HET NIEUWE AVONDBLAD Luchtramp. IJMUIDEN 22e JAARCANC No. 226 VRIJDAG 30 JUU 1937 IJMUIDER COURANT ABONNEMENTEN: per week 10 ets., per maand 40 cents plus 2y2 cents incasso, per kwartaal 1.20 plus 5 cents incasso, losse nummers 3 cents. Kantoor: Kennemerlaan 42 - IJmuiden, Telef. 5301 VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE OP ZON- EN FEESTDAGEN. UITGAVE LOURENS COSTER, MIJ. VOOR COURANTUITGAVEN EN ALG. DRUKKERIJ N.V. DIRECTIE P. W. PEEREBOOM EN ROBERT PEEREBOOM. ADVERTENTIëN: 1—5 regels 10.75. Elke regel meer 15 ct. Bij abonnement belangrijke korting. Adverten ties van Vraag en Aanbod 1-3 regels 25 ct., elke regel meer 10 ct. Ingezonden mededeelingen dubbele prijs. ALLE ADVERTENTIëN. OPGEGEVEN VOOR DIT BLAD, WORDEN KOSTELOOS OPGENOMEN IN DE NEVEN-EDITIE HET NIEUWE AVONDBLAD DE KENNEMER COURANT. Gratis Ongevallenverzekering voor betalende abonnés. Levenslange ongeschiktheid 2000.— overlijden 400.—, verües van hand, voet of oog 200.—, beide leden duim f 100.—, één lid duim f 50.—, aUe leden wijsvinger f 60.— één of twee leden wijsvinger 25—, alle leden anderen vinger 15.één of twee leden anderen vinger f 5.arm- of beenbreuk 30.enkelbreuk f 15.polsbreuk i 15.Opvarenden van visschers-, marinevaartuigen enz. ƒ400.— bij verdrinkingsdood door ongeval tijdens de vaarttot een maximum van 2000.indien hetzelfde ongeval den dood van vijf of meer abonnés mocht tengevolge hebben. Nog afzonderlijke verzekering voor abonnés op het Geïllus treerd Zondagsblad. Alles indien het gevolg van een ongeval en volgens gratis ten kantore van dit blad verkrijgbare voorwaarden. Het tragisch einde van de Flamingo heeft zeer diepen indruk in ons land gemaakt. Dat is te begrijpen. Op zoo druk-bevlogen lijnen als AmsterdamParijs koonen ongelukken zeer zelden voor en men verwacht ze er eigen lijk niet meer. Die lijnen zijn immers zoo goed geoutilleerd, ook wat den gronddienst en den meteorologischen dienst betreft, dat men aan neemt dat de hoogste veiligheid erop gewaar borgd is. Vooral neemt men dat aan als in een gunstig jaargetijde en bij klaarlichten dag wordt gevlogen. En nu trof de Flamingo het wel niet te best met het weer, omdat zij in België in een onweers-zöne raakte, maar dat gebeurt immers in de luchtvaart zoo vaak? Alle vijftien inzittenden van het vliegtuig zijn bij de ramp omgekomen en de menschen die het toestel vlak vóór den val brandend in de lucht hebben gezien zijn lieden zonder vak kennis, zoodat ook ditmaal het onderzoek wel weer niet tot zeer afdoende uitkomsten zal leiden. De deskundigen der K.L.M. meenen uit aanwijzingen te kunnen afleiden dat brand in een benzinetank tot de ramp heeft geleid. Dat is evenwel geen verklaring die de oorzaak aan geeft. Het publiek zal natuurlijkerwijze vra gen: hoe kan plotseling brand in een bezine- tank ontstaan als een toestel zich in vollen lucht bevindt? Het antwoord op deze vraag, als het in het algemeen te geven is, zou pas een oorzaak kunnen aanduiden. Anderzijds ver onderstelt een piloot van de Belgische Lucht vaartmaatschappij de Sabena blikseminslag. Deze oorzaak is indertijd door de K.L.M. aan genomen als aanleiding tot het vergaan van de Uiver. Voordien hadden wij zelden of nooit van blikseminslag in vliegtuigen gehoord. Is de kans daarop groot en bestaat er een mo gelijkheid tot afdoende beveiliging ertegen? Die vraag rijst evenzeer. In het algemeen moet natuurlijk erkend worden, dat de luchtvaart in alle landen aan dergelijke plotselinge tegenslagen blootgesteld blijft. Het is dwaasheid, haar te beschouwen als geheel veilig. Dat is zij niet. Wel is hoar veiligheid, tengevolge - van technische ver beteringen in de vliegtuigen zelf, in de gronddiensten en in de algemeene organisa tie veel hooger dan bijvoorbeeld tien jaar geleden. En natuurlijk blijft het daarmee vooruit gaan, zonder dat men ooit absolute veilig heid zal kunnen waarborgen. Dat kan men immers ook niet ten aanzien van andere verkeersmiddelen die al veel langer bestaan zooals de spoorwegen en de zeeschepen? Ten aanzien van de jonge luchtvaart mag aangevoerd worden dat tegenwoordig dagelijks duizenden vluchten worden ondernomen in de wereld en dat in verhouding tot dit enorme aantal er wel zeer weinig ongelukken geschie den. De oude illusie dat juist onze Nederland- sche luchtvaartmaatschappij, de K.L.M., prac- tisch zonder ongelukken haar arbeid zou ver richten is evenwel sinds het noodlottig jaar 1935 vervlogen en sinds dien niet herleefd. Ook de nauwkeurigste, meest stelselmatige controle op het levende en het' doode mate riaal blijkt ongelukken niet geheel te kunnen uitschakelen. Dat is, zooals gezegd, bij andere verkeersmiddelen op den duur eveneens ge bleken. Vliegtuigen hebben daartegenover het onloochenbare nadeel, dat een ramp gewoon lijk alle betrokken menschenlevens opeischt, hetgeen dan nog bovendien het onderzoek naar de oorzaak zoo uiterst moeilijk maakt. Het heeft geen zin deze dingen mooier voor te stellen dan ze zijn. Het luchtverkeer groeit ondanks deze nadeelen en neemt bo vendien door de ontwikkeling der techniek in veiligheid toe. Wel is het aan te nemen dat de verschrikkelijke uitwerking van on gelukken op den duur een grens zal stellen aan de neiging om op grond van economi sche overwegingen steeds grooter toestellen, die steeds meer passagiers kunnen vervoeren, te bouwen. Mét een groot aantal toestellen van beperkte vervoerscapaciteit zullen minder slachtoffers vallen dan met een kleiner aantal groote toe stellen van dezelfde tötale vervoerscapaciteit. Maar de exploitatie zal er duur door blijven. R. P. OPLEGGERS TE ABERDEEN. In de haven van Aberdeen zijn reeds meer dan 60 trawlers opgelegd geworden wegens de slechte uitkomsten der visscherij, de stijging der grondstoffen (kolen, proviand, netten, etc.i De exploitatie-onkosten zijn momenteel ca. 50% hooger dan een jaar geleden! De visch- Prijzen daartegenover zijn niet onaanzienlijk gedaald. Thans 50 minder te ontvangen voor eenzelfde vangst als in 1936 is geen zeldzaam heid. ITALIANEN VISSCHEN IN DE POOLZEE. Een groep Italiaansche reeders heeft beslo ten de trawlvisscherij te gaan uitoefenen in de Noordelijke IJszee met als vangplaats de wateren van het Beren-eiland. Te Tromsö huurde een Italiaansch schip daartoe een équipage van 30 Noorsche visschers, In een open boot op den Oceaan. Verloren tusschen lucht en water. Men beweert wel eens, dat de romantiek, de echte dan wel te verstaan, van den aardbol verdwenen is en een mensch van de heden- daagsche techniek, die te midden van radio, vliegmachines en film zijn bestaan slijt, zal dat vermoedelijk wel onderschrijven. Toch kan soms een ver verwijderde gebeurtenis, door de pers aan de vergetelheid ontrukt, opeens een kleurig licht werpen op diezelfde doodgewaan de romantiek. Zoo leefde ze ook plotseling weer op ergens in den Indischen Oceaan. Van het Arendseiland kwamen vele copra- ladingen, maar in de laatste jaren was de ex ploitatie niet meer loonend geweest. De Fran- sche maatschappij had ten slotte besloten haar geheel stop te zetten en de „Diego" werd naar het eilandje gestuurd om de kleine groep ko lonisten aan boord te nemen en weer naar de bewoonde wereld terug te brengen. De „Diego", een oud beestje van 67 lentes, liet als gewoon lijk -het anker vallen in de baai van het eiland, waar 7 vadem water stond. Een plotseling opkomende bui was oorzaak, dat wind en zee het vaartuig „aanvielen": de ankerkettingen kregen het te kwaad en een er van brak al spoedig. Ook de andere gaf blijk, niet meer zoo solide te zijn als voor de veiligheid van schip en opvarenden wel wen- schelijk was. Men besloot dus de kolonisten zoo spoedig mogelijk aan boord te nemen en daar na te trachten althans het overgeblevene anker met goed fatsoen te lichten. Doch het noodlot achterhaalde de „Diego" na 67 jaar. Nauwelijks was de laatste man aan boord of het schip sloeg los. Het zou allemaal met goede zeemanskunst nog wel te verhelpen zijn geweest, maar toen men alle zeilen had bijgezet, ging de wind eensklaps liggen. Het laatste uur van de „Diego" zonder wind in de zeilen op de ruwe golven aan haar lot overgelaten scheen vlug te naderen. Snel dreef het naar de rotsachtige kust. De reddingsbooten werden uitgezet, maar zij sloegen alle weg. Men stak vuurpijlen af en eenige werden -door de inboorlingen opgemerkt. Deze verzamelden zich op het strand maar moesten werkeloos toekijken. Het zou er voor de opvarenden van de „Diego" leelijk uitgezien hebben, indien Tal- lat zijn leven niet in de waagschaal gesteld had. Tallat was een jonge inboorling, die in zijn boot een poging ondernam om het schip te bereiken. Na twee uur onafgebroken in levensgevaar te hebben verkeerd slaagde hij er in langszij te komen en een lijn te grijpen. Toen pagaaide hij terug naar den vasten wal, het uiteinde van d'e lijn stevig aan zijn boot gebonden. Na kwartieren van spanning was :de verbin ding tot stand gebracht. Met behulp van de lijn en zijn boot haalde Tallat de opvarenden twee aan twee naar het eiland terug; eerst de vrouwen en kinderen, daarna de planters en ten slotte de matrozen. De kapitein sloot de droeve rij. Toen men eenmaal weer op het eiland stond werd raad geschaft. Men diende te probeeren op de een of andere wijze naar de bewoonde wereld terug te keeren. De eenige oplossing was te trachten verbinding te krijgen met Peros Banhos. een ander eiland, 54 mijl ver der. De kapitein vroeg vrijwilligers en vier man traden naar voren. Zij vertrokken in een open boot. Den volgenden avond kwam Peros in het zicht, doch daar de wind opstak en weldra tot een storm aanwakkerde, moesten de mannen noodgedwongen naar Arenseiland terugkeeren. Wie kan zich indenken, welk een wereld van tragiek er achter de simpele vermelding van dit feit verborgen ligt. Een tweede poging dezer wakkere mannen werd met succes bekroond. Men landde te Peros en trachtte er voedsel in te slaan voor de achtergeblevenen op het Arend seiland. Daar er echter op het eiland zelf gebrek was kozen de vier moedige matrozen en hun kapi tein opnieuw zee en vertrokken ditmaal naaa* het 32 mijl verder gelegen Salomoneiland. Van daar keerden zij naar Arendseiland terug, waar hun behouden terugkeer groote vreugde verwekte. Men had nu weliswaar versche pro viand, doch daarmee was men nog niet uit zijn isolement verlost. Geen schip vertoonde zich in dit gedeelte van den Oceaan. Zoo verliepen dagen en weken. Men leefde, evenals de inboorlingen, van cocosnooten. want de voedselvoorraden (die anders ten be hoeve van de kolonisten regelmatig naar het eiland werden gebracht) raakten uitgeput. Totdat op een goeiden dag de „Clan Macphee", die van Mauritius naar Bombay overstak in de buurt van Arendseiland verzeild raakte en de kolonisten, die dioor middel van rooksignalen noodseinen gaven, opmerkte. Zij nam de opvarenden van de „Diego" aan boord en bracht hen naar Salomonseiland, waar zij de blanken achterliet met voldoende voeidsel om een maand van te kunnen leven. Korten tijd daarna verloste het stoomschip „Hati- para" van de B.I. Line komende van Bombay en door den gezagvoerder van de „Clan Macphee" op de hoogte gesteld, de schipbreu kelingen definitief uit hun isolement en zette hen op Mauritius aan land. Sinds het vergaan der „Diego" waren zes maanden verstreken. Dit kon nog gebeuren in een modernen tijd, in 1937! W. VREEMDE VANGST. De trawler „Valeria" uit Lowestoft bracht een vreemde vangst aan. Terwijl zij visschen- de was bemerkte de bemanning, dat het net vastliep. Het kostte zes uur hard werken eer men zoover was, dat het weer vrij kwam. Toen de mannen het net aan boord haalden, vonden zij er een 4.1 inch Krupp kanon in! Op de plek waar de „Valeria" vischte, 142 mijl O.N.O. van Lowestoft, ligt een Duitsche duik boot gezonken in 25 vadem water en het net was op het wrak vastgeloopen. Gelukkig bleek het vischtuig vrijwel onbeschadigd te zijn. Het kanon, dat zwaar in het vet gehouden was. was na 20 jaar onder water gelegen te hébben, nog in een zeer goede conditie. Het Staalsvisschersliavenbedrijf. De vangstcijfers. Van 1620 Nederlandsche stoomtrawlers en van 117 Nederlandsche motortrawlers werd in het afgeloopen jaar de vangst publiek ver kocht tegen 1698 en 1746 Nederlandsche stoom- en 77 en 81 Nederlandsche motor trawlers in 1935 en 1934. Het aantal motor- loggers was over '34, '35 en '36 resp. 2018. 2404 en 2186; de cijfers der kustvisschers over de zelfde jaren 4749, 4571 en 6561, een 'belang rijke stijging dus. Het gemiddelde vangstcijfer per reisdag was in 1936 1423 K.G. en dus 190 K.G. hooger dan 1935, dat een cijfer van 1233 K.G. ver toonde. Opvallend is de stijging van het ge middelde vangstcijfer van haring: het klom van 0.9 in 1932 via de volgende jaren resp. tot 1.3, 5.4, 74 6, 264.5! Ook de makreel ging gestadig omhoog: 115 136 170 227 235, evenals de wijting 39 56 65 76. Constant bleven de vangsten van koolvisch, 'kleine schelvisch, pieterman en poon. Da lende waren de cijfers van kleine tong, kleine schol, klein-middel schelvisch (de helft van 1934en gul. De laatste gaf in en kele jaren een zeer scherpe daling te zien: 1932 109, 1933 156, 1934 121, 1935 62, 1936 63. Overigens moet wel in aanmerking geno men worden, dat de waarde dezer cijfers be trekkelijk is, omdat het aantal reisdagen van kuststoomtrawlers, trawlers van het middel type en groote stoomtrawlers bij elkaar wor den geteld: een verandering in de samen stelling van de varende vloot kan dus op het gemiddelde vangstcijfer een invloed uit oefenen, welke vergelijking der cijfers over verschillende jaren zeer moeilijk maakt. De cijfers geven dan ook niet meer dan een tendenz aan. De gemiddelde opbrengst per reisdag is in het verslag niet meer opgenomen; deze was in 1934 f 204 per dag, in 1935 f 190. Fluctuaties in aanvoer en opbrengst. De tabel, die aangeeft het overzicht van den aanvoer en de opbrengst der in de Rijks- vischhallen verkochte visch over '35 en '36, gespecificeerd naar de verschillende visch- soorten, wijst uit, dat aanvoer en opbrengst in onderlinge verhouding vrijwel gelijk bleven van: tong, schar, bot, tongschar, rog. pieter man, poon, wijting, schelvisch, leng, heilbot, steurharing, maatjesharing, ijle haring. Con- signatie-visch werd in grooter hoeveelheid aangevoerd dan in 1935 (vermeerdering van 127 duizend K.G.), doch bracht in verhou ding 10 pet. minder op. De aanvoer en op brengst van schol, vleet, kabeljauw, kreeft, versche haring en volle haring gaf tot resul taat meer aanvoer, doch minder opbrengst, (de versche haring trof dit wel zeer scherp). Tarbot, hake, schartong en haai werden minder aangevoerd, doch maakten betere prijzen. Vrijwel constante aanvoer doch hoogere prijzen maakten griet en koolvisch; stijgen de aanvoer doch mindere opbrengst makreel, die wel een scherpe prijsdaling te zien gaf. Vischvervoer. Het aantal verzonden wagonladingen daal de ook in 1936 zeer sterk en bedroeg slechts 7357 tegen 9598 in '35 en 11.429 in '34. Deze daling werd veroorzaakt door de ver mindering van den haring-export, verband houdende met de slechte resultaten, bereikt met de versche haring visscherij. Het vervoer van versche visch per binnen vaartuig ging over 1936 wederom sterk ach teruit en bedroeg slechts 232.550 K.G. tegen 508.450 K.G. in 1935. Die achteruitgang zal grootendeels wel moeten worden toegeschreven aan het feit, dat in vele gevallen de vrachtauto het ver voer overneemt van de binnenvaartuigen. Groote partijen zoute haring, die aange voerd werden door te Katwijk aan Zee en Scheveningen thuisbehoorende visschers- vaartuigen en buiten den afslag werden ge houden, werden als regel door binnenvaar tuigen naar die plaatsen vervoerd. Kleine partijen haring en visscherijbenoo- digdheden, bestemd voor die vaartuigen, wer den in vele gevallen ook al per vrachtauto vervoerd. Het vervoer per spoor onderging in 1936 wederom een groote vermindering. Het liep terug van 25.189.943 K.G. in 1935 tot 20.881X" K.G. in 1936. Het vervoer van versche visch verminder de met een half millioen K.G., voornamelijk door geringeren export naar Duitschland; België en Zwitserland. Het vervoer naar Hoek van Holland met bestemming naar Engeland ging vrij sterk vooruit en dat voor het binnenland bleef vrij wel constant. De groote vermindering van vervoer komt echter op rekening van den grooten achter uitgang in den export van versche haring. Vooral Duitschland nam weer minder ha ring af dan in 1935 en door betalingsmoei lijkheden met Tsjecho-Slowakije bleef de export van versche haring naar dat land ver achter bij het vorige jaar. De A.T.O.. dochteronderneming van de Nederlandsche Spoorwegen, vervoerde in 1936 655.657 K.G. visch tegen 700.385 K.G. in 1935. Het nadeelig saldo. De verlies- en winstrekening van het Staatsvisschershavenbedrijf wijst weliswaar een nadeelig saldo aan van f 457.336, maar onder dit verlies is begrepen een bedrag, groot f 263.577. Voor buitengewone afschrij vingen, noodzakelijk geworden door 't teniet gaan van verschillende kapitaalsgoederen, als; 24 woningen, die in eigendom zijn over gegaan aan het Departement van Water staat, een gedeelte van het remmingswerk in de Visschershaven, dat vernieuwd werd en verder o.a. een gedeelte van vischhal B, dat gesloopt werd. Het eigenlijk nadeelig saldo over het afge loopen dienstjaar bedroeg alzoo f 193.760 of ruim f 23.000 meer dan over 1935, waarmede we onze artikelenreeks over dit zoo gedocu menteerde jaarverslag besluiten. W. Na zijn aankomst te Den Haag inspecteerde Lord Baden Powell op het Nassau- plein de welpen en leden van het Ned. Padvindersgilde. In het midden (in burger) Lord Baden Powell. Het nieuwe programma van „De Pont''. „Opsporing verzocht". De aan)i-..m:.t van Lord Baden Powell, de cliief-scout, te Hoek van Holland. Ter verwelkoming was o.m. aanwezig Staatsraad Rambonnet, de leider der Nederl. Padvindersbeweging. V. 1. n. r.: Staatsraad J. J. Rambonnet Lord Baden Powell en dieng dochter. Lloyd Nolan en Peggie Conklin in „Opsporing verzocht!" (Bisoscoop „De Pont", Velsen.) Bioscoop „De Pont" vertoont deze week als hoofdnummer „Opsporing verzocht!" met Lloyd Nolan en Peggie Conklin in de hoofd rollen. Aan den inhoud van deze boeiende film hebben wij het volgende ontleend: Jerry heeft Ingebroken in de bank, waar aan zijn vader zijn geld had toevertrouwd. Toen deze bank haar betalingen staakte, brak Jerry in en nam precies zijn vaders saldo weg. Maar juist dit merkwaardige be drag bracht de politie op zijn spoor en hij wordt veroordeeld. In de gevangenis krijgt Jerry eerst zwaar werk te doen, doch als hij brutaal geweest is tegen de dochters van den directeur en den hoofd-bewaarder wier huizen binnen de gevangenismuren lig gen wordt hij tot tuinman aangesteld en Ronnie, de dochter van hoofd-bewaarder Bourne, neemt zich voor den jongeman ma nieren te leeren. Wat aanvankelijk plagerij is, wordt langzamerhand belangstelling. Ron- ny inviteert hem op een liefdadigheidsavond die in de gevangenis wordt gegeven. Jerry accepteert. Hij weigert om deel te nemen aan een poging om uit te breken en dat is zijn geluk, want deze poging mislukt en eindigt met den dood van de vluchtelingen. Ronny gaat naar een teekenacademie. Op den dag van haar vertrek ontdekt ze in haar boekenkist eenige gaten en hoewel ze ver moedt, dat Jerry langs dien weg ontsnapt, verraadt ze hem niet. Jerry komt haar na een tijdje opzoeken, tot grooten schrik van het meisje, dat hem voorhoudt, dat hij haar zoo in moeilijkheden brengt wegens mede plichtigheid. Jerry ziet dat in en gaat weer weg. Hij wordt echter herkend door Willa Mead, Ronnie's vriendin. Ronnie haalt Willa over om niets te zeggen. Zij is er zich nu van bewust geworden, dat ze Jerry lief heeft en als hij weer terugkomt, vraagt ze hem haar mee te nemen. Ze trouwen in het geheim en verbergen zich tenslotte in een klein stadje, waar Ronnie werk vindt in een café en Jerry zich zoo veel mogelijk schuil houdt op hun zolderkamertje. Het is Jerry's plan om, zoo dra ze genoeg geld hebben opgespaard, naar de Zuidzee-eilanden te gaan, om daar een nieuw leven te beginnen. Ronnie is echter tot de overtuiging gekomen, dat zij toch geen rust en vrede zullen kennen, voordat Jerry zijn straf heeft uitgezeten en hij de wereld weer onbevreesd in de oogen kan zien. Maar Jerry weigert zichzelf aan te geven. Ronnie's vader ontdekt haar vlucht en hij dwingt Willa alles te vertellen. De politie ge bruikt nu een lokmiddel. Ze plaatst een ad vertentie voor een caricaturiste Ronnie sol liciteert hierop, wordt aangenomen en leidt de politie, onwetend, naar Jerry's sehuil- olaats. Ze ontmoet Jerry, die juist 250 dollar heeft verdiend met het uitvoeren van een gevaarlijken parachute-sprong. Nu kunnen ze naar de Zuidzee-eilanden gaan. Maar de politie heeft het huis omsingeld. Jerry grijpt een revolver: ze zullen hem niet te pakken krijgen. Maar Ronnie schiet haar man door den schouder. Ze wil niet, dat hij zich een nog zwaarder straf op den hals haalt. Zij zal op hem wachten, tot hij een vrij man is en dan pas kunnen ze volkomen gelukkig zijn. ENGELSCHE GAGES. In het Lagerhuis maakte een afgevaardigde er den Minister van Landbouw op opmerkzaam, dat een groot aantal schippers en stuurlieden van stoomtrawlers uit Aberdeen over de maan den April Mei en Juni loonen ontvingen van minder dan 3 per week, ja dat er waren, die minder dan 2 per week verdienden. Ook wees hij op de groote werkloosheid onder hen, die toch gerekend mogen worden tot de waarde volle klasse van industriëele arbeiders. Vele schepen immers zijn opgelegd; hij vroeg drin gend om tegenmaatregelen door de regeering te nemen. IN VERBODEN WATEREN. Voor den rechter te Dublin verscheen, be schuldigd van het varen in verboden water binnen de 3 mijlszöne ter hoogte van de Wick- low-Wexford kust en het niet voldoen aan 't commando stoppen een schipper uit Lowe stoft. Hij werd gepraaid door een politievaartuig van de Iersche visscherij-inspectie, doch de schipper deed net of hij niets hoorde en stoomde verder zee op. De politieboot loste een schot, maar de trawler voer door; de politie schoot nog eens, met scherp ditmaal, doch het maakte geen indruk op den schipper. Weer loste men een schot; ditmaal was het ge richt en de kogel ging juist over het achter schip heen. De „Willing Boys" werd toen ge willig en stoute, waarna het gezag haar op bracht naar Kingstown. Het vonnis luidde: 100 boete met verbeurd verklaring van het vischtuig en de reeds ge vangen visch.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 1