V
imnnir
F
f f
f f
f
De betooverde Villa.
p y*<
t "i
f,
'l1' I
f. f,
:.f
Ook de wedstrijden op den laatsten dag van het internationaal concours hippique in het Olympisch stadion te Amsterdam werd
door Z. K, H. Prins Bernhard bijgewoond. De vorstelijke bezoeker neemt op het middenterrein een der hindernissen in ©ogen
schouw
Onder enorme be
langstelling had
Zaterdag te Hen
don in tegenwoor
digheid van den
Koning en de
Koningin de jaar-
lijksche demon
stratie van de
Engelsche Royal
Air Force plaats.
Mr. J. P. Graat van Limburg Stirum,
die met ingang van 16 Juli benoemd
is tot buitengewoon gezant en gevol
machtigd minister bij het Britsche hof
Een moment uit de tweede heat achtriemsgieken juniores
tijdens de internationale roeiwedstrijden welke Zaterdag
op de Amsterdamsche Boschbaan werden gehouden
De start in de 350 c.c. klasse tijdens de T.T.-races welke Zaterdag op het
circuit van Drente zijn gehouden
Z. K H. Prins Bernhard verrichtte Zondag de prijsuitreiking aan de Fransche ruiter-equipe,
die den landenwedstrijd om „De Groote Hollandsche Molen" won tijdens het internatio
naal concours hippique in het Olympisch stadion te Amsterdam
Het nieuwe vliegveld van Texel is Zaterdag officieel ge
opend. De directeur van den luchtvaartdienst, de heer E.
van Ede van de Pais tijdens zijn rede. Links achter hem
burgemeester A. Kamp
FEUILLETON
Waar het Engelsch bewerkt door
J. R. VAN RIJN.
17)
(Nadruk verboden)
Amabel sloeg de laan naar de villa in en
was onmiddellijk uit het gezicht verdwenen.
Miller liep door tot den hoek en keerde toen
terug. Hij scheen de boodschap van zijn zus
ster aan lady Susan wéér vergeten te zijn.
Eigenaardig was het verschil tusschen den
Ferdinand Miller, die den vorigen avond zijn
zuster zoo scherp had toegesproken en den
man, die zacht en vriendelijk en ietwat af
wezig met mevrouw Grey liep te praten.
Toen Amabel boven kwam, stond Ellen
klaar om, zooals ze gewoon was, te vertrek
ken, voor het donker werd.
„Ik vind het lang niet prettig, om u alleen
te laten, mevrouw", zei ze.
„Toe Ellen, niet zoo somber", vermaande
Amabel, wat ongeduldig.
Ik ga thee zitten drinken in een knus,
gezellig huisje", verklaarde Ellen met een
soort huilerige meewarigheid, „waar niet eens
plaats zou zijn voor een spook, en u blijft
hier maar alleen. Ik zou graag blijven, maar
wat geeft het of ik graag wil? Er zijn dingen
die een mensch verdragen kan, en dit huis
in 't donker is nou precies wat ik niet kan
verdragen."
„Maar Ellen, ik vraag je immers niet om te
blijven. En je moet niet zoo tragisch doen!
Weet je nog wel", ze lachte plagerig, „wat je
vanmorgen zei? Er mankeerde niets aan 't
huis dan de Brown's. Nu je weet, dat ik de
Brown's wel mag, dus je hoeft je over mij
niet ongerust te maken, wel?"
„Je zegt 's morgens zooveel, dat je 's avonds
niet volhoudt", sprak Ellen wijs. „Vanmor
gen zei ik „Brown", omdat die rooie Jenny
praatjes over mijn buitenshuis slapen maak
te, toen ik kwam. „We zijn er nog", zei ze,
„en we leven nog", en: „Ik hoop, dat u lek
ker geslapen hebt bij juffrouw Moorshed".
zei ze, met haar roode brutaliteit".
„Arme Ellen!", beklaagde Amabel haar. „En
wat heb jij gezegd?"
„Ik zei: „Juffrouw Brown, ik heb een fat
soenlijke opvoeding genoten". En toen ben ik
naar boven geloopen",
Amabel durfde niet te lachen; zij bukte
om haar schoenveter in te stoppen.
„Je moest nu maar gaan, Ellen", raadde ze,
„anders wordt het donker. Alles is hier in
orde Ik heb de laatste drie nachten geslapen
ds een roos".
„Dat zal wel", gaf Ellen toe. „Zoolang mijn
heer Forsham hier in huis sliep, gebeurde er
natuurlijk niemendal. Weet u, wat Eliza
Moorshed gisteravond tegen me zei? Geen
mensch kan zeggen, zei ze, dat er ooit onraad
in de villa geweest is, als er een Forsham in
was. Dat spreekt vanzelf, zegt ze. Een spook
zou niet spoken, als het hem niet ergens om
te doen was. En het is zoo klaar als een
klontje, zegt ze, dat ze de Forshaan's willen
terug hebben en hoe minder Forsham's er
komen, hoe nijdiger ze worden. Ofschoon, ik
heb wel zooveel begrepen, dat niemand er erg
happig op is, mijnheer George weer hier te
krijgen. Maar mijnheer Julian mogen ze alle
maal graag, mevrouw".
Ze keerde zich om als wilde ze vertrekken
en vroeg toen met opzettelijke onverschillig-
beid:
„Bent u nog iemand tegen gekomen, mijn
beer Julian of zoo?"
„Ik heb mijnheer Miller gesproken".
Het viel Ellen klaarblijkelijk tegen en ze
rnn niet nalaten haar teleurstelling te luch
ten.
„Ze zeggen, dat hij een Duitseher is; ze
mogen 'm niet erg", klonk het schamper.
„Waarom niet?", wilde Amabel weten.
„Te stroef en te hoekig in zijn manieren
en aldoor maar heen en weer vliegen naar 't
buitenland. Ik vind altijd iets scheefs aan
menschen, die d'r eigen land niet goed ge
noeg vinden", voegde ze er op afkeurenden
toon bij. „Ik zei gisteravond nog tegen Eliza
Moorshed: als 't de bedoeling was geweest,
dat we in het buitenland woonden, dan waren
we d'r wel geboren ook".
„Misschien is hij wel in 't buitenland ge
boren", schertste Amabel, „je zei immers
juist, dat hij een Duitseher is! Maar nu mag
je wel hard loopen, Ellen, anders is het stik
donker".
Ellen keek naar het raam en er kwam een
algeheele verandering over haar. Haar on
tembare babbelzucht maakte plaats voor
zichtbaren angst en het was een heel be
scheiden en nederig persoontje, dat vroeg:
„Misschien zoudt u wel met me mee willen
gaan tot aan de deur, mevrouw? Ik heb zoo'n
hekel aan die hall".6
Amabel deed haar uitgeleide tot aan de
voordeur.
HOOFDSTUK XVIL
Toen Aanahel weer naar boven ging, maak
te een gevoel van verlatenheid zich van haar
meester. Ze nam haar drie olielampen, stak
ze aan en plaatste er een beneden, een in de
gang en een in haar eigen slaapkamer. De
lamp in de gang stond op een klein tafel
tje tusschen de twee slaapkamerdeuren. Ze
overtuigde er zich van, dat de pitten schoon
en gelijk waren.
De telefoon ging juist toen zij zich af-,
vroeg, waarom Jenny zoo laat met de thee
kwam Zij luisterde en hoorde Julian's steur
„Ben jjj daar, Amabel?"
„Ja", antwoordde ze en zij had het gevoel,
dat de naam zoo uitgesproken als Julian deed.
heel intiem klonk. Ze was blij, dat niemand
kon zien hoe ze bloosde.
„Alles in orde?" I
„Ja, best". Er volgde een pauze; toen aar
zelend:
„Ik wou je eigenlijk nog wel graag even
spreken. We konden zoo slecht praten, waar
je zuster bij was.... ik bedoel over die ge
broken ruit en zoo".
Ze lachte.
„Bedoel je, dat ik graag wou, dat ik je op
de thee vroeg?"
„Mag ik?"
„Ja, natuurlijk".
De thee stond klaar toen hij kwam. Toen
de kopjes gevuld waren, boog hij zich naar
voren in zijn stoel en vroeg:
„Nu, en?"
„Dat mag ik wel vragen", glimlachte de
gastvrouw. Ze zat te breien, de naalden klik
ten ijverig.
„Goed, dan zal ik beginnen. Ik ben het met
je eens, dat Dapper niet door de ruit ge
sprongen is. Iemand heeft haar ingedrukt
met 't sofakussen en op z'n hoogst is Dapper
later door het gat gesprongen".
„Dat moet toch wel", meende Amabel.
„Iemand kan hem ook door de deur uit
gelaten hebben".
„Wie zou die iemand dan moeten zijn?"
„Tja, Brownie komt niet voor verdenking
in aanmerking en Ellen was er niet; jij hebt
het niet gedaan, dus blijft hier in huis nie
mand over dan Jenny. Is het zeker, dat
Jenny het niet gedaan kan hebben?"
„Ik kan me niet voorstellen, waarom ze
zoo iets zou' doen!"
„Misschien wil ze je het huis wel uit heb
ben".
„Dat lijkt me haast niet aan te nemen
wèG vraag ik me af of ze niet slaapwan
delt".
„Hoe kom je daarbij?"
„Ik dacht het vanmorgen omdat Agaath
zich verbeeldde, dat ze Jenny vannacht haar
ramer had zien binnenkomen".
„Hoe dan? Wanneer?"
Amabel deed hem het verhaal.
„Het eenige bs&waar tegen mijn veronder
stelling zijn die knippen op de deuren", be
sloot ze. .Anders zou ik er van overtuigd zijn,
dat Jenny slaapwandelde".
„En als het Jenny nu eens niet geweest
is?"
„Ja, dan weet ik het niet".
Het duurde even eer Julian sprak. Hij dacht
aan de woorden, die Jenny had uitgesnikt:
„Ik heb Annie gezien, in de kamer van juf
frouw Georgïna". Zou hij het aan Amabel
vertellen? Maar hij zweeg. Ze had een een
zamen nacht voor den boeg waarom zou
hij haar noodeloos verontrusten?
„Misschien heb je den spijker op den kop
geslagen", verbrak hij ten slotte op luchtigen
toon de stilte.
„Het is in ieder geval een mogelijkheid.
Weet je, hoe de detectives te werk gaan?
Je laat alle menschen in de buurt de revue
passeeren en dan neem je den alleronwaar
schijnlijkste".
„Dan is het Susan Berkeley", verklaarde
Amabel vroolijk en er kwamen kuiltjes in
haar wangen. „Ik zou Susan wel eens als
spook willen zien".
„Ik geloof, dat ik voor Edward zou stem
men", opperde Julian, „of Bronson, of dien
onnoozelen stakker van 'n Miller. Eigenlijk
zijn ze allemaal even onwaarschijnlijk.
„In het dorp zouden ze Milder niet zoo on
waarschijnlijk vinden", antwoordde Amabel.
„Ellen zeigt, dat ze hem als een eenigszins
verdacht individu beschouwen, omdat hij nog
al eens naar het buitenland gaat".
„En ik dan?", lachte Julian.
„O, van jou houden ze en van Miller moe
ten ze niets hebben".
(Wordt vervolgd).