Samenwerking, geen blokvorming. Grooter uitvoer naar Duitschland. Oslo-overeenkomst is: Lichting 1938 telt 25917 man. Kunst in Haarlem en daarbuiten. Rente-transfer met Duitschland. Nieuwe reisovereenkomst met Duitschland. WOENSDAG 2 JUNI 1937 Ieder land boekt winst en verlies. In najaar nieuwe besprekingen. Tekst van het verdrag volledig gepubliceerd. De tekst van de op 28 Mei j.l. te 's'-Graven- hage gesloten overeenkomst tusschen de ver tegenwoordigers der Oslo-Staten is thans ge publiceerd. De overeenkomst bestaat uit l'O artikelen, waaraan twee protocollen zijn toe gevoegd resp. inhoudende, dat de bepalingen der overeenkomst voorloopig met ingang van 1 Juli 1937 in werking treden en een verkla ring, dat de overeenkomst moet worden be schouwd als een eerste schrede op den weg naar vermindering der handelsbelemme ringen en dat de beoogde samenwerking te vruchtbaarder zal zijn naarmate andere mo gendheden er zich bij aan zullen sluiten. Dinsdagmiddag is in een persconferentie op het departement van buitenlandsche za ken door den directeur-generaal van Handel en Nijverheid, die de leiding heeft gehad van de onderhandelingen der Oslo-Staten, een toelichting op de overeenkomst gegeven. Dr. Hirschfeld wees erop, dat de tekst der overeenkomst met bijbehoo- rende protocollen in zijn geheel is ge publiceerd. Geen enkel onderdeel ervan wordt als geheim of vertrouwelijk be schouwd. Welbewust heeft men deze volledige publiciteit gekozen, omdat de deelnemende regeeringen, n.l. die van België, Luxemburg, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Finland en Ne derland, van meening waren, dat van plurilateral overeenkomsten tot ver mindering der handelsbelemmeringen de heele wereld moet kunnen kennis nemen en de consekwenties eruit moet kunnen trekken. Ongelijke grootheden. Het was niet gemakkelijk, om tot overeen stemming te komen, aangezien de. deelnemen de staten een zeer uiteenloopende handels politiek volgen en ieder op eigen wijze gedu rende de crisisjaren zijn economische belan gen heeft trachten te beschermen. Nederland, België en Luxemburg pasten het contingen- teeringssysteem toe, Denemarken maakte ge bruik van een vrij streng deviezenstelsel, en Noorwegen, Zweden en Finland beschermden zich met behulp van tarieven. Bij het doen van wederzijdsche concessies stond men der halve voor de moeilijke taak, dat onvergelijk bare grootheden tegen elkaar afgewogen moesten worden. De wederzij dsche concessies zijn neergelegd In de eerste twee artikelen van het verdrag. In art. 1 zeggen Nederland, België en Luxem burg toe een reeks van artikelen, opgesomd in de aan het verdrag toegevoegde lijst a, on gelimiteerd toe te laten voor zoover zij tot nog toe aan een contingenteeringssysteem zijn onderworpen, terwijl de in de lijst opgenomen artikelen, die niet aan con tingen teering on derhevig zijn, in de toekomst ook vrij in elke hoeveelheid ingevoerd kunnen worden. Prac- tisch worden dus voor de bij de conventie aan gesloten staten de contingenteeringen buiten werking gesteld. In art. 2 verplichten de regeeringen van Noorwegen, Zweden, Denemarken, Finland en Nederland voor Nederlandsch-Indië zich, de bestaande invoerrechten op een in lijst b. op genomen reeks artikelen niet te verhoogen en geen initiatief te nemen tot heffing van nieuwe tarieven of bijzondere rechten, noch aan den invoer van deze artikelen eenige kwantitatieve beperking op te leggen. Consequenties t. a. v. de meestbegunstiging. Op de vraag, welke consequenties deze concessies hadden voor de deel nemende landen, die met andere lan den handelsverdragen met meestbe- gunstigingsclausules hadden gesloten, antwoordde dr. Hirschfeld, dat men een onderscheid dient te maken tus schen meestbegunstiging voor tarie ven en meestbegunstiging op ander gebied. Op het gebied der tarieven hadden de. meeste landen een volledig systeèm van meestbegunstiging. Indien bestaande tarieven worden gefixeerd, zooals thans de Scandina vische landen doen, dan geldt dat meestal ook voor alle landen, waarmee verdragen met meestbegunstigingsclausules zijn gesloten. Het voornaamste land, waarmee de Scandi navische staten dit hebben gedaan, is Enge land, dat tegen den inhoud van de overeen komst tusschen de Oslo-staten nooit dezelfde bezwaren kan opperen als tegen het verdrag van Ouchy, dat de daarin neergelegde tarief verlagingen niet toekende aan niet-deelne- mers aan het verdrag. Over de toepassing van de meestbegunsti ging door landen, die het contingenteerings- stelsel toepassen wordt in de overeenkomst niet gesproken. Nederland zelf zal hebben uit te maken welke concessies het op contingen- teeringsgebied wil toestaan aan staten, die geen deel uitmaken van de Oslo-groepen. Dat is geheel afhankelijk van de handelsverhou dingen, waarin men tot het betrokken land staat, en van de afspraken, die ermee zijn gemaakt. Voor- en nadeelen. Een overeenkomst, die op weder zij dsche concessies berust, biedt aan de deelnemenden vanzelfsprekend zoowel voor- als nadeelen. Door het opheffen der contingenteeringen doen Nederland en België concessies van zeer positieve beteekenis, doch daar tegenover staan ook zeer positieve voordeelen. Zoo ontstaat in België voor Nederland een vrije markt voor belangrijke producten als stroocarton, dat tot nog toe zwaar geco^oingen- teerd was, en verder o.a. zout, meubelen en koloniale waren. Door de consolidatie der tarieven in de Scandinavische landen verdwijnen vóór den Nederlandschen handel ver schillende risico-factoren. Daartegenover doet Nederland ook concessies, o.a. door de opheffing der contingenteering van papier, over leden schoenen enz. aan de aan de overeenkomst deelnemende landen. Verdere economische samenwerking Art. 3 geeft uitdrukking aan de bedoeling der deelnemende staten, door bilaterale ver dragen de overeengekomen maatregelen aan te vullen en uit te breiden, tot verdere ver ruiming der onderlinge handelsbetrekkingen. In dit verband kan eraan herinnerd worden, dat Nederland reeds verleden jaar een over eenkomst heeft getroffen met Noorwegen en Zweden en in den vorigen zomer met Finland. Met België zijn onderhandelingen gaande over veimieuwing van de onlangs afgeloou°n. doch tijdelijk verlengde bilaterale ove- komst, térwijl met Denemarken nieuwe sprekingen geopend zijn om te kome oplossing van enkele bestaande moeilijkh De in art. 4 opgenomen toezegging, elk- a mededeeling te doen van nieuw in te stellen handelsbelemmeringen, is soepel gehouden en minder stringent dan een soortgelijke be paling in de overeenkomst van Oslo van 1931, toen deze verplichting zich trouwens alleen beperkte tot tariefverhoogingen, terwijl thans ook andere handelsbelemmeringen eronder vallen. Art. 5 voorziet in het onderzoeken van de mogelijkheid van samenwerking ter voorko ming van abnormale concurrentie in den bui- tenlandschen handel en bij aarbesteding van belangrijke werken. Men heeft hierbij o.a. ge dacht aan de mogelijkheid van dumping, al hoewel dat in het verdrag niet met name ge noemd wordt. Aangezien het hier een kwestie betreft, die grondig bestudeerd moet worden alvorens men maatregelen op dit gebied kan nemen geeft dit artikel in de eerste plaats uiting aan den wensch der deelnemende sta ten, ook hieromtrent door samenwerking tot een oplossing te komen. Artikel 6 opent de mogelijkheid voor andere staten dan die der z.g. Oslo-groepen om tot het. verdrag toe te treden. Tot nog toe is geen besluit genomen om een actie te voeren, ten einde anderen tot toetreding uit'te noodigen. Het verdrag dat pas na uitwisseling der ra tificatie-oorkonden definitief in werking treedt, zal per 1 Juni a.s. tijdelijk van kracht worden. In het toegevoegde protocol spreken de deelnemende regeeringen zich uit, het streven naar economische samenwerking ook in de toekomst voort te zetten. In dit verband is be sloten, dat in October a.s. de vertegenwoor digers der Oslo-staten wederom bijeen zullen komen, op verzoek der Deensche regeering dan te Oslo. De agenda voor deze bijeenkomst is nog niet vastgesteld. komst richt zich tegen niets en is in tegendeel de uitdrukking van den wensch, tot gezonde economische verhoudingen te komen.Zij heeft willen documenteerén dat goede samenwer king op dit gebied tusschen een aan tal landen mogelijk is. Veel hangt er van af, hoe deze. overeenkomst door de belanghebbenden zal worden opgevat en of zij als een positieve bijdrage tot verrui ming van het internationale, handelsverkeer kan worden beschouwd. Pas wanneer de deel nemende landen de wereld de resultaten hun ner vruchtbare samenwerking, kunnen laten zien, kunnen zij zich met succes tot anderen wenden. Er zullen natuurlijk altijd enkele groepen zijn, die onvoldaan blijven. Ook zij behoe ven den toestand echter niet somber in te zien. De overeenkomst is gesloten in een pe riode, waarin reeds eenig herstel van het in ternationale ruilverkeer valt te constateeren. In vele landen is de conjunctuur reeds merk baar verbeterd. Daarom was er voor de regee ringen der Oslo-staten alle reden om ernstig te onderzoeken, in "hoeverre het internatio nale ruilverkeer van zijn banden kan worden bevrijd. Dinsdag is uitgegeven Staatsblad no. 582, besluit van 20 Mei 1937, hou dende vaststelling van het contingent gewone dienstplichtigen der lichting 1938, Dit contingent bedraagt 25917 man, waarvan er 850 worden bestemd voor de zeemacht. MEISJE NA EEN ONGELUK MET EEN LIFT OVERLEDEN. Dinsdagmiddag omstreeks kwart voor 1 is in de meel- en broodfabriek der NV. B. Hus, aan de Jac. Catsstraat te 's-Gravenhage, een 14- jarig meisje, J. S. geheeten, met het hoofd tus schen een automatische lift bekneld geraakt. In zeer zorgwekkenden toestand is het slachtoffer door den gem. geneeskundigen dienst naar het ziekenhuis aan den Zuidwal vervoerd, waar het korten tijd later is over leden. Met ingang van het derde kwartaal. Toestand begin 1935 weer terug? Geen blokvorming. Men heeft in den laatsten tijd met betrekking tot de Oslo-staten wel eens hooren spreken over 't Oslo-blok. Er is hier echter geen sprake van eenige blokvorming, die bijna altijd den indruk wekt, tegen iets of iemand te zijn gericht. De gesloten overeen- Gewijzigde clearingpositie oorzaak van verbetering. De Nederlandsche en de Duitsche regeeringscommissies hebben haar gebruikelijke driemaandelijksche be spreking deze maal in Den Haag ge houden. Deze bespreking was in hoofd zaak gewijd aan den stand van de Nederlandsch-Duitsche clearing. In verband met den toegenomen invoer uit Duitschland, tengevolge waarvan de stand van de Nederlandsch-Duit sche clearing aanzienlijk verbeterde, is het mogelijk gebleken overeen stemming te bereiken over een be langrijke vermeerdering van den uit voer van goederen van Nederland en de Nederlandsche overzeesche gewesten naar Duitschland. Deze vermeerdering werd vastgesteld voor het derde kwartaal van dit jaar. Na dere bijzonderheden zullen, zoodra deze zijn uitgewerkt, ter kennis van de daarbij betrokkenen worden ge- gebracht. De exportvermeerdering voor het derde kwartaal van 1937 zal meer be dragen dan het gedeelte van de 14 pet. van het gereserveerde overschot op de clearing, dat volgens sommi gen voor vergrooting van het export contingent beschikbaar gesteld had kunnen worden. Zooals uit het be richt zelf blijkt, is deze gunstige om standigheid aan twee factoren te danken, nl. aan de vermindering van den achterstand op de clearing en de toegenomen stortingen in Neder land als gevolg van den sedert Maart belangrijk gestegen invoer uit Duitschland naar Nederland. De vermeerderde Nederlandsche uitvoer naar Duitschland in het der de kwartaal 1937 geldt zoowel voor industrieele en landbouwproducten als voor koloniale artikelen. De uitvoermogelijkheden naar Duitsch land daalden in 1935 voortdurend door den oploopenden clearingachterstand. Het beta- lingscontingent moest van kwartaal tot kwartaal verlaagd worden en bereikte in het tweede kwartaal van 1936 een niveau, dat drie kwartalen lang werd vastgehouden. Bij de devaluatie van den gulden was een nieu we verlaging noodig, die echter zoodanig was, dat het beschikbare bedrag in guldens uit gedrukt, onveranderd bleef. In het tweede kwartaal van 1937 kon het betalingscontin gent voor de eerste maal verhoogd worden en kwam zelfs nog een extra bedrag be schikbaar. Het derde kwartaal, dat per 1 Juli a.s. begint, opent nieuwe uitvoermoge- lijkheden, welker niveau ongeveer te ver gelijken is met de uitvoermogelijkheden naar Duitschland in het begin van 1935. DE MAASBRUG BIJ RAVENSTEIN. Bij de openbare aanbesteding van bestek no. 1705 s.s. betreffende het' maken van grond werken met bijkomende werken ten behoeve van de vernieuwing van de spoorbrug over de rivier de Maas te Ravestein bij K.M. 51.000 van den spoorweg van Tilburg naar Nijmegen, waren ingekomen 15 biljetten. De raming bedroeg f 16.500, laagste inschrij ver was, J. Beenen te Haarlem voor f 15.000. De Groote Markt te Haarlem. Teekening in kleuren door Jan de Beyer (uit den atlas-Hoog). Zooals de kunstenaar jan de Beyer precies in het midden der achttiende eeuw de tee- kening is uit 1746 onze Groote Markt in beeld bracht, maakt dat plein wel een indruk van groote ruimte en doet in zijn nog prach tig samenhangende en ongebroken architec tuur geheel de functie herleven, waarvoor in de machtige steden van Holland en Vlaan deren de marktplaats bestemd schijnt: plaats van samenkomst der burgers en omwonenden om hun goederen te verhandelen, plaats van vergadering in de open lucht tevens, waar men de menigte bereiken kon, als er wat. bij zonders te vertellen of te bespreken was. Dooi de fraaie omslotenheid van de ruimte, die niets geforceerds had en op natuurlijke wijze gegroeid schijnt, komen de voornaamste bouwsels, die voor het stadsleven van de grootste beteekenis waren, ook 't best tot hun recht: Stadhuis en Vleeschhal zijn de steun punten onzer aandacht, waartusschen en waarnaast de als kantwerk zoo bewegelijke gevelteekening der andere huizen niet stoort maar steunt, en stemt tot. rustige bewondering voor een samenklank die, bij zooveel variatie toch zoo groote karaktereenheid belijdt. Het is op De Beyer's teekening een plein, dat voor de Markten van Brussel en Brugge niet onder wil doen. De tijd van De Beyer was nog juist in de gelegenheid die schoonheid van den voortijd ongeschonden te bewaren, het begin en het midden der negentiende eeuw zou noodzakelijke herstelling op kleinburgerlijke bekrompen en slaperige wijs ten uitvoer brengen en onze eigen tijd met een respect- looze activiteit, zijn neiging naar „bussiness" voor alles, doorzetten. Het is een fatum, waaraan niet te ontkomen is en waarbij men zich heeft neer te leggen. Het is een merkwaardig uitvoerige teeke ning, deze Jan de Beyer. Alle keisteentjes op het plein zijn zorgvuldig geinventariseerd en tot aan den ingang van de Koningstraat, kan men ergens bij de monding van de Smede- straat staande, de luifels, de profileering van deuren en vensters nauwkeurig volgen. Geen ornamenteering van het Stadhuis op den achtergrond schijnt veronachtzaamd, geen détail aan de kroonlijst vergeten. Het is als een kostbaar miniatuurportret van een overweldigend rijk stadsbeeld en tochook in de teekening, met stille kleuren ingevuld, is de gave eenheid bewaard, die het tot een kunstwerk stempelt; ze is tot een vertolkte emotie geworden en niet slechts een inventa ris van architectuur. De aquarellen en teekeningen van onzen artist zijn zeer gezocht. In de meeste verza melingen van het rijk, van gemeenten en par ticulieren, wijst men ze den bezoekt- met trots. Juist als topographisehe, stede\yor~ tretteerende, teekeningen hebben ze groote .'-A.,.; - VAgtH t. A A'; - V?: r fjj Ff fÊÈÏ-ë De Groote Markt te Haarlem in 1746 door J. de Beyer. waarde door zijn nauwkeurigheid, terwijl- doordat hij kunstenaar tevens is ook de schoonheidswaarde van zijn werk niet over het hoofd gezien kan worden. Veel heeft De Beyer van Haarlem en omgeving gemaakt, doch een Haarlemmer was hij niet. Hij is in één der eerste jaren van de acht tiende eeuw, 1705 of 1706, in Aarau in Zwit serland geboren maar komt wel heel jong reeds naar Amsterdam. Van Gooi vertelt dat hij toen uit Vierlingbeek kwam, misschien heeft hij dus, vóór Amsterdam, nog eerder in ons land gewoond, In de hoofdstad wordt hij in ieder geval leerling van Cornells Pronk, ook al een bekende figuur in onze achttiende eeuwsche kunst en eveneens door zijn topo graphisehe teekeningen vermaard. De Beyer brengt het spoedig verder dan zijn baas, hoe wel daarin natuurlijk altijd verschil in appre ciatie mogelijk is. Iemand als Immerzeel bij voorbeeld, schrijft drie kwart eeuw later over De Beyer, dat „diens teekeningen niet vrij van stijfheid" zijn, hetgeen in zijn mond al een vrij ernstige gereserveerdheid der waar deering beduidt. In ieder geval nam de Beyer zijn kunst serieus op en ging zelfs, toen hij al over de veertig was, nog schilderles nemen bij den beroemden Quinkhard, over wien wij vroeger al eens gesproken hebben bij de re productie van een schilderij door hem, in het Frans Halsmuseum. Waar De Beyer's teekeningen zoo betrouw baar waren wat de plaatselijke voorstelling betreft, spreekt het vanzelf, dat uitgevers en graveurs er gaarne gebruik van maakten voor prenten in boeken, die verschillende streken van ons land verheerlijkten en die in de oude tijden zoo een beetje de rol van onze ansichtkaarten vervulden. Bekende gra veurs als Spilman en Van Liender werkten bijvoorbeeld naar De Beyer's teekeningen. Toen, evenals tegenwoordig was het voor kunstenaars die het tot een zekere reputatie gebracht hadden, een gebruikelijke bron van inkomsten aan anderen les te geven. Zoo heeft ook De Beyer in Amsterdam zijn „Aka- demie" gehad. Het onderwijs zal daar wel wat schoolscher en eenvoudiger geweest zijn dan wat op de diverse „academies" in het Pa rijs van onze dagen door vooraanstaande jon geren aan kunstbegeerige Amerikanen, Scaig- dinaviërs, Australiërs etc. gegeven'wordt. De journalist Charansol, die kort geleden den en- vofue zijnden schilder Dunoyer de Segonzac interviewde, herinnerde er bij die gelegen heid zijn slachtoffer aan, dat ook deze in dertijd zijn atelier of académie had gehad „Jawel" zei De Segonzac „ik heb samen met Metzmger een atelier bestuurd in een académie op Montparnasse. Daar kwamen alleen buitenlanders en wie er les gaf moest met een tolk werken. Door dien tolk liet op een keer een Scandinavische dame, die schil derijen in pointillé-manier maakte, mij vra gen of ze nu niet binnenkort zóó ver zou zijn, dat ze met het cubisme beginnen kon. Van dat oogenblik af was ik vast besloten het les geven er aan te geven". Van pointillé en cubisme zullen de leer lingen van De Beyer nog geen last gehad hebben. Maar toch gaf ook deze er na eenige jaren de brui aan, sloot zijn akademie en ging rustig in de buurt van Kleef wonen, dat toen al, evenals later voor Koekkoek cs. het Mekka der landschap-schilders schijnt ge weest te zijn. Hij is daar, in de buurt van Kleef, in 1768 heel rustig gestorven. J, H. DE BOIS. Een halve eeuw geleden Uit Haarlems Dagblad van 1887 2 Juni Naar men verneemt zijn eenige Amsterdamsche „kellners" voornemens bij het gemeentebestuur een adres in te dienen, waarin zij maatregelen verzoe ken tegen het toenemend gebruik van „kellnerinnen" in koffiehuizen, waar door zij zich m hun bedrijf belangrijk benadeeld achten. Nieuwe overeenkomst geteekend» Kortere wachttijd; regeling verder vrijwel ongewijzigd. Sinds Mei zijn te 's-Gravenhage tusschen een Nederlandsche en een Duitsche commissie onderhandelingen gevoerd over het rentetransfer van Duitschland naar Nederland. Deze onderhandelingen hebben op 1 Juni tot onderteekening van een nieuwe overeenkomst geleid. Deze overeenkomst zal van kracht zijn van 1 Juli 1937 tot 30 Juni 1938. De transfer-regeling is in hoofd zaak onveranderd gebleven. Bij deze overeenkomst zijn ook maatregelen getroffen, ten einde den wachttermijn, die geldt bij de trans ferbetalingen, geleidelijk in te loopen. Details, betrekking hebbend op de uitvoeringsmaatregelen, zullen nog nader worden gepubliceerd. Jlir. Van Karnebeek terug in Den Haag. Het hoofd van de Nederlandsche handels- missie, naar Zuid-Amerika, jhr. mr. dr. H. A. van Karnebeek is Dinsdagavond om 8 uur 43 met den trein uit Parijs in den Haag aange komen. Ter begroeting van den heer van Kar nebeek waren behalve enkele zijner familie leden, onder wie zijn drie zoons, op het per ron van het station Hollandsche Spoor o.m. aanwezig; mr. A. van Kleffens, als vertegen woordiger van den minister van handel en de Argentijnsche gezant, de heer Llobet. Weinig verschil met oude regeling. Grooter vreemdelingenbezoek uit Duitschland? Naar wij vernemen, werd op 1 Jan! te 's-Gravenhage onderteekend een nieuwe regeling betreffende het rei zigersverkeer van Duitschland naar Nederland. Deze regeling wijkt slechts op enkele onderdeelen af van de tot dusver gel dende regeling. Zij treedt op 15 Juni a.s. in werking. De nieuwe overeenkomst beteekent een gunstiger regeling voor Nederland. Reeds ge- ruimen tijd hebben de in Duitschland wonen de Nederlandsche staatsburgers aandrang uit geoefend, dat het him toekomende contingent verhoogd zou worden. Men is daar thans in geslaagd zoodat een grooter aantal in Duitschland wonende Nederlanders in de toe komst op gemakkelijker wijze familiebezoe ken in Nederland kan maken of er een deel. van hun vacantie kan doorbrengen. Van belang is ook de regeling, waar door Duitschers, die een bezoek aan Nederland willen brengen, waarvoor zij vroeger een bedrag van 500 mark mochten meenemen, thans wederom een bedrag mogen meenemen, dat uit gedrukt in Nederlandsch geld een waarde vertegenwoordigt van circa f 300. Men mag verwachten, dat daar door het vreemdelingenbezoek aan Nederland ook uit Duitschland weer zal toenemen. De lieer Schouten bij Dr. Colijn. De heer J. A. Schouten, voorzitter van de A.R. Tweede Kamerfractie heeft Dinsdag in verband met de Ka binetsformatie tweemaal een conferen tie gehad met dr. H. Oolijn. Jongen onder met een paard bespannen wagen gedood. Bij het omslaan van een straathoek tegen het paard gereden. De 10-jarige zoon van den arbeider Helthuis te Oldenzaal kwam Dinsdag, toen hij per rij wiel den hoek van de Huurnestraat en de Bloemstraat te Oldenzaal omsloeg, in botsing met een paard, dat gespannen was voor een met kolen geladen wagen. De jongen werd tegen den grond gesmakt en kwam onder het voertuig terecht. De voerman trachtte het paard tot stilstand te brengen. Hij kon even wel niet verhinderen, dat de wielen den knaap over het hoofd gingen. De jongen is kort na het ongeluk overleden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 2