N De Frans Hals Tentoonstelling. UIT HET VERLEDEN ABD-EL-KADER. 1807—1882. Hoogtepunten. N' 1- Getemd is de leeuw, die als schrik der woestijnen. Zoo lang om zijn prooi heeft gebruld; Die elk, die hem zag, in de vlakte verschijnen, Met vreeze des doods heeft vervuld, En op het bestookte gebied der Alg'rijnen Geen heerscher heeft naast zich geduld. Geschoten is de aad'laar, geknot in zijn schachten. Hoe breed hij zijn vlerken ontplooi'; Met klauw en met snavel beproeft hij zijn krachten, Maar schudt »ch den kop aan zijn kooi, En blijft in zijn kerker verdorren en smachten, Der smart en der wanhoop ten prooi. Zoo bezong, in romantische vereering voor den vrijheidsheld Abd-el-Kader, onze vader- landsche dichter-predikant-geschiedschrijver Bernard ter Haar den ondergang van den man, die jaren streedt tegen het in Noord- Afrika opdringende Fransche imperialisme. Abd-el-Kader. Heel Nederland blaakte omstreeks 1840 van geestdrift voor den edelen, onversaagden, rid derlijken kampvechter en gloeide van ver ontwaardiging over de misdadigheid, de bloed dorst en de onmenschelijkheid der Franschen. Precies zoo leefden onze ouders den strijd ■tusschen Boer en Brit mee en vergaten dat in dezelfde eeuw der Nederlanders een vrijheids held als Dipo Negoro hadden bevochten, on der vrijwel gelijke omstandigheden. Abd-el-Kader, of om precies te zijn, Sidi el Hadsji Abd el Kader Ben Mahiddin, bezat in zijn familiearchief een stamboom, waaruit bleek dat hij in rechte lijn afstamde van Fatma, de dochter van Mohammed. Als spruit van een zoo oud en eerwaardig priesterge slacht deed hij reeds op zijn achtste jaar een pelgrimstocht van Marokko, waar een zijner voorvaderen zich had gevestigd, naar het graf van den Profeet. Toen moet hij reeds blijken gegeven hebben van buitengewone scherpzinnigheid en men voorspelde den knaap een schitterende toekomst. Gedreven door zijn fatiek geloof en ontembare eerzucht deed de jonge Abd-el-Kader alles om zich voor te bereiden op de groote taak die hem wachtte, maar waarvan hij zich nog geen voorstelling kon vormen. Toen Frankrijk omstreeks 1830 begon met de veroverigen van Algiers, was het Abd-el- Kader plotseling duidelijk wat Allah van hem verlangde. Hij liet zich uitroepen tot Emir van Maskara, trok, omstuwd door een jui chende menigte, die stad binnen en begon een guenlla-oorlog tegen den indringer. Binnen enkele jaren erkenden alle stammen tusschen Maskara en de zee hem als hun hoofd en de Fransche generaal Desmichels was gedwon gen een vrede te teefrenen, die de onafhan kelijkheid van dit gebied bezegelde. Maar voor Abd-el-Kader was deze vrede slechts een wapenstilstand. Tusschen hem, den afstammeling van Mohammed, den voor vechter van den Islam en de Christenen was geen blijvende vrede denkbaar. Bovendien was het verdrag in uitermate slecht Arabisch opgesteld en las de Emir daaruit allerlei be palingen totaal anders dan ze door de Fran schen waren bedoeld. En tenslotte wanneer een Europeesche staat zich geroepen voelde zijn bescha ving te-dbrengen aan een onontwikkeld volk waar ter wereld ook, heeft hij zich van die „cultureele taak" nooit laten weerhouden door iets als een overeenkomst. De vijandelijkheden begonnen dus alweer heel spoedig. Talrijke generaals werden uit gezonden om den vermetelen Sultan deze titel voerde Abd-el-Kader sedert de stammen der provinciën Oran en Titeri hem als hun heeft erkend hadden te verslaan, maar keer op keer mislukten hun pogingen. Deels was dit te wijten aan het veldheerstalent van hun tegenstander, maar in nog grooter mate aan zijn sterke persoonlijkheid. Abd-el-Kader oefende op wie hem ont moette een onweerstaanbare bekoring uit. Hij was niet groot van gestalte, maar zijn fijn- besneden gelaat teekende wilskracht en zelfbewust was zijn blik. Als zoovele groote legeraanvoerders uit de geschiedenis leefde hij uitermate sober en deelde met zijn soldaten alle vermoeienissen en bezwaren zijner veld tochten. Men zou hem, zegt een historie schrijver, kunnen vergelijken met een kruis ridder: hij strijdt voor een ideaal en voor zijn God. Wanneer hij bidt is hij een asceet, wanneer hij spreekt een souverein, wanneer hij strijdt een soldaat. Ofschoon Abd-el-Kader aan alle stammen die zijn heerschappij aanvaardden, belastin gen oplegde ik moet wel schatting eischen, zeide hij zelf, anders zouden zij dadelijk aan mijn macht gaan twijfelen gebruikte hij die nooit ten eigen bate. Zijn persoonlijk be zit bestond uit een stuk grond dat door twee spanossen kon worden bewerkt, een kudde schapen, wier vleesch hij zijn gasten voor zette en wier wol voldoende was voor de klee ding van hem en de zijnen, een paar koeien, geiten en kameelen en natuurlijk een stel voortreffelijke rijpaarden. Zijn tent was hoogsteenvoudig ingericht, de vorst placht met gekruiste beenen op een matje te zitten, omringd door soldaten van zijn lijfwacht. Over zijn tent stond een tweede gestulpt, in de ruimte tusschen beide sliepen zijn dienaren. Abd-el-Kader was steeds voor ieder te spre ken, behandelde alle aangelegenheden zooveel mogelijk zelf, sprak recht, deelde gunstbe wijzen uit, strafte, ja, genas zelfs zieken. Ve len verzekeren dat zij door een handoplegging ivoor goed van hun kwalen waren bevrijd. Hij zen scureel cue gave toe aan de kracnt van het gebed en eischte dan ook van al zijn ondergeschikten, dat zij hun godsdienstige plichten trouw vervulden. „Velen mijner on derdanen hebben met ware Mosemin niets dan den naam gemeen", zeide hij„nu staat een Christen ver beneden een Mohammedaan, een Jood beneden een Christen, een heiden bene den een Jood en een varken beneden een'hei den, maar een mensch die niet bidt staat be neden een varken." Streng handhaafde hij ook den wekelijk- schen vastendag, eveneens door den Profeet voorgeschreven: van twee uur voor zonsop gang tot zonsondergang mocht dan in zijn kamp geen hap gegeten, geen slok gedronken zelfs geen reukwerk genoten worden. Rooken had hij zelfs geheel en al verboden. Abd-el-Kader is ongetwijfeld een streng vorst geweest. Maar tevens ging de roep van groote rechtvaardigheid en edelmoedigheid van hem uit. En zijn heilig geloof in de zaak die hij voorstond, wist hij jarenlang over te brengen op zijn onderdanen. Het gelukte hem tenslotte zelfs de Franschen uit bijna al hun vestingen en versterkte steden te verdrijven. Toen begon generaal Bugeaud een wreeden vernielingsoorlog. Hij slaagde er in, eenige belangrijke punten te heroveren en zond van daaruit her en derwaarts vliegende legertjes, die dorpen en steden bezetten, plunderden en in brand staken en zich daarna snel weer te rug trokken. Langzamerhand begon Abd-el- Kader gebrek te krijgen aan wat een leger noodig heeft. Zijn eenige kans op redding bestond nog in een bondgenootschap met den Sultan van Marokko, maar deze wees uit vrees voor Frankrijk elke gemeenschap met zijn geloofsgenoot af en sloot zich zelfs bij den vijand aan. Tusschen de Fransche en Marok- kaansche troepen gedrongen, verdedigde Abd-el-Kader zich met den moed der wan hoop. Hij wist een voorloopige overwinning te behalen op den Sultan, maar den volgenden dag keerde de krijgskans, zoodat hij naar Fransch gebied de wijk moest nemen. Daar overhandigde hij zijn zwaard aan den aan voerder en verkreeg de belofte dat hij per schip naar Si-Jean d'Acre zou worden ge voerd, waar hem de vrijheid zou worden terug gegeven. Een invloedrijk lid van de Koninklijke familie, de Hertog van Anmale, bevestigde deze overeenkomst met den meesten nadruk, maar dacht er niet over zich er aan te hou den. Abd-el-Kader ging in goed vertrouwen scheep, maar werd regelrecht naar Frankrijk vervoerd, waar hij jaren lang van de eene ge vangenis naar de andere werd gebracht. Blijkbaar was de vrees groot, dat de geduehte vijand erin zou slagen te ontsiappen. Einde lijk, in 1852, schonk Lodewijk Napoleon, toen President van de Tweede Fransche Republiek en later Keizer, hem de vrijheid. Men kan veilig aannemen dat de geestkracht van Abd-el-Kader toen gebroken was. Hij genoot een pensioen van de Fransche regee ring, woonde afwisselend in Parijs en in het Oosten, werd zelfs toen hij de Christenen van Damascus tegen een vervolging door de Mohammedanen beschermde, begiftigd met het grootkruis van het Legioen van Eer en stond aan de zijde van Keizerin Eugénie, toen zij in 1869 het Suez-kanaal opende. Maar wat er in zijn ziel omging, toen zijn doods vijanden hem aldus met eerbewijzen over laadden, kan men zich wel voorstellen. Na zijn invrijheidsstelling wijdde hij zich hoofdzakelijk aan godsdienstig-wijsgeerige studiën, een zijnei werken genooi, zeus u.e eer van een Fransche vertaling. In 1882 overleed hij te Damascus. P. H. SCHRÖDER. Mr. J. J. I. Harte van Tecklenburg overleden. Geheimzinnig sterfgeval op de „Marie Elvira". Minister van Financiën in het kabinet- Kuyper. 's-GRAVENHAGE, 5 Juli. Op 83- jarigen leeftijd is hedenochtend hier ter stede overleden mr. J. J. I. Harte vanTecklenburg, oud-minister van Financiën, oud-lid van den Raad van State. De heer J. J. I. Harte werd te Utrecht gebo ren op 15 October 1853. Op 1 Mei 1888 deed hij, voor het kies district Grave zijn intrede in de Tweede Kamer, waarin hij zitting heeft gehad tot Augustus 1901, in welk jaar hij benoemd werd tot minister van Financiën in het kabi- net-Kuyper. Mr. Harte, die later het recht verwierf op den naam Van Tecklenburg, heeft o.m. als Tweede-Kamerlid in de zitting 18981899 een initiatief-voorstel ingediend tot aanvulling van titel 118 van het wetboek van strafvorde ring, betreffende herziening van arresten en vonnissen, welk wetsvoorstel heeft geleid tot de wet van 14 Juli 1899. Hij was lid van verschillende staatscom missies o.a. van die voor de handelspolitiek, voor de statistiek en voor de pensionneering van werklieden. Als minister was de heer Harte van Tecklen burg een voorstander van beschermende rechten. Hij bleef minister van Financiën tot in 1905, in welk jaar hij werd opgevolgd door mr. Th. H. de Meester. Na zijn aftreden stelde hij zich weer can- didaat voor de Tweede Kamer in hetzelfde district, waarvoor hij al eer zitting had gehad. Niet hij, doch de heer Kooien werd toen ge kozen. Met ingang van 11 Juli 1908 werd mr. Harte van Tecklenburg benoemd tot lid van den Raad van State. Hij had achtereenvolgens zitting in onderscheidene afdeelïngen. Met ingang van 1 Mei 1934 werd hem eer vol ontslag verleend als lid van dit hooge staatscollege. In de Katholieke gelederen is de heer Harte van Tecklenburg altijd een strijdbare fi guur geweest. De heer Harte was ridder in de Orde van den Nederlandsche Leeuw en commandeur Oranje Nassau en grootkruis in de Orde van den H. Gregorius den Groote. De begrafenis van het stoffelijk overschot zal plaats hebben Woensdag a.s. op de R.K. Begraafplaats aan de Kerkhoflaan om 12 uur. Politie laat het lijk in beslag nemen. IJMUIDEN, 5 Juli. Aan boord van het Spaansche s.s. „Marie Elvira", dat op het oogenblik in de haven van IJmuiden ligt, heeft zich een geheim zinnig sterfgeval voorgedaan. De agent van de reederij van het schip kreeg van den kapitein het verzoek een dokter aan boord te zenden, daar een der matrozen veel langer dan normaal sliep en niet wakker was te krijgen. De dokter, die den man onderzocht, con stateerde, dat de matroos was overleden. Het was hem evenwel niet mogelijk de doodsoor zaak vast te stellen. Daar het lijk niet aan boord kon blijven, werd de politie van het geval in kennis ge steld. De commissaris van politie heeft daar op hedenochtend het lijk in beslag doen ne men. Een gerechtelijke schouwing zal worden verricht. EINDEXAMENS 2e H.B.S. B. Eindexamen H.B.S. B Santpoorterplein, Haarlem. Geslaagd de dames: A. Suerink, J. J. Schaft, H. A. Merkuur, S. G. Neisingh en de heeren: G. A. van Apeldoorn, J. R. Douglas Broers, H. van der Colk, J. D. J. W. Bleeker, J. J. Wouterse, J. van Wamel, J. de Peer, J. W. Hanhart, E, de Visser, W. G. Th. Grijzen, J. A. de Vries, G.'J. Lunenburg, H. W. Stapel, J, Kisjes, D. W. van Bostelen, A. F. C. Morlang, H. Ch. Panhuizen, H. J. Tjaden, M. A. Domin go. Veel belangstelling, ook uit het buitenland. Zooals te begrijpen is, trekt de Frans Hals tentoonstelling zeer veel belangstelling, ook uit het buitenland. Zondag was het aantal bezoekers ruim 650. Een 25-tal leden van een Duitsche kunstver- eeniging uit Keulen bezocht de expositie en toonde zich zeer voldaan. De directeur van het Frans Halsmuseum, de heer G. D. Gratama, leidde persoonlijk een bekend Amerikaansch kunstcriticus rond, die verschillende publi caties over de tentoonstelling zal doen. Zaterdag was prof. dr. Willem Mengelberg, dirigent van het Amsterdamsch Concertge bouw-orkest, onder de bezoekers. Tentoonstelling van archiefstukken. Gedurende de Frans Halstentoonstelling zul len in het Frans Halsmuseum worden tentoon- steld archiefstukken, betrekking hebbende op het leven van Frans Hals. Het zijn alle stuk ken uit het gemeente-archief. OPDRACHT. Het maken van 3000 meter rioleering in de gemeente Velsen is door B. en W. gegund aan P. H. Meijer en Co., te Haarlem. Motorfiets tegen auto opgevlogen. Bestuurder gedood, duorijder zwaar gewond. DIEREN, 5 Juli. In den afgeloopen nacht is hier een motorfiets met een personen-auto in botsing geweest, waardoor de bestuurder van eerstge noemd voertuig werd gedood en de duo-rijder zwaar gewond. Omstreeks drie uur reed in de Hofstetter- laan een personenauto. De bestuurder wilde den rijksweg inrijden, doch op hetzelfde oogen blik naderde uit de richting Arnhem een motorfiets, bestuurd door den 27-jarigen R. Vreesman uit Dieren, die met groote snelheid reed. De autobestuurder wilde den motorrijder voorrang verleenen, doch laatstgenoemde meende achter de auto om te kunnen rijden. Hij botste echter met groote snelheid tegen de linker achterzijde van de auto. De gevolgen waren ontzettend. De heer Vreesman was vrij wel op slag dood. De duo-rijder, de heer R. S., eveneens uit Dieren, werd ernstig gewond. Nadat dokter Böttger en dokter Prakke den gewonde de eerste geneeskundige hulp had den verleend werd het slachtoffer naar het ziekenhuis te Velp overgebracht. Zijn toestand was hedenochtend zorgwekkend. Van de vijf inzittenden van de auto liep alleen de bestuurder enkele lichte snij won den op. De Frans Hals tentoonstel ling. De „heks" van Merkelbeek. In hooger beroep tot 15 jaar veroordeeld. 's-HERTOGENBOSCH, 5 Juli. Het Gerechtshof in Den Bosch heeft heden arrest gewezen in de zaak tegen de 64-jarige M. C. van Helden, huishoudster te Merkel beek, thans gedetineerd, die bij vonnis der arrondissementsrechtbank te Maastricht we gens doodslag, tweemaal gepleegd, is veroor deeld tot vijftien jaar gevangenisstraf. Zoo wel de verdachte als de Officier van Justitie hebben hooger beroep tegen dit vonnis aangeteekend. De advocaat-generaal heeft in hooger be roep bevestiging van het vonnis geëischt. Thans heeft het Hof op formeele gronden het vonnis van de rechtbank te Maastricht ver nietigd en, opnieuw recht doende, de ver dachte eveneens veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf. Het Hof heeft evenwel het voorarrest in mindering gebracht. Hertzog acht geen direct oorlogs gevaar aanwezig. u ze met alle plechtigheid eener offi- cieele omraming geopend verklaard is, en eenige markante stukken, al dan niet verscholen achter bewon derende bezoekérs of uitleggende kenners, als foto hun weg door de pers aan het afleggen zijn, zal men in den lande een résumé willen hebben, van wat er in Haarlem aan buiten gewoon bijzonders thans te zien is. Want be halve voor de, direct bij de kunststudie betrok kenen is het geboden quantum van dien aard, dat de meer gewone kunstliefhebber, om zijn vreugde aan Hals' genialiteit te beleven, mis schien voor een kleine vingerwijzing naar de hoogtepunten van dit feest erkentelijk zal zijn. Nu verkeert Haarlem met de Hals'en in een zelfde gunstig geval als Amsterdam met de Rembrandts. Beide steden kunnen als middel punten der geleende schoonheid met een on vergelijkelijk schoon eigen bezit paradeeren, Haarlem zelfs nog in grooter mate dan de hoofdstad want het is absoluut onmogelijk een begrip van Frans Hals te hebben, zonder de Haarlemsche Schutters- en Regentenstukken te kennen. Laten wij nu maar geen raadsel tjes opgeven in den geest van: „hoeveel Ne derlanders kennen het Frans Halsmuseum en hoeveel Haarlemmers kennen die doeken goed?" Laat ons blij zijn, dat een betrouwbaar antwoord op die vragen zoo uiterst moeilijk te verkrijgen zou zijn, dat niemand er aan denkt, ze serieus te stellen en ons verheugen over de groote waarschijnlijkheid, dat een zeer groot aantal Nederlanders, aangetrokken door het festijn, thans Frans Hals gaan ontdekken in wat betrekkelijk jaren lang voor hun hand gelegen heeft. Die groote figurencomposities worden slechts zelden door een enkel portret geëvenaard en zijn terecht de trots van ieder rechtgeaard Haarlemmer. 'Nu zijn door de welwillendheid van velen die parelen om kranst door diamanten en vormen, zoo gezet, een stedelijke tooi die, slechts eenmaal ge toond. de beschouwers zal verbazen. Tot die diamanten rekenen wij in de eerste plaats die werken, welke het buitenland uit zijn mu- seumbezit afstond, altemaal doeken die zich in een jarenlange reputatie van onbestreden schoonheid verheugen en waarvan het vaak moeite genoeg gekost heeft ze naar Haarlem te krijgen. Zoo bijvoorbeeld het Heerenpor tret uit het weinig aan Hollanders bekende Musée Jacquemart-André te Parijs, welk mu seum het eigendom is van het Institut de France en waar tot nu toe als regel gold, dat nimmer iets werd uitgeleend. Het prachtige portret van den man met slappen hoed uit het Museum van Kassei brengt den beschou wer alweer de geniale losheid van Hals' schutterstukken in herinnering, terwijl dat van Stefaan Geraerdts, uit het Antwerpsch museum aantoont hoezeer Hals ook voor de grandezza zijner modellen toegankelijk was. Grandezza en elegantie vindt men ook in dat meergenoemde portret van Schade van Westrum dat het Museum van Praag afstond. Het Koninklijk Museum van Brussel wordt ernstig en vorstelijk door het portret van den geleerden Johannes Hoornbeek vertegenwoor digd; het kunsthistorisch Museum in Weenen (dat om zijn Breughels beroemd is) zond een fraai portret van een onbekenden jongen man. Het staatsmuseum van Dresden, nog steeds een pelgrimsoord voor wie in de oude Nederlandsche kunst belang stelt, liet zich met twee heerenportretten evenmin onbe tuigd. Haarlem is de stad Keulen grooten dank verschuldigd, daar uit het Wallraf-Richartz- museum dier stad een der gaafste en Hals' kunst op diens volle kracht typeerende genre schilderijen kwam ik bedoel het Visschers- meisje uit 1635 dat onder de vele hier aarf- wezige visschersjongens en meisjes qualita- tief uitmunt en mij aan de prachtige Zigeu nerin uit het Louvre doet denken. Deze laatste heeft men helaas niet voor Haarlem kunnen verkrijgen al was de Fran sche Regeering ons ter wille door een hee renportret uit haar landsbezit af te staan. Uit Keulen kwamen bovendien nog twee por tretten, een heer en een dame, pendanten, die tot het allerbeste behooren. Behalve het reeds genoemde heerenportret leverde Kassei nog de prachtige „zingende jongens" en het Brusselsch museum stond ook nog zijn exemplaar van Willem van Heythuyzen af terwijl zelfs uit Stockholm medewerking werd verkregen door den vioolspeler Daniël van Aken te logeeren te krijgen. Aan medewerking van de Europeesche Mu sea heeft het der gemeente Haarlem dus, naar men ziet, niet ontbroken. Vrij algemeen is in gezien dat het hier een kunstmanifestatie van hooge orde kon worden, die in Nederland werd aangericht. En waar het niet mogelijk bleek een bijzonder belangrijk stuk tijdelijk los te krijgen kon dat nog vaak door een soortgelijk exemplaar vervangen worden. Zoo zal men de Heks van Haarlem uit Bei-lijn niet in haar geboortestad terug zien. Doch wat het Ber- lijnsche Museum niet kon of niet wilde, deed het Metropolitan-museum in New York, door zijn Heks Hille Bobbe aan Holland af te staan. Daar de Wallace collectie in Londen nimmer uitleent moest men den beroemden Officier daar met rust laten. Maar die enkele onver vulde wenschen werden, weer ruimschoots ver goed door een aantal beroemde stukken uit particulier bezit, zooals de Luitspeler van Alfred Beit en de Man met de Luit van Baron de Rothschild. Om nog te zwijgen van den nooit buiten Leerdam in Holland vertoonden lachenden jongen met kruik, die thans op de affiches prijkt, die voor deze tentoonstelling over de wereld verspreid zijn en die dtis thans een populariteit geniet welke die zijns makers bijna tijdelijk evenaart. En nu hebben wij nog slechts enkele grepen gedaan uit den voorraad van honderd vijftien Halsen, ons be perkend in hoofdzaak tot het museaal bezit ter wereld. Genoeg echter om te doen zien dat zoo iets geen tweede maal volbracht kan wor den als waarmee thans het 75-jarig bestaan van Haarlem's museum gevierd wordt. Maai er is nog meer. Een aantal Halsen die de laatste jaren in de litteratuur met groote belangstelling ge volgd zijn, kan men nu in Haarlem om zoo te zeggen in levenden lijve aantreffen. Het meest interessante daarvan is misschien wel het por tret van Verdonck, den man met de ezels kinnebak dat thans het eigendom der Natio nal Gallery van Schotland is. Verdonck heeft namelijk jarenlang in plaats van dat Vreemd soortig gebeente waarmee Simson de \F*ilistij- nen versloeg, een breedgeranden hoed in den arm gehouden. Tot men op een gegeven oogenblik tot de ontdekking kwam dat -die hoed er niet door Frans Hals, doch door een lateren „verbeteraar" overheen geschilderd was omdat men zoo'n ezelsfragment te onaan genaam om altijd naar te kijken vond. Een verwijdering dier overschildering bracht de oorspronkelijke peinture van Frans Hals weer voor den dag en zoo ziet men de schilderij thans weer onverknoeid zooals ze uit de han den van den maker moet zijn gegaan. De vele Frans Halsen die bovendien de laatste jaren ontdekt zijn en die nog pas sinds korten tijd in de litteratuur over den meester voorkomen, zijn door de goede zorgen van de eigenaars hier mede aanwezig, waardoor het mogelijk is, ze met de vanouds erkende schoonheid te verge lijken en in hun verder bestaan een glimp van haar glorie mee te dragen. Ook deze dragen door hun aanwezigheid onder het andere talrijke particuliere bezit ertoe bij de Haar lemsche manifestatie hoogst interessant te maken. Geen Nederlander, die in kunst belang stelt, zal ze willen verzuimen. J. H. DE BOIS. Geen oorlogsstemming onder de Europeesche volken. KAAPSTAD, 5 Juli (Reuter) In het in terview, dat minister-president Hertzog, den correspondent van Reuter bij zijn terugkeer uit Engeland heeft toegestaan, verklaarde de premier omtrent den internationalen toestand: Twee dingen zijn mij duidelijk gebleken: le. Er heeftsch geen oorlogsstemming onder de Europeesche volken. Elk wenscht den vrede te handhaven. 2. Geen enkele der regeeringen van de groote mogendheden in Europa is tot her bewapening overgegaan voor een andere reden dan zelfverdediging. Wanneer men den toestand van deze twee gezichtspunten beziet is er, aldus Hertzog, geen enkele reden om te gelooven, dat de her bewapening van Europa tot een oorlog zal leiden. Jgk* MAIKT CEKICIIIIM AARD APPELMARKT (Maandag). Rotterdam 5 Juli 1937. Westlandsche ronde zand 56 ct. per K.G. Westlandsche kleine 45J/2 ct. per K.G. Mal ta's (Springs) 1012 ct. per K.G. Vlas-aanvoer: 300 K.G. blauw, schoon 68 80 per K.G. 5400 K.G. wit Zeeuwsch 68 80 per K.G. 3000 K.G. Groningsch 6575 per K.G. 5800 K.G. Hollandsche geel 6880 per K.G. 120 K.G. Dauwroot 5060 per K.G. VEEMARKT. Amsterdam, 5 Juli 1937. 1 Ter veemarkt waren heden aangevoerd: 327 vette koeien, waarvan de prijzen wa ren: le kwaliteit 0.760.84, 2e kwaliteit 0.64 f 0.74, 3e kwaliteit 0.580.62 per K.G. slachtgewicht. 90 melk- en kalf koeien 185250 per stuk; 98 vette kalveren, 2e kwaliteit '4856, 3e kwaliteit 4046 per K.G. levend gewicht; 120 nuchtere kalveren 815 per stuk; 30 schapen 2430 per stuk; 7 lamemren 1518 per stuk; 514 varkens. Vleeschvarkens, wegende van 90110 K.G. 6061, zware varkens 5859, vette varkens 5758 per K.G. slachtgewicht. Aanvoerd 3 wagens geslachte runderen uit Denemarken. Veemarkt. Rotterdam, 5 Juli 1937. Aanvoer totaal 1641 stuks. Vette runderen 558, vette kalveren 229, nuchtere kalveren 4, schapen en lammeren 394, varkens 456. 78 vette koeien, le kwal. 80 ct., 2e kwal. 65 tot 64 ct.; 74 vette ossen, le kwal. 68 ct., 2e kwal. 54 tot 64 ct.; 90 vette kalveren, le kwal. 75 ct., 2e kwal. 55 tot 60 ct.; 50 varkens (levend gewicht), le kwal. 49 ct., 2e kwal. 48 ct.; 52 schapen, le kwal. 46 ct., 2e kwal.' 36 ct.; 65 lammeren, le kwal. 58 ct., 2e kwal. 50 ct., alles per K.G. 31 schapen, le kwal. ƒ26, 2e kwal. ƒ20; 18 lammeren, le kwal. 15, 2e kwal. 11, alles per stuk. Vette koeien en ossen. Aanv. iets ruimer, handel stug, prijzen als vorige week; vette zen prijshoudend; schapen en lammeren: kalveren aanvoer korter, handel matig, prij- aanvoer iets kleiner, handel zeer hoog, prijzen dalend; varkens aanvoer kort, handel willig, prijzen stijgend. „Jongen met Kan", bezit van het Fami lie-Vrouwenhofje van mevr. Van Aerden te Leerdam. BURGERLIJKE STAND HAARLEM, 5 Juli. Bevallen 1 Juli: P. M. J. BrockeBoerlage, z.; 2 Juli: D. E. J. PolflietPeters, d.; A. M. v. d. Eijnde—Hertog, z.; 3 Juli: J. W. C. Meijer Disco, z.; M. PutsSmids, z.; P. M. A. LeeuweKuypers, d.; M. M. W. Bolwidt— Peeters, z.; 4 Juli: H. C. M. van Zijl—Bakker, d.; M. C. MouwenSwildens, d.; A. v. d. Born Polman, z.; 5 Juli: M. Grauwelmanvan Alphen,, d. Overleden 3 Juli: J. F. de Lang, 75 j., Scho- terweg; A. E. Rijneveld—Diekman, 57 j„ Aagje Dekenstraat; T. L. v. d. Werff, 60 j„ Ged. Schalkburgergracht; E. W. Koning, 16 j„ Ha- zepaterslaan; M. A. Cammaart—Franssens, 61 j„ Kamperlaan; 4 Juli: R. Winkel, 74 j., Pega- susstraat; J. Boeree, 84 j„ Spaanschevaart- straat; A. Dooseman, 70 j., Groot Heiligland.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 7