treedt, zal per 1 Juni a.s. tijdelijk van kracht
worden.
In het toegevoegde protocol spreken de
deelnemende regeeringen zich uit, het streven
naar economische samenwerking ook in de
toekomst voort te zetten. In dit verband is be
sloten, dat in October a.s. de vertegenwoor
digers der Oslo-staten wederom bijeen zullen
komen, op verzoek der Deensche regeering
dan te Oslo. De agenda voor deze bijeenkomst
is nog niet vastgesteld.
komst richt zich tegen niets en is in
tegendeel de uitdrukking van den
wensch, tot gezonde economische
verhoudingen te komen.Zij heeft willen
documenteerén dat goede samenwer
king op dit gebied tusschen een aan
tal landen mogelijk is.
Veel hangt er van af, hoe deze. overeenkomst
door de belanghebbenden zal worden opgevat
en of zij als een positieve bijdrage tot verrui
ming van het internationale, handelsverkeer
kan worden beschouwd. Pas wanneer de deel
nemende landen de wereld de resultaten hun
ner vruchtbare samenwerking, kunnen laten
zien, kunnen zij zich met succes tot anderen
wenden.
Er zullen natuurlijk altijd enkele groepen
zijn, die onvoldaan blijven. Ook zij behoe
ven den toestand echter niet somber in te
zien. De overeenkomst is gesloten in een pe
riode, waarin reeds eenig herstel van het in
ternationale ruilverkeer valt te constateeren.
In vele landen is de conjunctuur reeds merk
baar verbeterd. Daarom was er voor de regee
ringen der Oslo-staten alle reden om ernstig
te onderzoeken, in "hoeverre het internatio
nale ruilverkeer van zijn banden kan worden
bevrijd.
Dinsdag is uitgegeven Staatsblad
no. 582, besluit van 20 Mei 1937, hou
dende vaststelling van het contingent
gewone dienstplichtigen der lichting
1938, Dit contingent bedraagt 25917
man, waarvan er 850 worden bestemd
voor de zeemacht.
MEISJE NA EEN ONGELUK MET EEN LIFT
OVERLEDEN.
Dinsdagmiddag omstreeks kwart voor 1 is in
de meel- en broodfabriek der NV. B. Hus, aan
de Jac. Catsstraat te 's-Gravenhage, een 14-
jarig meisje, J. S. geheeten, met het hoofd tus
schen een automatische lift bekneld geraakt.
In zeer zorgwekkenden toestand is het
slachtoffer door den gem. geneeskundigen
dienst naar het ziekenhuis aan den Zuidwal
vervoerd, waar het korten tijd later is over
leden.
Met ingang van het derde kwartaal.
Toestand begin 1935
weer terug?
Geen blokvorming.
Men heeft in den laatsten tijd met
betrekking tot de Oslo-staten wel
eens hooren spreken over 't Oslo-blok.
Er is hier echter geen sprake van
eenige blokvorming, die bijna altijd
den indruk wekt, tegen iets of iemand
te zijn gericht. De gesloten overeen-
Gewijzigde clearingpositie oorzaak
van verbetering.
De Nederlandsche en de Duitsche
regeeringscommissies hebben haar
gebruikelijke driemaandelijksche be
spreking deze maal in Den Haag ge
houden. Deze bespreking was in hoofd
zaak gewijd aan den stand van de
Nederlandsch-Duitsche clearing. In
verband met den toegenomen invoer
uit Duitschland, tengevolge waarvan
de stand van de Nederlandsch-Duit
sche clearing aanzienlijk verbeterde,
is het mogelijk gebleken overeen
stemming te bereiken over een be
langrijke vermeerdering van den uit
voer van goederen van Nederland
en de Nederlandsche overzeesche
gewesten naar Duitschland. Deze
vermeerdering werd vastgesteld voor
het derde kwartaal van dit jaar. Na
dere bijzonderheden zullen, zoodra
deze zijn uitgewerkt, ter kennis van
de daarbij betrokkenen worden ge-
gebracht.
De exportvermeerdering voor het
derde kwartaal van 1937 zal meer be
dragen dan het gedeelte van de 14
pet. van het gereserveerde overschot
op de clearing, dat volgens sommi
gen voor vergrooting van het export
contingent beschikbaar gesteld had
kunnen worden. Zooals uit het be
richt zelf blijkt, is deze gunstige om
standigheid aan twee factoren te
danken, nl. aan de vermindering van
den achterstand op de clearing en de
toegenomen stortingen in Neder
land als gevolg van den sedert Maart
belangrijk gestegen invoer uit
Duitschland naar Nederland.
De vermeerderde Nederlandsche
uitvoer naar Duitschland in het der
de kwartaal 1937 geldt zoowel voor
industrieele en landbouwproducten
als voor koloniale artikelen.
De uitvoermogelijkheden naar Duitsch
land daalden in 1935 voortdurend door den
oploopenden clearingachterstand. Het beta-
lingscontingent moest van kwartaal tot
kwartaal verlaagd worden en bereikte in het
tweede kwartaal van 1936 een niveau, dat
drie kwartalen lang werd vastgehouden. Bij
de devaluatie van den gulden was een nieu
we verlaging noodig, die echter zoodanig was,
dat het beschikbare bedrag in guldens uit
gedrukt, onveranderd bleef. In het tweede
kwartaal van 1937 kon het betalingscontin
gent voor de eerste maal verhoogd worden
en kwam zelfs nog een extra bedrag be
schikbaar. Het derde kwartaal, dat per 1
Juli a.s. begint, opent nieuwe uitvoermoge-
lijkheden, welker niveau ongeveer te ver
gelijken is met de uitvoermogelijkheden
naar Duitschland in het begin van 1935.
DE MAASBRUG BIJ RAVENSTEIN.
Bij de openbare aanbesteding van bestek
no. 1705 s.s. betreffende het' maken van grond
werken met bijkomende werken ten behoeve
van de vernieuwing van de spoorbrug over de
rivier de Maas te Ravestein bij K.M. 51.000
van den spoorweg van Tilburg naar Nijmegen,
waren ingekomen 15 biljetten.
De raming bedroeg f 16.500, laagste inschrij
ver was, J. Beenen te Haarlem voor f 15.000.
De Groote Markt te Haarlem.
Teekening in kleuren door Jan
de Beyer (uit den atlas-Hoog).
Zooals de kunstenaar jan de Beyer precies
in het midden der achttiende eeuw de tee-
kening is uit 1746 onze Groote Markt in
beeld bracht, maakt dat plein wel een indruk
van groote ruimte en doet in zijn nog prach
tig samenhangende en ongebroken architec
tuur geheel de functie herleven, waarvoor in
de machtige steden van Holland en Vlaan
deren de marktplaats bestemd schijnt: plaats
van samenkomst der burgers en omwonenden
om hun goederen te verhandelen, plaats van
vergadering in de open lucht tevens, waar
men de menigte bereiken kon, als er wat. bij
zonders te vertellen of te bespreken was. Dooi
de fraaie omslotenheid van de ruimte, die
niets geforceerds had en op natuurlijke wijze
gegroeid schijnt, komen de voornaamste
bouwsels, die voor het stadsleven van de
grootste beteekenis waren, ook 't best tot hun
recht: Stadhuis en Vleeschhal zijn de steun
punten onzer aandacht, waartusschen en
waarnaast de als kantwerk zoo bewegelijke
gevelteekening der andere huizen niet stoort
maar steunt, en stemt tot. rustige bewondering
voor een samenklank die, bij zooveel variatie
toch zoo groote karaktereenheid belijdt. Het
is op De Beyer's teekening een plein, dat voor
de Markten van Brussel en Brugge niet onder
wil doen. De tijd van De Beyer was nog juist
in de gelegenheid die schoonheid van den
voortijd ongeschonden te bewaren, het begin
en het midden der negentiende eeuw zou
noodzakelijke herstelling op kleinburgerlijke
bekrompen en slaperige wijs ten uitvoer
brengen en onze eigen tijd met een respect-
looze activiteit, zijn neiging naar „bussiness"
voor alles, doorzetten. Het is een fatum,
waaraan niet te ontkomen is en waarbij men
zich heeft neer te leggen.
Het is een merkwaardig uitvoerige teeke
ning, deze Jan de Beyer. Alle keisteentjes op
het plein zijn zorgvuldig geinventariseerd en
tot aan den ingang van de Koningstraat, kan
men ergens bij de monding van de Smede-
straat staande, de luifels, de profileering van
deuren en vensters nauwkeurig volgen.
Geen ornamenteering van het Stadhuis op
den achtergrond schijnt veronachtzaamd,
geen détail aan de kroonlijst vergeten. Het is
als een kostbaar miniatuurportret van een
overweldigend rijk stadsbeeld en tochook
in de teekening, met stille kleuren ingevuld,
is de gave eenheid bewaard, die het tot een
kunstwerk stempelt; ze is tot een vertolkte
emotie geworden en niet slechts een inventa
ris van architectuur.
De aquarellen en teekeningen van onzen
artist zijn zeer gezocht. In de meeste verza
melingen van het rijk, van gemeenten en par
ticulieren, wijst men ze den bezoekt- met
trots. Juist als topographisehe, stede\yor~
tretteerende, teekeningen hebben ze groote
.'-A.,.;
- VAgtH
t.
A
A';
-
V?:
r
fjj
Ff fÊÈÏ-ë
De Groote Markt te Haarlem in 1746 door J. de Beyer.
waarde door zijn nauwkeurigheid, terwijl-
doordat hij kunstenaar tevens is ook
de schoonheidswaarde van zijn werk niet
over het hoofd gezien kan worden. Veel heeft
De Beyer van Haarlem en omgeving gemaakt,
doch een Haarlemmer was hij niet.
Hij is in één der eerste jaren van de acht
tiende eeuw, 1705 of 1706, in Aarau in Zwit
serland geboren maar komt wel heel jong
reeds naar Amsterdam. Van Gooi vertelt dat
hij toen uit Vierlingbeek kwam, misschien
heeft hij dus, vóór Amsterdam, nog eerder in
ons land gewoond, In de hoofdstad wordt hij
in ieder geval leerling van Cornells Pronk,
ook al een bekende figuur in onze achttiende
eeuwsche kunst en eveneens door zijn topo
graphisehe teekeningen vermaard. De Beyer
brengt het spoedig verder dan zijn baas, hoe
wel daarin natuurlijk altijd verschil in appre
ciatie mogelijk is. Iemand als Immerzeel bij
voorbeeld, schrijft drie kwart eeuw later over
De Beyer, dat „diens teekeningen niet vrij
van stijfheid" zijn, hetgeen in zijn mond al
een vrij ernstige gereserveerdheid der waar
deering beduidt. In ieder geval nam de Beyer
zijn kunst serieus op en ging zelfs, toen hij
al over de veertig was, nog schilderles nemen
bij den beroemden Quinkhard, over wien wij
vroeger al eens gesproken hebben bij de re
productie van een schilderij door hem, in het
Frans Halsmuseum.
Waar De Beyer's teekeningen zoo betrouw
baar waren wat de plaatselijke voorstelling
betreft, spreekt het vanzelf, dat uitgevers en
graveurs er gaarne gebruik van maakten
voor prenten in boeken, die verschillende
streken van ons land verheerlijkten en die
in de oude tijden zoo een beetje de rol van
onze ansichtkaarten vervulden. Bekende gra
veurs als Spilman en Van Liender werkten
bijvoorbeeld naar De Beyer's teekeningen.
Toen, evenals tegenwoordig was het voor
kunstenaars die het tot een zekere reputatie
gebracht hadden, een gebruikelijke bron van
inkomsten aan anderen les te geven. Zoo
heeft ook De Beyer in Amsterdam zijn „Aka-
demie" gehad. Het onderwijs zal daar wel
wat schoolscher en eenvoudiger geweest zijn
dan wat op de diverse „academies" in het Pa
rijs van onze dagen door vooraanstaande jon
geren aan kunstbegeerige Amerikanen, Scaig-
dinaviërs, Australiërs etc. gegeven'wordt. De
journalist Charansol, die kort geleden den en-
vofue zijnden schilder Dunoyer de Segonzac
interviewde, herinnerde er bij die gelegen
heid zijn slachtoffer aan, dat ook deze in
dertijd zijn atelier of académie had gehad
„Jawel" zei De Segonzac „ik heb samen
met Metzmger een atelier bestuurd in een
académie op Montparnasse. Daar kwamen
alleen buitenlanders en wie er les gaf moest
met een tolk werken. Door dien tolk liet op
een keer een Scandinavische dame, die schil
derijen in pointillé-manier maakte, mij vra
gen of ze nu niet binnenkort zóó ver zou zijn,
dat ze met het cubisme beginnen kon. Van
dat oogenblik af was ik vast besloten het les
geven er aan te geven".
Van pointillé en cubisme zullen de leer
lingen van De Beyer nog geen last gehad
hebben. Maar toch gaf ook deze er na eenige
jaren de brui aan, sloot zijn akademie en ging
rustig in de buurt van Kleef wonen, dat toen
al, evenals later voor Koekkoek cs. het
Mekka der landschap-schilders schijnt ge
weest te zijn. Hij is daar, in de buurt van
Kleef, in 1768 heel rustig gestorven.
J, H. DE BOIS.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlems Dagblad van 1887
2 Juni
Naar men verneemt zijn eenige
Amsterdamsche „kellners" voornemens
bij het gemeentebestuur een adres in te
dienen, waarin zij maatregelen verzoe
ken tegen het toenemend gebruik van
„kellnerinnen" in koffiehuizen, waar
door zij zich m hun bedrijf belangrijk
benadeeld achten.
Nieuwe overeenkomst geteekend»
Kortere wachttijd; regeling verder
vrijwel ongewijzigd.
Sinds Mei zijn te 's-Gravenhage
tusschen een Nederlandsche en een
Duitsche commissie onderhandelingen
gevoerd over het rentetransfer van
Duitschland naar Nederland.
Deze onderhandelingen hebben op 1
Juni tot onderteekening van een
nieuwe overeenkomst geleid. Deze
overeenkomst zal van kracht zijn van
1 Juli 1937 tot 30 Juni 1938.
De transfer-regeling is in hoofd
zaak onveranderd gebleven.
Bij deze overeenkomst zijn ook
maatregelen getroffen, ten einde den
wachttermijn, die geldt bij de trans
ferbetalingen, geleidelijk in te loopen.
Details, betrekking hebbend op de
uitvoeringsmaatregelen, zullen nog
nader worden gepubliceerd.
Jlir. Van Karnebeek terug in
Den Haag.
Het hoofd van de Nederlandsche handels-
missie, naar Zuid-Amerika, jhr. mr. dr. H. A.
van Karnebeek is Dinsdagavond om 8 uur 43
met den trein uit Parijs in den Haag aange
komen. Ter begroeting van den heer van Kar
nebeek waren behalve enkele zijner familie
leden, onder wie zijn drie zoons, op het per
ron van het station Hollandsche Spoor o.m.
aanwezig; mr. A. van Kleffens, als vertegen
woordiger van den minister van handel en de
Argentijnsche gezant, de heer Llobet.
Weinig verschil met oude regeling.
Grooter vreemdelingenbezoek
uit Duitschland?
Naar wij vernemen, werd op 1 Jan!
te 's-Gravenhage onderteekend een
nieuwe regeling betreffende het rei
zigersverkeer van Duitschland naar
Nederland.
Deze regeling wijkt slechts op enkele
onderdeelen af van de tot dusver gel
dende regeling. Zij treedt op 15 Juni
a.s. in werking.
De nieuwe overeenkomst beteekent een
gunstiger regeling voor Nederland. Reeds ge-
ruimen tijd hebben de in Duitschland wonen
de Nederlandsche staatsburgers aandrang uit
geoefend, dat het him toekomende contingent
verhoogd zou worden. Men is daar thans in
geslaagd zoodat een grooter aantal in
Duitschland wonende Nederlanders in de toe
komst op gemakkelijker wijze familiebezoe
ken in Nederland kan maken of er een deel.
van hun vacantie kan doorbrengen.
Van belang is ook de regeling, waar
door Duitschers, die een bezoek aan
Nederland willen brengen, waarvoor
zij vroeger een bedrag van 500 mark
mochten meenemen, thans wederom
een bedrag mogen meenemen, dat uit
gedrukt in Nederlandsch geld een
waarde vertegenwoordigt van circa
f 300. Men mag verwachten, dat daar
door het vreemdelingenbezoek aan
Nederland ook uit Duitschland weer
zal toenemen.
De lieer Schouten bij Dr. Colijn.
De heer J. A. Schouten, voorzitter
van de A.R. Tweede Kamerfractie
heeft Dinsdag in verband met de Ka
binetsformatie tweemaal een conferen
tie gehad met dr. H. Oolijn.
Jongen onder met een paard
bespannen wagen gedood.
Bij het omslaan van een straathoek tegen
het paard gereden.
De 10-jarige zoon van den arbeider Helthuis
te Oldenzaal kwam Dinsdag, toen hij per rij
wiel den hoek van de Huurnestraat en de
Bloemstraat te Oldenzaal omsloeg, in botsing
met een paard, dat gespannen was voor een
met kolen geladen wagen. De jongen werd
tegen den grond gesmakt en kwam onder het
voertuig terecht. De voerman trachtte het
paard tot stilstand te brengen. Hij kon even
wel niet verhinderen, dat de wielen den knaap
over het hoofd gingen. De jongen is kort na
het ongeluk overleden.