Aan allen! BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Denken jullie er om dat a.s. Maandag de gelegenheid om gekleurde plaatjes in te zen den gesloten wordt? Plaatjes die a.s. Maandag 6 Juni na 7 uur binnen komen, komen niet meer voor den wedstrijd in aanmerking. Zij die nog niet inzonden, raad ik aan dit nog .voor a.s. Maandagavond 7 uur te doen, zoodat ze ook kans maken één der mooie prijsjes te winnen. Zaterdag 12 Juni komt de uitslag in de rubriek. Veel succes. Lief TEEKENAARSTERTJE. Wat heb je •je naam keurig geschreven zeg. 't Lijkt wel sierschrift. Je teekening vind ik ook keurig. Prettig dat je extra je best zal doen op je kleurplaatjes. Als je eens een prijsje kon be machtigen, wat zou dat fijn zijn. Wil je wel gelooven dat ik ook wel graag mede zou wil len doen? Een mooie armband of collier kan ik heusch nog wel gebruiken. Maar die kans ■gaat m'n neus voorbij. Veel succes hoor. Dag •Teekenaarstertj e. Best MARIETJE K. Prettig zeg, dat je ook rubriekertje bent geworden en nu maar, zooals je moeder zegt, me iedere week trouw schrijven. Je moet echter een anderen naam •kiezen. Rozeknopje is de schuilnaam van een ander vriendinnetje van me. Grappig dat jij Sparretje kent. Lag je gelijk met haar in het ziekenhuis? Leuk dat je zus me volgende week ook gaat schrijven. Zoo wordt de oude vriend schap weer hernieuwd. Weet je nog dat je bij mij in de klas gezeten hebt? Ik herinner me je nog als klein drie-jarig meisje, en hoor nog je duidelijke babbeltjes. Doe je ook aan den kleurwedstrijd mede? Vraag maar aan Krullekopje wat je doen moet. Dag Ma- rietje K. Lief SPARRETJE. Dat je me verleden week niet schrijven kon, wist ik. Het briefje aan de kinderen die mij door de warmte niet hadden geschreven, was dus niet voor jou be stemd. 'k Hoop, dat je spoedig van de mid dagrustpartij weer af bent. A.s. Vrijdag wensch ik je een prettig dagje toe. Als ik zeker wist, dat jij de rubriek alleen thuis leest, zou Ik je een geheim mededeelen. Nu vind ik het beter het geheim nog even voor mij alleen te houden en je later alles te vertellen of te doen vertellen. Wil je je moeder m'n groeten terug doen? Ook haar wensch ik a.s. Vrijdag een gezelligen dag toe. Dag Sparretje. Beste VERONIKA. Jammer dat je 1.1. Woensdagmiddag verhinderd was. Ik ver wacht je nu a.s. Woensdag om half twee. Was het een gezellig middagje ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de Klinderkerk te IJmuiden-Oost? Dag Veronika. Beste KLEINE ZUS. Wat ga je nu doen? Ziek worden? Meisje hoe kom je er bij? Je moet maar weer gauw beter worden hoor en fijn buiten spelen. Kom je nu a.s. Woensdag om half 2? Dag Kleine Zus. Lief ROZEKNOPJE. Jij bent maar weer gelukkig geweest zeg. Een grappig wedstrijd spel is „Wasch ophangen" vind je niet? Je hebt den Isten prijs? Heb je de spelen op het feestje van de kinder kerk gedaan of ben je nog naar een andere feestelijkheid geweest, 'k Hoop je a.s. Woensdag bij me thuis te zien. Dag Rozeknopje. Best KRULLEKOPJE. Prettig dat ik weer theelood van je krijg, 's Avonds tusschen 5 en 6.30 ben ik altijd wel thuis behalve des Woensdags en 's Zaterdags. De zijde kom je maar eens bij me halen. Werk je vooral net jes? Je mag ook Woensdagmiddag tusschen 1.30 en 2.30 even komen. Dan tref je me ook zeker thuis. Wil je je moeder m'n groeten terug doen? Tot ziens. Dag Krullekopje. Lief JASMIJtNTJE. Ja hoor ik ga met je verzoek accoord. Volgende week verwacht ik een langer briefje van je. Hoe gaat het met Aagje? Ga je vee] met haar uit? Het beste hoor. Dag Jasmijntje. Beste FLIPPIE FLINK. Krijg ik vol gende week een langer briefje? Vriend dat zal ik treffen, 'k Ben nu reeds zeer nieuws gierig naar den inhoud. Hoe gaat het met je vlieger? Heb je hem weer opgeborgen voor het najaar? Ja 1.1. Zondag was het echt strandweer en ik geloof graag dat het heel druk aan het strand was. Dag Flippie Flink. Lief DUINVIOOLTJE. Ja hoor, je hebt me dit keer een flinken brief geschreven en me heel wat nieuws medegedeeld. Ben je Zondag aan het strandgeweest? Het was er natuurlijk heel druk. Of ik er ook ben ge weest? Neen. Ik ben misschien nog in geen drie zomers te IJmuiden aan het strand ge weest. De voorspellingen van het meteoro logisch instituut laten mij in den regel koud. 'k Vind dat men er weinig staat op kan ma ken en het vaak heel anders uit komt. Binnen kort mag je op visite komen. Dag Duinviooltjie Best KALFJE. Ja dat is zeker. De jon gens van de Wilhelminaschool kunnen mooi en stevig speelgoed maken, 'k Begrijp heel best dat je vader daarom van tijd tot tijd speelgoed voor je op de school komt bestellen. Heb je nu weer een tram gekregen? Je krijgt zoo een heele verzameling van goed speel goedmateriaal. Speel er maar veel en pret tig mee. Dag Kalfje. Beste POLLY. Hartelijk dank ik je voor je 10.000 groeten en voor de groeten van je dierenverzameling. Ben je half ziek en half hersteld? 'k Hoop voor je, dat je zieke helft nu ook spoedig beter is. Jammer, dat je dit keer niet aan den kleurwedstrijd kunt deel nemen. Hoe maakt je moeder het? Wil je haar m'n groeten doen? Dag Polly. Beste BERENDMAN. Wat het weer de laatste weken betreft, vind ik dat we niet mogen klagen* We waren de voorgaande maanden heusch wel aa,n minder aangenaam weer gewend geraakt. Regen en nog eens re gen. Momenteel geloof ik dat de boeren ook weer naar wat vocht gaan verlangen. Voor de aardbeien is een buitje gevolgd door zon neschijn ook geen overbodige luxe. Moet ik weer boomenplaatjes gaan tellen? Vriend ik heb het op het oogenblik zoo druk met aller lei werk, dat ik de tellerij voorloopig maar zal laten rusten. In elk geval heb ik er meer dan zestig. Dag Berendman. Lief HANDWERKSTERTJE. Je kleurpla ten heb ik ontvangen en bij de andere pla ten gelegd. Na a.s. Maandag haal ik alle voor den dag en ga het geleverde werk be- oordeelen. Of je kans maakt voor een prijsje? Meisje je vraagt me meer dan ik thans zelf weet. Nog een weekje geduld houden hoor. Binnenkort kom ik eens naar de bloemen zien. Misschien kan ik dan zeggen hoe ze heeten. Dag Handwerkstertje. Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ja meisjelief je moeder verwent me echt. Ze weet, dat ik uren achtereen in de school ben en me geen tijd gun iets voor me zelf klaar te maken. Ze weet ook dat de kinderen me geheel in beslag nemen en me geen tijd la ten om voor me zelf koffie te gaan zetten. Daarom brengt zij me heel vaak een kopje koffie op school. Je begrijpt dat ik dat heel fijn vind en haar heel dankbaar ben voor haar goede zorgen. Wat fijn, dat je platen zoo keurig' worden. De platen van Handwerkster tje zijn ook keurig. A.s. Zaterdag komt de uitslag van den wedstrijd in de rubriek. Dag Zusjesbeschermstert j e. Lief ZONDAGSKIND. Nu heb ik toch eens kennis gemaakt met Lizetta. Wat een klein, snoezig popje, 'k Zou haar best als zusje willen hebben. Ook begrijp ik nu dat je in ieder briefje over haar moet schrijven. Heeft ze de sinaasappel lekker gevonden? Je bent ook al naar het strand geweest, 'k Ge loof dat 1.1. Zondag al m'n vriendinnetjes en vriendjes een bezoek aan het strand gebracht hebben. Je kleurplaten heb ik ontvangen. Dag Zondagskind. Best CROOUSJE. Nu ben ik gerust gesteld. Zoo moesten alle ouders doen als de kinderen alleen naar het strand gaan. Je hebt je kleurplaten keurig van je naam schuilnaam en adres voorzien. Flink zoo. Het zilverpapier dat je me gebracht hëbt, heb ik bij m'n verzameling gedaan. Ik dank je er hartelijk voor. Ga je weer voor me spa ren? Prettig hoor. Dag Crocus je. Lief DUIN6P ARRET JE. Ben je ook al naar het strand geweest? Vriend ik lees niet anders. Of ik er ook ben geweest? Neen hoor. Misschien reeds in 3 jaar niet, tenminste niet te IJmuiden. Welke kleur heeft je nieuwe zwempak? Je kleurplaten heb ik ontvangen. Dag. Duinsparretje. Best STERRETJE. Wat zullen de winkels het de laatste dagen druk gehad hebben met den verkoop van zwempakken. Je hebt ook al een pak gekregen. Mag ik de kleur eens raden? Donker blauw. Heb ik het goed? Je kleur platen heb ik ontvangen en ze bij de andere platen gelegd. Volgende week Zaterdag staan de gelukkigen in de rubriek. Zal jij er ook bij staan? Dag Sterretje. Lief SNEEUWKLOKJE. Jij bent aan1 het strand dus roodkapje met je roode bad pak, roode strandschoenen en roode badmuts. Grappig zoo'n rood strandnimfje. Je kleur platen heb ik ontvangen. Over een poosje mag je met de andere Santpoortertjes op visite komen. Voor de berging v.an de fietsen heb ik thuis voldoende gelegenheid. Dag Sneeuw vlokje. Veel groeten van Mej. E. VTJLBIRIEF. VISITE. A.s. Woensdag mogen de volgende rubrie- kertjes op visite komen. 1. Crocusje. 2. Zondagskind. 3. Veronika. 4. Kleine Zus. 5. Rozeknopje. Ik verwacht jullie om half twee en om half drie gaan jullie weer naar huis. Tot Woensdag dus. LAAT MIJ VLIEGEN. door W. B—Z. „Kijk eens zus, een vlindertje Zwart en geel en rood, En wat zijn zijn sprieten lang En zijn vleugels groot Hier dan zus, neem jij hem maar. Doe hem in een doos, Prik in 't deksel gaatjes, dan Leeft hij nog een poos." „Nee, roept Kees, „laat vliegen zus, Buiten moet hij zijn. 'n Vlinder houdt van bloem en blad En van zonneschijn Als die vlinder spreken kon, Zei hij: „Laat mij gaan. 'k Vlieg dan naar de blauwe lucht Heel ver hier vandaan." Zusje zegt: „Lief vlindertje Vlieg maar gauw naar huis Ik ga ook naar moesje toe. Dag, de groeten thuis." DE MATCH door W. B Z. Er zou een spannende wedstrijd zijn Op 't groote veld: de Apenstein. Tusschen Orangen -één en Waffen-twee De grootste sterren speelden mee, Scheidsrechter was de Schippershond. Zijn roode tong hing uit zijn mond. Er werd verschrikkelijk ruw gespeeld. Dat had de scheidsrechter verveeld. Hij blafte: Woef, woef, waf, woef, waf, En dat gaf alweer een punt voor straf. De poedel trapte als een gek De bal vloog tweemaal over 't hek. Sinjo, de aap, die schreeuwde maar: „Vooruit, schiet op, je komt nooit klaar." 't Werd half-time en wat een jool Orangen-één hadden één goal. Na de rust vielen de Waffen-twee Toch eigenlijk verbazend mee. Wat waren ze nu in hun schik Twee goaltjes haalde Jantje Fik. 't Publiek riep: Hup voor Waffen-twee, Orangen-één was niet tevree, Ze schreeuwden liepen door elkaar En haalden toch één goaltje maar. De Waffen-twee hadden succes. Ze wonnen welverdiend: 26 DE KARAVAANDRIJVER EN DE PYRAMIDE Een karavaandrijver moest de wacht hou den bij een zieken kameel. Natuurlijk ver veelde hij zich spoedig, maar hij zag hoe een kleine rups probeerde de top van die pyrami- de te bereiken. Daarboven wenkte hem een frisch groen palmblad. De rups had echter groote moeite zijn weg te vervolgen, omdat er oneffen groeven, waarschijnlijk lettertee- kens, in het steenen oppervlak waren gegrift. De karavaanhouder nam een dun stokje en wees zoo aan de rups den weg. Toen het diertje zich te goed gedaan had aan het sap pige palmblad wees hij hem een anderen te rugweg. Probeeren jullie eens met een potlood of pen beide wegen te vinden. W. B.—Z. WAAR IS JACKIE COOGAN? Charlie Chaplin tuurt voor zich uit, Waar is vriend Jackie toch, die guit? Maar Jackie heeft Charlie's lorgnet Zoo juist eventjes recht gezet. HANS BIJ DE LUCHTKINDEREN. Een heerlijke droom op een zonnigen zomer avond. Had je óók wel meegewild? 't Was een heerlijke zomeravond en Hans lag op z'n rug op het grasveldje. Dat vond hij toch zóó fijn. Groote, dikke wolken met lichte en donkere kanten eraan dreven statig bo ven zijn hoofd voorbij. „Net prachtige bloemkoolen," dacht Hans. „Voor de keuken van een reus". En hij lag te denken, hoe de ontzaglijk groote luchtreus tegen z'n vrouw zei: „Mmik heb trek in bloemkool vandaag!" En zij: „Goed hoor, ik zal er een paar kokkerd voor je afsnijden!" Hoe groot moest dat mes wel zijn, waarmee zal er een paar kokkerds voor je afsnijden!" En toen zag Hans de reus zelf aankomen. Hij zat in een groot schip, daar stak hij alleen met z'n hoofd bovenuit. En een lange neus dat hij had, nee maar! En toen vloeide 't ge zicht van den reus weer in elkaar tot het net een puntige berg leek, en toenmoest Hans ervan gapen, zoo schemerde 't voor zijn oogen door het kijken in die heerlijke wol kenlucht. „Hè, kon ik maar eens naar boven zweven en al dat mooie van dichtbij zien!" dacht hij. „Wou je dat zoo graag?" klonk een fijn stemmetje vlak bij hem. Hans keek omhoog en toen omlaag naar zijn opgetrokken knieën en kijk, daar was het kindje, dat bij het stemmetje hoorde. Een klein, fijn wezentje, in een blauw kleedje, met een blonden krullebol als het kopje van een klein, pluizig kuikentje stond naast zijn knie. Aan haar ruggetje glansden twee fijne zilve ren vleugeltjes. 't Meisje tikte met haar handje op z'n knie. „Ga je mee H'ans?" Hans vond het niets vreemd, dat ze zijn naam wist. ,,'k Zou graag meegaan," maar ik ben te zwaar." „Heelemaal niet! Je kunt best meegaan, als je heel graag wilt. Maar je moet eerst die groote, zware schoenen uittrekken. Anders kun je nooit opstijgen, domoor, die je bent. Wacht, ik zal je helpen!" Ze knielde naast hem neer en begon met haar kleine vingertjes de veters van één schoen los te maken. Intusschen had Hans de andere schoen al uitgetrokken._ „Die gooien we tusschen de struiken," riep het kleine meisje. „Eén twee, drie, floep". En de kousen ook maar, want die heb je daarbo ven toch niet noodig. Ziezoo". Hans had niets geen spijt van z'n kou sen en schoenen. Juist fijn, zoo met je bloote voeten in 't gras. „Gaan we nu?" vroeg hij. „Kom," zei het meisje, „Ga op m'n stafje zitten." Hè, dat had Hans nog niet eerder gezien ze hield opeens een langen gouden staf in de hand en die strekte ze vlak voor zich uit. Alle bei gingen ze erop zitten. Dat was wonder lijk! vond Hans. En hij zei: „Maarmaar hoe kom je aan die staf? En wie bén je eigenlijk?" „Ik hen een luchtkind en ik heet Feli citas. Ga maar met me mee, dan zul je straks al m'n vriendjes en vriendinnetjes zien!" „O.... fijn!" zei Hans. „Nu, vooruit dan maar!" riep Felicitas, en daar begonnen ze al op te stijgen. Hooger, al hooger, al hooger! „Heerlijk!" jubelde Hans en het vroolijke lachen van het luchtkind klonk als een. zil veren belletje over het grasVeld. „Ik heb je al zoo vaak verlangend naar de wolken zien kijken," zei ze. „En dan dacht ik altijd: kon ik hem maar eens helpen!" Ze stegen nog altijd hooger. Hans had niet gedacht, dat de dikke, roomige wolken zóó hoog waren. „Zijn we er nu haast?" vroeg hij, „Wou je er graag zijn?" vroeg Felicitas. „Héél graag?" „O, natuurlijk!" riep Hans. „Dan zijn we er!" 't Gouden stafje lag plotseling stil, vlak naast een groote wolk. „Spring maar!" lachte het meisje en ze gaf zelf het voorbeeld en sprong van het stafje af midden in de witte wolk. En Hans sprong haar na. Wat heerlijk was dat! 't Voelde net of je midden in de watten sprong, zóó zacht en zóó licht! De beide kinderen pakten elkaar bij de hand en wipten juichend op en neer in al die wit heid, zoodat de vlokken hun om de ooren sto ven. En ze lachten erbij, dat ze schaterden! Toen hoorden ze opeens geluid van stemme tjes om zich heen. Van alle kanten, tusschen de wolken en uit de witte, roomerige en op lichte vleugeltjes uit den blauwen kwamen de luchtkinderen aangezweefd en de heele lucht was vol van gelach en gezang. „Hoera!" riepen ze, „we gaan spelen! alle maal klaar? Vooruit dan!" En nu begon het heerlijkste kussengevecht-, dat Hans nog ooit gezien had. De luchtkinderen grepen met hun kleine, stevige knuistjes in de witte wol ken en trokken er groote pluizen af, die ze elkaar om de ooren gooiden. Sommige werden heelemaal onder 't wit bedolven, andere rol den ondersteboven door den schok, maar dat deed niets geen zeer, want ze vielen altijd zacht en als de eene wolkenbank heelemaal uit elkaar geplukt was, kwamen ze weer te recht op een andere. En hun lachjes schater den tusschen de wolken en weerklonken met duizend echo's in de diepe grotten. Hans deed dapper mee en het leek wel, of hij nooit moe werd. Hij was de allerlaatste, die met spelen ophield. De violette schaduwen in de wolkengrotten waren dieper geworden en een zachte, rozen- roode gloed lag over alles uitgespreid. De luchtkinderen gingen nu allemaal in een kringetje zitten en begonnen zachtjes te zin gen. Het was een wonderschoon, heerlijk lied. zooals Hans er nog nooit een gehoord had. Hij moest denken aan 't geruisch van de sae cn aan 't suizen van de denneboomen in aan groot, groot bosch en aan 't g*kwink®Wr van duizenden kleine vogeltjes. De zon ging onder en de rose gloed om hen heen werd sterker en sterker, tot het leek of de heele hemel in brand stond. En nu werd het gezang zachter en zachter, tot het was of de stemmetjes zwegen en alleen het ro- zenroode licht nog zong. Felicitas legde een handje op Hans z'n schouder. „Wil je ons nu lekker toedekken?" ZATERDAG 5 JUNI 1937 Hans keek om zich heen. Ja, de luchtkin deren gingen slapen. Ze hadden elk een zacht plekje opgezocht en trokken de groote witte wolkenpluizen om zich heen en over hun oortjes, totdat ze heelemaal goed lagen. En Hans dekte één voor één de luchtkinderen toe, alsof hij hun eigen vader was. Toen hij bij Felicitas kwam en haar een nachtkus wilde geven, zag hij, dat ze al sliep. Daarom streelde hij maar even voorzichtig over het donzige kopje en stopte een wolkenplukje achter haar ruggetje. Toen dacht Hans: „Nu ben ik ook moe. Hè, wat ben ik moe." En ter wijl hij dit dacht, hoorde hij moeder's stem, die lachende zei: „Daar ligt me die jongen heusch op 't grasveldje te slapen." „Och je meent het niet!" zei vader's stem. „Kom maar kijken." Vader en moeder bogen zich met lachende gezichten over hem heen. Wat gek, dat hij nu opeens weer op 't gras veldje lag! „Hè-è!" geeuwde Hans, ,,'t was zoo fijn in de wolkengrot." „Droomde je, dat je tusschen de wolken speelde?" vroeg vader. „Nu, dat droomen hon derden kleine jongens. En de groote men- schen droomen 't ook nog wel eens. Niet, moeder?" „Ik vaak," zei moeder, ,,'t Is de fijnste droom die er maar is!" R. DE RUYTER-v. d. FEER. DE VERDEELING. Q# e» e» 3 <3» O 4» Een boomkweeker kreeg 5 koopers voor een stuk van zijn grond. Op dat stuk stonden 15 boom en een broeikas. Eén kooper kocht de broeikas en 3 boomen. De andere 4 koopers wilden nu ieder even groot stuk hebben, elk met 3 boomen. Geef eens op de teekening aan, hoe de boomkweeker dat stuk land verdee- len moet. UIT DEN MOPPENTROMMEL Wandelaar tegen een bewoner van een een zaam landhuis: „Woont u hier meer dan 30 jaar?" „Zoo is 't meneer." „Ik kan me niet begrijpen, dat er hier iets is, waar u zich druk over kunt maken." „Ik ook niet en daarom woon ik hier juist zoo graag." Den vorigen keer maakte ik een praatje met je over dwergen of liever over dwergen volken; nu wil ik het eens met jullie hebben over de tegenstel ling daarvan: over reuzen .Eigenaardig genoeg vinden we in de tegenwoordige wereld geen volksstammen van reuzen meer. De reuzen onder de menschen komen echter evenals de dwergen toch af en toe voor. In vroeger tij den, toen er nog overal kermissen gehouden werden, zag men ze vaak in gezelschap van een dwerg. Zoo was de dwerg Gerardus Kei zer, die ik den vorigen keer noemde, ook steeds in gezelschap van een reus en 't was een eigenaardig gezicht den dwerg tusschen de beenen van den reus te zien dooiioopen en dan te bemerken dat de eerste maar even boven de knieën van den laatste uitkwam. Zoo had de Engelsche koning Jacobus I (16031625) een portier in dienst, die niet minder dan 2 m. 34 c.M. groot was. In den regel bereiken deze reuzen die abnormale lengte in betrekkelijk korten tijd en staat ook bij hen, evenals bij ons gewone menschen de toename in lengte al heel gauw na het be reiken van den volwassen leeftijd stil. An ders was dat bij den reus Maximilian Müller, die op 55 jarigen leeftijd nog 2 centimeter groeide en het toen gebracht had tot een lengte van 2 m. 56 c.m. De Londenaars van een goede 50 jaar ge leden konden indertijd het vreemde schouw spel zien, dat iemand zijn sigaar aanstak aan een straatlantaarn. Het was de Ier, Patrick O'Brien, die 2 m. 68 c.m. lang was. Gelukkig voor hem dat een straatlantaarn toen een vleermuisbrander had en men gas in plaats van electrisch licht had. Een andere groot heid uit het begin dezer eeuw wak de Oosten rijker Frans Winkelmeier. Zijn lengte werd hem noodlottig, want toen hij in 't voorjaar van 1909 te Londen uit een rijtuig stapte, raakte hij met zijn hoofd de electrische ge leiding aan en hij viel onmiddellijk, als was hij door den bliksem getrokken, dood ter aarde. Maar we hoeven deze reuzenmenschen niet altijd zoo ver van huis te zoeken. De ge schiedenis verhaalt van een reus in onze buurt en wel te Spaarnwoude. Jullie hebt allemaal wel eens gehoord van Klaas van Kielen, die volgens een aanwijzing in de kerk te Spaarnwoude 2 m. 69 c.m. lang was. Hij leefde aan 't eind der 13e en 't begin der 14e eeuw. Ook Haarlem zelf heeft een. reus on der zijn bewoners geteld, al was hij dan geen geboren Haarlemmer, maar een Fin van ge boorte. Ik bedoel Ka jan us, waa.rvan in 't Frans Halsmuseum de lengte is aangegeven als 2 m. 63 c.m. Hij stief hier in 1749 op 46- jarigen leeftijd. W. B.—Z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 8