D
vacantie
Menu van de week
Vegetarische menu's
Recepten
Lichtstad-flitsen.
Een diepgaande studie van het gezin.
V R IT D A 'G 15 TUL'l 1937
Logé's
it is de tijd der logés.
Schoolkinderen, die een lange va
cantie hebben, en niet altijd emplooi
hebben voor al die vrije dagen,
zoodat de verveling om den hoek komt
kijken, worden bij grootouders, ooms en
tantes, en zoo-maar-kennissen te logeeren ge
vraagd. Soms tot opluchting van moeder, die
juist ook geen raad meer wist met haar lan
terfantende spruiten en nu blij is, dat een lo
geerpartij weer eens nieuwe gezichtspunten
heeft geopend.
Maar niet alleen de kinderen gaan uit logee-
ren, ook de ouderen willen weieens ergens an
ders naar toe: het mooie zomerweer doet een
mensch verlangen naar een andere omgeving
dan de oude, vertrouwde, en het onbekende
lokt door zijn rijkdom van nieuwe indrukken.
Daarom voelt het buitenmeisje zich aange
trokken tot de stad, de stedeling geniet van
een vacantie op een boerderij, de kustbewo
ners trekken de bosschen in, en de heibewoners
willen eenmaal in het jaar toch ook de zee
weieens zien.
Diezelfde neigingen bestaan natuurlijk bij
hen die naar hotels of pensions gaan, maar wij
willen het hier nu eens hebben over de logés,
die iedere huisvrouw weieens zal ontvangen.
Sommige huisvrouwen vinden logés alleen
maai* een noodzakelijk kwaad, waarvan zij zich
liefst zoo spoedig mogelijk afmaken, die zij
met een zorgelijke zucht zien komen en met
een zucht van verlichting zien weggaan. Dat
zijn de al te keurige huisvrouwen, die niet de
minste inbreuk op hun onberispelijken gang
van zaken verdragen; het zijn ook de egoïste
die geen zin hebben om zich voor anderen ook
maar de minste moeite te getroosten, en het
zijn tenslotte ook de al te gastvrije, die van
den ochtend tot den avond hollen om het haar
gast zoo prettig mogelijk te maken, en die zich
zelf en de logé daarmee volkomen af
beulen.
Andere huisvrouwen zijn op hun allerbest
met logés: een huis vol met menschep, en kin
deren, een tafeltje-rond aan de maaltijden, dat
is hun lust en hun leven, en zóó vol kan het
huis niet zijn, of wanneer een beroep wordt
gedaan op hun gastvrijheid, dan wordt er
altijd nog een plaatsje ingeruimd.
Wie logés heeft, moet probeeren het goede
midden te bewaren tusschen de noodige vrij
heid voor den gast en de gastvrouw, en de band
die door het logeeren is ontstaan. Het gaat aan
den eenen kant niet aan, om een logé dag in,
dag uit aan zijn lot over te laten, dan kan hij
'óf zij evengoed in een pension gaan in zijn
eentje. Maar evenmin is het goed om hem den
geheelen dag bezig te houden. Nauwelijks is het
ontbijt achter den rug, of de gastvrouw komt
al met een plan aan voor datzelfde oogen-
blik, en pas als de logé 's avonds op zijn slaap
kamer is, kan hij eindelijk eens tot zichzelf
komen. Dat is niet alleen veel te vermoeiend
voor den logé maar ook voor de gastvrouw, en
daardoor is het van beide kanten geen genoe
gen meer.
Men kan logés eenige dagen lang aan hun
lot overlaten, ze rustig thuis of met mooi weer
in den tuin laten blijven, om daarna een plan
te ontvouwen, waarop én gastvrouw èn gast
van het feestelijke genieten, omdat er gewone
dagen aan voorafgaan en op volgen. En of
men nu kinder-logés of groote menschen heeft,
dat blijft voor elke gast hetzelfde: op z'n tijd
moet men eens aan zijn eigen lot worden over
gelaten. Dan is ook voor de huisvrouw, die na
tuurlijk toch al extra drukte heeft, de logeer
partij veel minder vermoeiend, dan wanneer
zij steeds zou moeten bedenken; wat kan ik
ze nu weer eens „aandoen".
Toch moet een logé ook in het logeeren zijn
maat kennen: hoe gemakkelijk hij of zij ook
is, hoe genoegelijk de dagen ook verloopen,
toch wil bijna iedere huisvrouw wel weer eens
gewone dagen beleven, waarin zij achterstal
lig naaiwerk kan inhalen, waarin zij een kamer
eens een groote beurt kan geven, waarin zij
zich eens met den inmaak kan bemoeien, bood
schappen kan doen en de kasten eens kan uit
halen op jacht naar motten.
Een logé, hoe gezellig ook, die weken lang
blijft hangen in het gastvrije huis, waar hij lo
geert, zal zeker niet gauw weer uitgenoodigd
worden. En het is verreweg het prettigste wan
neer een logé met spijt afscheid neemt, en als
de gastvrouw bij dit afscheid nemen denkt: ik
zal hem of haar gauw eens weer vragen. Dat
is een bewijs dat beiden niet alleen om eigen
pleziertjes hebben gedacht, maar ook gericht
zijn geweest op eikaars genoegens. En zoo hoort
de verhouding toch eigenlijk te zijn.
Als de
E. E. J.—P.
VERWIJDER VLEKKEN ZORGVULDIG
Nu weer allerwegen druk gefietst wordt en
het nog al vaak voorkomt dat er vlekken door
het zadel ontstaan, of wel japon of pantalon
gaan glimmen, is het wellicht niet ondienstig
voor die vlekken een recept te geven. Zadel-
vlekken zijn zeer moeilijk te verwijderen. Men
begint deze af te borstelen met een lauw
zeepsop je, daarna met warm water nasponsen,
vervolgens met koud water met mierenzuur er
door. Daarna zoo droog mogelijk kloppen met
een lederen lap en, om kringen te voorkomen,
bedekken met magnesia, een uur rustig laten
drogen en magnesia verwijderen.
De heerlijke tijd is weer gekomen, dat letter
lijk iedereen met vacantie gaat óf wilde, on
uitvoerbare plannen uitwerkt, óf althans er
over loopt te zuchten dat hij of zij dit jaar nu
eens absoluut niet weg kan!
Vacantiesf eer hangt in de luchtOnze
teekening geeft daarom dit keer een eenvou
dige doch zeer practische kleeding-combinatie
voor de reis.
De jongedame draagt een reismantel van
losse wollen stof met daaronder een geruit
rokje en „een blouse, die niet vuil wordt". Ver
der ziet u, om haar heen zwevend, een chique
en modern avondtoilet je van gebloemde voile
(slank over de heupen en naar den rokzoom
toe klokkend uitloopend), twee blouses, die
bij het wit linnen mantelpakje kunnen worden
gedragen n.l. één van Engelsch borduurwerk
met bandfluweelen strikjes (gekleed) en één
van donkerblauwe tricot (sportief).
Een wit mantelpak is een bijna onmisbaar
kleedingstuk geworden, evenals de donker
blauwe shorts voor het strand, die gedragen
worden bij een miniem kleedingstuk je, dat u
allen kent onder den naam „bain de soleil" of
over het badpak. Voor wie een „gekleeder" ca
chet wenscht, is het bijbehoorende bolérojasje
geknipt.
Onderaan de teekening tenslotte een spor
tieve ochtendjurk van Schotsche wollen stof.
EEN TIP BIJ HET KOFFERS PAKKEN
Ons tricot zijden ondergoed zoo veel pret
tiger en gemakkelijker dan het ouderwetsche
katoen of neteldoek! heeft ook een nadeel:
heel gemakkelijk schuift het in den koffer op
een hoopje en kreukelt dan ontzettend.
We kunnen dit voorkomen door rechthoeki
ge stukken carton te bekleeden met een fleurig
lapje cretonne en hier twee eindjes wit band
elastiek overheen te spannen. Als we het on
dergoed hier tusschen leggen en den koffer
stevig pakken, is er geen gevaar voor verschui
ven.
VERWIJDER VLEKKEN ZORGVULDIG.
Eiwitvlekken zijn, als ze oud en hard ge
worden zijn, niet-zoo eenvoudig te verwijderen.
Versche daarentegen verwijdert men door ze
met koud water (vooral geen warm water) af
te sponsen, daarna de plek zoo droog mogelijk
te kloppen met een leeren lap en de natte
plek te bedekken met een laagje magnesia,
dat na een uurtje weer verwijderd kan wor
den. Is de vlek echter oud en hard dan weeke
men ze met alcohol en wrijve de vlek met een
dotje watten gedrenkt met alcohol weg. Zoo
noodig nabehandelen met water.
Zondag:
Kop bouillon.
Vleeschcroquetten.
Lamscoteletten.
Snijboonen.
Aardappelpuree.
Frambozenijs.
Wafeltjes.
Maandag:
Kerryschotel.
Tomatensla.
Griesmeelpudding.
Bessensap van
versche bessen-
Dinsdag:
Duitsche biefstuk.
Capucijners.
Aardappelen.
Citroenpudding.
Woensdag:
Groentensoep.
Runderrib.
Stoofsla.
Aardappelen.
Kersenpannekoek.
Donderdag:
Saucijsjes.
Bloemkool.
Aardappelen.
Vanille vla met
bessen en frambozen-
compote.
Vrijdag:
Magere tomatensoep.
Zoutevisch.
Worteltjes.
Aardappelen.
Meloen.
Zaterdag
Bloemkoolsoep.
Gebakken eieren.
Kropsla.
Kleine nieuwe aard
appelen (gebakken).
Vanillerijst met ge
stoofde kersen.
1.Tomaten gevuld met
doperwtjes en
mayonaise.
Andijvie.
Aardappelen.
Botersaus.
Vruchtengruel.
2. Bloemkool met
tomatensaus.
Aardappelen.
Kropsla.
3. Hors d'oeuvre van:
Kersenomelet.
Sambal van komkom
mers, met aardappel
sla, gevulde eieren
met tomatenboter.
Boonencroquet j es.
Worteltjes.
Aardappelen.
Sneeuwpudding met
frambozensapsaus.
4. Vruchtenschotel.
Gesmoorde aardap
pelen (in vuurvasten
schotel) metgemol-
ten boter.
Snijboonen.
Wentelteefjes.
Sap van versche bessen.
Benoodigd: 1 pond bessen, 1V2 d.L. water,
pl.m. 1/2 ons suiker, sago.
De bessen uitzoeken en wasschen. Ze op
zetten met het water en even door laten ko
ken. Daarna door een haren zeef wrijven, het
sap binden met sago, en met suiker naar
smaak afmaken.
Bessenjam 3 a 4 potjes.
Benoodigd: 1 K.G. bessen, 3/4 K.G. suiker.
De bessen wasschen, rissen en opzetten met
een klein beetje water in een wijde pan met
dikken bodem. De massa zonder deksel pl.m. 15
minuten door laten koken. Dan de suiker toe
voegen en onder telkens roeren laten inkoken
tot een druppel op een koud bord niet meer
uitvloeit, maar als een bolletje blijft staan.
De jam overdoen in schoone potten en deze
sluiten met schroefdeksel of perkamentpapier.
Deze jam vooral niet te lang inkoken, daar ze
nogal sterk nastijft.
Bessen en frambozenjam.
Benoodigd: 3/4 K.G. bessen, 1/4 K.G. fram
bozen, 3/4 K.G. suiker, bereiding als bessen
jam.
Bessengelei.
Benoodigd: per liter bessensap 3/4 K.G. sui
ker.
De bessen wasschen en met wat water aan
de kook brengen. In een doek uitwrijven, het
sap meten en per L. sap 3/4 K.G. suiker ne
men. Als het sap kookt de suiker toevoegen en
de massa in laten koken tot de druppel die van
een lepel valt, als een bolletje blijft staan. Dan
overdoen in schoone potten, deze sluiten met
schroefdeksel of perkamentpapier.
Bessensap inmaken.
De bessen wasschen. Opzetten met het aan
hangende water en door laten koken. In een
paardenharen zeef een doek leggen, en hierin
de bessen gieten. De massa laten staan, tot
het vocht uitgelekt is. Het laatste door voor
zichtig wringen er uit persen. Het sap over
doen in een schoone pan, door laten koken
en overgieten in gezwavelde flesschen. Deze
kurken en lakken. De flesschen worden schoon
gemaakt en gezwaveld, wat op de volgende
manier gebeurd: Zwavellint aansteken, het
vlammetje even in de fiesch houden, tot een
blauwe damp de fiesch vult. Het lint er uit
halen, de kurk op de fiesch doen. Voor het
vullen de flesschen omgekeerd zetten dat de
damp er wat uitgaat.
Contrasten
In een van die Babelsche cafés van Parijs zit
ik te schrijven.
Er zitten links van mij drie Arabieren hun
onmogelijke kranten te lezen en rechts zit een
heer met een Joego-Slavisch nieuwsblad.
Daartusschen zit ik met een Hollandsche cou
rant.
Dat zijn al contrasten, die dieper gaan dan
men denken zou, want de taal is een van de
diepzinnigste verschijnselen op aarde.
Een groote Amerikaan zit tegenover mij bij
zijn groote New-York-Herald een groot bord
porridge te lepelen en er staat al een groote
schaal zuurkool-met-alles dampend en krui
dig te wachten tot de porridge verzwolgen is.
En naast hem poeiert een breekbaar-tenger
Francaisetje een minuscuul klein neusje en
nipt, tusschen die langdurige en nauwgezette
bezigheid dóór, aan zóó'n klein glaasje cognac.
Dat is óók een contrast en evenmin onbelang
rijk. Want het is een prachtige illustratie van
het verschil in leefwijzen en gewoonten van
twee groote volken.
Er zit een Zweedsche juf mèt een monocle
en zónder wenkbrauwen, met twee houten ge
vallen in haar ooren, barbaarsche, negroïde
versierselen van een dwaas, gemaltraiteerd en
maskerachtig gezicht. Zij heeft een nieuwen
Franschen roman voor zich. Zij leest niet. Zij
zit zich aan te stellen en exotisch te doen. Ik
denk dat haar papa een eerzaam leeraar of
rechter is in Gothenburg en dat haar lieve,
gezonde moeder zonder oorbellen en aanstel
lerij op dit oogenblik kousen zit te stoppen.
Een man met een zeldzaam gelaat, terra
cotta-bruin en met diepe groeven om een bit
teren mond, die veel van de wereld geproefd
moet hebben, rookt zijn pijp en staart in het
gewoel van deze menschenmenigte. Hij kent
het leven en hij kent de aanstellerij en hij
toetst zijn verworven levensinzicht aan dit
razend-drukke gedoe van allemaal andere
menschen, uit allemaal andere landen, met
allemaal andere gedachten, droefenissen,
vreugde, herinneringen plaatsen-in-de-maat-
schappij, banksaldi, inzichten en overtui
gingen.
En ik zit een kleine Brabantsche krant te
lezen, een van die bladen uit een kleine pro
vinciestad, die mij uit hoofde van mijn
werkkring hierheen nagezonden worden.
Zoo'n kleine provinciale Brabantsche krant
aan den boulevard Montparnasse.
Zoo'n stadje van-dag-tot-dag in het drukste
Parijs van vanavond.
De stille geschiedenis van één etmaal van
één provinciestad in het brandende, schreeu
wende, loeiende leven waarin menschen uit
alle landen der aarde samen zijn.
Die berichten uit die kleine stad krijgen
daardoor juist te grooter bekoring voor mij en
zelden heb ik ze zoo nauwkeurig gelezen.
Ik lees een berichtje over een beiaardcon
cert in de Brabantsche stad van mijn jeugd.
En hóór, tusschen vier gesprekken in vier
talen door, tusschen het rinkelen van bestek
en vaatwerk en het roepen van de kellners
naar het buffet, dien zuiveren klankenval van
boven uit de grijze kathedraal naar beneden
over de stille avondstad.
En zie, tusschen de Arabische heeren, de
Zweedsche stouterd en de zuurkool dóór
dat plein in die kleine stadde boomen
om de kerk en de wandelaars, die daar luiste
ren en rusten.
Zóó zijn die contrasten; die het leven het
leven waard doen zijn.
Het loeien van Babel en het zingen van een
klinkklaren beiaard.
Een monocle in een vrouwenoog en de rus
tigheid van een kleine stad.
De Amerikaan hapt nu in een formidabel
stuk taart en het Frangaise'tje teekent mooie
vuurroode boogjes op haar lippen.
De Arabische heer zegt onbegrijpelijke din
gen.
En hier is niemand die ooit van die provin
ciestad gehoord heeft.
En misschien zelfs niemand die ooit klok-
kenklanken in den avond in de zingende stilte
gehoord heeft.
Zoo zijn de tegenstellingen van het leven,
die ge moet kennen om het leven te kennen
en wijs en rustig en als ge dat zoo wilt
noemen gelukkig te zijn.
Mr. E. ELIAS
Rustig wonen. Dat dost men op sommige
eilandjes van de groep der Hebriden, ten
Westen van Schotland. Daar zijn er bij, waar
geen wegen, geen auto's geen fabrieken, geen
bioscopen, geen kranten zijn. Sommige heb
ben ook geen dokter. Er zijn er bij waar nog
geen 10 menschen op wonen. De bewoners le
ven daar nog net als 100 jaar geleden. Ze zijn
gelukkig en tevreden in hun eenzaamheid en
weten van de crisis niets af.
Dwaze mode. In de dagen van den Aims-
rikaanschen vrijheidsoorlog droegen de da
mes een hoed versierd met een oorlogsschip
en eenige kanonnen. Men meende hiermee
den Franschen Generaal Lafayette te eeren.
Op het tweede landelijk congres van de
Ned. Vereen, voor geestelijke volksge
zondheid werden belangwekkende pro
blemen naar voren gebracht.
Verschillende vormen van onmaatschap
pelijkheid.
In onzen tijd van zware innerlijke moeilijk
heden bij enkeling en groep, van stoornissen
en conflicten op allerlei gebied die onge
twijfeld vroeger ook wel bestonden, doch
thans meer in het licht der openbaarheid
treden speelt de psychologie een belangrij
ke rol.
Meer en meer wordt een streven openbaar
om, naast het eenvoudige geven van inen-
schelijke troost en stoffelijke hulp, dieper tot
de kern der moeilijkheden door te dringen,
oorzaken op te sporen, waardoor de genezing,
de terugkeer tot het normale, tot levensgeluk
en bloei, sneller kan plaats vinden.
De psychologie is een wetenschap van on
zen tijd. Zij kan een doeltreffend en geducht
wapen zijn in den strijd tegen velerlei vernie
tigende machten; een wapen echter, dat in
onbevoegde handen of gehanteerd door men
schen die meenen dat er nu wij zoo knap en
wetenschappelijk georiënteerd zijn! ook
niets anders dan de psychologie meer noodig
is om de menschheid van haar zonde, ziekte
en ellende te bevrijden, tot een ontzaglijk ge
vaarlijk wapen kan uitgroeien.
Doch wanneer wij dit laatste goed beseffen
en blijven beseffen dan mogen wij de psycho
logie dankbaar zijn voor veel nieuw licht, voor
grootere helderheid, voor dieper begrip in de
moeilijkheden van onszelven en van anderen.
In dit verband gezien is het tweede landelijk
congres van de Ned. vereeniging voor Geeste
lijke Volksgezondheid, dat op 24 en 25 Mei te
Amsterdam werd gehouden en waarvan de re
feraten voor ons liggen, van buitengewoon be
lang. Vooral, omdat het gezin hier het onder
werp van bespreking was: een onderwerp, dat
stellig de moeite waard is om kennis van te
nemen, ook voor onze lezeressen.
Het gezin is een eenheid; niet alleen eco
nomisch en sociologisch, maar ook collectief
en psychologisch. Eenerzijds is het gezin meer,
anderzijds minder dan de som der gezinsleden;
onder invloed van de gezinsverhoudingen, de
wederzijdsche beïnvloedingen, de zoowel sti-
muleerende als remmende banden, worden de
individueele uitingen eenerzijds versterkt, an
derzijds gedempt of onderdrukt.
Dat dit alles op normale of op abnormale
wijze kan geschieden is gemakkelijk te begrij
pen, al is de grens tusschen normaal en ab
normaal ook hier bijzonder moeilijk te trek
ken.
Uit den aard der zaak heeft het congres
zich om te komen tot haar doel: het vin
den van wegen tot verkrijging van een zoo
robust mogelijke geestelijke volksgezondheid
in de eerste plaats bezig gehouden met dat
gene, wat niet gezond, niet normaal is.
Zoo werden drie belangrijke referaten ge
houden over „Het disharmonisch gezin", waar
bij dr. A. Querido, leider van de afdeeling ze
nuw- en Geneeskundige en Gezondheidsdienst
te Amsterdam, en mej. P. U. Hubregtse, Hoofd-
inspectrice van de stichting Centraal Wonin-
beheer te 's-Gravenhage respectievelijk den
psychologischen en den maatschappelijken
kant van „Het onmaatschappelijke gezin"
naar voren brachten, terwijl dr. H. G. van der
Waals een beschouwing hield over „Het neu
rotische gezin".
Heel interessant is het schema, dat dr.
Querido aangeeft tot het beter begrip van
het onmaatschappelijke gezin. Wanneer wij
aldus deze inleider het gedrag en het ka
rakter van een individu willen begrijpen, moe
ten wij ons afvragen: Wat zijn de krachten
die hem drijven? Wat doet hem leven, stre
ven, begeeren, liefhebben? Vanwaar stammen
de bronnen van zijn energie, en hoe verhouden
deze zich tot de wereld, die hem omgeeft?
Passen wij dezelfde methode op de psycho
logische eenheid „gezin" toe, dan kunnen wij
zeer kort formuleeren: het gezin wordt dooi
de voortplantingsdrift gevormd en door den
strijd om het bestaan behouden. Deze strijd
om het bestaan nu, hoewel onmiddellijk af te
leiden uit de zucht tot zelfbehoud van het in
dividu, krijgt in de gezinsverhouding voor
het individu een heel ander karakter.
In plaats van den strijd om de handhaving
van het Ik is de strijd voor de gezinsleden ge
komen, de strijd om het gezinsbehoud, welke
met opoffering, zelfs terzijde stelling of ver
nietiging van het Ik gepaard kan gaan.
Deze omzetting heeft in ieder normaal gezin
plaats; wanneer zij zich niet of onvolledig
heeft voltrokken ontstaat het abnormale; in
ernstige gevallen het onmaatschappelijke ge
zin.
Dr. Querido verdeelt de maatschappelijke ge
zinnen in twee groepen: n.l. Ie. die, waarbij de
drang tot gezinsbehoud zich niet tot volle
rijpheid heeft ontwikkeld, weer terug is gegaan
of op verkeerde objecten is gevestigd en 2e. die
waarbij een wanverhouding bestaat tusschen
den aanwezigen drang en de vermogens, wel
ke het gezin ter verwezenlijking ten dienste
staan.
Deze groepen zijn weer in onderaf deelingen
te splitsen, doch kortheidshalve geven wij van
iedere groep een paar voorbeelden.
GEZIN 1.
Man 26 jaar, vrouw 23 jaar, twee kinderen
van 5 en 2 jaar. Man timmerman, werkt, een
wat infantiele, onzelfstandige man, nog sterk
aan het ouderlijk huis gebonden. Vrouw, voor
haar trouwen kantoorjuffrouw, had hooge as
piraties, wilde zich verder ontwikkelen, heeft
nogal veel gelezen.
Bij bezoek aan huis een onbeschrijfelijke
bende. Alles staat door elkaar, is vervuild, ge
broken, gescheurd. In de keuken dik beschim
melde etensresten, niets is schoongemaakt.
Het jongste kind, dat nog onzindelijk is, wordt
niet verschoond. De vrouw zit rustig midden
in de chaos een boek te lezen.
In dit geval was de omzetting van egoïsme
tot gezinsbehoud onvolledig geweest.
Het kan ook voorkomen, dat er zich in 't
geheel geen zucht tot gezinsbehoud heeft ge
vormd, doch dat omgekeerd het geheele gezin
is geworden tot een werktuig der zucht tot
zelfbehoud van een der leden. Dit komt o.a.
veel voor in drinkersgezinnen, voorbeelden, die
ons allen bekend zijn.
Een frappant voorbeeld van tyrannie en
verwaai'loozing door schijnbare ziekte is het
volgende:
GEZIN 2.
Man 38 jaar, stueadoor, vrouw 35 jaar. Vier
kinderen van 9—3 jaar. Bij bezoek ligt de
vrouw te bed, de kinderen (ook de school
plichtige) zijn thuis. Het is een vreeselijke
rommel; het oudste kind, een meisje, is belast
met het toezicht op de andere kinderen en
moet zoo goed en kwaad als het gaat de huis
houding doen. De vrouw ligt rustig in een
apart kamertje, dat er vrij behoorlijk uitziet.
Zij heeft vage, algemeene klachten over moe
heid, bij onderzoek wordt nooit een afwijking
gevonden. Zij spreekt op kinderlijke wijze (ik
kan niet uit mijn bedje etc.) en blijft volmaakt
onverschillig voor alles wat haar kinderen in
de kamer naast haar uithalen. De' man, van
zijn werk thuisgekomen, omgeeft haar met
alle zorgen en is niet het minst tegen de si
tuatie opgewassen. Hij accepteert het feit, dat
de kinderen niet naar school gaan, dat zij on
voldoende toezicht hebben, dat er niet gekookt
of gewasschen wordt. De verdiensten vloeien
weg aan kwakzalversmiddelen en biefstuk
voor de vrouw.
Tenslotte een geval waarbij de strijd om het
gezinsbehoud met ondeugdelijke middelen
wordt gestreden.
GEZIN 3.
Gezin met drie inwonende kinderen van>
17—11 jaar. Man was tabaksstripper, kon het
niet tot sigarenmaker brengen. Op straat
wordt hij nageroepen en bespot. Hij is een wil
loos, slap type, echter niet uitgesproken zwak
zinnig. De vrouw is niet in staat een geregeld
gesprek te voeren, is schuw en gesloten. Het
geld wordt zeer onoordeelkundig besteed, zoo
wordt bijv. het vuile goed niet gewasschen,
maar voor lompen verkocht. Als de man met
verdiensten thuis komt heeft er uitdeeling
van centen plaats; ook de ouders snoepen
veel.
Het allernoodigste in huis ontbreekt.
Deze voorbeelden haalden wij zoo uitvoerig
aan niet alleen omdat ze interessant zijn als
psychologische studie, maar vooral, omdat na
classificatie van de oorzaken der onmaat
schappelijkheid de doelmatigste behandeling
kan worden gekozen.
Het spreekt vanzelf, dat deze in ieder ge
val verschillend zal moeten zijn. Bij gezin 1
bijv. werd een volledig succes bereikt door het
gezin tijdelijk op te lossen. De kinderen wer
den in een inrichting opgenomen, de man
ging in een logement, de vrouw werd in
een gezinsverpleging geplaatst. Na een maand
kwam de vrouw vragen weer haar eigen huis
houding te mogen doen en na korten proef
tijd onder controle ging verder alles naar
wensch.
Bij gezin 2 werd na veel terugvallen
succes bereikt door het plaatsen van een
huisverzorgster.
In andere gevallen is een dieper ingrijpen
noodig, soms moet het gezin worden ontbon
den. Als mogelijkheid noemt dr. Querido ook
nog poging tot her-opvoeding van het gezin
in zijn geheel door systematische arbeids-
therapie in een gemeenschap, waar de man
nen een vak leeren of uitoefenen ten bate van
het geheel en waar de vrouwen moeten leeren
naaien, verstellen, koken.
Dit is voorloopig echter nog toekomstmuziek.
Een volgenden keer hopen wij enkele andere
problemen die op het congres ter sprake kwa
men, eens naar voren te brengen.