Aan allen!
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Denken jullie er om dat a.s. Maandag de
gelegenheid om gekleurde plaatjes in te zen
den gesloten wordt? Plaatjes die a.s. Maandag
6 Juni na 7 uur binnen komen, komen niet
meer voor den wedstrijd in aanmerking. Zij
die nog niet inzonden, raad ik aan dit nog
.voor a.s. Maandagavond 7 uur te doen, zoodat
ze ook kans maken één der mooie prijsjes te
winnen. Zaterdag 12 Juni komt de uitslag
in de rubriek. Veel succes.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Wat heb je
•je naam keurig geschreven zeg. 't Lijkt wel
sierschrift. Je teekening vind ik ook keurig.
Prettig dat je extra je best zal doen op je
kleurplaatjes. Als je eens een prijsje kon be
machtigen, wat zou dat fijn zijn. Wil je wel
gelooven dat ik ook wel graag mede zou wil
len doen? Een mooie armband of collier kan
ik heusch nog wel gebruiken. Maar die kans
■gaat m'n neus voorbij. Veel succes hoor. Dag
•Teekenaarstertj e.
Best MARIETJE K. Prettig zeg, dat je
ook rubriekertje bent geworden en nu maar,
zooals je moeder zegt, me iedere week trouw
schrijven. Je moet echter een anderen naam
•kiezen. Rozeknopje is de schuilnaam van een
ander vriendinnetje van me. Grappig dat jij
Sparretje kent. Lag je gelijk met haar in het
ziekenhuis? Leuk dat je zus me volgende week
ook gaat schrijven. Zoo wordt de oude vriend
schap weer hernieuwd. Weet je nog dat je
bij mij in de klas gezeten hebt? Ik herinner
me je nog als klein drie-jarig meisje, en hoor
nog je duidelijke babbeltjes. Doe je ook aan
den kleurwedstrijd mede? Vraag maar aan
Krullekopje wat je doen moet. Dag Ma-
rietje K.
Lief SPARRETJE. Dat je me verleden
week niet schrijven kon, wist ik. Het briefje
aan de kinderen die mij door de warmte niet
hadden geschreven, was dus niet voor jou be
stemd. 'k Hoop, dat je spoedig van de mid
dagrustpartij weer af bent. A.s. Vrijdag
wensch ik je een prettig dagje toe. Als ik zeker
wist, dat jij de rubriek alleen thuis leest, zou
Ik je een geheim mededeelen. Nu vind ik het
beter het geheim nog even voor mij alleen te
houden en je later alles te vertellen of te
doen vertellen. Wil je je moeder m'n groeten
terug doen? Ook haar wensch ik a.s. Vrijdag
een gezelligen dag toe. Dag Sparretje.
Beste VERONIKA. Jammer dat je 1.1.
Woensdagmiddag verhinderd was. Ik ver
wacht je nu a.s. Woensdag om half twee. Was
het een gezellig middagje ter gelegenheid van
het 20-jarig bestaan van de Klinderkerk te
IJmuiden-Oost? Dag Veronika.
Beste KLEINE ZUS. Wat ga je nu doen?
Ziek worden? Meisje hoe kom je er bij? Je
moet maar weer gauw beter worden hoor en
fijn buiten spelen. Kom je nu a.s. Woensdag
om half 2? Dag Kleine Zus.
Lief ROZEKNOPJE. Jij bent maar weer
gelukkig geweest zeg. Een grappig wedstrijd
spel is „Wasch ophangen" vind je niet? Je
hebt den Isten prijs? Heb je de spelen op het
feestje van de kinder kerk gedaan of ben je
nog naar een andere feestelijkheid geweest,
'k Hoop je a.s. Woensdag bij me thuis te zien.
Dag Rozeknopje.
Best KRULLEKOPJE. Prettig dat ik weer
theelood van je krijg, 's Avonds tusschen 5
en 6.30 ben ik altijd wel thuis behalve des
Woensdags en 's Zaterdags. De zijde kom je
maar eens bij me halen. Werk je vooral net
jes? Je mag ook Woensdagmiddag tusschen
1.30 en 2.30 even komen. Dan tref je me ook
zeker thuis. Wil je je moeder m'n groeten
terug doen? Tot ziens. Dag Krullekopje.
Lief JASMIJtNTJE. Ja hoor ik ga met je
verzoek accoord. Volgende week verwacht ik
een langer briefje van je. Hoe gaat het met
Aagje? Ga je vee] met haar uit? Het beste
hoor. Dag Jasmijntje.
Beste FLIPPIE FLINK. Krijg ik vol
gende week een langer briefje? Vriend dat
zal ik treffen, 'k Ben nu reeds zeer nieuws
gierig naar den inhoud. Hoe gaat het met je
vlieger? Heb je hem weer opgeborgen voor
het najaar? Ja 1.1. Zondag was het echt
strandweer en ik geloof graag dat het heel
druk aan het strand was. Dag Flippie Flink.
Lief DUINVIOOLTJE. Ja hoor, je hebt
me dit keer een flinken brief geschreven en
me heel wat nieuws medegedeeld. Ben je
Zondag aan het strandgeweest? Het was er
natuurlijk heel druk. Of ik er ook ben ge
weest? Neen. Ik ben misschien nog in geen
drie zomers te IJmuiden aan het strand ge
weest. De voorspellingen van het meteoro
logisch instituut laten mij in den regel koud.
'k Vind dat men er weinig staat op kan ma
ken en het vaak heel anders uit komt. Binnen
kort mag je op visite komen. Dag Duinviooltjie
Best KALFJE. Ja dat is zeker. De jon
gens van de Wilhelminaschool kunnen mooi
en stevig speelgoed maken, 'k Begrijp heel
best dat je vader daarom van tijd tot tijd
speelgoed voor je op de school komt bestellen.
Heb je nu weer een tram gekregen? Je krijgt
zoo een heele verzameling van goed speel
goedmateriaal. Speel er maar veel en pret
tig mee. Dag Kalfje.
Beste POLLY. Hartelijk dank ik je voor
je 10.000 groeten en voor de groeten van je
dierenverzameling. Ben je half ziek en half
hersteld? 'k Hoop voor je, dat je zieke helft
nu ook spoedig beter is. Jammer, dat je dit
keer niet aan den kleurwedstrijd kunt deel
nemen. Hoe maakt je moeder het? Wil je
haar m'n groeten doen? Dag Polly.
Beste BERENDMAN. Wat het weer de
laatste weken betreft, vind ik dat we niet
mogen klagen* We waren de voorgaande
maanden heusch wel aa,n minder aangenaam
weer gewend geraakt. Regen en nog eens re
gen. Momenteel geloof ik dat de boeren ook
weer naar wat vocht gaan verlangen. Voor
de aardbeien is een buitje gevolgd door zon
neschijn ook geen overbodige luxe. Moet ik
weer boomenplaatjes gaan tellen? Vriend ik
heb het op het oogenblik zoo druk met aller
lei werk, dat ik de tellerij voorloopig maar zal
laten rusten. In elk geval heb ik er meer dan
zestig. Dag Berendman.
Lief HANDWERKSTERTJE. Je kleurpla
ten heb ik ontvangen en bij de andere pla
ten gelegd. Na a.s. Maandag haal ik alle
voor den dag en ga het geleverde werk be-
oordeelen. Of je kans maakt voor een prijsje?
Meisje je vraagt me meer dan ik thans zelf
weet. Nog een weekje geduld houden hoor.
Binnenkort kom ik eens naar de bloemen
zien. Misschien kan ik dan zeggen hoe ze
heeten. Dag Handwerkstertje.
Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ja
meisjelief je moeder verwent me echt. Ze
weet, dat ik uren achtereen in de school ben
en me geen tijd gun iets voor me zelf klaar
te maken. Ze weet ook dat de kinderen me
geheel in beslag nemen en me geen tijd la
ten om voor me zelf koffie te gaan zetten.
Daarom brengt zij me heel vaak een kopje
koffie op school. Je begrijpt dat ik dat heel
fijn vind en haar heel dankbaar ben voor
haar goede zorgen. Wat fijn, dat je platen zoo
keurig' worden. De platen van Handwerkster
tje zijn ook keurig. A.s. Zaterdag komt de
uitslag van den wedstrijd in de rubriek. Dag
Zusjesbeschermstert j e.
Lief ZONDAGSKIND. Nu heb ik toch
eens kennis gemaakt met Lizetta. Wat een
klein, snoezig popje, 'k Zou haar best als
zusje willen hebben. Ook begrijp ik nu dat
je in ieder briefje over haar moet schrijven.
Heeft ze de sinaasappel lekker gevonden? Je
bent ook al naar het strand geweest, 'k Ge
loof dat 1.1. Zondag al m'n vriendinnetjes en
vriendjes een bezoek aan het strand gebracht
hebben. Je kleurplaten heb ik ontvangen. Dag
Zondagskind.
Best CROOUSJE. Nu ben ik gerust gesteld.
Zoo moesten alle ouders doen als de kinderen
alleen naar het strand gaan.
Je hebt je kleurplaten keurig van
je naam schuilnaam en adres voorzien. Flink
zoo. Het zilverpapier dat je me gebracht hëbt,
heb ik bij m'n verzameling gedaan. Ik dank
je er hartelijk voor. Ga je weer voor me spa
ren? Prettig hoor. Dag Crocus je.
Lief DUIN6P ARRET JE. Ben je ook al
naar het strand geweest? Vriend ik lees niet
anders. Of ik er ook ben geweest? Neen hoor.
Misschien reeds in 3 jaar niet, tenminste niet
te IJmuiden. Welke kleur heeft je nieuwe
zwempak? Je kleurplaten heb ik ontvangen.
Dag. Duinsparretje.
Best STERRETJE. Wat zullen de winkels
het de laatste dagen druk gehad hebben met
den verkoop van zwempakken. Je hebt ook al
een pak gekregen. Mag ik de kleur eens raden?
Donker blauw. Heb ik het goed? Je kleur
platen heb ik ontvangen en ze bij de andere
platen gelegd. Volgende week Zaterdag staan
de gelukkigen in de rubriek. Zal jij er ook bij
staan? Dag Sterretje.
Lief SNEEUWKLOKJE. Jij bent aan1
het strand dus roodkapje met je roode bad
pak, roode strandschoenen en roode badmuts.
Grappig zoo'n rood strandnimfje. Je kleur
platen heb ik ontvangen. Over een poosje mag
je met de andere Santpoortertjes op visite
komen. Voor de berging v.an de fietsen heb ik
thuis voldoende gelegenheid. Dag Sneeuw
vlokje.
Veel groeten van
Mej. E. VTJLBIRIEF.
VISITE.
A.s. Woensdag mogen de volgende rubrie-
kertjes op visite komen.
1. Crocusje.
2. Zondagskind.
3. Veronika.
4. Kleine Zus.
5. Rozeknopje.
Ik verwacht jullie om half twee en om
half drie gaan jullie weer naar huis.
Tot Woensdag dus.
LAAT MIJ VLIEGEN.
door W. B—Z.
„Kijk eens zus, een vlindertje
Zwart en geel en rood,
En wat zijn zijn sprieten lang
En zijn vleugels groot
Hier dan zus, neem jij hem maar.
Doe hem in een doos,
Prik in 't deksel gaatjes, dan
Leeft hij nog een poos."
„Nee, roept Kees, „laat vliegen zus,
Buiten moet hij zijn.
'n Vlinder houdt van bloem en blad
En van zonneschijn
Als die vlinder spreken kon,
Zei hij: „Laat mij gaan.
'k Vlieg dan naar de blauwe lucht
Heel ver hier vandaan."
Zusje zegt: „Lief vlindertje
Vlieg maar gauw naar huis
Ik ga ook naar moesje toe.
Dag, de groeten thuis."
DE MATCH
door W. B Z.
Er zou een spannende wedstrijd zijn
Op 't groote veld: de Apenstein.
Tusschen Orangen -één en Waffen-twee
De grootste sterren speelden mee,
Scheidsrechter was de Schippershond.
Zijn roode tong hing uit zijn mond.
Er werd verschrikkelijk ruw gespeeld.
Dat had de scheidsrechter verveeld.
Hij blafte: Woef, woef, waf, woef, waf,
En dat gaf alweer een punt voor straf.
De poedel trapte als een gek
De bal vloog tweemaal over 't hek.
Sinjo, de aap, die schreeuwde maar:
„Vooruit, schiet op, je komt nooit klaar."
't Werd half-time en wat een jool
Orangen-één hadden één goal.
Na de rust vielen de Waffen-twee
Toch eigenlijk verbazend mee.
Wat waren ze nu in hun schik
Twee goaltjes haalde Jantje Fik.
't Publiek riep: Hup voor Waffen-twee,
Orangen-één was niet tevree,
Ze schreeuwden liepen door elkaar
En haalden toch één goaltje maar.
De Waffen-twee hadden succes.
Ze wonnen welverdiend: 26
DE KARAVAANDRIJVER EN DE PYRAMIDE
Een karavaandrijver moest de wacht hou
den bij een zieken kameel. Natuurlijk ver
veelde hij zich spoedig, maar hij zag hoe een
kleine rups probeerde de top van die pyrami-
de te bereiken. Daarboven wenkte hem een
frisch groen palmblad. De rups had echter
groote moeite zijn weg te vervolgen, omdat
er oneffen groeven, waarschijnlijk lettertee-
kens, in het steenen oppervlak waren gegrift.
De karavaanhouder nam een dun stokje en
wees zoo aan de rups den weg. Toen het
diertje zich te goed gedaan had aan het sap
pige palmblad wees hij hem een anderen te
rugweg. Probeeren jullie eens met een potlood
of pen beide wegen te vinden.
W. B.—Z.
WAAR IS JACKIE COOGAN?
Charlie Chaplin tuurt voor zich uit,
Waar is vriend Jackie toch, die guit?
Maar Jackie heeft Charlie's lorgnet
Zoo juist eventjes recht gezet.
HANS BIJ DE LUCHTKINDEREN.
Een heerlijke droom op een zonnigen zomer
avond. Had je óók wel meegewild?
't Was een heerlijke zomeravond en Hans
lag op z'n rug op het grasveldje. Dat vond hij
toch zóó fijn. Groote, dikke wolken met lichte
en donkere kanten eraan dreven statig bo
ven zijn hoofd voorbij.
„Net prachtige bloemkoolen," dacht Hans.
„Voor de keuken van een reus". En hij lag te
denken, hoe de ontzaglijk groote luchtreus
tegen z'n vrouw zei: „Mmik heb trek in
bloemkool vandaag!" En zij: „Goed hoor, ik
zal er een paar kokkerd voor je afsnijden!"
Hoe groot moest dat mes wel zijn, waarmee
zal er een paar kokkerds voor je afsnijden!"
En toen zag Hans de reus zelf aankomen.
Hij zat in een groot schip, daar stak hij alleen
met z'n hoofd bovenuit. En een lange neus
dat hij had, nee maar! En toen vloeide 't ge
zicht van den reus weer in elkaar tot het net
een puntige berg leek, en toenmoest
Hans ervan gapen, zoo schemerde 't voor zijn
oogen door het kijken in die heerlijke wol
kenlucht.
„Hè, kon ik maar eens naar boven zweven
en al dat mooie van dichtbij zien!" dacht hij.
„Wou je dat zoo graag?" klonk een fijn
stemmetje vlak bij hem.
Hans keek omhoog en toen omlaag naar
zijn opgetrokken knieën en kijk, daar was
het kindje, dat bij het stemmetje hoorde. Een
klein, fijn wezentje, in een blauw kleedje, met
een blonden krullebol als het kopje van een
klein, pluizig kuikentje stond naast zijn knie.
Aan haar ruggetje glansden twee fijne zilve
ren vleugeltjes.
't Meisje tikte met haar handje op z'n knie.
„Ga je mee H'ans?"
Hans vond het niets vreemd, dat ze zijn
naam wist. ,,'k Zou graag meegaan," maar ik
ben te zwaar."
„Heelemaal niet! Je kunt best meegaan,
als je heel graag wilt. Maar je moet eerst die
groote, zware schoenen uittrekken. Anders
kun je nooit opstijgen, domoor, die je bent.
Wacht, ik zal je helpen!"
Ze knielde naast hem neer en begon met
haar kleine vingertjes de veters van één
schoen los te maken. Intusschen had Hans
de andere schoen al uitgetrokken._
„Die gooien we tusschen de struiken," riep
het kleine meisje. „Eén twee, drie, floep". En
de kousen ook maar, want die heb je daarbo
ven toch niet noodig. Ziezoo".
Hans had niets geen spijt van z'n kou
sen en schoenen. Juist fijn, zoo met je bloote
voeten in 't gras.
„Gaan we nu?" vroeg hij.
„Kom," zei het meisje, „Ga op m'n stafje
zitten."
Hè, dat had Hans nog niet eerder gezien
ze hield opeens een langen gouden staf in de
hand en die strekte ze vlak voor zich uit. Alle
bei gingen ze erop zitten. Dat was wonder
lijk! vond Hans. En hij zei: „Maarmaar
hoe kom je aan die staf? En wie bén je
eigenlijk?"
„Ik hen een luchtkind en ik heet Feli
citas. Ga maar met me mee, dan zul je straks
al m'n vriendjes en vriendinnetjes zien!"
„O.... fijn!" zei Hans.
„Nu, vooruit dan maar!" riep Felicitas, en
daar begonnen ze al op te stijgen. Hooger, al
hooger, al hooger!
„Heerlijk!" jubelde Hans en het vroolijke
lachen van het luchtkind klonk als een. zil
veren belletje over het grasVeld.
„Ik heb je al zoo vaak verlangend naar de
wolken zien kijken," zei ze. „En dan dacht ik
altijd: kon ik hem maar eens helpen!"
Ze stegen nog altijd hooger. Hans had niet
gedacht, dat de dikke, roomige wolken zóó
hoog waren.
„Zijn we er nu haast?" vroeg hij,
„Wou je er graag zijn?" vroeg Felicitas.
„Héél graag?"
„O, natuurlijk!" riep Hans.
„Dan zijn we er!"
't Gouden stafje lag plotseling stil, vlak
naast een groote wolk. „Spring maar!" lachte
het meisje en ze gaf zelf het voorbeeld en
sprong van het stafje af midden in de witte
wolk. En Hans sprong haar na. Wat heerlijk
was dat! 't Voelde net of je midden in de
watten sprong, zóó zacht en zóó licht! De
beide kinderen pakten elkaar bij de hand
en wipten juichend op en neer in al die wit
heid, zoodat de vlokken hun om de ooren sto
ven. En ze lachten erbij, dat ze schaterden!
Toen hoorden ze opeens geluid van stemme
tjes om zich heen. Van alle kanten, tusschen
de wolken en uit de witte, roomerige en op
lichte vleugeltjes uit den blauwen kwamen de
luchtkinderen aangezweefd en de heele lucht
was vol van gelach en gezang.
„Hoera!" riepen ze, „we gaan spelen! alle
maal klaar? Vooruit dan!" En nu begon het
heerlijkste kussengevecht-, dat Hans nog ooit
gezien had. De luchtkinderen grepen met
hun kleine, stevige knuistjes in de witte wol
ken en trokken er groote pluizen af, die ze
elkaar om de ooren gooiden. Sommige werden
heelemaal onder 't wit bedolven, andere rol
den ondersteboven door den schok, maar
dat deed niets geen zeer, want ze vielen altijd
zacht en als de eene wolkenbank heelemaal
uit elkaar geplukt was, kwamen ze weer te
recht op een andere. En hun lachjes schater
den tusschen de wolken en weerklonken met
duizend echo's in de diepe grotten. Hans deed
dapper mee en het leek wel, of hij nooit moe
werd. Hij was de allerlaatste, die met spelen
ophield.
De violette schaduwen in de wolkengrotten
waren dieper geworden en een zachte, rozen-
roode gloed lag over alles uitgespreid. De
luchtkinderen gingen nu allemaal in een
kringetje zitten en begonnen zachtjes te zin
gen. Het was een wonderschoon, heerlijk lied.
zooals Hans er nog nooit een gehoord had. Hij
moest denken aan 't geruisch van de sae cn
aan 't suizen van de denneboomen in aan
groot, groot bosch en aan 't g*kwink®Wr van
duizenden kleine vogeltjes.
De zon ging onder en de rose gloed om hen
heen werd sterker en sterker, tot het leek of
de heele hemel in brand stond. En nu werd
het gezang zachter en zachter, tot het was
of de stemmetjes zwegen en alleen het ro-
zenroode licht nog zong.
Felicitas legde een handje op Hans z'n
schouder. „Wil je ons nu lekker toedekken?"
ZATERDAG 5 JUNI 1937
Hans keek om zich heen. Ja, de luchtkin
deren gingen slapen. Ze hadden elk een
zacht plekje opgezocht en trokken de groote
witte wolkenpluizen om zich heen en over hun
oortjes, totdat ze heelemaal goed lagen. En
Hans dekte één voor één de luchtkinderen
toe, alsof hij hun eigen vader was. Toen hij
bij Felicitas kwam en haar een nachtkus
wilde geven, zag hij, dat ze al sliep. Daarom
streelde hij maar even voorzichtig over het
donzige kopje en stopte een wolkenplukje
achter haar ruggetje. Toen dacht Hans: „Nu
ben ik ook moe. Hè, wat ben ik moe." En ter
wijl hij dit dacht, hoorde hij moeder's stem,
die lachende zei: „Daar ligt me die jongen
heusch op 't grasveldje te slapen."
„Och je meent het niet!" zei vader's stem.
„Kom maar kijken."
Vader en moeder bogen zich met lachende
gezichten over hem heen.
Wat gek, dat hij nu opeens weer op 't gras
veldje lag! „Hè-è!" geeuwde Hans, ,,'t was
zoo fijn in de wolkengrot."
„Droomde je, dat je tusschen de wolken
speelde?" vroeg vader. „Nu, dat droomen hon
derden kleine jongens. En de groote men-
schen droomen 't ook nog wel eens. Niet,
moeder?"
„Ik vaak," zei moeder, ,,'t Is de fijnste
droom die er maar is!"
R. DE RUYTER-v. d. FEER.
DE VERDEELING.
Q#
e»
e»
3
<3»
O
4»
Een boomkweeker kreeg 5 koopers voor een
stuk van zijn grond. Op dat stuk stonden 15
boom en een broeikas. Eén kooper kocht de
broeikas en 3 boomen. De andere 4 koopers
wilden nu ieder even groot stuk hebben, elk
met 3 boomen. Geef eens op de teekening aan,
hoe de boomkweeker dat stuk land verdee-
len moet.
UIT DEN MOPPENTROMMEL
Wandelaar tegen een bewoner van een een
zaam landhuis:
„Woont u hier meer dan 30 jaar?"
„Zoo is 't meneer."
„Ik kan me niet begrijpen, dat er hier iets
is, waar u zich druk over kunt maken."
„Ik ook niet en daarom woon ik hier juist
zoo graag."
Den vorigen keer maakte ik een praatje
met je over dwergen of liever over
dwergen volken; nu wil ik het eens
met jullie hebben over de tegenstel
ling daarvan: over reuzen .Eigenaardig genoeg
vinden we in de tegenwoordige wereld geen
volksstammen van reuzen meer. De reuzen
onder de menschen komen echter evenals de
dwergen toch af en toe voor. In vroeger tij
den, toen er nog overal kermissen gehouden
werden, zag men ze vaak in gezelschap van
een dwerg. Zoo was de dwerg Gerardus Kei
zer, die ik den vorigen keer noemde, ook
steeds in gezelschap van een reus en 't was
een eigenaardig gezicht den dwerg tusschen
de beenen van den reus te zien dooiioopen en
dan te bemerken dat de eerste maar even
boven de knieën van den laatste uitkwam.
Zoo had de Engelsche koning Jacobus I
(16031625) een portier in dienst, die niet
minder dan 2 m. 34 c.M. groot was. In den
regel bereiken deze reuzen die abnormale
lengte in betrekkelijk korten tijd en staat
ook bij hen, evenals bij ons gewone menschen
de toename in lengte al heel gauw na het be
reiken van den volwassen leeftijd stil. An
ders was dat bij den reus Maximilian Müller,
die op 55 jarigen leeftijd nog 2 centimeter
groeide en het toen gebracht had tot een
lengte van 2 m. 56 c.m.
De Londenaars van een goede 50 jaar ge
leden konden indertijd het vreemde schouw
spel zien, dat iemand zijn sigaar aanstak aan
een straatlantaarn. Het was de Ier, Patrick
O'Brien, die 2 m. 68 c.m. lang was. Gelukkig
voor hem dat een straatlantaarn toen een
vleermuisbrander had en men gas in plaats
van electrisch licht had. Een andere groot
heid uit het begin dezer eeuw wak de Oosten
rijker Frans Winkelmeier. Zijn lengte werd
hem noodlottig, want toen hij in 't voorjaar
van 1909 te Londen uit een rijtuig stapte,
raakte hij met zijn hoofd de electrische ge
leiding aan en hij viel onmiddellijk, als was
hij door den bliksem getrokken, dood ter
aarde. Maar we hoeven deze reuzenmenschen
niet altijd zoo ver van huis te zoeken. De ge
schiedenis verhaalt van een reus in onze
buurt en wel te Spaarnwoude. Jullie hebt
allemaal wel eens gehoord van Klaas van
Kielen, die volgens een aanwijzing in de kerk
te Spaarnwoude 2 m. 69 c.m. lang was. Hij
leefde aan 't eind der 13e en 't begin der 14e
eeuw. Ook Haarlem zelf heeft een. reus on
der zijn bewoners geteld, al was hij dan geen
geboren Haarlemmer, maar een Fin van ge
boorte. Ik bedoel Ka jan us, waa.rvan in 't
Frans Halsmuseum de lengte is aangegeven
als 2 m. 63 c.m. Hij stief hier in 1749 op 46-
jarigen leeftijd.
W. B.—Z.