Het Roode Kenteeken De leider der Nederlandsche Handelsmissie naar Zuid-Amerika, jhr. mr. dr. H. A. van Karnebeek, die dezer dagen in ons land is teruggekeerd, in gesprek met minister Slingenberg tijdens de receptie welke Vrijdag in het Departement van Handel, Nijver heid en Scheepvaart te Den Haag plaats had Amsterdam bereidt zich voor op het koninklijk bezoek. De fraai versierde Nieuwendijk biedt een feestelijken aanblik Ter gelegenheid van den Nationalen Reclasseeringsdag is de straatcollecte in de hoofdstad over twee dagen ver deeld. De marktkoopman wordt aan den tand gevoeld Het paleis op den Dam te Amsterdam krijgt in verband met het aanstaand koninklijk bezoek aan de hoofdstad een extra beurt. Schilders en glazen- wasschers zijn druk in de weer, om tijdig met de schoonmaak gereed te zijn Louis de Vries is Vrijdag met zijn gezelschap naar Parijs ver trokken, om daar in het Théatre des Champs Elysées .De Despoot" op te voeren. V.l.n.r.: Julie Meyer, Alex Faassen, Annie Follander, Louis de Vries, Willem v. d. Hoog en Marie Faassen Een overzicht tijdens de finish van de traditioneele paardenrace, de zgn. .Oaks" welke Vrijdag te Epsom verreden werd „En klommen ze toen niet want" als katten in het FEUILLETON OTTWELL BENNS. (Nadruk verboden) 56) Een visch, die uit de lagune opsprong, deed haar opschrikken en tien seconden later weer klonk de knal van een pistoolschot, gevolgd door een kreet, beide geluiden nauwelijks waarneembaar door het gedreun van de gol ven tegen de atol. Ze sprong op en keek om zich heen. Ze had de flits van het schot niet gezien en wist niet uit welke richting het ge luid gekomen was. Ze dacht, dat het van rechts kwam en boog haar hoofd naar dien kant en terwijl ze dat deed, hoorde ze een ge luid, dat haar als een jachthond, die de lucht van het wild in zijn neus krijgt, deed ver stijven het gehuil van een kind, onmiddel lijk gesust welkiswaar, maar niet te miskennen. „Wel verduveld" fluisterde ze tegen den nacht. „Het kind!" En het volgende oogenblik. wetend dat wat ze zochten vlak bij moest zijn. gaf ze een schrillen. waarschuwende kreet naar de mannen en sloop zelf op haar teenen de veranda af naar de achterzijde van het huis. HOOFDSTUK XVIII. Verrassingen. Ze bereikte den hoek van den bugalow die het verst van den voorkant van het huis ver wijderd was en stond stil om te luisteren Een krab liep vak voor haar voeten weg en deed haar huiveren, want ze wist niet wat het was. Toen hoorde ze Amos Smith van ergens op de atol bulderend roepen: „Co-oo-ee!" Ze beantwoordde hem met een schrillen kreet en terwijl ze dat deed, vingen haar ooren duidelijk het verschrikte gehuil van een kind op, dat van vlakbij kwam. Onmiddellijk was haar vrees voor griezelige dingen verdwenen. Haar poppengezicht verstrakte en haar baby- oogen glansden bijna onheilspellend in het maanlicht. Ze had de richting ontdekt, waar het geluid vandaan kwam en dadelijk werd zij de vrouw die met de boeven uit de onderwereld van haar geboorteplaats erop uitgetrokken was; een roofdier, dat zijn prooi ruikt en even genadeloos als een tijgerin. Ze sloop in de richting vanwaar het gehuil van het' kind gekomen was. Haar linnen schoenen maakte geen geluid en ze spande haar ooren tot het uiterste in, om elke verdere aanwijzing omtrent de verblijfplaats van het kind op te vangen. Ze sloeg het pad in, waar Kee Song met het jongetje langs gevlucht was, nadat ze haar onverwachte bezoekers door den kijker opgenomen had en in korten tijd bereikte ze de pandanusboomen en hield in de schaduw ervan stil om te luisteren. Haar oog viel op een hoop koralen, die hier en daar met boschjes overgroeid was. De hoop zei haar niet en ze zou er zeker voorbij ge- loopen zijn, als niet een manestraal, door de lange gepluimde bladeren van een van de boomen heen, als een zoeklicht recht op het nauwe gangetje tusschen de koraalblokken ge vallen was. dat naar de schuilplaats voerde, waarheen Kee Song het kind gebracht had. Ze bekeek het belangstellend. Een gespan nen blik verscheen in haar oogen, terwijl ze zachtjes naderbij sloop. Toen ze in het licht stapte van den straal, die het gangetje aan haar verraden had, belemmerde haar eigen schaduw haar het uitzicht, maar ze zag genoeg om te weten, dat het pad recht tot in het hart van den hoop koraal liep. „Een vluchtgat?" Onuitgesproken kwam die mogelijkheid bij haar op en met de grootste voorzichtigheid sloop ze verder en kwam tot de ontdekking, dat het dat inderdaad was. Behalve een of tweemaal toen haar kleeren ritseland de bosch jes aanraakten, maakte ze geen geluid en be reikte den ingang van de schuilpuaats zonder zelfs te struikelen. Daar aangekomen bleef ze staan en luisterde in de hoop eenig geluid te vernemen, dat erop wees, dat het kind zich daarbinnen bevond. Ze hoorde echter niets. Alles was doodstil. Ze tuurde in de tunnelach tige opening, maar kon niets onderscheiden, ofschoon er hoog in de schemerige ruimte een zwak lichtschijnsel was, dat door het maan licht veroorzaakt werd, dat door de spleten in het koraal naar binnen viel. Ze wist niet, wat ze zou doen. Het kind bevond zich ergens in de buurt en hier was een niet onwaarschijnlijke schuilplaats. Mis schien was het beter te wachten totdat de schipper en Chan bij haar gekomen waren. Ze voelde zich sterk gennegid dat te doen, maar toen kreeg haar ij delheid de overhand. Als het kind inderdaad hier was en zij het vond, kon ze over Amos victorie kraaien en bij den man in Honolulu zou ze in een goed blaadje komen te staan en misschien een grootere belooning krijgen. Plotseling tastte ze in haar zak en haalde er een lucifersdoos je uit te voorschijn. Zij hing haar pistool bij den beugel aan haar vinger en bleef met een lucifer in de eene hand en het doosje in de andere opnieuw staan luisteren. Een zwak ritselend geluid bereikte haar ooren, maar dat kon volgens haar zelf best verbeelding zijn, of veroorzaakt worden door een van de krui pende dieren waar het koraal mee bezaaid was een landkrab of een of ander griezelig beest dat uit de zee het land opgekropen was Toen met ingehouden adem streek ze een lu cifer aan, beschutte het vlammetje een oogen blik. hield het toen in de windstille lucht om hoog en leunde voorover den ingang in van de grot. Vaag onderscheidde ze iets. dat de gestalte van Kee Song bleek te zijn, die op een brok koraal gezeten was met het kind op haar schoot Een arm had beschermend om het jongetje heengeslagen, de andere steunck ze op haar knie en in haar hand hield ze een automatisch pistool, dat recht naar den in gang van de schuilplaats wees en op MissWa- kinshaw gericht was. Een oogenblik was Janey zoo geschrokken, dat ze tot niets in staat was, toen klonk Kee Songs' stem koud en kalm uit het duister. „Jij weggaan!" De woorden, die zoo rustig uitgesproken werden, hielden een bedreiging in, die ze beter deed niet in den wind te slaan. Ze liet de lu cifer vallen en schoof haastig weg van dien ingang, die door Kee Song's pistool onder schot gehouden werd. Haar gedwongen af tocht kwetste een oogenblik haar ijdelheid, toen drong de toestand in zijn volle werke lijkheid tot haar door en lachte ze met kwaadaardige vreugde, terwijl ze hardop fluisterde. „Gevangen!" Ze schoof nog verder van den ingang weg om buiten het bereik van mogelijke schoten te blijven en zond haar roep toen weer den nacht in. Het antwoord kwam van geen grooten af stand en tusschen de boschjes zag ze het licht van de lantaren, die door een van de Kana ka's gedragen werd. Terwijl ze op de komst van den schipper wachtte, bewaakte ze scherp het nauwe gangetje, dat, zooals ze bijna zeker wist, de eenige toegang was tot de schuil plaats in het koraal. Terwijl ze dat deed meende ze het geplas van riemen of pagaaien in de lagune te horen. Een oogenblik wist ze niet, wat ze daar van denken moest en was half geneigd den oorsprong van het geluid te gaan onderzoeken. Als ze dat deed, zou ze echter den ingang naar Kee Song's schuil plaats vrij moeten laten en dat kon ze in geen geval doen. Ook had ze al een verklaring gevonden voor het geluid dat ze gehoord had de een of andere groote visch, die in de lagune op jacht naar voedsel was. Het licht van de lantaren kwam naderbij. Nog tien minuten wachtte zij en toen verscheen de Kanaka met den lantaren en den schipper laast hem. „Heb je iets gevonden?" riep de man opge-1 wonden uit. ,Het jochie", antwoordde zij trimphantelijk. „Hij is daarin" ze wees naar de opgehoopte stukken koraal „met dat Chineesche meisje. Hier is de ingang en zij kunnen er niet uit weg". Dit nieuws bracht groote vreugde bij den schipper teweeg. Hij riep bijna juichend: „Verdraaid, Janey, dat heb je netjes opge knapt Wij zullen wachten tot Chan d'r is en dan zul je zien, dat we het jong in een wip te pakken hebben, al zouden we die gele driftkop er voor dood moeten schieten Hij hoorde een luid gekraak naast zich. De lantaren, die de Kanaka vasthield, doofde onder het gerinkel van vallende glasscherven en op hetzelfde oogenblik gaf de lantaren- drager een gil, die verkondigde dat hij geraakt was, Met die kreet vermengde zich de knal van het geweer, waar de kogel uit gevuurd was. Kapitein Amos wist onmiddellijk wat dat schot te beteekenen had. Hij liet zich plat voorover vallen en riep tegen Janey Wakin- shaw, dat zij hetzelfde moest doen. En toen ze, met hun gezichten vlak bij elkaar op den grond lagen legde hij fluisterend uit: Dat zal Moy Song of zijn schoonzoon zijn, of alle twee. Ze weten, dat we hier zijn en trachten ons af te schrikken. Dat zouden ze wel willen! We blijven doodstil liggen en laten ze rustig schieten, totdat we een kans krijgen om naar binnen te gaan. „Het is niet veilig om je te bewegen, en zeker niet met een lantaren", antwoordde Miss Wakinshaw. Ze lagen een tijdje heel stil en toen schrok de vrouw op en fluisterde een vloek. „Heeft iets je pakken gekregen, Janey?" vroeg de schipper. „Een of andere kriebelende verschrikking.. De grond is er gewoon mee bezaaid". „Niks om bang voor te zijnHeb je al iets van Chan gezien?" „Nee", antwoordde zij. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 10