De betooverde Villa.
De rupsenplaag in de hoofdstad. Vele boomen op de Amsterdamsche
grachten zijn door deze dieren volkomen kaal gevreten. Een plekje aan de
Keizersgracht, dat thans een herfstachtig aanzien heeft gekregen
Uit het leven van wijlen Gaston Doumergue, oud-president der Fransche republiek.
De thans ontslapen staatsman met wijlen Koning Albert van Belgie, den huidigen Koning
Leopold en Prins Karei tijdens het bezoek van Doumergue als» president Yan Frankrijk aan
Brussel
De Italiaan Tenni, die de klasse .lichtgewicht" bij de
Engelsche T.T.-races won, neemt een koelen dronk na zijn
overwinning
FEUILLETON
Naai' het Engelsch bewerkt door
J. R. VAN RIJN.
(Nadruk verboden)
„De installatie werkte toch nog, toen ik
met George hier was, drie jaar geleden. Het
toestel zat in de kamer hier tegenover".
„Laten we maar eens gaan kijken", stelde
Amabel voor. Zij staken de gang over.
„Het toestel was daar, bij het raam", wees
Julian. „Ze hebben er het bureau voor ver
zet". Hij schoof het meuibel opzij en er kwam
een telefoontoestel van ouderwetsche con
structie te zien. „Alsjeblieft", zei hij. „Wil je
hier even blijven? Dan ga ik naar het tuin
huisje en dan zullen we zien of de zaak werkt.
Misschien moet de batterij bijgevuld worden,
maar die is aan mijn kant".
Amabel ging zitten en wachtte. Het had
haar veel moeite gekost om Julian's aanbod,
in den salon te gaan wonen, af te slaan.
Naarmate de dag vorderde, groeide haar angst
voor den nacht. Als die telefoon werkte, zou
dat een heele geruststelling zijn. Zij zou dan
Julian elk oogenblik kunnen bereiken. Haar
gedachten woelden dooreen, maar op den
achtergrond bleef steeds het besef van die
ééne noodzakelijkheid: ze moest die twee
honderd pond van George Forsham verdie
nen. Wat er ook gebeurde, zij bleef op de
villa.
De telefoon rinkelde plotseling schel. Zij
stond op, hield den hoorn aan het oor en
hoorde Julian's stem zeggen- „Ben jij daar?"
„Ja". Haar stem beefde een beetje ,toen
ze antwoordde.
„Dus de boel is in orde? Kun je me duide
lijk verstaan?"
„Ja, heel goed".
„Prachtig. Je hoeft maar te bellen en ik
kan binnen twee minuten bij je zijn. Ik héb
nog wat te doen; daarna kom ik nog even
aanloopen. Daar zullen „de menschen" toch
wel niets tegen hebben?"
„De menschen moeten probeeren een klein
beetje redelijk te blijven", lachte Amabel.
HOOFDSTUK VUI.
Nog geen uur later werd er aan de voor
deur gebeld. Amabel hoorde Jenny open
doen en toen een stap, die niet van Jenny
was.
Zij verwachtte Julian, maar op zijn metge
zel was zij niet voorbereid. Julian keek triom
fantelijk. Aan een ketting hield hij den
grootsten herdershond, dien Amabel ooit had
gezien.
„Forsham-Dapper", stelde hij opgewekt
voor, „gegarandeerd vrij van ondeugden, en
een goed afgerichte waakhond. Kolossaal
dier, hè? Te groot voor de tentoonstelling,
zeggen ze, maar toch een mooi beest".
„Julian, heb je hem gekocht?"
„Een gegeven hond kijk je niet in den bekj"
bestrafte hij vroolijk. „Als je het precies
weten lilt, hij komt op proef". Julian maak
te den ketting los. „Ga de vrouw eens goe
dendag zeggen!"
Dapper kwam naar voren en hield den
kop tegen haar uitgestrekte hand.
Ontroerd keek ze Julian aan.
„Het is een prachtdier", zei ze, „maar je
had het heusch niet moeten doen".
„Mij wou je niet hebben", protesteerde
Julian, „dus moest ik wel een remplacant
zoeken. Laat hem voorloopig maar aan den
ketting en houd hem altijd bij Je, al ga je
maar even de kamer uit. Hij moet binnen
heel rustig zijn. Hoe is het met je souper,
nu Ellen weg is? Brengt Jenny 't boven?"
„Ik haal het zelf. Jenny wil niet meer naar
boven na de thee".
„Ik zal wel eens met haar praten", ver
klaarde Julian geëergerd.
„Neen, toe, ik heb 't heusch liever niet. Ze
is zoo bang".
„En jij dan?", vroeg hij.
„Ik ben ook wel bang", gaf ze toe, „maar
't is mijn souper, zie je".
Ze sloten Dapper op in de zitkamer en
samen gingen ze naar de keuken om eieren
te bakken en koffie te zetten. Het was heel
genoeglijk en er volgde een niet minder ge
zellige maaltijd op. Wat de menschen ook
praten, je kunt je koksmaat het eten niet
weigeren! Dapper scheen te slapen, maar
toen Julian opstond, deed hij één oog open
en stak één oor omhoog.
Ze brachten het blad naar beneden en
met tegenzin nam Julian afscheid.
„Houd Dapper bij je en bel me op, als je
me noodig hebt", zei hij.
Amabel knikte. Hij zag hoe haar gezicht
veranderde.
„Wat is er?", vroeg hij snel.
Zij trachtte te glimlachen.
„Het is kinderachtig, maar ik dacht aan
gisteravond. We stonden precies zoo, Ellen en
ik, toen de deur dichtsloeg en het licht uit
ging".
Julian legde de hand op haar arm.
„Toe kind, kijk niet zoo ongelukkig. Ga
den hond maar halen. Ik zal zoolang hier
blijven".
Hij had zóó onmiddellijk begrepen, dat
ze er tegenop moest zien alleen de .ttrap weer
op te gaan, dat het haar verbaasde. Het was
of één der vele sluiers, die zich in het verloop
der jaren tusschen menschen weven, voor
een oogeniblik werd vaneen gescheurd. Zij kon
hem niet aankijken, zijn oogen zagen teveel.
En misschien zou zij ook iets zien, dat zij nu
nog niet zien durfde. Een vuurroode blos
trok over haar gezicht en zonder iets te
zeggen, keerde zij zich om en snelde de trap
op. Toen zij terugkwam, was de sluier weer
tusschen hen; het moment van intimiteit
was voorbijgegleden.
Ze wenschten elkander goedennacht. Daar
op sloot Amabel de deur, schoof de grendels
dicht en ging terug naar de zitkamer. Dap
per liep rustig naast haar.
Om tien uur ging ze met hem naar buiten.
De hall deed haar niet zoo griezelig meer aan.
Het regende een beetje, maar het was niet
koud. Toen ze weer binnen kwam, zag ze
Jenny aan het eind van de keukengang en
riep haar een nachtgroet toe. Vervolgens
liep ze met Dapper naar haai' slaapkamer,
deed de tusschendeur op slot en ging naar
bed. Met de telefoon en Dapper voelde ze
zich rustiger dan met de zwartgallige Ellen.
Dapper lag naast de groote linnenkast. Hij
sliep al, toen zij uitgekleed was. Amaibel trok
het licht uit en ging liggen, vervuld van
dankbaarheid jegens Julian.
Ongeveer twee uur later werd ze wakker.
Ze meende een geluid te hooren, maar kon
niet direct realiseeren wat het was. Toen
kwam ze tot het besef, dat Dapper knorde.
Ze hoorde hem door de kamer loopen, stak
de hand uit en trok het licht aan. In dezelfde
seconde keerde hij den kop naar haar toe
en ze zag zijn oogen, groot en angstig. Daar
na liep hij naar de deur, en ging staan snuf
felen en janken.
„Dapper, zoete hond, ga liggen", suste Ama
bel. Weer die vlugge, angstige blik naar
haar.
„Liggen, Dapper!"
Maar het dier bleef janken en krabde aan
de deur. Amabel stond op en luisterde. In het
eerst hoorde ze niets. De hond werd steeds
opgewonderenr. Ze streelde hem over den kop
en meende toen een geluid te hooren, een ver
geluid, dat ze niet kon thuisbrengen. Maar
Dapper was niet meer te houden. Hij stond
nu op zijn achterpooten en kraste met
scherpe voorpooten tegen de deur; nu en dan
keerde hij zich om, likte Amabel de hand en
legde een poot op haar pols. Zij nam 't eind
van den ketting op, draaide het tweemaal
om haar hand, deed de deur open en reikte
naar de schakelaar van de ganglichten. De
hond sprong en rukte en ze lag op haar
knieën vóór ze het knopje had kunnen aan
raken.
Het hooge, gerekte gekerm van een kat
kwam uit het gapende duister tot haar. De
ketting werd uit haar hand gerukt, zij ver
loor het evenwicht geheel en viel. Dapper
was weg. Ze hoorde hem de trap afrennen en
toen zij overeind kwam en het licht aan
draaide, was het ge-miauw van de kat er
weer.
Een oogenblik dacht zij na wat het beste
zou zijn. Zij kon zich opsluiten in haar ka
mer, of zou ze het licht in de hall aandraaien?
„Het moet een gewone kat zijn, het kan niet
anders", redeneerde zij tegen zichzelf. „Dap
per is natuurlijk wat van streek, vreemd en
zooMaar ik moet hem terug hebben". Ze
ging naar de tgrap en toen zij het knopje
omdraaide en het licht in de hall zag aan
flitsen, drong het geluid van brekend glas
tot haar door.
De salondeur, juist tegenover het beneden
eind van de trap, stond wijd open; daarach
ter zag zij het donker van de kamer en uit
dat donker scheen het gekletter van het val
lende glas te komen.
Toen hield het op.
Amabel bleef als aan den grond genageld
staren naar de open deur. Het was doodstil
In huis. Zij wilde spreken, Dapper roepen,
maar kon geen geluid uitbrengen. Ze huiver
de van kou. Slechts met de grootste krachts
inspanning slaagde zij erin de hand weg te
trekken van den muur. Ze wist niet, hoe ze
nog naar haar kamer zou komen. Als er iets
achter haar aankwam, de trap op! Lang bleef
ze talmen.
De stilte werd niet verbroken.
Eindelijk haalde ze diep adem en ging
langzaam terug naar haar kamer. Het licht
liet ze branden. Toen ze binnen was, sloot ze
de deur, keerde zich om en bleef onbeweeg
lijk staan, met wijdopen oogen, als ver
stijfd.
De deur naar de aangrenzende kamer, van
juffrouw Georgina, stond open.
De Ned. Journalistenkring bood Vrijdag aan den leider der handelsmissie, die uit Zuid Amerika is teruggekeerd, een noenmaal
aan, waarbij ook Z. K. H. Prins Bernhard aanzat. V.l.n.r.minister Gelissen, de heer G. Polak Daniëls, Z. K. H. Prins Bernhard
en de heer Dekking
Zeeuwsche jeugd
bij den molen aan
de Noordzee te
Westkapelle. Een
vroolijk groepje,
dat zijn medewer
king voor dit echt
Hollandschtafreel-
tje gaarne wilde
verleenen
De heer M. P. W. van Hout, wien met
ingang van 8 Juli as. eervol ontslag
verleend is als burgemeester van
Helmond
Het toneelgezelschap van Dirk Verbeek is Vrijdag met
de „Stuyvesant" voor een tournée naar West-lndië ver
trokken. Het gezelschap aan boord