Het Roode Kenteeken In het Senaatsgebouw van Rio de Janeiro had de verkiezing van den nieuwen landspresident plaats. José Americo de Almeida (x) ontvangt na zijn benoeming de gelukwenschen der partijleiders Aan den vooravond van de vermaarde Derby te Epsom. Met de noodige voor zichtigheid werden de paarden naar de plaats van bestemming gebracht Almeria, de Spaansche stad. die door Duitsche oorlogsschepen gebombardeerd werd als represaille op het bombardement van de .Deutschland" door Spaansche vliegtuigen De Engelsche kabinets wisseling. Duit Cooper verlaat het Departement van Oorlog voor de Admi raliteit Nederland bouwt bruggen. De prachtige brug over de Maas bij Hedel nadert thans snel haar voltooiing. Een kijkje tijdens het plaatsen der eind stukken in den enormen boog welke de doorvaartruimte overspant Ook het Rembrandtplein te Amster dam wordt versierd ter gelegenheid van het aanstaand vorstelijk bezoek aan de hoofdstad De Nederlandsche Handelsmissie naar Zuid-Amerika onder leiding van jhr. mr. H. A. van Karnebeek, is Dinsdagavond in Den Haag teruggekeerd. Jhr. Van Karnebeek in gesprek met den Argentijnschen gezant Z. Exc. Llobet, na aankomst aan het station H.S. De Amsterdamsche Vereeniging voor Luchtbescherming hield Dinsdagavond aan de Leidsche- kade in de hoofdstad demonstraties met verschillende apparaten voor brandbestrijding en luchtbeschermingsdoeleinden. Het blusschen van een denkbeeldigen brand Tijdens den landstormdag welke Dinsdag op het landgoed .De Zwaluwenburg" te Oldebroek werd gehouden, werd o.m. een Olster-boerendans uitgevoerd, waarvan hierboven een aardig moment FEUILLETON OTTWELL BINNS. (Nadruk verboden) 53) „Wel verdraaaid!" riep hij uit. „Jimmy Bab- bage, heb ik ooit van mijn leven!" En toen begon Seabright te lachen, alhoe wel hij zich verre van kalm voelde. „Dus hebben mijn oogen me inderdaad niet bedrogen! U bent welkom, Mr. Babbage, zeer welkom. Ik kan u niet zeggen hoe blij ik ben u weer te zien!" En Norma keek van den een naar den ander en wendde zich tenslotte tot den man dien ze liefhad. „Is het is het „Ja", antwoordde hij. „Het is kapitein Bab bage, uit Molokai". Toen draaide hij zich met een ruk naar den melaatsche: „Je tijd is om", zei hij grimmig. „Wat ben je van plan te doen?" HOOFDSTUK XVTI. Kee Song. Babbage keek hem vechtlustig aan, want de toon, waarop hij aangesproken werd beviel hem niets. „Dat is geen manier om tegen een man te spreken ,0 nee? Het is beter nog dan je verdient Heb je een besluil genomen0" Terry Domville's stem had een ijskouden klank, zijn gezicht stond strak, maar in zijn oogen lag een glans, die den melaatsche waarschuwde, dat het nu tijd was om aan een persoonlijke beleed._,ng aanstoot te nemen. Hij gaf zich op genade of ongenade over, maar trachtte nog zijn figuur te redden. „Ik zal maar op het aanbod ingaan", zei hij „Op de oude voorwaarden natuurlijk!" „Dat is heelemaal niet natuurlijk" zei Terry streng. „Als we het kind in ons bezit krijgen, dan gaat de oude afspraak door. Als dat niet het geval is, dan zweer ik je, dat je naar Kala wao terug gaat. Als je dat begrepen hebt, dan kan je ons nu vertellen wat we willen. Naar welk eiland heb je Kee Song en Charlton's kind gebracht?" Jimmy Babbage wist, dat de ander in beide gevallen zijn woord zou houden en ook dat het gevaar naar Molokai teruggebracht te worden als een dreigende wolk aan den horizon ver scheen en elke seconde die voorbijging, grooter werd. Hij verspilde daarom verder geen tijd. „Het lijkt wel chantage!" bromde hij. „U weet dat u met me doen kunt wat u wilt. Maar ik zal het maar riskeeren, dat u me eerlijk behandelt. Kee Song en Charlton's zoontje zijn op een van de atollen, waar niemand komt. Ik weet den naam er niet van, misschien heeft het er wel heelemaal geen, maar het is ten Oosten van Takaroa en ik kan het op de kaart doorgemakkelijk vinden. Daar heb ik hen en de oude Moy Song aan land gezet, voordat ze me in Molokai opsloten". „En weet kapitein Amos Smith dat?" „Ja Gemeene verrader dat hij is. Gisteren heb ik het hem verteld, omdat hij zulk mooi weer speelde en me beloofde, dat ik de helft van den buit zou krijgen, en een half uur later zette hij me neer op dat vergeten stuk koraal en lachte me alleen maar uit, toen ik hem in zijn gezicht uitvloekte". „Jimmy" zegt-ie, „jij bent de gans, die de gouden eieren legt heus waar en ik hoop dat je een paar echte vindt, die je op db sprookjes-eiland op kunt eten In leder geval' lachte-ie „zijn ei kokosnooten en dat is vee) beter dan niks en als het water je niet bevalt, dan is het vrijwel zeker, dat je den tijd hebt om er aan te wennen". Toen zei hij me overdreven vriendelijk goedendag en weg ging ie om dat jochie te vindenIk had hem van woede kunnen vermoorden". „Maar een ding begrijp ik niet. Ze hebben mij verteld dat Moy Song deelgenoot is ge worden van een anderen Chinees op een han- delsfactory. Op een onbewoond eiland kan toch geen handel gedreven worden". „Dat dacht je maar. Er is handel en handel en Moy Song's compagnon probeert heusch niet zijn geld te verdienen met het verkoopen van haaienvleesch in blikjes, onder den naam van zalm, of copra te koopen, waar de markt al zoo ontzettend van overvoerd is. Hij pikt het veel handiger in. Ik heb dat in Takaroa gehoord, nadat ik Moy Song aan wal gezet had, zonder dien anderen knaap gezien te hebben. Hij kweekt parels net zooals Japan ners en verkoopt ze in Honolulu als echt, want de toeristen dragen toch geen violette stralen bij zich om te weten, of het waar is of niet. Goed zaakje en eerlijk ook, want de oesters maken de parels. Terry knikte en zei tegen Seabright. „Laten we naar Takaroa koers zetten. Ik zal Babbage direct naar het kaartenkamertje brengen en dan kan hij de atol aanwijzen, waar Moy Song en zijn dochter zitten". Hij draaide zich om en liep met Norma weg en Babbage keek hem met benauwde blikken na. Als Amos Smith dat jochie heeft begon hij tegen Borlase. De parelhandelaar lachte hard. „Ik zou maar bidden als je dat tenminste nog kunt dat hij dat niet heeft, Jimmy Babbage. Anders ga je zoo vast als een huis naar Molo kai terug". „Maar ik kan het toch niet helpen? Het is niet eerlijk als „Eerlijk?" Borlase lachte weer. „Dat woord zou ik maar niet noemen, Jimmy. als ik jou was. Dat klinkt uit jouw mond een beetje vreemd, nadat je dat stukje papier in de hut te Kalawao op den muur geprikt hebt. Houd je nou maar kalm en bid God, dat Amos Smith zijn smerige klauwen niet in den kleinen Mau rice Charlton geslagen heeft". Nadat hij dit gezegd had, draaide hij zich om en liet Babbage alleen staan, die met niets ziende oogen in de richting van de atol staarde, waar hij aan land gezet was en zich afvroeg of zijn bevrijding wel zoo goed was als hij eerst gedracht had. En in datzelfde uur, dertig mijl verder in een lijn als de vlucht van een vogel, liet de „Dusty Miller" het anker uitvallen in de la gune van een lage atol, waar een groote parel- logger gemeerd lag, op korten afstand van een uit riet en palmbladeren samengesteld huis. Op de veranda van dat huis stonden Kee Song en een klein jongetje met bruine oogen en krullend kastanjebruin haar verbaasd naar 't schip te kijken. Terwijl ze met haar kleine hand haar oogen tegen de stralen van de ondergaande zon be schutte, keek Kee Song ingespannen toe, hoe er een boot te water gelaten werd. Ze zag een ruigen zeeman erin afdalen, gevolgd door een sielijk, klein vrouwtje in het wit, dat op dien afstand iedereen kon zijn en die Kee Song hield voor iemand, die ze niet was. Toen holde ze 't huis binnen en kwam even later weer terug met een gehavenden kijker, dien ze haastig instelde en op het gezicht van het kleine vrouwtje in het wit richtte. Heel even maar keek ze, toen werd de kijker op kapitein Amos Smith gericht en zoodra ze de trekken van dat heerschap duidelijk kon onderschei den, verscheen er een verschrikte blik op haar mooi gezichtje. Ze liet den kijker vallen, nam het kind op en vluchtte met hem het huis binnen. Daar bleef ze echter niet. Er was nog een andere deur, die naar de schaduwrijke pandanus boomen achter het huis leidde en daar haastte zij zich met 't kind heen. Zonder op of om te zien ging ze verder, todat ze aan een plek kwam. waar in een hevigen storm groote blokken koraal, van de omringende riffen losgeslagen, torenhoog opgestapeld waren en gedeeltelijk schuil gingen onder de bladeren en van de groene miki boschjes, die daar wortel geschoten hadden. Door een nauw gangetje tusschen twee blokken koraal, die bijna geheel onder de miki verborgen waren, liep ze naar een holte in de opgehoopte kora len, die veel weg had van een klein kamertje. De vloer bestond uit wit zand, dat kurkdroog was. Er waren overal spleten waar het zonlicht door naar binnen stroaomde en geheel plek was licht en luchtig. Daar zei ze tegen het kind in vrij behoorlijk Engelsch: „Kleine Maulice wachten tot ik kom. Slechte mannen gekomen in het gloote schip. Kee Song je komt halen heel gauw, als slechte mannen weel weg zijn". De bruine oogen van het kind keken haar ernstig aan. Hij was te jong om de volle be- teekenis van haar woorden te begrijpen; wel begreep hij, misschien ook door Kee Song's ernstige gezicht, dat er iets niet in orde was en dat hij hier moest wachten. Hij knikte met de bzonnenheid, die sommige kinderen eigen is en antwoordde: „Ik zal wachten, Kee Song". Kee Song streek hem liefkoozend over zijn haar en vast ervan overtuigd, dat hij daar zou blijven, glipte ze door het nauwe koraal gangetje terug, rende vrijwel onder de pan- danus-boomen door en haastte zich, toen ze het huis bereikt had, naar de kleine veranda. Ze was net op tijd om te zien, hoe de boot op het witte strand landde en zag dat de in het wit gekleede vrouw met het goudblonde haar en aardige poppengezicht de oogen op haar richtte, zooals ze daar op de veranda te wach ten stond, ze daarna naar den zeeman wendde en iets zei wat hem luidruchtig deed lachen. Het tweetal klom het strand op en begaf zich onder de schaduw van de schuinstaande palmen in de richting van het huis. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 8