HET NIEUWE AVONDBLAD
Luchtramp.
IJMUIDEN
22e JAARCANC No. 226
VRIJDAG 30 JUU 1937
IJMUIDER COURANT
ABONNEMENTEN: per week 10 ets., per maand
40 cents plus 2y2 cents incasso, per kwartaal 1.20
plus 5 cents incasso, losse nummers 3 cents.
Kantoor: Kennemerlaan 42 - IJmuiden, Telef. 5301
VERSCHIJNT DAGELIJKS, BEHALVE OP ZON- EN FEESTDAGEN.
UITGAVE LOURENS COSTER, MIJ. VOOR COURANTUITGAVEN EN ALG. DRUKKERIJ N.V.
DIRECTIE P. W. PEEREBOOM EN ROBERT PEEREBOOM.
ADVERTENTIëN: 1—5 regels 10.75. Elke regel meer
15 ct. Bij abonnement belangrijke korting. Adverten
ties van Vraag en Aanbod 1-3 regels 25 ct., elke regel
meer 10 ct. Ingezonden mededeelingen dubbele prijs.
ALLE ADVERTENTIëN. OPGEGEVEN VOOR DIT BLAD, WORDEN KOSTELOOS OPGENOMEN IN DE NEVEN-EDITIE HET NIEUWE AVONDBLAD DE KENNEMER COURANT.
Gratis Ongevallenverzekering voor betalende abonnés. Levenslange ongeschiktheid 2000.— overlijden 400.—, verües van hand, voet of oog 200.—, beide leden duim f 100.—, één lid duim f 50.—, aUe leden wijsvinger f 60.—
één of twee leden wijsvinger 25—, alle leden anderen vinger 15.één of twee leden anderen vinger f 5.arm- of beenbreuk 30.enkelbreuk f 15.polsbreuk i 15.Opvarenden van visschers-, marinevaartuigen enz. ƒ400.—
bij verdrinkingsdood door ongeval tijdens de vaarttot een maximum van 2000.indien hetzelfde ongeval den dood van vijf of meer abonnés mocht tengevolge hebben.
Nog afzonderlijke verzekering voor abonnés op het Geïllus treerd Zondagsblad. Alles indien het gevolg van een ongeval en volgens gratis ten kantore van dit blad verkrijgbare voorwaarden.
Het tragisch einde van de Flamingo heeft
zeer diepen indruk in ons land gemaakt. Dat
is te begrijpen. Op zoo druk-bevlogen lijnen
als AmsterdamParijs koonen ongelukken
zeer zelden voor en men verwacht ze er eigen
lijk niet meer. Die lijnen zijn immers zoo goed
geoutilleerd, ook wat den gronddienst en den
meteorologischen dienst betreft, dat men aan
neemt dat de hoogste veiligheid erop gewaar
borgd is. Vooral neemt men dat aan als in
een gunstig jaargetijde en bij klaarlichten dag
wordt gevlogen. En nu trof de Flamingo het
wel niet te best met het weer, omdat zij in
België in een onweers-zöne raakte, maar dat
gebeurt immers in de luchtvaart zoo vaak?
Alle vijftien inzittenden van het vliegtuig
zijn bij de ramp omgekomen en de menschen
die het toestel vlak vóór den val brandend in
de lucht hebben gezien zijn lieden zonder vak
kennis, zoodat ook ditmaal het onderzoek wel
weer niet tot zeer afdoende uitkomsten zal
leiden. De deskundigen der K.L.M. meenen uit
aanwijzingen te kunnen afleiden dat brand in
een benzinetank tot de ramp heeft geleid. Dat
is evenwel geen verklaring die de oorzaak aan
geeft. Het publiek zal natuurlijkerwijze vra
gen: hoe kan plotseling brand in een bezine-
tank ontstaan als een toestel zich in vollen
lucht bevindt? Het antwoord op deze vraag, als
het in het algemeen te geven is, zou pas een
oorzaak kunnen aanduiden. Anderzijds ver
onderstelt een piloot van de Belgische Lucht
vaartmaatschappij de Sabena blikseminslag.
Deze oorzaak is indertijd door de K.L.M. aan
genomen als aanleiding tot het vergaan van
de Uiver. Voordien hadden wij zelden of nooit
van blikseminslag in vliegtuigen gehoord. Is
de kans daarop groot en bestaat er een mo
gelijkheid tot afdoende beveiliging ertegen?
Die vraag rijst evenzeer.
In het algemeen moet natuurlijk erkend
worden, dat de luchtvaart in alle landen aan
dergelijke plotselinge tegenslagen blootgesteld
blijft. Het is dwaasheid, haar te beschouwen
als geheel veilig. Dat is zij niet. Wel is hoar
veiligheid, tengevolge - van technische ver
beteringen in de vliegtuigen zelf, in de
gronddiensten en in de algemeene organisa
tie veel hooger dan bijvoorbeeld tien jaar
geleden.
En natuurlijk blijft het daarmee vooruit
gaan, zonder dat men ooit absolute veilig
heid zal kunnen waarborgen. Dat kan men
immers ook niet ten aanzien van andere
verkeersmiddelen die al veel langer bestaan
zooals de spoorwegen en de zeeschepen?
Ten aanzien van de jonge luchtvaart mag
aangevoerd worden dat tegenwoordig dagelijks
duizenden vluchten worden ondernomen in de
wereld en dat in verhouding tot dit enorme
aantal er wel zeer weinig ongelukken geschie
den. De oude illusie dat juist onze Nederland-
sche luchtvaartmaatschappij, de K.L.M., prac-
tisch zonder ongelukken haar arbeid zou ver
richten is evenwel sinds het noodlottig jaar
1935 vervlogen en sinds dien niet herleefd.
Ook de nauwkeurigste, meest stelselmatige
controle op het levende en het' doode mate
riaal blijkt ongelukken niet geheel te kunnen
uitschakelen. Dat is, zooals gezegd, bij andere
verkeersmiddelen op den duur eveneens ge
bleken. Vliegtuigen hebben daartegenover het
onloochenbare nadeel, dat een ramp gewoon
lijk alle betrokken menschenlevens opeischt,
hetgeen dan nog bovendien het onderzoek naar
de oorzaak zoo uiterst moeilijk maakt.
Het heeft geen zin deze dingen mooier
voor te stellen dan ze zijn. Het luchtverkeer
groeit ondanks deze nadeelen en neemt bo
vendien door de ontwikkeling der techniek
in veiligheid toe. Wel is het aan te nemen
dat de verschrikkelijke uitwerking van on
gelukken op den duur een grens zal stellen
aan de neiging om op grond van economi
sche overwegingen steeds grooter toestellen,
die steeds meer passagiers kunnen vervoeren,
te bouwen.
Mét een groot aantal toestellen van beperkte
vervoerscapaciteit zullen minder slachtoffers
vallen dan met een kleiner aantal groote toe
stellen van dezelfde tötale vervoerscapaciteit.
Maar de exploitatie zal er duur door blijven.
R. P.
OPLEGGERS TE ABERDEEN.
In de haven van Aberdeen zijn reeds meer
dan 60 trawlers opgelegd geworden wegens de
slechte uitkomsten der visscherij, de stijging
der grondstoffen (kolen, proviand, netten,
etc.i De exploitatie-onkosten zijn momenteel
ca. 50% hooger dan een jaar geleden! De visch-
Prijzen daartegenover zijn niet onaanzienlijk
gedaald. Thans 50 minder te ontvangen voor
eenzelfde vangst als in 1936 is geen zeldzaam
heid.
ITALIANEN VISSCHEN IN DE POOLZEE.
Een groep Italiaansche reeders heeft beslo
ten de trawlvisscherij te gaan uitoefenen in
de Noordelijke IJszee met als vangplaats de
wateren van het Beren-eiland. Te Tromsö
huurde een Italiaansch schip daartoe een
équipage van 30 Noorsche visschers,
In een open boot op den Oceaan.
Verloren tusschen lucht en water.
Men beweert wel eens, dat de romantiek, de
echte dan wel te verstaan, van den aardbol
verdwenen is en een mensch van de heden-
daagsche techniek, die te midden van radio,
vliegmachines en film zijn bestaan slijt, zal
dat vermoedelijk wel onderschrijven. Toch kan
soms een ver verwijderde gebeurtenis, door de
pers aan de vergetelheid ontrukt, opeens een
kleurig licht werpen op diezelfde doodgewaan
de romantiek. Zoo leefde ze ook plotseling weer
op ergens in den Indischen Oceaan.
Van het Arendseiland kwamen vele copra-
ladingen, maar in de laatste jaren was de ex
ploitatie niet meer loonend geweest. De Fran-
sche maatschappij had ten slotte besloten haar
geheel stop te zetten en de „Diego" werd naar
het eilandje gestuurd om de kleine groep ko
lonisten aan boord te nemen en weer naar de
bewoonde wereld terug te brengen. De „Diego",
een oud beestje van 67 lentes, liet als gewoon
lijk -het anker vallen in de baai van het eiland,
waar 7 vadem water stond.
Een plotseling opkomende bui was oorzaak,
dat wind en zee het vaartuig „aanvielen": de
ankerkettingen kregen het te kwaad en een
er van brak al spoedig. Ook de andere gaf
blijk, niet meer zoo solide te zijn als voor de
veiligheid van schip en opvarenden wel wen-
schelijk was. Men besloot dus de kolonisten zoo
spoedig mogelijk aan boord te nemen en daar
na te trachten althans het overgeblevene
anker met goed fatsoen te lichten.
Doch het noodlot achterhaalde de „Diego"
na 67 jaar. Nauwelijks was de laatste man aan
boord of het schip sloeg los. Het zou allemaal
met goede zeemanskunst nog wel te verhelpen
zijn geweest, maar toen men alle zeilen had
bijgezet, ging de wind eensklaps liggen. Het
laatste uur van de „Diego" zonder wind in
de zeilen op de ruwe golven aan haar lot
overgelaten scheen vlug te naderen. Snel
dreef het naar de rotsachtige kust.
De reddingsbooten werden uitgezet, maar zij
sloegen alle weg. Men stak vuurpijlen af en
eenige werden -door de inboorlingen opgemerkt.
Deze verzamelden zich op het strand maar
moesten werkeloos toekijken.
Het zou er voor de opvarenden van de
„Diego" leelijk uitgezien hebben, indien Tal-
lat zijn leven niet in de waagschaal gesteld
had. Tallat was een jonge inboorling, die in
zijn boot een poging ondernam om het schip
te bereiken. Na twee uur onafgebroken in
levensgevaar te hebben verkeerd slaagde hij
er in langszij te komen en een lijn te grijpen.
Toen pagaaide hij terug naar den vasten wal,
het uiteinde van d'e lijn stevig aan zijn boot
gebonden.
Na kwartieren van spanning was :de verbin
ding tot stand gebracht. Met behulp van de
lijn en zijn boot haalde Tallat de opvarenden
twee aan twee naar het eiland terug; eerst
de vrouwen en kinderen, daarna de planters
en ten slotte de matrozen. De kapitein sloot de
droeve rij.
Toen men eenmaal weer op het eiland stond
werd raad geschaft. Men diende te probeeren
op de een of andere wijze naar de bewoonde
wereld terug te keeren. De eenige oplossing
was te trachten verbinding te krijgen met
Peros Banhos. een ander eiland, 54 mijl ver
der. De kapitein vroeg vrijwilligers en vier
man traden naar voren. Zij vertrokken in een
open boot.
Den volgenden avond kwam Peros in het
zicht, doch daar de wind opstak en weldra tot
een storm aanwakkerde, moesten de mannen
noodgedwongen naar Arenseiland terugkeeren.
Wie kan zich indenken, welk een wereld van
tragiek er achter de simpele vermelding van
dit feit verborgen ligt. Een tweede poging dezer
wakkere mannen werd met succes bekroond.
Men landde te Peros en trachtte er voedsel in
te slaan voor de achtergeblevenen op het
Arend seiland.
Daar er echter op het eiland zelf gebrek was
kozen de vier moedige matrozen en hun kapi
tein opnieuw zee en vertrokken ditmaal naaa*
het 32 mijl verder gelegen Salomoneiland. Van
daar keerden zij naar Arendseiland terug,
waar hun behouden terugkeer groote vreugde
verwekte. Men had nu weliswaar versche pro
viand, doch daarmee was men nog niet uit zijn
isolement verlost. Geen schip vertoonde zich
in dit gedeelte van den Oceaan.
Zoo verliepen dagen en weken. Men leefde,
evenals de inboorlingen, van cocosnooten.
want de voedselvoorraden (die anders ten be
hoeve van de kolonisten regelmatig naar het
eiland werden gebracht) raakten uitgeput.
Totdat op een goeiden dag de „Clan
Macphee", die van Mauritius naar Bombay
overstak in de buurt van Arendseiland verzeild
raakte en de kolonisten, die dioor middel van
rooksignalen noodseinen gaven, opmerkte. Zij
nam de opvarenden van de „Diego" aan boord
en bracht hen naar Salomonseiland, waar zij
de blanken achterliet met voldoende voeidsel
om een maand van te kunnen leven. Korten
tijd daarna verloste het stoomschip „Hati-
para" van de B.I. Line komende van Bombay
en door den gezagvoerder van de „Clan
Macphee" op de hoogte gesteld, de schipbreu
kelingen definitief uit hun isolement en zette
hen op Mauritius aan land. Sinds het vergaan
der „Diego" waren zes maanden verstreken.
Dit kon nog gebeuren in een modernen tijd,
in 1937!
W.
VREEMDE VANGST.
De trawler „Valeria" uit Lowestoft bracht
een vreemde vangst aan. Terwijl zij visschen-
de was bemerkte de bemanning, dat het net
vastliep. Het kostte zes uur hard werken eer
men zoover was, dat het weer vrij kwam.
Toen de mannen het net aan boord haalden,
vonden zij er een 4.1 inch Krupp kanon in! Op
de plek waar de „Valeria" vischte, 142 mijl
O.N.O. van Lowestoft, ligt een Duitsche duik
boot gezonken in 25 vadem water en het net
was op het wrak vastgeloopen. Gelukkig bleek
het vischtuig vrijwel onbeschadigd te zijn.
Het kanon, dat zwaar in het vet gehouden
was. was na 20 jaar onder water gelegen te
hébben, nog in een zeer goede conditie.
Het Staalsvisschersliavenbedrijf.
De vangstcijfers.
Van 1620 Nederlandsche stoomtrawlers en
van 117 Nederlandsche motortrawlers werd
in het afgeloopen jaar de vangst publiek ver
kocht tegen 1698 en 1746 Nederlandsche
stoom- en 77 en 81 Nederlandsche motor
trawlers in 1935 en 1934. Het aantal motor-
loggers was over '34, '35 en '36 resp. 2018. 2404
en 2186; de cijfers der kustvisschers over de
zelfde jaren 4749, 4571 en 6561, een 'belang
rijke stijging dus.
Het gemiddelde vangstcijfer per reisdag
was in 1936 1423 K.G. en dus 190 K.G. hooger
dan 1935, dat een cijfer van 1233 K.G. ver
toonde. Opvallend is de stijging van het ge
middelde vangstcijfer van haring: het klom
van 0.9 in 1932 via de volgende jaren resp.
tot 1.3, 5.4, 74 6, 264.5! Ook de makreel ging
gestadig omhoog: 115 136 170 227
235, evenals de wijting 39 56 65 76.
Constant bleven de vangsten van koolvisch,
'kleine schelvisch, pieterman en poon. Da
lende waren de cijfers van kleine tong,
kleine schol, klein-middel schelvisch (de
helft van 1934en gul. De laatste gaf in en
kele jaren een zeer scherpe daling te zien:
1932 109, 1933 156, 1934 121, 1935
62, 1936 63.
Overigens moet wel in aanmerking geno
men worden, dat de waarde dezer cijfers be
trekkelijk is, omdat het aantal reisdagen van
kuststoomtrawlers, trawlers van het middel
type en groote stoomtrawlers bij elkaar wor
den geteld: een verandering in de samen
stelling van de varende vloot kan dus op het
gemiddelde vangstcijfer een invloed uit
oefenen, welke vergelijking der cijfers over
verschillende jaren zeer moeilijk maakt. De
cijfers geven dan ook niet meer dan een
tendenz aan.
De gemiddelde opbrengst per reisdag is in
het verslag niet meer opgenomen; deze was
in 1934 f 204 per dag, in 1935 f 190.
Fluctuaties in aanvoer en
opbrengst.
De tabel, die aangeeft het overzicht van
den aanvoer en de opbrengst der in de Rijks-
vischhallen verkochte visch over '35 en '36,
gespecificeerd naar de verschillende visch-
soorten, wijst uit, dat aanvoer en opbrengst
in onderlinge verhouding vrijwel gelijk bleven
van: tong, schar, bot, tongschar, rog. pieter
man, poon, wijting, schelvisch, leng, heilbot,
steurharing, maatjesharing, ijle haring. Con-
signatie-visch werd in grooter hoeveelheid
aangevoerd dan in 1935 (vermeerdering van
127 duizend K.G.), doch bracht in verhou
ding 10 pet. minder op. De aanvoer en op
brengst van schol, vleet, kabeljauw, kreeft,
versche haring en volle haring gaf tot resul
taat meer aanvoer, doch minder opbrengst,
(de versche haring trof dit wel zeer scherp).
Tarbot, hake, schartong en haai werden
minder aangevoerd, doch maakten betere
prijzen.
Vrijwel constante aanvoer doch hoogere
prijzen maakten griet en koolvisch; stijgen
de aanvoer doch mindere opbrengst makreel,
die wel een scherpe prijsdaling te zien gaf.
Vischvervoer.
Het aantal verzonden wagonladingen daal
de ook in 1936 zeer sterk en bedroeg slechts
7357 tegen 9598 in '35 en 11.429 in '34.
Deze daling werd veroorzaakt door de ver
mindering van den haring-export, verband
houdende met de slechte resultaten, bereikt
met de versche haring visscherij.
Het vervoer van versche visch per binnen
vaartuig ging over 1936 wederom sterk ach
teruit en bedroeg slechts 232.550 K.G. tegen
508.450 K.G. in 1935.
Die achteruitgang zal grootendeels wel
moeten worden toegeschreven aan het feit,
dat in vele gevallen de vrachtauto het ver
voer overneemt van de binnenvaartuigen.
Groote partijen zoute haring, die aange
voerd werden door te Katwijk aan Zee en
Scheveningen thuisbehoorende visschers-
vaartuigen en buiten den afslag werden ge
houden, werden als regel door binnenvaar
tuigen naar die plaatsen vervoerd.
Kleine partijen haring en visscherijbenoo-
digdheden, bestemd voor die vaartuigen, wer
den in vele gevallen ook al per vrachtauto
vervoerd.
Het vervoer per spoor onderging in 1936
wederom een groote vermindering. Het liep
terug van 25.189.943 K.G. in 1935 tot 20.881X"
K.G. in 1936.
Het vervoer van versche visch verminder
de met een half millioen K.G., voornamelijk
door geringeren export naar Duitschland;
België en Zwitserland.
Het vervoer naar Hoek van Holland met
bestemming naar Engeland ging vrij sterk
vooruit en dat voor het binnenland bleef vrij
wel constant.
De groote vermindering van vervoer komt
echter op rekening van den grooten achter
uitgang in den export van versche haring.
Vooral Duitschland nam weer minder ha
ring af dan in 1935 en door betalingsmoei
lijkheden met Tsjecho-Slowakije bleef de
export van versche haring naar dat land ver
achter bij het vorige jaar.
De A.T.O.. dochteronderneming van de
Nederlandsche Spoorwegen, vervoerde in 1936
655.657 K.G. visch tegen 700.385 K.G. in 1935.
Het nadeelig saldo.
De verlies- en winstrekening van het
Staatsvisschershavenbedrijf wijst weliswaar
een nadeelig saldo aan van f 457.336, maar
onder dit verlies is begrepen een bedrag,
groot f 263.577. Voor buitengewone afschrij
vingen, noodzakelijk geworden door 't teniet
gaan van verschillende kapitaalsgoederen,
als; 24 woningen, die in eigendom zijn over
gegaan aan het Departement van Water
staat, een gedeelte van het remmingswerk
in de Visschershaven, dat vernieuwd werd en
verder o.a. een gedeelte van vischhal B, dat
gesloopt werd.
Het eigenlijk nadeelig saldo over het afge
loopen dienstjaar bedroeg alzoo f 193.760 of
ruim f 23.000 meer dan over 1935, waarmede
we onze artikelenreeks over dit zoo gedocu
menteerde jaarverslag besluiten.
W.
Na zijn aankomst te Den Haag inspecteerde Lord Baden Powell op het Nassau-
plein de welpen en leden van het Ned. Padvindersgilde. In het midden (in burger)
Lord Baden Powell.
Het nieuwe programma van
„De Pont''.
„Opsporing verzocht".
De aan)i-..m:.t van Lord Baden Powell, de cliief-scout, te Hoek van Holland. Ter
verwelkoming was o.m. aanwezig Staatsraad Rambonnet, de leider der Nederl.
Padvindersbeweging. V. 1. n. r.: Staatsraad J. J. Rambonnet Lord Baden Powell
en dieng dochter.
Lloyd Nolan en Peggie Conklin in „Opsporing
verzocht!" (Bisoscoop „De Pont", Velsen.)
Bioscoop „De Pont" vertoont deze week als
hoofdnummer „Opsporing verzocht!" met
Lloyd Nolan en Peggie Conklin in de hoofd
rollen. Aan den inhoud van deze boeiende
film hebben wij het volgende ontleend:
Jerry heeft Ingebroken in de bank, waar
aan zijn vader zijn geld had toevertrouwd.
Toen deze bank haar betalingen staakte,
brak Jerry in en nam precies zijn vaders
saldo weg. Maar juist dit merkwaardige be
drag bracht de politie op zijn spoor en hij
wordt veroordeeld. In de gevangenis krijgt
Jerry eerst zwaar werk te doen, doch als hij
brutaal geweest is tegen de dochters van
den directeur en den hoofd-bewaarder
wier huizen binnen de gevangenismuren lig
gen wordt hij tot tuinman aangesteld en
Ronnie, de dochter van hoofd-bewaarder
Bourne, neemt zich voor den jongeman ma
nieren te leeren. Wat aanvankelijk plagerij
is, wordt langzamerhand belangstelling. Ron-
ny inviteert hem op een liefdadigheidsavond
die in de gevangenis wordt gegeven. Jerry
accepteert. Hij weigert om deel te nemen aan
een poging om uit te breken en dat is zijn
geluk, want deze poging mislukt en eindigt
met den dood van de vluchtelingen.
Ronny gaat naar een teekenacademie. Op
den dag van haar vertrek ontdekt ze in haar
boekenkist eenige gaten en hoewel ze ver
moedt, dat Jerry langs dien weg ontsnapt,
verraadt ze hem niet. Jerry komt haar na
een tijdje opzoeken, tot grooten schrik van
het meisje, dat hem voorhoudt, dat hij haar
zoo in moeilijkheden brengt wegens mede
plichtigheid. Jerry ziet dat in en gaat weer
weg. Hij wordt echter herkend door Willa
Mead, Ronnie's vriendin. Ronnie haalt Willa
over om niets te zeggen. Zij is er zich nu van
bewust geworden, dat ze Jerry lief heeft en
als hij weer terugkomt, vraagt ze hem haar
mee te nemen. Ze trouwen in het geheim en
verbergen zich tenslotte in een klein stadje,
waar Ronnie werk vindt in een café en Jerry
zich zoo veel mogelijk schuil houdt op hun
zolderkamertje. Het is Jerry's plan om, zoo
dra ze genoeg geld hebben opgespaard, naar
de Zuidzee-eilanden te gaan, om daar een
nieuw leven te beginnen. Ronnie is echter
tot de overtuiging gekomen, dat zij toch geen
rust en vrede zullen kennen, voordat Jerry
zijn straf heeft uitgezeten en hij de wereld
weer onbevreesd in de oogen kan zien. Maar
Jerry weigert zichzelf aan te geven.
Ronnie's vader ontdekt haar vlucht en hij
dwingt Willa alles te vertellen. De politie ge
bruikt nu een lokmiddel. Ze plaatst een ad
vertentie voor een caricaturiste Ronnie sol
liciteert hierop, wordt aangenomen en leidt
de politie, onwetend, naar Jerry's sehuil-
olaats. Ze ontmoet Jerry, die juist 250 dollar
heeft verdiend met het uitvoeren van een
gevaarlijken parachute-sprong. Nu kunnen
ze naar de Zuidzee-eilanden gaan. Maar de
politie heeft het huis omsingeld. Jerry grijpt
een revolver: ze zullen hem niet te pakken
krijgen. Maar Ronnie schiet haar man door
den schouder. Ze wil niet, dat hij zich een
nog zwaarder straf op den hals haalt. Zij zal
op hem wachten, tot hij een vrij man is en
dan pas kunnen ze volkomen gelukkig zijn.
ENGELSCHE GAGES.
In het Lagerhuis maakte een afgevaardigde
er den Minister van Landbouw op opmerkzaam,
dat een groot aantal schippers en stuurlieden
van stoomtrawlers uit Aberdeen over de maan
den April Mei en Juni loonen ontvingen van
minder dan 3 per week, ja dat er waren, die
minder dan 2 per week verdienden. Ook wees
hij op de groote werkloosheid onder hen, die
toch gerekend mogen worden tot de waarde
volle klasse van industriëele arbeiders. Vele
schepen immers zijn opgelegd; hij vroeg drin
gend om tegenmaatregelen door de regeering
te nemen.
IN VERBODEN WATEREN.
Voor den rechter te Dublin verscheen, be
schuldigd van het varen in verboden water
binnen de 3 mijlszöne ter hoogte van de Wick-
low-Wexford kust en het niet voldoen aan 't
commando stoppen een schipper uit Lowe
stoft.
Hij werd gepraaid door een politievaartuig
van de Iersche visscherij-inspectie, doch de
schipper deed net of hij niets hoorde en
stoomde verder zee op. De politieboot loste een
schot, maar de trawler voer door; de politie
schoot nog eens, met scherp ditmaal, doch
het maakte geen indruk op den schipper.
Weer loste men een schot; ditmaal was het ge
richt en de kogel ging juist over het achter
schip heen. De „Willing Boys" werd toen ge
willig en stoute, waarna het gezag haar op
bracht naar Kingstown.
Het vonnis luidde: 100 boete met verbeurd
verklaring van het vischtuig en de reeds ge
vangen visch.