N
De Frans Hals Tentoonstelling.
UIT HET VERLEDEN
ABD-EL-KADER.
1807—1882.
Hoogtepunten.
N'
1-
Getemd is de leeuw, die als schrik der
woestijnen.
Zoo lang om zijn prooi heeft gebruld;
Die elk, die hem zag, in de vlakte
verschijnen,
Met vreeze des doods heeft vervuld,
En op het bestookte gebied der Alg'rijnen
Geen heerscher heeft naast zich geduld.
Geschoten is de aad'laar, geknot in zijn
schachten.
Hoe breed hij zijn vlerken ontplooi';
Met klauw en met snavel beproeft hij zijn
krachten,
Maar schudt »ch den kop aan zijn kooi,
En blijft in zijn kerker verdorren en
smachten,
Der smart en der wanhoop ten prooi.
Zoo bezong, in romantische vereering voor
den vrijheidsheld Abd-el-Kader, onze vader-
landsche dichter-predikant-geschiedschrijver
Bernard ter Haar den ondergang van den
man, die jaren streedt tegen het in Noord-
Afrika opdringende Fransche imperialisme.
Abd-el-Kader.
Heel Nederland blaakte omstreeks 1840 van
geestdrift voor den edelen, onversaagden, rid
derlijken kampvechter en gloeide van ver
ontwaardiging over de misdadigheid, de bloed
dorst en de onmenschelijkheid der Franschen.
Precies zoo leefden onze ouders den strijd
■tusschen Boer en Brit mee en vergaten dat in
dezelfde eeuw der Nederlanders een vrijheids
held als Dipo Negoro hadden bevochten, on
der vrijwel gelijke omstandigheden.
Abd-el-Kader, of om precies te zijn, Sidi el
Hadsji Abd el Kader Ben Mahiddin, bezat
in zijn familiearchief een stamboom, waaruit
bleek dat hij in rechte lijn afstamde van
Fatma, de dochter van Mohammed. Als spruit
van een zoo oud en eerwaardig priesterge
slacht deed hij reeds op zijn achtste jaar een
pelgrimstocht van Marokko, waar een zijner
voorvaderen zich had gevestigd, naar het
graf van den Profeet. Toen moet hij reeds
blijken gegeven hebben van buitengewone
scherpzinnigheid en men voorspelde den
knaap een schitterende toekomst. Gedreven
door zijn fatiek geloof en ontembare eerzucht
deed de jonge Abd-el-Kader alles om zich
voor te bereiden op de groote taak die hem
wachtte, maar waarvan hij zich nog geen
voorstelling kon vormen.
Toen Frankrijk omstreeks 1830 begon met
de veroverigen van Algiers, was het Abd-el-
Kader plotseling duidelijk wat Allah van hem
verlangde. Hij liet zich uitroepen tot Emir
van Maskara, trok, omstuwd door een jui
chende menigte, die stad binnen en begon een
guenlla-oorlog tegen den indringer. Binnen
enkele jaren erkenden alle stammen tusschen
Maskara en de zee hem als hun hoofd en de
Fransche generaal Desmichels was gedwon
gen een vrede te teefrenen, die de onafhan
kelijkheid van dit gebied bezegelde.
Maar voor Abd-el-Kader was deze vrede
slechts een wapenstilstand. Tusschen hem,
den afstammeling van Mohammed, den voor
vechter van den Islam en de Christenen was
geen blijvende vrede denkbaar. Bovendien
was het verdrag in uitermate slecht Arabisch
opgesteld en las de Emir daaruit allerlei be
palingen totaal anders dan ze door de Fran
schen waren bedoeld.
En tenslotte wanneer een Europeesche
staat zich geroepen voelde zijn bescha
ving te-dbrengen aan een onontwikkeld volk
waar ter wereld ook, heeft hij zich van die
„cultureele taak" nooit laten weerhouden
door iets als een overeenkomst.
De vijandelijkheden begonnen dus alweer
heel spoedig. Talrijke generaals werden uit
gezonden om den vermetelen Sultan deze
titel voerde Abd-el-Kader sedert de stammen
der provinciën Oran en Titeri hem als hun
heeft erkend hadden te verslaan, maar
keer op keer mislukten hun pogingen. Deels
was dit te wijten aan het veldheerstalent van
hun tegenstander, maar in nog grooter mate
aan zijn sterke persoonlijkheid.
Abd-el-Kader oefende op wie hem ont
moette een onweerstaanbare bekoring uit. Hij
was niet groot van gestalte, maar zijn fijn-
besneden gelaat teekende wilskracht en
zelfbewust was zijn blik. Als zoovele groote
legeraanvoerders uit de geschiedenis leefde hij
uitermate sober en deelde met zijn soldaten
alle vermoeienissen en bezwaren zijner veld
tochten. Men zou hem, zegt een historie
schrijver, kunnen vergelijken met een kruis
ridder: hij strijdt voor een ideaal en voor
zijn God. Wanneer hij bidt is hij een asceet,
wanneer hij spreekt een souverein, wanneer
hij strijdt een soldaat.
Ofschoon Abd-el-Kader aan alle stammen
die zijn heerschappij aanvaardden, belastin
gen oplegde ik moet wel schatting eischen,
zeide hij zelf, anders zouden zij dadelijk aan
mijn macht gaan twijfelen gebruikte hij
die nooit ten eigen bate. Zijn persoonlijk be
zit bestond uit een stuk grond dat door twee
spanossen kon worden bewerkt, een kudde
schapen, wier vleesch hij zijn gasten voor
zette en wier wol voldoende was voor de klee
ding van hem en de zijnen, een paar koeien,
geiten en kameelen en natuurlijk een stel
voortreffelijke rijpaarden. Zijn tent was
hoogsteenvoudig ingericht, de vorst placht met
gekruiste beenen op een matje te zitten,
omringd door soldaten van zijn lijfwacht.
Over zijn tent stond een tweede gestulpt, in de
ruimte tusschen beide sliepen zijn dienaren.
Abd-el-Kader was steeds voor ieder te spre
ken, behandelde alle aangelegenheden zooveel
mogelijk zelf, sprak recht, deelde gunstbe
wijzen uit, strafte, ja, genas zelfs zieken. Ve
len verzekeren dat zij door een handoplegging
ivoor goed van hun kwalen waren bevrijd.
Hij zen scureel cue gave toe aan de kracnt
van het gebed en eischte dan ook van al zijn
ondergeschikten, dat zij hun godsdienstige
plichten trouw vervulden. „Velen mijner on
derdanen hebben met ware Mosemin niets dan
den naam gemeen", zeide hij„nu staat een
Christen ver beneden een Mohammedaan, een
Jood beneden een Christen, een heiden bene
den een Jood en een varken beneden een'hei
den, maar een mensch die niet bidt staat be
neden een varken."
Streng handhaafde hij ook den wekelijk-
schen vastendag, eveneens door den Profeet
voorgeschreven: van twee uur voor zonsop
gang tot zonsondergang mocht dan in zijn
kamp geen hap gegeten, geen slok gedronken
zelfs geen reukwerk genoten worden. Rooken
had hij zelfs geheel en al verboden.
Abd-el-Kader is ongetwijfeld een streng
vorst geweest. Maar tevens ging de roep van
groote rechtvaardigheid en edelmoedigheid
van hem uit. En zijn heilig geloof in de zaak
die hij voorstond, wist hij jarenlang over te
brengen op zijn onderdanen. Het gelukte hem
tenslotte zelfs de Franschen uit bijna al hun
vestingen en versterkte steden te verdrijven.
Toen begon generaal Bugeaud een wreeden
vernielingsoorlog. Hij slaagde er in, eenige
belangrijke punten te heroveren en zond van
daaruit her en derwaarts vliegende legertjes,
die dorpen en steden bezetten, plunderden en
in brand staken en zich daarna snel weer te
rug trokken. Langzamerhand begon Abd-el-
Kader gebrek te krijgen aan wat een leger
noodig heeft. Zijn eenige kans op redding
bestond nog in een bondgenootschap met den
Sultan van Marokko, maar deze wees uit vrees
voor Frankrijk elke gemeenschap met zijn
geloofsgenoot af en sloot zich zelfs bij den
vijand aan. Tusschen de Fransche en Marok-
kaansche troepen gedrongen, verdedigde
Abd-el-Kader zich met den moed der wan
hoop. Hij wist een voorloopige overwinning te
behalen op den Sultan, maar den volgenden
dag keerde de krijgskans, zoodat hij naar
Fransch gebied de wijk moest nemen. Daar
overhandigde hij zijn zwaard aan den aan
voerder en verkreeg de belofte dat hij per
schip naar Si-Jean d'Acre zou worden ge
voerd, waar hem de vrijheid zou worden terug
gegeven. Een invloedrijk lid van de Koninklijke
familie, de Hertog van Anmale, bevestigde
deze overeenkomst met den meesten nadruk,
maar dacht er niet over zich er aan te hou
den. Abd-el-Kader ging in goed vertrouwen
scheep, maar werd regelrecht naar Frankrijk
vervoerd, waar hij jaren lang van de eene ge
vangenis naar de andere werd gebracht.
Blijkbaar was de vrees groot, dat de geduehte
vijand erin zou slagen te ontsiappen. Einde
lijk, in 1852, schonk Lodewijk Napoleon, toen
President van de Tweede Fransche Republiek
en later Keizer, hem de vrijheid.
Men kan veilig aannemen dat de geestkracht
van Abd-el-Kader toen gebroken was. Hij
genoot een pensioen van de Fransche regee
ring, woonde afwisselend in Parijs en in het
Oosten, werd zelfs toen hij de Christenen
van Damascus tegen een vervolging door de
Mohammedanen beschermde, begiftigd met
het grootkruis van het Legioen van Eer en
stond aan de zijde van Keizerin Eugénie, toen
zij in 1869 het Suez-kanaal opende. Maar wat
er in zijn ziel omging, toen zijn doods
vijanden hem aldus met eerbewijzen over
laadden, kan men zich wel voorstellen.
Na zijn invrijheidsstelling wijdde hij zich
hoofdzakelijk aan godsdienstig-wijsgeerige
studiën, een zijnei werken genooi, zeus u.e
eer van een Fransche vertaling. In 1882
overleed hij te Damascus.
P. H. SCHRÖDER.
Mr. J. J. I. Harte van Tecklenburg
overleden.
Geheimzinnig sterfgeval op de
„Marie Elvira".
Minister van Financiën in het kabinet-
Kuyper.
's-GRAVENHAGE, 5 Juli. Op 83-
jarigen leeftijd is hedenochtend hier
ter stede overleden mr. J. J. I. Harte
vanTecklenburg, oud-minister van
Financiën, oud-lid van den Raad van
State.
De heer J. J. I. Harte werd te Utrecht gebo
ren op 15 October 1853.
Op 1 Mei 1888 deed hij, voor het kies
district Grave zijn intrede in de Tweede
Kamer, waarin hij zitting heeft gehad tot
Augustus 1901, in welk jaar hij benoemd
werd tot minister van Financiën in het kabi-
net-Kuyper.
Mr. Harte, die later het recht verwierf op
den naam Van Tecklenburg, heeft o.m. als
Tweede-Kamerlid in de zitting 18981899 een
initiatief-voorstel ingediend tot aanvulling
van titel 118 van het wetboek van strafvorde
ring, betreffende herziening van arresten en
vonnissen, welk wetsvoorstel heeft geleid tot
de wet van 14 Juli 1899.
Hij was lid van verschillende staatscom
missies o.a. van die voor de handelspolitiek,
voor de statistiek en voor de pensionneering
van werklieden.
Als minister was de heer Harte van Tecklen
burg een voorstander van beschermende
rechten. Hij bleef minister van Financiën tot
in 1905, in welk jaar hij werd opgevolgd door
mr. Th. H. de Meester.
Na zijn aftreden stelde hij zich weer can-
didaat voor de Tweede Kamer in hetzelfde
district, waarvoor hij al eer zitting had gehad.
Niet hij, doch de heer Kooien werd toen ge
kozen.
Met ingang van 11 Juli 1908 werd mr. Harte
van Tecklenburg benoemd tot lid van den
Raad van State. Hij had achtereenvolgens
zitting in onderscheidene afdeelïngen.
Met ingang van 1 Mei 1934 werd hem eer
vol ontslag verleend als lid van dit hooge
staatscollege.
In de Katholieke gelederen is de heer Harte
van Tecklenburg altijd een strijdbare fi
guur geweest.
De heer Harte was ridder in de Orde van
den Nederlandsche Leeuw en commandeur
Oranje Nassau en grootkruis in de Orde van
den H. Gregorius den Groote.
De begrafenis van het stoffelijk overschot
zal plaats hebben Woensdag a.s. op de R.K.
Begraafplaats aan de Kerkhoflaan om 12 uur.
Politie laat het lijk in beslag nemen.
IJMUIDEN, 5 Juli. Aan boord van
het Spaansche s.s. „Marie Elvira", dat
op het oogenblik in de haven van
IJmuiden ligt, heeft zich een geheim
zinnig sterfgeval voorgedaan.
De agent van de reederij van het schip kreeg
van den kapitein het verzoek een dokter aan
boord te zenden, daar een der matrozen veel
langer dan normaal sliep en niet wakker was
te krijgen.
De dokter, die den man onderzocht, con
stateerde, dat de matroos was overleden. Het
was hem evenwel niet mogelijk de doodsoor
zaak vast te stellen.
Daar het lijk niet aan boord kon blijven,
werd de politie van het geval in kennis ge
steld. De commissaris van politie heeft daar
op hedenochtend het lijk in beslag doen ne
men. Een gerechtelijke schouwing zal worden
verricht.
EINDEXAMENS 2e H.B.S. B.
Eindexamen H.B.S. B Santpoorterplein,
Haarlem. Geslaagd de dames: A. Suerink, J.
J. Schaft, H. A. Merkuur, S. G. Neisingh en de
heeren: G. A. van Apeldoorn, J. R. Douglas
Broers, H. van der Colk, J. D. J. W. Bleeker, J.
J. Wouterse, J. van Wamel, J. de Peer, J. W.
Hanhart, E, de Visser, W. G. Th. Grijzen, J. A.
de Vries, G.'J. Lunenburg, H. W. Stapel, J,
Kisjes, D. W. van Bostelen, A. F. C. Morlang,
H. Ch. Panhuizen, H. J. Tjaden, M. A. Domin
go.
Veel belangstelling, ook uit het buitenland.
Zooals te begrijpen is, trekt de Frans Hals
tentoonstelling zeer veel belangstelling, ook
uit het buitenland.
Zondag was het aantal bezoekers ruim 650.
Een 25-tal leden van een Duitsche kunstver-
eeniging uit Keulen bezocht de expositie en
toonde zich zeer voldaan. De directeur van het
Frans Halsmuseum, de heer G. D. Gratama,
leidde persoonlijk een bekend Amerikaansch
kunstcriticus rond, die verschillende publi
caties over de tentoonstelling zal doen.
Zaterdag was prof. dr. Willem Mengelberg,
dirigent van het Amsterdamsch Concertge
bouw-orkest, onder de bezoekers.
Tentoonstelling van archiefstukken.
Gedurende de Frans Halstentoonstelling zul
len in het Frans Halsmuseum worden tentoon-
steld archiefstukken, betrekking hebbende
op het leven van Frans Hals. Het zijn alle stuk
ken uit het gemeente-archief.
OPDRACHT.
Het maken van 3000 meter rioleering in
de gemeente Velsen is door B. en W. gegund
aan P. H. Meijer en Co., te Haarlem.
Motorfiets tegen auto opgevlogen.
Bestuurder gedood, duorijder zwaar gewond.
DIEREN, 5 Juli. In den afgeloopen
nacht is hier een motorfiets met een
personen-auto in botsing geweest,
waardoor de bestuurder van eerstge
noemd voertuig werd gedood en de
duo-rijder zwaar gewond.
Omstreeks drie uur reed in de Hofstetter-
laan een personenauto. De bestuurder wilde
den rijksweg inrijden, doch op hetzelfde oogen
blik naderde uit de richting Arnhem een
motorfiets, bestuurd door den 27-jarigen R.
Vreesman uit Dieren, die met groote snelheid
reed. De autobestuurder wilde den motorrijder
voorrang verleenen, doch laatstgenoemde
meende achter de auto om te kunnen rijden. Hij
botste echter met groote snelheid tegen de
linker achterzijde van de auto. De gevolgen
waren ontzettend. De heer Vreesman was vrij
wel op slag dood. De duo-rijder, de heer R. S.,
eveneens uit Dieren, werd ernstig gewond.
Nadat dokter Böttger en dokter Prakke den
gewonde de eerste geneeskundige hulp had
den verleend werd het slachtoffer naar het
ziekenhuis te Velp overgebracht. Zijn toestand
was hedenochtend zorgwekkend.
Van de vijf inzittenden van de auto liep
alleen de bestuurder enkele lichte snij won
den op.
De Frans Hals tentoonstel ling.
De „heks" van Merkelbeek.
In hooger beroep tot 15 jaar veroordeeld.
's-HERTOGENBOSCH, 5 Juli.
Het Gerechtshof in Den Bosch heeft heden
arrest gewezen in de zaak tegen de 64-jarige
M. C. van Helden, huishoudster te Merkel
beek, thans gedetineerd, die bij vonnis der
arrondissementsrechtbank te Maastricht we
gens doodslag, tweemaal gepleegd, is veroor
deeld tot vijftien jaar gevangenisstraf. Zoo
wel de verdachte als de Officier van Justitie
hebben hooger beroep tegen dit vonnis
aangeteekend.
De advocaat-generaal heeft in hooger be
roep bevestiging van het vonnis geëischt.
Thans heeft het Hof op formeele gronden het
vonnis van de rechtbank te Maastricht ver
nietigd en, opnieuw recht doende, de ver
dachte eveneens veroordeeld tot vijftien jaar
gevangenisstraf. Het Hof heeft evenwel het
voorarrest in mindering gebracht.
Hertzog acht geen direct oorlogs
gevaar aanwezig.
u ze met alle plechtigheid eener offi-
cieele omraming geopend verklaard
is, en eenige markante stukken, al
dan niet verscholen achter bewon
derende bezoekérs of uitleggende kenners, als
foto hun weg door de pers aan het afleggen
zijn, zal men in den lande een résumé willen
hebben, van wat er in Haarlem aan buiten
gewoon bijzonders thans te zien is. Want be
halve voor de, direct bij de kunststudie betrok
kenen is het geboden quantum van dien aard,
dat de meer gewone kunstliefhebber, om zijn
vreugde aan Hals' genialiteit te beleven, mis
schien voor een kleine vingerwijzing naar de
hoogtepunten van dit feest erkentelijk zal zijn.
Nu verkeert Haarlem met de Hals'en in een
zelfde gunstig geval als Amsterdam met de
Rembrandts. Beide steden kunnen als middel
punten der geleende schoonheid met een on
vergelijkelijk schoon eigen bezit paradeeren,
Haarlem zelfs nog in grooter mate dan de
hoofdstad want het is absoluut onmogelijk
een begrip van Frans Hals te hebben, zonder
de Haarlemsche Schutters- en Regentenstukken
te kennen. Laten wij nu maar geen raadsel
tjes opgeven in den geest van: „hoeveel Ne
derlanders kennen het Frans Halsmuseum en
hoeveel Haarlemmers kennen die doeken
goed?" Laat ons blij zijn, dat een betrouwbaar
antwoord op die vragen zoo uiterst moeilijk
te verkrijgen zou zijn, dat niemand er aan
denkt, ze serieus te stellen en ons verheugen
over de groote waarschijnlijkheid, dat een zeer
groot aantal Nederlanders, aangetrokken door
het festijn, thans Frans Hals gaan ontdekken
in wat betrekkelijk jaren lang voor hun hand
gelegen heeft. Die groote figurencomposities
worden slechts zelden door een enkel portret
geëvenaard en zijn terecht de trots van
ieder rechtgeaard Haarlemmer. 'Nu zijn door
de welwillendheid van velen die parelen om
kranst door diamanten en vormen, zoo gezet,
een stedelijke tooi die, slechts eenmaal ge
toond. de beschouwers zal verbazen. Tot die
diamanten rekenen wij in de eerste plaats die
werken, welke het buitenland uit zijn mu-
seumbezit afstond, altemaal doeken die zich
in een jarenlange reputatie van onbestreden
schoonheid verheugen en waarvan het vaak
moeite genoeg gekost heeft ze naar Haarlem
te krijgen. Zoo bijvoorbeeld het Heerenpor
tret uit het weinig aan Hollanders bekende
Musée Jacquemart-André te Parijs, welk mu
seum het eigendom is van het Institut de
France en waar tot nu toe als regel gold, dat
nimmer iets werd uitgeleend. Het prachtige
portret van den man met slappen hoed uit
het Museum van Kassei brengt den beschou
wer alweer de geniale losheid van Hals'
schutterstukken in herinnering, terwijl dat
van Stefaan Geraerdts, uit het Antwerpsch
museum aantoont hoezeer Hals ook voor de
grandezza zijner modellen toegankelijk was.
Grandezza en elegantie vindt men ook in dat
meergenoemde portret van Schade van
Westrum dat het Museum van Praag afstond.
Het Koninklijk Museum van Brussel wordt
ernstig en vorstelijk door het portret van den
geleerden Johannes Hoornbeek vertegenwoor
digd; het kunsthistorisch Museum in Weenen
(dat om zijn Breughels beroemd is) zond een
fraai portret van een onbekenden jongen
man. Het staatsmuseum van Dresden, nog
steeds een pelgrimsoord voor wie in de oude
Nederlandsche kunst belang stelt, liet zich
met twee heerenportretten evenmin onbe
tuigd.
Haarlem is de stad Keulen grooten dank
verschuldigd, daar uit het Wallraf-Richartz-
museum dier stad een der gaafste en Hals'
kunst op diens volle kracht typeerende genre
schilderijen kwam ik bedoel het Visschers-
meisje uit 1635 dat onder de vele hier aarf-
wezige visschersjongens en meisjes qualita-
tief uitmunt en mij aan de prachtige Zigeu
nerin uit het Louvre doet denken.
Deze laatste heeft men helaas niet voor
Haarlem kunnen verkrijgen al was de Fran
sche Regeering ons ter wille door een hee
renportret uit haar landsbezit af te staan.
Uit Keulen kwamen bovendien nog twee por
tretten, een heer en een dame, pendanten, die
tot het allerbeste behooren. Behalve het reeds
genoemde heerenportret leverde Kassei nog de
prachtige „zingende jongens" en het Brusselsch
museum stond ook nog zijn exemplaar van
Willem van Heythuyzen af terwijl zelfs uit
Stockholm medewerking werd verkregen door
den vioolspeler Daniël van Aken te logeeren
te krijgen.
Aan medewerking van de Europeesche Mu
sea heeft het der gemeente Haarlem dus, naar
men ziet, niet ontbroken. Vrij algemeen is in
gezien dat het hier een kunstmanifestatie van
hooge orde kon worden, die in Nederland werd
aangericht. En waar het niet mogelijk bleek
een bijzonder belangrijk stuk tijdelijk los te
krijgen kon dat nog vaak door een soortgelijk
exemplaar vervangen worden. Zoo zal men de
Heks van Haarlem uit Bei-lijn niet in haar
geboortestad terug zien. Doch wat het Ber-
lijnsche Museum niet kon of niet wilde, deed
het Metropolitan-museum in New York, door
zijn Heks Hille Bobbe aan Holland af te staan.
Daar de Wallace collectie in Londen nimmer
uitleent moest men den beroemden Officier
daar met rust laten. Maar die enkele onver
vulde wenschen werden, weer ruimschoots ver
goed door een aantal beroemde stukken uit
particulier bezit, zooals de Luitspeler van
Alfred Beit en de Man met de Luit van Baron
de Rothschild. Om nog te zwijgen van den
nooit buiten Leerdam in Holland vertoonden
lachenden jongen met kruik, die thans op de
affiches prijkt, die voor deze tentoonstelling
over de wereld verspreid zijn en die dtis thans
een populariteit geniet welke die zijns makers
bijna tijdelijk evenaart. En nu hebben
wij nog slechts enkele grepen gedaan uit den
voorraad van honderd vijftien Halsen, ons be
perkend in hoofdzaak tot het museaal bezit
ter wereld. Genoeg echter om te doen zien dat
zoo iets geen tweede maal volbracht kan wor
den als waarmee thans het 75-jarig bestaan
van Haarlem's museum gevierd wordt. Maai
er is nog meer.
Een aantal Halsen die de laatste jaren in
de litteratuur met groote belangstelling ge
volgd zijn, kan men nu in Haarlem om zoo te
zeggen in levenden lijve aantreffen. Het meest
interessante daarvan is misschien wel het por
tret van Verdonck, den man met de ezels
kinnebak dat thans het eigendom der Natio
nal Gallery van Schotland is. Verdonck heeft
namelijk jarenlang in plaats van dat Vreemd
soortig gebeente waarmee Simson de \F*ilistij-
nen versloeg, een breedgeranden hoed in den
arm gehouden. Tot men op een gegeven
oogenblik tot de ontdekking kwam dat -die
hoed er niet door Frans Hals, doch door een
lateren „verbeteraar" overheen geschilderd
was omdat men zoo'n ezelsfragment te onaan
genaam om altijd naar te kijken vond. Een
verwijdering dier overschildering bracht de
oorspronkelijke peinture van Frans Hals weer
voor den dag en zoo ziet men de schilderij
thans weer onverknoeid zooals ze uit de han
den van den maker moet zijn gegaan. De vele
Frans Halsen die bovendien de laatste jaren
ontdekt zijn en die nog pas sinds korten tijd
in de litteratuur over den meester voorkomen,
zijn door de goede zorgen van de eigenaars hier
mede aanwezig, waardoor het mogelijk is, ze
met de vanouds erkende schoonheid te verge
lijken en in hun verder bestaan een glimp van
haar glorie mee te dragen. Ook deze dragen
door hun aanwezigheid onder het andere
talrijke particuliere bezit ertoe bij de Haar
lemsche manifestatie hoogst interessant te
maken. Geen Nederlander, die in kunst belang
stelt, zal ze willen verzuimen.
J. H. DE BOIS.
Geen oorlogsstemming onder de
Europeesche volken.
KAAPSTAD, 5 Juli (Reuter) In het in
terview, dat minister-president Hertzog, den
correspondent van Reuter bij zijn terugkeer
uit Engeland heeft toegestaan, verklaarde de
premier omtrent den internationalen toestand:
Twee dingen zijn mij duidelijk gebleken:
le. Er heeftsch geen oorlogsstemming onder
de Europeesche volken. Elk wenscht den vrede
te handhaven.
2. Geen enkele der regeeringen van de
groote mogendheden in Europa is tot her
bewapening overgegaan voor een andere reden
dan zelfverdediging.
Wanneer men den toestand van deze twee
gezichtspunten beziet is er, aldus Hertzog,
geen enkele reden om te gelooven, dat de her
bewapening van Europa tot een oorlog zal
leiden.
Jgk* MAIKT
CEKICIIIIM
AARD APPELMARKT (Maandag).
Rotterdam 5 Juli 1937.
Westlandsche ronde zand 56 ct. per K.G.
Westlandsche kleine 45J/2 ct. per K.G. Mal
ta's (Springs) 1012 ct. per K.G.
Vlas-aanvoer: 300 K.G. blauw, schoon 68
80 per K.G. 5400 K.G. wit Zeeuwsch 68
80 per K.G. 3000 K.G. Groningsch 6575 per
K.G. 5800 K.G. Hollandsche geel 6880 per
K.G. 120 K.G. Dauwroot 5060 per K.G.
VEEMARKT.
Amsterdam, 5 Juli 1937. 1
Ter veemarkt waren heden aangevoerd:
327 vette koeien, waarvan de prijzen wa
ren: le kwaliteit 0.760.84, 2e kwaliteit 0.64
f 0.74, 3e kwaliteit 0.580.62 per K.G.
slachtgewicht.
90 melk- en kalf koeien 185250 per stuk;
98 vette kalveren, 2e kwaliteit '4856, 3e
kwaliteit 4046 per K.G. levend gewicht; 120
nuchtere kalveren 815 per stuk; 30 schapen
2430 per stuk; 7 lamemren 1518 per stuk;
514 varkens.
Vleeschvarkens, wegende van 90110 K.G.
6061, zware varkens 5859, vette varkens
5758 per K.G. slachtgewicht.
Aanvoerd 3 wagens geslachte runderen uit
Denemarken.
Veemarkt.
Rotterdam, 5 Juli 1937.
Aanvoer totaal 1641 stuks. Vette runderen
558, vette kalveren 229, nuchtere kalveren
4, schapen en lammeren 394, varkens 456.
78 vette koeien, le kwal. 80 ct., 2e kwal. 65
tot 64 ct.; 74 vette ossen, le kwal. 68 ct., 2e
kwal. 54 tot 64 ct.; 90 vette kalveren, le kwal.
75 ct., 2e kwal. 55 tot 60 ct.; 50 varkens (levend
gewicht), le kwal. 49 ct., 2e kwal. 48 ct.; 52
schapen, le kwal. 46 ct., 2e kwal.' 36 ct.; 65
lammeren, le kwal. 58 ct., 2e kwal. 50 ct., alles
per K.G.
31 schapen, le kwal. ƒ26, 2e kwal. ƒ20; 18
lammeren, le kwal. 15, 2e kwal. 11, alles per
stuk.
Vette koeien en ossen. Aanv. iets ruimer,
handel stug, prijzen als vorige week; vette
zen prijshoudend; schapen en lammeren:
kalveren aanvoer korter, handel matig, prij-
aanvoer iets kleiner, handel zeer hoog, prijzen
dalend; varkens aanvoer kort, handel willig,
prijzen stijgend.
„Jongen met Kan",
bezit van het Fami
lie-Vrouwenhofje
van mevr. Van
Aerden te Leerdam.
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 5 Juli.
Bevallen 1 Juli: P. M. J. BrockeBoerlage,
z.; 2 Juli: D. E. J. PolflietPeters, d.; A. M.
v. d. Eijnde—Hertog, z.; 3 Juli: J. W. C. Meijer
Disco, z.; M. PutsSmids, z.; P. M. A.
LeeuweKuypers, d.; M. M. W. Bolwidt—
Peeters, z.; 4 Juli: H. C. M. van Zijl—Bakker,
d.; M. C. MouwenSwildens, d.; A. v. d. Born
Polman, z.; 5 Juli: M. Grauwelmanvan
Alphen,, d.
Overleden 3 Juli: J. F. de Lang, 75 j., Scho-
terweg; A. E. Rijneveld—Diekman, 57 j„ Aagje
Dekenstraat; T. L. v. d. Werff, 60 j„ Ged.
Schalkburgergracht; E. W. Koning, 16 j„ Ha-
zepaterslaan; M. A. Cammaart—Franssens, 61
j„ Kamperlaan; 4 Juli: R. Winkel, 74 j., Pega-
susstraat; J. Boeree, 84 j„ Spaanschevaart-
straat; A. Dooseman, 70 j., Groot Heiligland.