UIT HET VERLEDEN
BERNADOTTE.
1764—1844.
Litteraire
Kantteekeningen.
ZOMERJUMPER.
Moest een der generaals van Napoleon,
Maarschalk Ney, aan wien wij ons vorige ar
tikel wijdden, zijn leven eindige» voor het
vuurpeloton, aan een tweeden onderbevelheb
ber van den grooten Keizer was beschoren, dat
hij een Vorstentroon zou beklimmen en de
stamvader zou worden van een Koningsge
slacht.
Bernadotte.
In 1809 brak in Zweden een paleisrevolutie
uit die een einde maakte aan de regeering van
den zonderlingen, bigotten, eenzelvigen en
eigenzinnigen Koning Gustaaf IV. De Stenden
verklaarden hem en zijn zoon vervallen van
den troon en riepen zijn oom, den Hertog van
Södermanland, als Karei XIII tot koning uit.
Deze was toen ruim zestig jaar oud, zijn los
bandig leven had hem vroeg tot een grijsaard
gemaakt, die veel rookte, veel kaartte en veel
aan spiritistische séances deed. Kinderen had
hij niet en men kan wel zeggen dat de eenige
taak die hij te vervullen had en die hij ook
werkelijk vervuld heeft was: het zoeken van
een troonopvolger. Een bepaalde groep in
Zweden wenschte den zoon van den verbannen
Gustaaf IV op den troon; de groote massa was
evenwel tegen dit plan gekant en vernam tot
haar vreugde, dat Karei het oog had oog had
laten vallen op Prins Christiaan van Holstein.
Al spoedig werd bekend dat de Koning den
Prins officieel als zoon had aangenomen en
hoewel Christiaan. met zijn groote hoofd op
een korten hals, zijn gedrongen lichaamsbouw
en kromme beenen nu niet bepaald imponeer
de, hoewel hij weinig voorname manieren had,
alleen Duitsch sprak en zich in damesgezel
schap links en verlegen toonde, was men in
Zweden tevreden: de dynastie zou voortbe
staan. In 1810 deed de troonopvolger zijn in
trede in zijn nieuwen staat, maar twaalf dagen
na zijn komst trof hem tijdens een militaire
inspectie plotseling een beroerte. Een half uur
later was Zweden opnieuw zonder Kroonprins.
Onder de generaals van Bonaparte heeft
Jean Baptiste Jules Bernadotte, de zoon van
een eenvoudig rechtsgeleerde, maar op zijn
dertigste jaar al een militair van hoogen rang
en met een indrukwekkenden staat van dienst,
altijd een wat bijzondere plaats ingenomen.
Persoonlijke sympathie bestond er tusschen
den keizer en hem niet: Bonaparte koesterde
eenige angst voor den man die wel eens zijn
mededinger zou kunnen worden, Bernadotte
heeft nooit willen meewerken aan de instel
ling van het Keizerschap en heeft onverholen
zijn afkeuring uitgesproken over de staatsgre
pen, die generaal Bonaparte noödig had om
tot dien hoogen rang op te klimmen. Waar
schijnlijk zal hun wederzïjdsche genegenheid
ook wel niet zijn toegenomen toen Bernadotte
trouwde met Desirée Clary, de dochter van
een aanzienlijk koopman te Marseille. Immers,
met datzelfde meisje is Napoleon eenigen tijd
verloofd geweest, voor hij haar in den steek
liet om Josephine de Beauharnais te trouwen.
Haar oudste zuster, Julie Clary was met Napo
leons broer Joseph Bonaparte gehuwd en De
sirée woonde bij hen in. Bernadotte was een
goede vriend van Joseph en zoo leerde hij de
achttienjarige kennen, die weldra het aanzoek
van den toen 35-jarigen generaal aannam.
Juist in die jaren steeg Bonaparte snel in
macht en aanzien. In 1804 werd hij tot Keizer
gekroond. Kort na dien tijd zag Bernadotte
zich tot maarschalk en tot Prins van Ponte-
corvo verheven. Talrijke veldtochten heeft hij
geleid en niet slechts door zijn moed en beleid
maar ook door zijn gematigdheid en edelmoe
digheid won hij de sympathie van velen, ook
van tegenstanders.
Na den dood van Christiaan van Holstein
zond de oude Karei XHi gezanten naar Parijs,
die den machtigen Pranschen Keizer moesten
raadplegen over de troonopvolging in Zweden.
Het was bloot toeval dat een van hen. luite
nant Mörner, op deze missie in aanraking-
kwam met Bernadotte. Of neen, het was te
danken aan Bernadotte's edelmoedigheid. In
Helma Wolf-Catz. Opkomst,
leiden, A. W. Sijthoff's U. M.
Een hoogst eigenaardige historie, deze
Joodsche familieroman. Mevrouw Helma
Wolf-Catz geeft waar voor haar geldze
geeft zelfs naar mijn smaak te veel over
wicht. Drie, vier generaties van het geslacht
Katowitzer laat ze de revue passeeren om
ons de „opkomst" dier lieden te doen zien,
opkomst die gepaard gaat met uitwassen, die
culmineeren in een moordenaar, uit het
vierde geslacht.
Doch ook vergezeld wordt door uitbundig
wilssterke typen, die wat presteeren en die
van het nageslacht van Salomon Katowitzer,
den uit Polen verdreven Jood, een reeks ver
mogende fabrikanten en groothandelaren
gekweekt hebben. Vóór we aan Salomon's
achter-achterkleinzoon, den moordenaar
José, toe-zijn, krioelt het van de levensge
beurtenissen der andere kinderen en kinds
kinderen, en de gezinnen wederom van de
zen. Er is weliswaar een hoofdfiguur die
een goed deel van het boek eenigszins sa
menhoudt, namelijk Jacob Katowitzer, Salo
mon's kleinzoon, doch hij duikt voortdurend
weg tusschen de tallooze anderen doordat de
schrijfster ieder nieuw milieu met dezelfde
uitvoerigheid en belangstelling voor ons op
bouwt. Haar schikking en belichting der ver
schillende perioden in het boek kennen wei
nig variatie. Het is alles gelijkelijk knap en
1808 was Mörner tijdens een veldtocht van
Gustaaf IV in Fransche krijgsgevangenschap
geraakt en thans herinnerde hij zich de hof
felijkheid en welwillendheid waarmee hem de
vijandelijke aanvoerder had bejegend. Daarom
bracht hij hem, nu hij er de gelegenheid toe
had, een bezoek. En in de overtuiging dat hij
zijn land een dienst van groote beteekenis be
wees, ging hij bij dit bezoek, opnieuw onder
den invloed van Bernadotte's persoonlijkdeid
zoover dat hij den maarschalk den kroon van
Zweden aanbood. Hij had geen enkele instruc
tie, hij handelde geheel zelfstandig, de Koning-
wist van niets, maar Mörner zeide kortweg:
,,Als gij aanneemt, zal heel Zweden U met
vreugde als den toekomstigen Koning begroe
ten." En Bernadotte nam aan behoudens
goedkeuring van Napoleon en Karei XIII wel
iswaar maar hij nam aan.
Men kan zich de consternatie aan het
Zweedsche Hof, aan het Ministerie van Bui-
tenlandsche Zaken, bij de andere gezanten
voorstellen. De vermetele daad van Mörner
werd spoedig bekend. Overal in Zweden ont
ving men het bericht met sympathie, zelfs
met geestdrift. Bernadotte had bij het Zweed
sche volk een goeden naam en het romanti
sche van deze onverwachte candidatuur be-
invloedde de stemming natuurlijk in de hoog
ste mate. Overal werden afbeeldingen van den
maarschalk, zijn bekoorlijke jonge vrouw en
hun elfjarig zoontje Oscar verspreid. Binnen
enkele dagen sprak men over de kwestie alsof
reeds alles geregeld was. Maar noch Napoleon
noch Karei XIII had zijn opinie kenbaar ge
maakt. Napoleon heeft zich zelfs nooit geuit:
hij heeft lijdelijk toegezien hoe de zaken zich
ontwikkelden. Voor Karei Xin was de situatie
eenigszins pijnlijk; Bernadotte was tenslotte
een burgerjongen. Maar voor het enthousiasme
van zijn volk moest hij tenslotte zwichten. En
zelfs zijn gemalin, die altijd den terugkeer van
Gustaafs zoon, den wettigen troonopvolger,
had voorgestaan en daarvan nooit een ge
heim had gemaakt, boog eindelijk het hoofd.
Den 2len Augustus 1810 werd de acte, waarin
Karei XIII aan den Rijksdag voorstelde den
Prins van Pontecorvo, Maarschalk Bernadotte.
tot Kroonprins van Zweden te kiezen, met
groote meerderheid aangenomen. „De geest
drift van het ander zoo koele en bedachtzame
Zweedsche volk kwam", zegt een geschied
schrijver dier dagen „het delirium nabij".
20 October 1810 landde de nieuwe Kroon
prins in Zweden, bejubeld, toegejuicht en ge
huldigd als een waren sprookjesprins. Na de
eerste ontmoeting met zijn nieuwe ouders was
ook bij hen alle aarzeling weggevallen. Berna
dotte bleek volstrekt niet de lompe republi-
keinsche houwdegen der revolutiejaren te zijn,
wat men gevreesd had, maar een charmante
en innemende, beschaafde en hoffelijke edel
man, die met groote tact optrad en overal ver
trouwen inboezemde.
Desirée, thans Kroonprinses van Zweden,
voelde zich in haar nieuwe vaderland in het
geheel niet thuis. Na een bezoek van enkele
maanden keerde zij naar Parijs terug. De
kleine Oscar bleef bij zijn vader en gedurende
twaalf jaar heeft Desirée haar man noch haar
zoon gezien.
Al heel spoedig kwam het tot een botsing
tusschen Zweden en Frankrijk. De nieuwe
Kroonprins, wien de Koning steeds meer de
leiding .der staatszaken overliet, wenschte
Zweden in geen enkel opzicht van Napoleon
afhankelijk te maken. In 1912 sloot Berna
dotte een bondgenootschap met den Russischen
Czaar. Na Napoleons ongelukkige tocht naar
Moskou streden de Zweedsche legers met de
geallieerden mee. Maar toen na den slag bij
Leipzig de verbonden mogendheden Frankrijk
binnentrokken weigerde Bernadotte mee te
gaan en keerde met het Zweedsche contingent
naar het Noorden terug. Pas toen de Keizer
afstand had gedaan van de troon, zette Ber
nadotte voet op Fransehen bodem.
18 Januari 1818 vierde heel Zweden als elk
jaar den verjaardag van den Kroonprins. Aan
den maaltijd ten hove hief de Koning het glas
op om een hartelijk woord tot zijn geadop-
teerden zoon te spreken. Maar plotseling zakte
hij ineen, door een beroerte getroffen. Acht
dagen later stierf hij. Bernadotte werd onder
den naam Karei XIV Johan Koning van Zwe
den. Onder de brieven waarin hij met zijn
troonsbestijging werd gelukgewenscht, bevond
er zich een van den verbannen Gustaaf IV.
„Moge Uwe Majesteit tot het geluk van Zwe
den regeeren", schreef hij, zoodra hij de tij
ding van Kareis dood had ontvangen
Desirée zat in haar woning te Parijs piano
te spelen, toen zij het bericht ontving. Zij sloot
haar vleugel en heeft sindsdien geen toets
meer aangeraakt. „Het past een Koningin niet
slecht te spelen", moet zij gezegd hebben. Maar
nog vier jaar bleef de nieuwe vorstin in haar
oude woning. Pas toen haar zoon Oscar zich
verloofde met Josephine van Leuchtenburg,
kwam zij naar Zweden en nam haar intrek in
het Koninklijk paleis.
Bernadotte heeft tot 1844 geregeerd en voelde
zich geheel Zweed. Desirée heeft Frankrijk
nooit kunnen vergeten. Na den dood van haar
man heeft zij nog. plannen gemaakt naar
Parijs terug te keeren. Maar toen viel de schei
ding van haar zoon en vijf kleinkinderen haar
toch te zwaar. Als Koningin-weduwe is zij nog
aanwezig geweest bij ide kroning van haar
oudsten kleinzoon Karei XV, die gehuwd was
met Prinses Louise, een der kleindochters van
onzen Koning Willem I. Een jaar later stierf zij.
P. H. SCHRÖDER.
Bij de vele mantelcostuums, die de mode
ons voorschrijft dit jaar te dragen, hooren na
tuurlijk verschillende soorten jumpers. Hierbij
ziet u een lichtblauw jumpertje, gebreid van
blauwe frotté wol in open partroon, zeer ge
schikt bij een mantelcostuum. Voor maat 42
gebruiken we 7 knotten wol en pennen no. 3.
Het open patroon in ruitvorm wordt als volgt
gebreid:
le toer: 1 r. omslaan, 3 r. omslaan, dubbel
minderen (dit is le steek afhalen, 2 te samen
breien en de afgehaalde over de saamgebreide
steken halen) omslaan, 3 recht, omslaan, dub
bel minderen, omsl. 3 r. om-si. enz.
2e, 4e, 6e, 8e toer averecht.
3e toer: 1 recht, omslaan, 2 te samen, 1 r.,
2 te samen, omsl., 1 r., omsl., 2 te samen,
omsl., 1 r., omsl., enz.
5e toer: 2 r, omslaan, dubbel minderen,
omsl. 3 r. omslaan, dubbel minderen, omsl.,
enz.
7e toer: 1 r., 2 te samen, omsl., 1 r. omsl., 2 te
samen, 1 r. 2 te samen, 1 r., omsl. enz.
Men maakt dus van 1 st. 3, van 3 5, van 5
weer 3 en dan weer 1.
Dit patroon blijft de heele jumper door,
ook wanneer we bijmeerderen of af minderen.
Vanwege het aardige splitje beginnen we
onderaan met het halve voorpand, opzetten
50 st. en 8 pennen breien.. Daarna met het
patroon beginnen maar aan 'den kant van het
splitje telkens 5 st. gewoon recht breien. Als
we aan dezen kant 18 ribbels hebben, breken
we de draad af en beginnen! met het andere
stuk vooipand, natuurlijk spiegelbeeldig. Zijn
de twee stukken even lang, dan doen we ze
op een naald, breien in patroon verder (zorg
door afminderen dat het boven het splitje uit
komt!) maar breien om de 4 pennen de le en
laatste 2 st. te samen. Als er nog 80 st. op de
pen zijn meerderen we aan het begin en eind
door van 1 st. er 2 te maken tot er 106 st.
op de pen zijn. We zijn dan aan 't armsgat en
verdeelen het werk in tweeën voor het splitje
boven. Voor het armgat kanten we 11 st. af
(4_3_2-2) en we breien aan den splitkant nu
telkens weer 6 st. gewoon recht. Zoo breien
we door tot het splitje 24 ribbels telt, waarna
we voor de hals, vanaf het splitje te beginnen,
eerst 6, daarna 5, dan 4, dan 3, dan2, dan 1
st. afkanten. Er blijven nu nog 22 st. voor de
schouder over. Weze breien we 4 maal, waar
na we in schuine lijn opbreien: van den hals
af eerst 15 st., dan 7 st. Dan afkanten. De
andere kant natuurlijk spiegelbeeldig.
Rug:
Voor den rug zetten we 90 st. op. Eerst 8
pennen recht breien, dan patroon. We minde
ren naar de taille toe, als bij den voorkant,
weer af tot 80 st. en meerderen bij boven de
taille tot 96 st., telkens om de 4 pennen. Voor
het armgat kanten we 8 st. af (4-3-1) en
breien op tot den hals. We kanten voor den
hals 36 st. af en breien de 22 st. van den
schouder als boven.
Mouw:
We beginnen deze moderne kopmouw weer
aan den kop en wel met 42 s.t. We breien 20
pennen met telkens om de 4 pennen voor en
achter l st. bijmaken, dan nog 20 pennen met
ditzelfde om den anderen toer. Nu in een keer
voor en achter 10 st. bij opzetten en deze ver
kregen 92 st. minderen we heel sterk af, n.l.
om de andere pen voor en achter 2 st. samen
tot er 58 st. opstaan, dan om de 4 pennen tot
48 st. Als de mouw de vereischte lengte heeft
nog 8 pennen recht, dan afkanten. We rimpe
len het rechte gedeelte heel sterk in en zetten
dat bij den schoudernaad.
Kraag:
Voor de kraag die onder aan begint, zetten
we 110 st. op. Bij de 2e en 4e pen meerderen
we voor en achter 1 st. en breien dan tot
de kraag 15 ribbels telt. Nu strak af kanten
en vóór het opzetten het kraagje rond strijken.
Een aardige sluiting en ceintuur voltooien
het geheel.
Sp.—Th.
AMELIA EARHART IN BANDOENG.
BANDOENG, 21 Juni (Aneta-A. N. P.)
Amelia Earhart is in Bandoeng aangekomen.
"Alg. Vereen, voor Bloembollen
cultuur.
Moeten saneeringsmaatregelen
gehandhaafd blijven?
ALGEMEENE STAKING BIJ DE
AMERIKAANSCHE SPOORWEGEN?
WASHINGTON, 21 Juni (A. N. P.) Het is
mogelijk, dat 40.000 personen, die bij de spoor
wegen in dienst zijn voor 48 of 72 uur een al-
gemeene staking zullen proclameeren. De on
derhandelingen tusschen de maatschappij, de
Railway Express, en de personeelsorganisatie
zijn nog gaande.
Toekomst nog onzeker.
HAARLEM Maandag.
Hedenmiddag te half twee begon in
het Krelagehuis de aangekondigde
buitengewone algemeene vergadering
van de Alg. Vereen, voor Bloembollen
cultuur, waarin de vergadering zich
zal uitspreken over de wenschelijk-
heid van al dan niet handhaving der
saneeringsmaatregelen voor het
bloembollenvak.
De voorzitter, dr. A. J. Verhage, zeide in
zijn openingsrede o.a. het volgende.
Ik wil en kan niet vooruit loopen op den
uitslag dezer vergadeiüng, maar wel moge ik
de hoop uitspreken, dat deze in het belang
van het bloembollen vak zal zijn. Laten zij,
die een uiteenloopend inzicht in dit vraag
stuk hebben, vertrouwen dat het vakbelang
bij ieder voorop staat; het peil der bespre
kingen moge dit vertrouwen weergeven. Daar
het vraagstuk in het brandpunt der belang
stelling staat, is het, ter vermijding van een
te langen duur der vergadering, noodzakelijk
geacht om de spreektijd van een ieder te be
perken tot tweemaal tien minuten. Elkeen
heeft zich daarop van te voren kunnen in
stellen en ik verzoek den sprekers met aan
drang, in het belang van een goed verloop
dezer vergadering, met deze beperking reke
ning te houden.
Wanneer men op het oogenblik de positie
van ons vak beziet, dan zal men dat moeten
doen in het kader van den economischen toe
stand en de vermoedelijke economische ont
wikkeling van de wereld als geheel. Want.af
gezien van factoren, die uit het bloembollen
vak zelf voortspruiten, blijft ons vak ook af
hankelijk van de koopkracht der bevolking
in de afzetgebieden en van de vrijheid van
verkeer.
Na de diepe depressie, die wij hebben door
gemaakt, is hierin zonder twijfel een aanzien
lijke verbetering opgetreden. De conjunctuur
in onze voornaamste afzetgebieden vertoont
reeds enkele jaren een opgaande lijn. Hoe
natuurlijk een herstel ook is na een zóó die
pen val, toch houde men er rekening mede,
dat ook kunstmatige prikkels tot dit herstel
hebben medegewerkt. Dit maakt de positie
veel labieler; dit brengt een grooter gevaar,
dat op dit herstel een terugval zal volgen, die
door 't gedeeltelijk kunstmatige karakter van
de opgaande periode, waarin wij thans le
ven men denke met namé aan den bewa
peningswedloop ook weer dieper zal zijn,
dan wanneer het herstel alleen uit natuurlijke
oorzaken zou zijn voortgekomen. Niemand
kan voorspellen, wanneer precies die terug
val zal komen en hoe diep deze werkelijk zal
zijn; men houde er echter rekening mede, dat
de economische ontwikkeling, hoe gelukkig
op dit oogenblik ook, weer gevaren voor de
toekomst in zich bergt.
Dit gevoel spiegelt zich naar mijn meening
ook af in de. handelspolitiek. In de moeilijk
ste jaren hebben we overal kunnen waarne
men een steeds grootere belemmering van
den import, waardoor men de gevol-gen van
de wereldcrisis voor het eigen land hoopte te
beperken. Dat dit niet- gelukt is, is duidelijk,
maar de gevolgen voor de exportbedrijven
van deze gebondenheid van het wereldver
keer waren ernstig. Dat onze export nagenoeg
dezelfde is gebleven danken wij naar mijn
meening aan de energie onzer exporteurs en
aan het feit, dat ons product ook in het bui
tenland werkgelegenheid verschaft. Maar
zonder de tallooze belemmeringen zou onze
export in deze jaren zijn gestegen, wat reeds
duidelijk is, wanneer men nagaat in welke
mate onze uitvoer naar landen als Duitsch-
land en Denemarken is afgenomen.
Nu er een opleving is gekomen wordt men
allerwege rijper voor de gedachte, dat het al
ler belang is om het wereldverkeer weer van
zijn boeien te ontdoen. Op internationale be
sprekingen en congressen dringt dit geluid
steeds dieper door. MaaT wanneer men de
practische resultaaten nagaat, wordt men
toch wel teleurgesteld!
Voor ieder, die de ontwikkeling nuchter
beziet, is het duidelijk, dat nimmer verwacht
kon worden, dat het wereldverkeer weer met
één slag dezelfde betrekkelijke vrijheid van
vroeger zou herkrijgen. Maar ook, wanneer
men dit voor oogen houdt, kan men zich
moeilijk bevredigd voelen.
Het is waar, dat het handelsverdrag met
Amerika gunstig heeft gewerkt, maar de hou
ding der Amerikanen tegenover den narcis-
senimport heeft onze verwachtingen toch be
schaamd, zij het dan dat de Amerikanen
hiervoor andere motieven hebben dan han
delspolitieke. De Oslo-overeenkomst getuigt
zonder twijfel van een verblijdend initiatief,
al zijn de practische resultaten voor ons pro
duct gering. Dat de uitvoermogelijkheid naar
Duitschland wat grooter wordt geeft reden
tot groote blijdschap, maar hieruit blijkt nog
niet de daadwerkelijke wil om den handel te
verruimen. Zoo is het op allerlei terrein; de
woorden en de daden dekken elkaar niet.
Dat alle besprekingen en alle uitingen van
goeden wil niet méér hebben opgeleverd, is
naar mijn meening terug te voeren op het
onveilig gevoel, dat men nog allerwege heeft,
en waarover ik zoo juist sprak. Eerst wan
neer gebleken zou zijn, dat de economische
verhoudingen op een meer blijvende basis
gebracht zijn waarbij ups en dwons ook
niet te vermijden zullen zijn kan men op
terugkeer van vroegere verhoudingen in het
wereldverkeer hopen. Hiervoor zal allereerst
noodig zijn, dat de waarde van het geld, zich
uitend in het algemeene prijsniveau, geen on-
noodige en schadelijke verstoringen in
welke richting ook teweeg kan brengen.
Ik heb dit alles nog eens naar voren ge
bracht om ook in verband met ons vak te
doen denken aan de verhoudingen, waarin
wij leven. Er is terecht een meer optimisti
sche stemming, maar men hoede zich er voor
om de werkelijke verhoudingen uit het oog
te verliezen en de nog groote moeilijkheden
voorbij te zien
Slechts wanneer men de werkelijkheid
nuchter voor oogen houdt, kan men hopen op
blijvend voordeel. Dat een dergelijk practisch
inzicht in de werkelijke verhoudingen er voor
ons vak toe moge leiden, dat betere omstan
digheden voor een langere periode bereikt
zullen worden, is de wensch, waarmee ik de
eer heb deze vergadering te openen.
BOTSINGEN OP DE OLIEVELDEN VAN
TRINIDAD.
Uit Port of Spain op Trinidad wordt ge
meld, dat het in het gebied der olievelden
daar tot bloedige botsingen is gekomen tus
schen inboorlingen en arbeiders en Engelsche
politie. Er zou een straatgevecht zijn ontstaan,
dat ongeveer zeven uur duurde en waarbij twee
agenten om het leven kwamen, terwijl ver
scheidene andere gewond werden. Het aantal
gewonden aan den kant van de inboorlingen
zou zeer groot zijn. De Engelsche gouverneur
heeft onmiddellijk uitzending van een oor
logsschip gevraagd.
INSLUIPERS AAN HET WERK.
In een .perceel aan de Hugo de Groot
straat te Amsterdam, heeft een insluiper zijn
slag geslagen. De bewoners missen eenige
gouden sieraden. Ook in een woning aan de
Rozengracht heeft men van de afwezigheid
der bewoners gebruik gemaakt om met een
valsohen sleutel de keukendeur te openen.
Daar ook de binnendeuren waren afgesloten,
konden de indringers niet verder komen. Er
wordt niets vermist.
EXAMENS L.O.
Voor het eindexamen L.O. Rijkskweek
school voor onderwijzer (essen) te Haarlem,
zijn geslaagd de dames A. G. van Brederode
Haarlem, C. R. ten Dam, Haarlem, M. Doorn
Haarlem, A. B. Elffers, Bentveld, M. J. de
Geus, Heemstede.
Voorproefje der Wereldjamboree.
(Van onzen G.P.D.-redacteur)
Zestienhonderd padvindsters en pad
vinders hebben Zaterdag in het, bijna
geheel gevulde, Utrechtsche Stadion
een „Jamboreeschouw" gehouden,
waarbij een veelomvattend beeld werd
gegeven van hetgeen men op de
Wereldjamboree te Vogelenzang zal
kunnen zien.
De 8 a 9000 aanwezigen hebben hun mede
leven met de padvinderij niet onder stoelen
of banken gestoken. Elk onderdeel van het vrij
omvangrijke programma wérd luide toege
juicht, te beginnen met het vlagge-escorte en
défilé, tot de Rally aan het einde toe. De deel
nemers aan het „Spel" hebben onder leiding
en regie van H. M. Rozendaal, districtscom
missaris N.P.V. en leider der demonstraties
van het Hollandsche Contingent der Jamboree
getoond, dat zij de voorbereiding van dit
grootsche evenement in de padvinderij ern
stig aanpakken.
Alle deelnemers waren leden van het district
Utrecht van de Vereeniging „De Nederland-
sche padvinders" waarbij aangesloten de Ned.
Chr. Ver. van Padvinders en De Katholieke
Verkenners") de Padv. Vereeniging „Neder
land" en het „Nederlandsche Meisjesgilde".
Het is geen gemakkelijke taak geweest om de
1600 padvinders naar behooren te leiden. Maar
dank zij de goede discipline die er heerschte
en dank zij de microfooncapaciteiten van den
Jamboreekampvuurleider A. E. van Voorthui-
sen Jr., slaagde men hierin volkomen.
Er waren in dezen Schouw verschillende
hoogtepunten aan te wijzen. Stellig mag men,
behalve den massalen opmarsch. der deel
nemers, daaronder het opslaan van tenten
met kampvuur, de volksdansen door de pad
vindsters en de seindemonstratie rangschik
ken. Toen uit de 4 hooge lichtmasten een zee
van kunstlicht op het groene véld geworpen
werd, was het een fantastisch gezicht, al die
seinvlaggen, op de maat van de muziek door
de lucht te zien zweven.
Elk onderdeel van het gebodene te bespreken
is overbodig. Volstaan wij er mede het geheel,
een prachtige propaganda voor de Jamboree,
te loven. Alle bezoekers gaven op de vraag,
of zij naar Vogelenzang zouden gaan, met een
luid, driewerf herhaald „ja", een ondubbel
zinnig antwoord.
Verschillende autoriteiten hebben dezen
schouw bijgewoond. Onder hen- bevonden zich
de Commissaris der Koningin in de provincie
Utrecht, jhr. mr, dr. L. H. N. Bosch Ridder
van Rosenthal en de burgemeester van
Utrecht mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk, benevens
verschillende hooge functionarissen uit de
Padvinderswereld, o.m. generaal H. Behrens,
waarnemend voorzitter van het Jamboree-
bestuur en mr. Martin, directeur van het In
ternationale Bureau te Londen.
Commissaris der Koning in de provincie
utrecht besloot den schouw met een korte
toespraak, waarin hij dank zegde voor het ge
bodene en een driewerf hoera op HM de
Koningin uitbracht.
onderhoudend, maar het heeft ook veel van
een schilderij, waaraan de compositie ont
breekt: daar kan links of rechts nog wat bij
of afzonder dat ge het zoudt bemerken.
Dat is natuurlijk een artistieke tekortko
ming wie het alleen om het onderhou
dend verhaal der familie Katowitzer te doen
is, zal zich daaraan niets gelegen laten lig
gen en het eenvoudig boeiend en interessant
vinden. Doch een kieskeuriger lezer zou den
kelijk gewnscht hebben dat mevr. Wolf, vóór
de publicatie, het mes eens in de te overvloe
dige -kopy gezet had, en zoo als dat vaak
bij tooneelstukken gebeuren moet een
aantal flinke coupures had aangebracht. Dan
zou allicht ook iets meer van de grondideeën
dezer historie belicht zijn, quaesties van ras
en ereflijkheid van neiging en inzicht zuiver
der gesteld, dan in deze al te vlotte snapshots
in den groei eener familiegemeenschap. Die
echter, op zichzelf, goed genomen en ontwik
keld zijn en den lijvigen roman tot een in
teressant prentenboek maken.
In den aanvang is er Salomon, de ver
jaagde Pool en zijn beide zoons Meyer en
Nathan. Ze leuren met stoffen in de nabij
heid der kleine Hollandsche stad en in hun
straatje is nog een Joodsch gezin dat er win-
keliert. Daar is Jet die verliefd wordt op Na
than, maar deze is rusteloos, eerzuchtig en
frivool van karakter doch een vurig verkoo-
per met verleidende oogen en onstuimig van
temperament. Hij verleidt een boeredochter
voor een lap fluweel. laten we om me
vrouw Wolf ter wille te zijn, niet vergeten dat
deze aanvang in het midden der vorige eeuw
gedacht moet wordenen trekt met zijn
koopwaar naar Antwerpen.
Zonder zich verder om Janna te bekom
meren die hem voor „gemene Jood" heeft
uitgescholden nadat de transactie met het
fluweel had plaats gevonden. „Toen barstte
hij in een bulderend gelach uit: „een Joden
jongen op de boerdereij, dat zal jullie straf
zijn en mijn wraak!" Dat gaat zal de le
zer zeggen angstig veel op een ouderwet-
schen draak gelijken, maar hij zij gerustge
steld. Hoe vreemd die episode ook schijnt, na
dezen aanvang herhaalt die hyper-roman-
tiek zich niet. Al blijft er wel iets van het
ouderwetsc-he aan de eerste deelen van „op
komst" kleven en verplaatst het zaken-doen
der Katowitzers ons nu en dan naar onze
jeugd terug toen wij Gustav Freytag's Soil
und Haben moesten lezen.
Inmiddels is door Janna die lap fluweel
duur betaald moeten worden. Een zoon wordt
haar geboren, wiens vader - ze hardnekkig
verzwijgt en deze zoon dien ze Jacob noemt,
gaat verder de held en spil worden waarom
de historie van den opgang draaien zal. Is
het de bedoeling van de schrijfster in hem
de kracht zoowel als de zwakheden der beide
rassen, waaruit hij voortkwam, te demon-
streeren? De koppige vasthoudendheid van
den boer en de "op bezit gewiekste geest van
Nathan zijn hem eigen en met die beide
eigenschappen zal hij slagen. Als Janna
sterft zal hij met geweld uitvinden wie en
waar zijn vader ishij zal Nathan in Ant
werpen vinden en hem, die door zijn roeke
loosheid en speelzucht aan lager wal raakte,
gaan helpen en zijn handel vooruit brengen,
Hij zal een winkel beginnen, die goed mar
cheert. een nieuwe zaak in Brussel openen,
die nog beter loopt, een Brusselsche ban
kiersdochter trouwen en een model-echtge
noot wezen, met zijn schoonvader een we
verij beginnen en nog een, en nog een, met
fabrieken in Frankrijk en Holland. De op
komst der Katowitzer's is Jacob, de zoon van
een Hollandsche boerenmeid en een Pool-
schen leurder. Die inmiddels mede-firmant
en directeur geworden is. En Jacob krijgt
kinderen, die Jacques en Michel heeten, en
die krijgen weer kinderen en allemaal komen
•ze in de zaken van vader Jacob, behalve Mi
chel die een beroemd chirurg in Parijs wordt.
En allemaal zijn ze verstandig, behalve Mi
chel die met een danseres trouwt, die hem
met een zoontje van vijf jaar laat zitten en
van he mwegloopt. En dat vijfjarig zoontje
gaat ouder worden, een moeilijk ventje, ver
wend en onhandelbaar. Hij gaat communist
worden en zal den politieken moord plegen
die grootvader Jacob vernietigen zal. Dat
zal het einde van den roman zijn. Maar in
die paar regels is slechts de hoofdlijn der
historie getrokken. Twintig dertig menschen
bewegen zich daaromheen en mevrouw Wolf
maakt er wel levende menschen van. al laat
ze hen, voor een litterair kunstwerk, te veel
betoogen. Het redeneeren is eigen aan alle
jeugdwerk of ongetraind beginnen. Hoe rij
per het kunstwerk des te eenvoudiger zijn de
middelen en des te grooter is de suggestie
die er van uitgaat. Tevoren las ik nimmer
iets van mevrouw Wolf-Catz. Zoo Opkomst
een debuut is, dan zijn wij wederom een
auteur rijker die buitengewone vertelgaven
bezit en slechts zich eenige beperking in de
stof en eenige ontwijking van het al te da
gelij ksehe in de schrijfwijs zal hebben op te
leggen om iets-heel moois te produceeren.
De Arbeid als onderwerp in de
Beeldende Kunst. Door Otto van
Tussenbroek. A'dam, Arbeiders
pers.
In haar Kleine Cultuurbibliotheek heeft
deze uitgeverij een aardig boekje met 24 zeer
mooie reproducties naar kunstwerken opge
nomen waarbij Otto van Tussenbroek telkens
een onderhoudend en instructief bijschrift
leverde. De onderwerpen der schilderijen enz
geven beelden van den arbeid; arbeid ruim
opgevat dan, van den hevigen houthakker
van Hodler tot de rustige Meid die melk
schenkt van Vermeer; van het in rook en
smook gedompelde Heiwerk door Breitner,
tot het klare landschap waarin Pu vis de
Chavannes zijn arme visscher laat meditee-
ren. Er is een aardige verscheidenheid be
reikt en die is ook in de bijschriften aanwe
zig zoodat het werkje zich aangenaam Iaat
lezen en bekijken. Vincent van Gogh en
Kollwitz ontbreken natuurlijk niet, noch
Toorop noch Millet, Het is voor Dirk Kerst
Koopmans wiens naam wij ons niet herin
neren elders ontmoet te hebben geen geringe
eer in dit illustere gezelschap met drie re
producties vertegenwoordigd te zijn. Het zal
natuurlijk altijd de vraag zijn of de interpre
taties die een inleider bij een werk van beel
dende kunst geeft, steeds overeenstemmen
met de oorspronkelijke bedoelingen van den
schilder of teekenaar, maar dat neemt niet
weg dat ze den leek steeds dwingen zullen
zich intenser met het kunstwerk te gaan
bezig houden. En dat is de hoofdzaak.
J. H. DE BOIS.