UIT HET VERLEDEN BERNADOTTE. 1764—1844. Litteraire Kantteekeningen. ZOMERJUMPER. Moest een der generaals van Napoleon, Maarschalk Ney, aan wien wij ons vorige ar tikel wijdden, zijn leven eindige» voor het vuurpeloton, aan een tweeden onderbevelheb ber van den grooten Keizer was beschoren, dat hij een Vorstentroon zou beklimmen en de stamvader zou worden van een Koningsge slacht. Bernadotte. In 1809 brak in Zweden een paleisrevolutie uit die een einde maakte aan de regeering van den zonderlingen, bigotten, eenzelvigen en eigenzinnigen Koning Gustaaf IV. De Stenden verklaarden hem en zijn zoon vervallen van den troon en riepen zijn oom, den Hertog van Södermanland, als Karei XIII tot koning uit. Deze was toen ruim zestig jaar oud, zijn los bandig leven had hem vroeg tot een grijsaard gemaakt, die veel rookte, veel kaartte en veel aan spiritistische séances deed. Kinderen had hij niet en men kan wel zeggen dat de eenige taak die hij te vervullen had en die hij ook werkelijk vervuld heeft was: het zoeken van een troonopvolger. Een bepaalde groep in Zweden wenschte den zoon van den verbannen Gustaaf IV op den troon; de groote massa was evenwel tegen dit plan gekant en vernam tot haar vreugde, dat Karei het oog had oog had laten vallen op Prins Christiaan van Holstein. Al spoedig werd bekend dat de Koning den Prins officieel als zoon had aangenomen en hoewel Christiaan. met zijn groote hoofd op een korten hals, zijn gedrongen lichaamsbouw en kromme beenen nu niet bepaald imponeer de, hoewel hij weinig voorname manieren had, alleen Duitsch sprak en zich in damesgezel schap links en verlegen toonde, was men in Zweden tevreden: de dynastie zou voortbe staan. In 1810 deed de troonopvolger zijn in trede in zijn nieuwen staat, maar twaalf dagen na zijn komst trof hem tijdens een militaire inspectie plotseling een beroerte. Een half uur later was Zweden opnieuw zonder Kroonprins. Onder de generaals van Bonaparte heeft Jean Baptiste Jules Bernadotte, de zoon van een eenvoudig rechtsgeleerde, maar op zijn dertigste jaar al een militair van hoogen rang en met een indrukwekkenden staat van dienst, altijd een wat bijzondere plaats ingenomen. Persoonlijke sympathie bestond er tusschen den keizer en hem niet: Bonaparte koesterde eenige angst voor den man die wel eens zijn mededinger zou kunnen worden, Bernadotte heeft nooit willen meewerken aan de instel ling van het Keizerschap en heeft onverholen zijn afkeuring uitgesproken over de staatsgre pen, die generaal Bonaparte noödig had om tot dien hoogen rang op te klimmen. Waar schijnlijk zal hun wederzïjdsche genegenheid ook wel niet zijn toegenomen toen Bernadotte trouwde met Desirée Clary, de dochter van een aanzienlijk koopman te Marseille. Immers, met datzelfde meisje is Napoleon eenigen tijd verloofd geweest, voor hij haar in den steek liet om Josephine de Beauharnais te trouwen. Haar oudste zuster, Julie Clary was met Napo leons broer Joseph Bonaparte gehuwd en De sirée woonde bij hen in. Bernadotte was een goede vriend van Joseph en zoo leerde hij de achttienjarige kennen, die weldra het aanzoek van den toen 35-jarigen generaal aannam. Juist in die jaren steeg Bonaparte snel in macht en aanzien. In 1804 werd hij tot Keizer gekroond. Kort na dien tijd zag Bernadotte zich tot maarschalk en tot Prins van Ponte- corvo verheven. Talrijke veldtochten heeft hij geleid en niet slechts door zijn moed en beleid maar ook door zijn gematigdheid en edelmoe digheid won hij de sympathie van velen, ook van tegenstanders. Na den dood van Christiaan van Holstein zond de oude Karei XHi gezanten naar Parijs, die den machtigen Pranschen Keizer moesten raadplegen over de troonopvolging in Zweden. Het was bloot toeval dat een van hen. luite nant Mörner, op deze missie in aanraking- kwam met Bernadotte. Of neen, het was te danken aan Bernadotte's edelmoedigheid. In Helma Wolf-Catz. Opkomst, leiden, A. W. Sijthoff's U. M. Een hoogst eigenaardige historie, deze Joodsche familieroman. Mevrouw Helma Wolf-Catz geeft waar voor haar geldze geeft zelfs naar mijn smaak te veel over wicht. Drie, vier generaties van het geslacht Katowitzer laat ze de revue passeeren om ons de „opkomst" dier lieden te doen zien, opkomst die gepaard gaat met uitwassen, die culmineeren in een moordenaar, uit het vierde geslacht. Doch ook vergezeld wordt door uitbundig wilssterke typen, die wat presteeren en die van het nageslacht van Salomon Katowitzer, den uit Polen verdreven Jood, een reeks ver mogende fabrikanten en groothandelaren gekweekt hebben. Vóór we aan Salomon's achter-achterkleinzoon, den moordenaar José, toe-zijn, krioelt het van de levensge beurtenissen der andere kinderen en kinds kinderen, en de gezinnen wederom van de zen. Er is weliswaar een hoofdfiguur die een goed deel van het boek eenigszins sa menhoudt, namelijk Jacob Katowitzer, Salo mon's kleinzoon, doch hij duikt voortdurend weg tusschen de tallooze anderen doordat de schrijfster ieder nieuw milieu met dezelfde uitvoerigheid en belangstelling voor ons op bouwt. Haar schikking en belichting der ver schillende perioden in het boek kennen wei nig variatie. Het is alles gelijkelijk knap en 1808 was Mörner tijdens een veldtocht van Gustaaf IV in Fransche krijgsgevangenschap geraakt en thans herinnerde hij zich de hof felijkheid en welwillendheid waarmee hem de vijandelijke aanvoerder had bejegend. Daarom bracht hij hem, nu hij er de gelegenheid toe had, een bezoek. En in de overtuiging dat hij zijn land een dienst van groote beteekenis be wees, ging hij bij dit bezoek, opnieuw onder den invloed van Bernadotte's persoonlijkdeid zoover dat hij den maarschalk den kroon van Zweden aanbood. Hij had geen enkele instruc tie, hij handelde geheel zelfstandig, de Koning- wist van niets, maar Mörner zeide kortweg: ,,Als gij aanneemt, zal heel Zweden U met vreugde als den toekomstigen Koning begroe ten." En Bernadotte nam aan behoudens goedkeuring van Napoleon en Karei XIII wel iswaar maar hij nam aan. Men kan zich de consternatie aan het Zweedsche Hof, aan het Ministerie van Bui- tenlandsche Zaken, bij de andere gezanten voorstellen. De vermetele daad van Mörner werd spoedig bekend. Overal in Zweden ont ving men het bericht met sympathie, zelfs met geestdrift. Bernadotte had bij het Zweed sche volk een goeden naam en het romanti sche van deze onverwachte candidatuur be- invloedde de stemming natuurlijk in de hoog ste mate. Overal werden afbeeldingen van den maarschalk, zijn bekoorlijke jonge vrouw en hun elfjarig zoontje Oscar verspreid. Binnen enkele dagen sprak men over de kwestie alsof reeds alles geregeld was. Maar noch Napoleon noch Karei XIII had zijn opinie kenbaar ge maakt. Napoleon heeft zich zelfs nooit geuit: hij heeft lijdelijk toegezien hoe de zaken zich ontwikkelden. Voor Karei Xin was de situatie eenigszins pijnlijk; Bernadotte was tenslotte een burgerjongen. Maar voor het enthousiasme van zijn volk moest hij tenslotte zwichten. En zelfs zijn gemalin, die altijd den terugkeer van Gustaafs zoon, den wettigen troonopvolger, had voorgestaan en daarvan nooit een ge heim had gemaakt, boog eindelijk het hoofd. Den 2len Augustus 1810 werd de acte, waarin Karei XIII aan den Rijksdag voorstelde den Prins van Pontecorvo, Maarschalk Bernadotte. tot Kroonprins van Zweden te kiezen, met groote meerderheid aangenomen. „De geest drift van het ander zoo koele en bedachtzame Zweedsche volk kwam", zegt een geschied schrijver dier dagen „het delirium nabij". 20 October 1810 landde de nieuwe Kroon prins in Zweden, bejubeld, toegejuicht en ge huldigd als een waren sprookjesprins. Na de eerste ontmoeting met zijn nieuwe ouders was ook bij hen alle aarzeling weggevallen. Berna dotte bleek volstrekt niet de lompe republi- keinsche houwdegen der revolutiejaren te zijn, wat men gevreesd had, maar een charmante en innemende, beschaafde en hoffelijke edel man, die met groote tact optrad en overal ver trouwen inboezemde. Desirée, thans Kroonprinses van Zweden, voelde zich in haar nieuwe vaderland in het geheel niet thuis. Na een bezoek van enkele maanden keerde zij naar Parijs terug. De kleine Oscar bleef bij zijn vader en gedurende twaalf jaar heeft Desirée haar man noch haar zoon gezien. Al heel spoedig kwam het tot een botsing tusschen Zweden en Frankrijk. De nieuwe Kroonprins, wien de Koning steeds meer de leiding .der staatszaken overliet, wenschte Zweden in geen enkel opzicht van Napoleon afhankelijk te maken. In 1912 sloot Berna dotte een bondgenootschap met den Russischen Czaar. Na Napoleons ongelukkige tocht naar Moskou streden de Zweedsche legers met de geallieerden mee. Maar toen na den slag bij Leipzig de verbonden mogendheden Frankrijk binnentrokken weigerde Bernadotte mee te gaan en keerde met het Zweedsche contingent naar het Noorden terug. Pas toen de Keizer afstand had gedaan van de troon, zette Ber nadotte voet op Fransehen bodem. 18 Januari 1818 vierde heel Zweden als elk jaar den verjaardag van den Kroonprins. Aan den maaltijd ten hove hief de Koning het glas op om een hartelijk woord tot zijn geadop- teerden zoon te spreken. Maar plotseling zakte hij ineen, door een beroerte getroffen. Acht dagen later stierf hij. Bernadotte werd onder den naam Karei XIV Johan Koning van Zwe den. Onder de brieven waarin hij met zijn troonsbestijging werd gelukgewenscht, bevond er zich een van den verbannen Gustaaf IV. „Moge Uwe Majesteit tot het geluk van Zwe den regeeren", schreef hij, zoodra hij de tij ding van Kareis dood had ontvangen Desirée zat in haar woning te Parijs piano te spelen, toen zij het bericht ontving. Zij sloot haar vleugel en heeft sindsdien geen toets meer aangeraakt. „Het past een Koningin niet slecht te spelen", moet zij gezegd hebben. Maar nog vier jaar bleef de nieuwe vorstin in haar oude woning. Pas toen haar zoon Oscar zich verloofde met Josephine van Leuchtenburg, kwam zij naar Zweden en nam haar intrek in het Koninklijk paleis. Bernadotte heeft tot 1844 geregeerd en voelde zich geheel Zweed. Desirée heeft Frankrijk nooit kunnen vergeten. Na den dood van haar man heeft zij nog. plannen gemaakt naar Parijs terug te keeren. Maar toen viel de schei ding van haar zoon en vijf kleinkinderen haar toch te zwaar. Als Koningin-weduwe is zij nog aanwezig geweest bij ide kroning van haar oudsten kleinzoon Karei XV, die gehuwd was met Prinses Louise, een der kleindochters van onzen Koning Willem I. Een jaar later stierf zij. P. H. SCHRÖDER. Bij de vele mantelcostuums, die de mode ons voorschrijft dit jaar te dragen, hooren na tuurlijk verschillende soorten jumpers. Hierbij ziet u een lichtblauw jumpertje, gebreid van blauwe frotté wol in open partroon, zeer ge schikt bij een mantelcostuum. Voor maat 42 gebruiken we 7 knotten wol en pennen no. 3. Het open patroon in ruitvorm wordt als volgt gebreid: le toer: 1 r. omslaan, 3 r. omslaan, dubbel minderen (dit is le steek afhalen, 2 te samen breien en de afgehaalde over de saamgebreide steken halen) omslaan, 3 recht, omslaan, dub bel minderen, omsl. 3 r. om-si. enz. 2e, 4e, 6e, 8e toer averecht. 3e toer: 1 recht, omslaan, 2 te samen, 1 r., 2 te samen, omsl., 1 r., omsl., 2 te samen, omsl., 1 r., omsl., enz. 5e toer: 2 r, omslaan, dubbel minderen, omsl. 3 r. omslaan, dubbel minderen, omsl., enz. 7e toer: 1 r., 2 te samen, omsl., 1 r. omsl., 2 te samen, 1 r. 2 te samen, 1 r., omsl. enz. Men maakt dus van 1 st. 3, van 3 5, van 5 weer 3 en dan weer 1. Dit patroon blijft de heele jumper door, ook wanneer we bijmeerderen of af minderen. Vanwege het aardige splitje beginnen we onderaan met het halve voorpand, opzetten 50 st. en 8 pennen breien.. Daarna met het patroon beginnen maar aan 'den kant van het splitje telkens 5 st. gewoon recht breien. Als we aan dezen kant 18 ribbels hebben, breken we de draad af en beginnen! met het andere stuk vooipand, natuurlijk spiegelbeeldig. Zijn de twee stukken even lang, dan doen we ze op een naald, breien in patroon verder (zorg door afminderen dat het boven het splitje uit komt!) maar breien om de 4 pennen de le en laatste 2 st. te samen. Als er nog 80 st. op de pen zijn meerderen we aan het begin en eind door van 1 st. er 2 te maken tot er 106 st. op de pen zijn. We zijn dan aan 't armsgat en verdeelen het werk in tweeën voor het splitje boven. Voor het armgat kanten we 11 st. af (4_3_2-2) en we breien aan den splitkant nu telkens weer 6 st. gewoon recht. Zoo breien we door tot het splitje 24 ribbels telt, waarna we voor de hals, vanaf het splitje te beginnen, eerst 6, daarna 5, dan 4, dan 3, dan2, dan 1 st. afkanten. Er blijven nu nog 22 st. voor de schouder over. Weze breien we 4 maal, waar na we in schuine lijn opbreien: van den hals af eerst 15 st., dan 7 st. Dan afkanten. De andere kant natuurlijk spiegelbeeldig. Rug: Voor den rug zetten we 90 st. op. Eerst 8 pennen recht breien, dan patroon. We minde ren naar de taille toe, als bij den voorkant, weer af tot 80 st. en meerderen bij boven de taille tot 96 st., telkens om de 4 pennen. Voor het armgat kanten we 8 st. af (4-3-1) en breien op tot den hals. We kanten voor den hals 36 st. af en breien de 22 st. van den schouder als boven. Mouw: We beginnen deze moderne kopmouw weer aan den kop en wel met 42 s.t. We breien 20 pennen met telkens om de 4 pennen voor en achter l st. bijmaken, dan nog 20 pennen met ditzelfde om den anderen toer. Nu in een keer voor en achter 10 st. bij opzetten en deze ver kregen 92 st. minderen we heel sterk af, n.l. om de andere pen voor en achter 2 st. samen tot er 58 st. opstaan, dan om de 4 pennen tot 48 st. Als de mouw de vereischte lengte heeft nog 8 pennen recht, dan afkanten. We rimpe len het rechte gedeelte heel sterk in en zetten dat bij den schoudernaad. Kraag: Voor de kraag die onder aan begint, zetten we 110 st. op. Bij de 2e en 4e pen meerderen we voor en achter 1 st. en breien dan tot de kraag 15 ribbels telt. Nu strak af kanten en vóór het opzetten het kraagje rond strijken. Een aardige sluiting en ceintuur voltooien het geheel. Sp.—Th. AMELIA EARHART IN BANDOENG. BANDOENG, 21 Juni (Aneta-A. N. P.) Amelia Earhart is in Bandoeng aangekomen. "Alg. Vereen, voor Bloembollen cultuur. Moeten saneeringsmaatregelen gehandhaafd blijven? ALGEMEENE STAKING BIJ DE AMERIKAANSCHE SPOORWEGEN? WASHINGTON, 21 Juni (A. N. P.) Het is mogelijk, dat 40.000 personen, die bij de spoor wegen in dienst zijn voor 48 of 72 uur een al- gemeene staking zullen proclameeren. De on derhandelingen tusschen de maatschappij, de Railway Express, en de personeelsorganisatie zijn nog gaande. Toekomst nog onzeker. HAARLEM Maandag. Hedenmiddag te half twee begon in het Krelagehuis de aangekondigde buitengewone algemeene vergadering van de Alg. Vereen, voor Bloembollen cultuur, waarin de vergadering zich zal uitspreken over de wenschelijk- heid van al dan niet handhaving der saneeringsmaatregelen voor het bloembollenvak. De voorzitter, dr. A. J. Verhage, zeide in zijn openingsrede o.a. het volgende. Ik wil en kan niet vooruit loopen op den uitslag dezer vergadeiüng, maar wel moge ik de hoop uitspreken, dat deze in het belang van het bloembollen vak zal zijn. Laten zij, die een uiteenloopend inzicht in dit vraag stuk hebben, vertrouwen dat het vakbelang bij ieder voorop staat; het peil der bespre kingen moge dit vertrouwen weergeven. Daar het vraagstuk in het brandpunt der belang stelling staat, is het, ter vermijding van een te langen duur der vergadering, noodzakelijk geacht om de spreektijd van een ieder te be perken tot tweemaal tien minuten. Elkeen heeft zich daarop van te voren kunnen in stellen en ik verzoek den sprekers met aan drang, in het belang van een goed verloop dezer vergadering, met deze beperking reke ning te houden. Wanneer men op het oogenblik de positie van ons vak beziet, dan zal men dat moeten doen in het kader van den economischen toe stand en de vermoedelijke economische ont wikkeling van de wereld als geheel. Want.af gezien van factoren, die uit het bloembollen vak zelf voortspruiten, blijft ons vak ook af hankelijk van de koopkracht der bevolking in de afzetgebieden en van de vrijheid van verkeer. Na de diepe depressie, die wij hebben door gemaakt, is hierin zonder twijfel een aanzien lijke verbetering opgetreden. De conjunctuur in onze voornaamste afzetgebieden vertoont reeds enkele jaren een opgaande lijn. Hoe natuurlijk een herstel ook is na een zóó die pen val, toch houde men er rekening mede, dat ook kunstmatige prikkels tot dit herstel hebben medegewerkt. Dit maakt de positie veel labieler; dit brengt een grooter gevaar, dat op dit herstel een terugval zal volgen, die door 't gedeeltelijk kunstmatige karakter van de opgaande periode, waarin wij thans le ven men denke met namé aan den bewa peningswedloop ook weer dieper zal zijn, dan wanneer het herstel alleen uit natuurlijke oorzaken zou zijn voortgekomen. Niemand kan voorspellen, wanneer precies die terug val zal komen en hoe diep deze werkelijk zal zijn; men houde er echter rekening mede, dat de economische ontwikkeling, hoe gelukkig op dit oogenblik ook, weer gevaren voor de toekomst in zich bergt. Dit gevoel spiegelt zich naar mijn meening ook af in de. handelspolitiek. In de moeilijk ste jaren hebben we overal kunnen waarne men een steeds grootere belemmering van den import, waardoor men de gevol-gen van de wereldcrisis voor het eigen land hoopte te beperken. Dat dit niet- gelukt is, is duidelijk, maar de gevolgen voor de exportbedrijven van deze gebondenheid van het wereldver keer waren ernstig. Dat onze export nagenoeg dezelfde is gebleven danken wij naar mijn meening aan de energie onzer exporteurs en aan het feit, dat ons product ook in het bui tenland werkgelegenheid verschaft. Maar zonder de tallooze belemmeringen zou onze export in deze jaren zijn gestegen, wat reeds duidelijk is, wanneer men nagaat in welke mate onze uitvoer naar landen als Duitsch- land en Denemarken is afgenomen. Nu er een opleving is gekomen wordt men allerwege rijper voor de gedachte, dat het al ler belang is om het wereldverkeer weer van zijn boeien te ontdoen. Op internationale be sprekingen en congressen dringt dit geluid steeds dieper door. MaaT wanneer men de practische resultaaten nagaat, wordt men toch wel teleurgesteld! Voor ieder, die de ontwikkeling nuchter beziet, is het duidelijk, dat nimmer verwacht kon worden, dat het wereldverkeer weer met één slag dezelfde betrekkelijke vrijheid van vroeger zou herkrijgen. Maar ook, wanneer men dit voor oogen houdt, kan men zich moeilijk bevredigd voelen. Het is waar, dat het handelsverdrag met Amerika gunstig heeft gewerkt, maar de hou ding der Amerikanen tegenover den narcis- senimport heeft onze verwachtingen toch be schaamd, zij het dan dat de Amerikanen hiervoor andere motieven hebben dan han delspolitieke. De Oslo-overeenkomst getuigt zonder twijfel van een verblijdend initiatief, al zijn de practische resultaten voor ons pro duct gering. Dat de uitvoermogelijkheid naar Duitschland wat grooter wordt geeft reden tot groote blijdschap, maar hieruit blijkt nog niet de daadwerkelijke wil om den handel te verruimen. Zoo is het op allerlei terrein; de woorden en de daden dekken elkaar niet. Dat alle besprekingen en alle uitingen van goeden wil niet méér hebben opgeleverd, is naar mijn meening terug te voeren op het onveilig gevoel, dat men nog allerwege heeft, en waarover ik zoo juist sprak. Eerst wan neer gebleken zou zijn, dat de economische verhoudingen op een meer blijvende basis gebracht zijn waarbij ups en dwons ook niet te vermijden zullen zijn kan men op terugkeer van vroegere verhoudingen in het wereldverkeer hopen. Hiervoor zal allereerst noodig zijn, dat de waarde van het geld, zich uitend in het algemeene prijsniveau, geen on- noodige en schadelijke verstoringen in welke richting ook teweeg kan brengen. Ik heb dit alles nog eens naar voren ge bracht om ook in verband met ons vak te doen denken aan de verhoudingen, waarin wij leven. Er is terecht een meer optimisti sche stemming, maar men hoede zich er voor om de werkelijke verhoudingen uit het oog te verliezen en de nog groote moeilijkheden voorbij te zien Slechts wanneer men de werkelijkheid nuchter voor oogen houdt, kan men hopen op blijvend voordeel. Dat een dergelijk practisch inzicht in de werkelijke verhoudingen er voor ons vak toe moge leiden, dat betere omstan digheden voor een langere periode bereikt zullen worden, is de wensch, waarmee ik de eer heb deze vergadering te openen. BOTSINGEN OP DE OLIEVELDEN VAN TRINIDAD. Uit Port of Spain op Trinidad wordt ge meld, dat het in het gebied der olievelden daar tot bloedige botsingen is gekomen tus schen inboorlingen en arbeiders en Engelsche politie. Er zou een straatgevecht zijn ontstaan, dat ongeveer zeven uur duurde en waarbij twee agenten om het leven kwamen, terwijl ver scheidene andere gewond werden. Het aantal gewonden aan den kant van de inboorlingen zou zeer groot zijn. De Engelsche gouverneur heeft onmiddellijk uitzending van een oor logsschip gevraagd. INSLUIPERS AAN HET WERK. In een .perceel aan de Hugo de Groot straat te Amsterdam, heeft een insluiper zijn slag geslagen. De bewoners missen eenige gouden sieraden. Ook in een woning aan de Rozengracht heeft men van de afwezigheid der bewoners gebruik gemaakt om met een valsohen sleutel de keukendeur te openen. Daar ook de binnendeuren waren afgesloten, konden de indringers niet verder komen. Er wordt niets vermist. EXAMENS L.O. Voor het eindexamen L.O. Rijkskweek school voor onderwijzer (essen) te Haarlem, zijn geslaagd de dames A. G. van Brederode Haarlem, C. R. ten Dam, Haarlem, M. Doorn Haarlem, A. B. Elffers, Bentveld, M. J. de Geus, Heemstede. Voorproefje der Wereldjamboree. (Van onzen G.P.D.-redacteur) Zestienhonderd padvindsters en pad vinders hebben Zaterdag in het, bijna geheel gevulde, Utrechtsche Stadion een „Jamboreeschouw" gehouden, waarbij een veelomvattend beeld werd gegeven van hetgeen men op de Wereldjamboree te Vogelenzang zal kunnen zien. De 8 a 9000 aanwezigen hebben hun mede leven met de padvinderij niet onder stoelen of banken gestoken. Elk onderdeel van het vrij omvangrijke programma wérd luide toege juicht, te beginnen met het vlagge-escorte en défilé, tot de Rally aan het einde toe. De deel nemers aan het „Spel" hebben onder leiding en regie van H. M. Rozendaal, districtscom missaris N.P.V. en leider der demonstraties van het Hollandsche Contingent der Jamboree getoond, dat zij de voorbereiding van dit grootsche evenement in de padvinderij ern stig aanpakken. Alle deelnemers waren leden van het district Utrecht van de Vereeniging „De Nederland- sche padvinders" waarbij aangesloten de Ned. Chr. Ver. van Padvinders en De Katholieke Verkenners") de Padv. Vereeniging „Neder land" en het „Nederlandsche Meisjesgilde". Het is geen gemakkelijke taak geweest om de 1600 padvinders naar behooren te leiden. Maar dank zij de goede discipline die er heerschte en dank zij de microfooncapaciteiten van den Jamboreekampvuurleider A. E. van Voorthui- sen Jr., slaagde men hierin volkomen. Er waren in dezen Schouw verschillende hoogtepunten aan te wijzen. Stellig mag men, behalve den massalen opmarsch. der deel nemers, daaronder het opslaan van tenten met kampvuur, de volksdansen door de pad vindsters en de seindemonstratie rangschik ken. Toen uit de 4 hooge lichtmasten een zee van kunstlicht op het groene véld geworpen werd, was het een fantastisch gezicht, al die seinvlaggen, op de maat van de muziek door de lucht te zien zweven. Elk onderdeel van het gebodene te bespreken is overbodig. Volstaan wij er mede het geheel, een prachtige propaganda voor de Jamboree, te loven. Alle bezoekers gaven op de vraag, of zij naar Vogelenzang zouden gaan, met een luid, driewerf herhaald „ja", een ondubbel zinnig antwoord. Verschillende autoriteiten hebben dezen schouw bijgewoond. Onder hen- bevonden zich de Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, jhr. mr, dr. L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal en de burgemeester van Utrecht mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk, benevens verschillende hooge functionarissen uit de Padvinderswereld, o.m. generaal H. Behrens, waarnemend voorzitter van het Jamboree- bestuur en mr. Martin, directeur van het In ternationale Bureau te Londen. Commissaris der Koning in de provincie utrecht besloot den schouw met een korte toespraak, waarin hij dank zegde voor het ge bodene en een driewerf hoera op HM de Koningin uitbracht. onderhoudend, maar het heeft ook veel van een schilderij, waaraan de compositie ont breekt: daar kan links of rechts nog wat bij of afzonder dat ge het zoudt bemerken. Dat is natuurlijk een artistieke tekortko ming wie het alleen om het onderhou dend verhaal der familie Katowitzer te doen is, zal zich daaraan niets gelegen laten lig gen en het eenvoudig boeiend en interessant vinden. Doch een kieskeuriger lezer zou den kelijk gewnscht hebben dat mevr. Wolf, vóór de publicatie, het mes eens in de te overvloe dige -kopy gezet had, en zoo als dat vaak bij tooneelstukken gebeuren moet een aantal flinke coupures had aangebracht. Dan zou allicht ook iets meer van de grondideeën dezer historie belicht zijn, quaesties van ras en ereflijkheid van neiging en inzicht zuiver der gesteld, dan in deze al te vlotte snapshots in den groei eener familiegemeenschap. Die echter, op zichzelf, goed genomen en ontwik keld zijn en den lijvigen roman tot een in teressant prentenboek maken. In den aanvang is er Salomon, de ver jaagde Pool en zijn beide zoons Meyer en Nathan. Ze leuren met stoffen in de nabij heid der kleine Hollandsche stad en in hun straatje is nog een Joodsch gezin dat er win- keliert. Daar is Jet die verliefd wordt op Na than, maar deze is rusteloos, eerzuchtig en frivool van karakter doch een vurig verkoo- per met verleidende oogen en onstuimig van temperament. Hij verleidt een boeredochter voor een lap fluweel. laten we om me vrouw Wolf ter wille te zijn, niet vergeten dat deze aanvang in het midden der vorige eeuw gedacht moet wordenen trekt met zijn koopwaar naar Antwerpen. Zonder zich verder om Janna te bekom meren die hem voor „gemene Jood" heeft uitgescholden nadat de transactie met het fluweel had plaats gevonden. „Toen barstte hij in een bulderend gelach uit: „een Joden jongen op de boerdereij, dat zal jullie straf zijn en mijn wraak!" Dat gaat zal de le zer zeggen angstig veel op een ouderwet- schen draak gelijken, maar hij zij gerustge steld. Hoe vreemd die episode ook schijnt, na dezen aanvang herhaalt die hyper-roman- tiek zich niet. Al blijft er wel iets van het ouderwetsc-he aan de eerste deelen van „op komst" kleven en verplaatst het zaken-doen der Katowitzers ons nu en dan naar onze jeugd terug toen wij Gustav Freytag's Soil und Haben moesten lezen. Inmiddels is door Janna die lap fluweel duur betaald moeten worden. Een zoon wordt haar geboren, wiens vader - ze hardnekkig verzwijgt en deze zoon dien ze Jacob noemt, gaat verder de held en spil worden waarom de historie van den opgang draaien zal. Is het de bedoeling van de schrijfster in hem de kracht zoowel als de zwakheden der beide rassen, waaruit hij voortkwam, te demon- streeren? De koppige vasthoudendheid van den boer en de "op bezit gewiekste geest van Nathan zijn hem eigen en met die beide eigenschappen zal hij slagen. Als Janna sterft zal hij met geweld uitvinden wie en waar zijn vader ishij zal Nathan in Ant werpen vinden en hem, die door zijn roeke loosheid en speelzucht aan lager wal raakte, gaan helpen en zijn handel vooruit brengen, Hij zal een winkel beginnen, die goed mar cheert. een nieuwe zaak in Brussel openen, die nog beter loopt, een Brusselsche ban kiersdochter trouwen en een model-echtge noot wezen, met zijn schoonvader een we verij beginnen en nog een, en nog een, met fabrieken in Frankrijk en Holland. De op komst der Katowitzer's is Jacob, de zoon van een Hollandsche boerenmeid en een Pool- schen leurder. Die inmiddels mede-firmant en directeur geworden is. En Jacob krijgt kinderen, die Jacques en Michel heeten, en die krijgen weer kinderen en allemaal komen •ze in de zaken van vader Jacob, behalve Mi chel die een beroemd chirurg in Parijs wordt. En allemaal zijn ze verstandig, behalve Mi chel die met een danseres trouwt, die hem met een zoontje van vijf jaar laat zitten en van he mwegloopt. En dat vijfjarig zoontje gaat ouder worden, een moeilijk ventje, ver wend en onhandelbaar. Hij gaat communist worden en zal den politieken moord plegen die grootvader Jacob vernietigen zal. Dat zal het einde van den roman zijn. Maar in die paar regels is slechts de hoofdlijn der historie getrokken. Twintig dertig menschen bewegen zich daaromheen en mevrouw Wolf maakt er wel levende menschen van. al laat ze hen, voor een litterair kunstwerk, te veel betoogen. Het redeneeren is eigen aan alle jeugdwerk of ongetraind beginnen. Hoe rij per het kunstwerk des te eenvoudiger zijn de middelen en des te grooter is de suggestie die er van uitgaat. Tevoren las ik nimmer iets van mevrouw Wolf-Catz. Zoo Opkomst een debuut is, dan zijn wij wederom een auteur rijker die buitengewone vertelgaven bezit en slechts zich eenige beperking in de stof en eenige ontwijking van het al te da gelij ksehe in de schrijfwijs zal hebben op te leggen om iets-heel moois te produceeren. De Arbeid als onderwerp in de Beeldende Kunst. Door Otto van Tussenbroek. A'dam, Arbeiders pers. In haar Kleine Cultuurbibliotheek heeft deze uitgeverij een aardig boekje met 24 zeer mooie reproducties naar kunstwerken opge nomen waarbij Otto van Tussenbroek telkens een onderhoudend en instructief bijschrift leverde. De onderwerpen der schilderijen enz geven beelden van den arbeid; arbeid ruim opgevat dan, van den hevigen houthakker van Hodler tot de rustige Meid die melk schenkt van Vermeer; van het in rook en smook gedompelde Heiwerk door Breitner, tot het klare landschap waarin Pu vis de Chavannes zijn arme visscher laat meditee- ren. Er is een aardige verscheidenheid be reikt en die is ook in de bijschriften aanwe zig zoodat het werkje zich aangenaam Iaat lezen en bekijken. Vincent van Gogh en Kollwitz ontbreken natuurlijk niet, noch Toorop noch Millet, Het is voor Dirk Kerst Koopmans wiens naam wij ons niet herin neren elders ontmoet te hebben geen geringe eer in dit illustere gezelschap met drie re producties vertegenwoordigd te zijn. Het zal natuurlijk altijd de vraag zijn of de interpre taties die een inleider bij een werk van beel dende kunst geeft, steeds overeenstemmen met de oorspronkelijke bedoelingen van den schilder of teekenaar, maar dat neemt niet weg dat ze den leek steeds dwingen zullen zich intenser met het kunstwerk te gaan bezig houden. En dat is de hoofdzaak. J. H. DE BOIS.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 7