Twee Nederlandsche Padvinders in Amerika.
De vroegere buitenplaats Meer vliet te Velsen
Moedige redding
door strandpachter.
D'
Wat is een „swapdag"? De twee Neder
landsche padvinders in Amerika, die te
Washington de nationale jamboree bij
woonden hebben het- ondervonden. In
het bijgaande artikel (het laatste)
vindt men een en ander opgeteekend
over het sluiten der jamboree en de reis,
tijdens een hittegolf, naar New York.
Vandaar werd met ruim 100 Amerikaan-
sche verkenners de reis naar Nederland
gemaakt.
Een zacht morgenbriesje laat de talrijke
tentzeilen wiegen. De Nationale Jamboree in
Washington is nog steeds in vollen gang. Er
komt regelmaat in het werken, de jongens
raken ge,wend aan het bonte kampleven van
de jamboree.
Vandaag worden geen excursies gemaakt,
de jongens gaan eikaars tentenkampen be
kijken, waar ze een waren strooptocht hou
den.
'T is de groote „swapdag" vandaag!
Iedere jongen heeft kleine dingetjes, die hij
ruilt voor andere begeerenswaardige van
vreemde verkenners. Nu treft het, dat wij de
zen keer tot de vreemden behooren, dus ieder
komt naar ons toe om te ruilen.
Een neg er padvinder, die deelnam aan de
Nationale Jamboree te Washington.
Als we Volendam'kaarten exposeeren en
kleine minatuurklompjes aan onze kamppoort
hangen, krijgen we weldra een groote menigte
belangstellenden en padvinders rondom onze
tentjes. Twee pootige kerels uit Kentuckey
schudden ons de hand zoo stevig, dat we bang
zijn, dat onze handen fijngeknepen uit hun
knuisten te voorschijn zullen komen! Fel zijn
ze op de kleine kompjes.
„Swap?" vraagt de een.
„Voor dit?" vraagt de ander, die uit z'n zij-
tasch een fraai, lederen met de hand be
werkt bijl-étui te voorschijn haalt. Wij vin
den't schitterend, maar zij vinden de klomp
jes ook prachtig. Dus schudden we beden-
ke.ijk het hoofd. Een sleutelétui, ook met de
hand bewerkt, halen ze voor den dag. „Dit sa
men dan?" vraagt hij weer. Er wordt bij zulk
een ruilhandel nooit veel gesproken, omdat
er gedacht moet worden. „Oké", een hand
slag; wij zijn in onzen schik met het leerwerk
en de twee Kentuckey-menschen wandelden
tevreden weg met de klompjes.
Opeens hooren we iemand achter ons in on-
vervalscht Hollandsch, enkele woorden zeg
gen, Meteen halen we hem ons kamp binnen,
om een praatje met hem te maken. Ja, hij is
een Hollander, negentien jaar geleden hier
gekomen, en in dien tijd is hij nooit eens terug
geweest. „Misschien willen we vanavond sa
men met hem in de stad dineeren?" vraagt hij.
Jef heeft in zijn notitieboekje al zeven adres
sen onder elkaar staan van Hollanders die
ons voor een diner vroegen, maar die we al
len hebben moeten afzeggen, om de eenvou
dige reden, dat we in het kamp ieder en avond
bezet zijn met de arenaspelen, sectiekampvu
ren, enzoovoort. Ik bedank den Hollander
dus beleefd voor de uitnoodiging en Jef geeft
hem het bewuste notitieboekje, met het ver
zoek zijn adres hier in te willen schrijven,
opdat we, als het even kan, aan z'n verzoek
kunnen voldoen. Tot onzen grooten schrik
zien we, dat hij z'n naam en adres onder de
zeven adressen schrijft! Hij houdt zich ge
lukkig of hij niets merkt, maar toch neemt hij
ietwat spottend afscheid!
Builen.
Een commissaris van een troep uit Canada
biedt z'n dasring in ruil aan tegen een Hol-
landsche padvindersriem. Maar wij willen iets
anders dan 'n dasring. Hij heeft een prach-
tigen totempaal bij zich, waarop de heele
geschiedenis van van zijn troep gesneden
staat.
Dus gaat de voorgestelde ruil niet door!
Maar hij heeft z'n zinnen op onze riem gezet,
en hij haalt een Indianenkopje te voorschijn,
gesneden in zachten steen. Nog doen we 't
niet. „Ja, dan heb ik nog maar één kans'
zegt hij, ietwat in 't nauw gebracht. Hoera! Nu
komt de totempaal op de proppenHet is een
pracht-ding, de figuurtjes zijn zeer kunstig
gekerfd, en in sprekende kleuren geschilderd.
Natuurlijk sluiten we den ruil af; hij krijgt
óen riem en wij den totempaal, dien we
enthousiast voor onze tent pooten. Een smal-
ülmamateur haalt z'n opname-apparaat te
voorschijn, wij doen den ruil nog eens opnieuw
en als hij de scène heeft vastgelegd, belooft
tij de film, waarop de heele jamboree in
beeld is gebracht, later op te sturen. Dan kan
ik haar projecteeren en de jamboree nog eens
in zijn geheel genieten.
Ons kamp wordt een completen marktplaats.
Een klein verkennertje stalt al zijn rijkdom
men aanlokkelijk op den rand van zijn hoed
°P den grond uit. Meteen schiet een persfoto-
paf van 't jamboreedagblad naderbij om
óen volgenden ruil te fotografeeren voor het
nummer van morgen. Achter me staat een
"°Pman, die me lachend een lasso voor m'n
«eus duwt, die hij voor een verkennersdas
geruild heeft. Links van me staat een Hollan-
de één en twintigste dien we hier in
Washington ontmoet hebben, die in gebro
ken Hollandsch een woordenvloed over me
lleen laat daveren.
Handteekeningboekjes worden bij tientallen
.r om geteekend te worden.
Boven me brandt de snikheete Washington-
sche zon.
bat wordt me te warm!
tJ?et een verontschuldiging zie ik kans om
W I1' de opdringende menigte door te dui-
"«i. inderhaast een handdoek van de tentlijn
LWren' en er met een vaartje van door te
fJJJ-Naar de douche! Met een zucht van ver
wittig draai ik even later de douchekraan
§een twee seconden later komt Jef
hü Vi #nen ^rend, zweetend en puffend. Ook
to w de manoeuvre met succes kunnen
iTint, gen! Tei'wijl het verkwikkende water
bcnr* neeytt!'mst ver-telt hij. dat zoo luist een
nari k ^'en &u^en voor een paar klompen
w! en- De klompen heeft hij niet ge-
n' omdat de bedoeling is, dat scouts van
I vreemde landen ruilen, en daardoor een aan-
knoopingspunt krijgen voor vriendschap, dat
het doel van de jamboree is.
Zóó is een „swapdag" wel interessant, maar
ook heet en vermoeiend!
Als we heerlijk opgefrischt de douche weer
verlaten, gaan we op weg naar het Indianen-
kamp, waar de schilderachtige Indianenwig-
wams met hun lange boonenstaken, in een
ruimen cirkel gegroepeerd staan. Bij de ten
ten loopen overal jongens in hun kleurige In
dianentooi rond. We zoeken Mr. Hobbard op.
Deze is een halfbloed Indiaan en tevens aan
gesloten bij de Boy Scouts van Amerika.
In de Indianenreservations leefde hij enkele
jaren tusschen de Indianen om een studie te
maken van hun taal, gewoonten en ceremo
niën. Hier is hij verkenners-instructeur voor
Indïanendansen bij de arenaspelen. In zijn
wigwam-tentenkamp kampeert een veertigtal
jongens, die 's avonds in de arena onder zijn
leiding de woeste Indiaaiendansen opvoeren.
Als we zijn vroolijke snuit tussdhen de tenten
ontdekken, zijn we meteen met hem ingeno
men. Een vierkant gezicht met een echte
Indianenneus. Hij is donker van uiterlijk en
bereid ons alles te laten zien en uit te leggen.
Hij heeft in z'n tent een tentoonstelling van
Indïanenveeren, alumetten, moccasins en In-
diaansche gebruiksvoorwerpen. Een paar jon
gens zijn juist bezig de veeren aan een haar
tooi te bevestigen. Als Mr. Hobbard hoort, dat
wij twee Hollanders zijn, die op de Wereld
jamboree in Vogelenzang de Amerikaansche
verkenners als tolk zullen dienen, dan voelt
hij zich meteen aan ons verplicht. Hij heeft
geen rust, voordat aan onze vingers een echte
Indiaansche ring glinstert, die door Navajo-
Indianen met-de hand vervaardigd is! Zilveren
armbanden, moccasins met kralen versierd,
adelaarsveeren, porceleinen potjes, alles heeft
hij mede gebracht om den verkenners te laten
zien. Door de typische ventilatieopening van
z'n wigwam kronkelt een smal rookkolomme
tje naar buiten, dat heerlijk naar gebakken
ei met spek ruikt! Als dank voor z'n gastvrij
heid geven we hem de bekende Jamboree-
brochure „U komt!" van de Jamboree in Vo
gelenzang.
Regenen.
et begint te regenen, eerst langzaam, dan
een gestadige plensbui. De kleigrond
wordt al gauw zacht, en na een paar uren is
het eerst zoo zonnige Jamboreekamp herscha
pen in een modderpoel. De kampstraten her
inneren mij nu aan de Jamboree in Birken
head, eenige jaren geleden in Engeland. Daar
was het ook zulk een barre moddergeschiede-
nis. Door den stroomenden regen trekken alle
vreemde deelnemers van de Jamboree op, naar
het graf van den Onbekenden Soldaat, om daar
een krans te leggen. De marschtrommen van
het verkennersmuziekkorps zijn met hoezen
omfloersd, om ze te beschermen tegen den
regen. Dof en somber klinken de trommel
slagen op de drijfnatte trommen. Voor het
marmeren graf loopt een schildwacht een
zaam op en neer, met de bajonet op het ge
weer. In breede rijen staan we om 't graf ge
groepeerd, en een der hoofdleiders van den
generalen jamboreestaf brengt uit aller naam
een groet aan dengene die hier begraven ligt.
Naast de gezamenlijke krans leggen de Polen
in hun wijde capen, nog een tweede krans
op het graf. Een plechtige taptoe besluit deze
mooie maar simpele herdenking. Triestig slaat
de regen op het koude marmer van het witte
monument. Na een laatsten groet gaat het
kampwaarts. Om de tenten, die strak staan
van den regen, graven we geultjes, om ze van
het overtollige water vrij te houden. Drijfnat
komen we eindelijk in de kampkeuken te
recht, waar de „Hot Dogs" ons heerlijk dam
pend opwachten.
IEen snipehunt.
k zit samen aan tafel met zes lachende
verkenners. Een vraagt me of we vanavond
met hen mee gaan. „Waar naar toe?" „Snipe
hunt!" Aha?, een snipehunt! Daar moeten ze
net met ons mee beginnen! Zoo'n snipehunt
is een mop, die de Amerikanen hier met eiken
vreemden verkenner probeeren uit te halen om
hem eens flink beet te nemen. Ze vragen dan
iemand mee ter snipjacht, dat is een jacht
op denkbeeldige snippen. Het slachtoffer
krijgt dan een zak mee om de snip in te van
gen en twee steenen, om de snip mee dood te
slaan! 't Zijn groote snippen, en ze zijn alleen
maar in de maneschijn te vangen! De andere
jongens zeggen dan dat ze een wijden kring
gaan vormen, om de snippen naar den man
met de zak te drijven. Inplaats dat ze dien
kring maken, verdwijnen ze stilletjes, en de
man met de zak heeft inmiddels tijd genoeg
om in de duisternis eens goed te bedenken,
dat hij er leelijk in geloopen is! Daar we met
de mop op de hoogte zijn, nemen we de
„snipehunt" voor vanavond natuurlijk gretig
aan. om ditmaal de andere snip-jagers eens
wat snippen te laten vangen!
't Is avond, eenzaam ligt het Lincoln-mo
nument in de zilveren schijn van de volle
maan, die stralend aan den avondhemel staat
te glinsteren. Acht jongens sluipen op een
rijtje langs de paadjes van het Lincolnpark.
De laatste twee zijn Jef en ik. We hebben in
de kampkeuken drie worstjes ingerekend, die
we secuur in onze broekzak hebben gepropt.
Al verder en verder gaan we. Opeens roept
een der jagers, dat er een snip in zicht is, zoo
dat de kring getrokken kan worden!
„Wacht even!'" zegt Jef en hij loopt meteen
een meter of tien de duisternis in. Wij wach
ten even. Dan worden ze wat ongeduldig als
?Jef wat lang weg blijft. We gaan hem zoeken.
In een boom glinstert een lichtje. De jongens
loopen er op af, ik verdwijn zoo stil en zoo
vlug als ik kan in de tegenovergestelde rich
ting naar het kamp terug!Daar staan
nu in het donkere Lincolnpark zes jongens,
die bij het glinsterlichtje de drie worstjes vin
den die Jef daar heeft neergelegd. Bovendien
lezen ze tot hun verrassing in een briefje, dat
aan den boom geprikt is, dat de snippen er
vandoor gegaan zijn, maar hier hun staarten
hebben laten liggen voor de eerlijke vinders!
Het einde van den kampdag.
Het einde van dezen kampdag, die voor ve
len zooveel nieuws bracht, is aangebroken. De
enkele terreinlichten, maken de tenten héél
zwak zichtbaar in de duisternis. Rondom een
uitstervend kampvuurtje staan de Polen. Zij
zijn puike zangers. Zesstemmig laten ze hun
avondzangen over het kamp zoemen. Prachtig
klinkt dat over het doodstille k&mp! Ik moet
onwillekeurig even aan de Kozakken denken,
als ik die jonge kerels hoor zingen. Ginds
staan een paar jongens te praten, maar ze
staken hun gesprek, wanneer de stemmige
melodieën met de winden meewiegen. Na hun
laatste lied valt er even een diepe stilte over
het jamboreekamp. Dan klinkt plots in de
verte héél zwak en helder de taptoe die ginds
in 't kamp geblazen wordt. De woorden van
de taptoe gaan me door de geest, als ik de
tonen langzaam hoor weggalmen;
„De dag is voorbij en de zon schijnt niet meer,
Op de bergen.
Op 't meer,
Aan den hemel.
Niets verstoort de veilige slaap.
God waakt.
Een nachtuil vliegt geruischloos over 't
rustige kamp. stil. om de rust van de natuur
niet te verstoren. We wenschen elkaar goeden
nacht, en begeven ons ter ruste, om nieuwe
DONDERDAG 19 AUG. 1937
krachten te verzamelen voor den volgenden
kampdag.
Het kamp wordt afgebroken.
HT ooals aan alle dingen, zoo is ook aan
/e~J deze jamboree een einde gekomen. Na
tien dagen van volop jamboreeleven, heeft de
Chief James E. West, 's avonds in de groote
arena plechtig een laatste slotwoord tot de
duizenden jongens gericht, en onder een spat
tend en daverend vuurwerk is de jamboree
gesloten.
Gelijk een circus, zoo vlug, wordt de jamboree
afgebroken. Met een preciese nauwkeurigheid
wordt de jamboree gedémobiliseerd. Tweehon
derd werklui zullen morgen aanvangen het
kamp tot z'n oorspronkelijken vorm terug te
brengen. In vijf groepen wordt er gewerkt,
elke groep heeft zijn eigen taak en wel: Neer
halen van de kamptelefooncentrale en elec-
trische leidingen, uithalen van spijkers en
ruimen van het terrein en het verzamelen van
planken en balken, en transportdienst.
Treinen vol met verkenners vertrekken er
iederen dag en ieder uur, en vervoeren de
680 groepen die aan de jamboree hebben deel
genomen in alle richtingen naar huis terug.
Een speciale trein-dienstregeling werd door
de spoorwegen ontworpen, om het enorme
aantal jongens vlot te kunnen verwerken. Al
les moet klaar zijn op 15 September. Dan mag
er niets meer te vinden zijn dat aan de jambo
ree herinnert!
De Potomac, de kronkelige gele rivier, die
dwars door het jamboree terrein stroomt, zal
dan weer eenzaam liggen en aan haar oevers
zullen geen schaterlach en verkennerszang
meer klinken, want allen zijn vertrokken naar
huis, ofnaar Vogelenzang!
Ook wij rollen onze matten en breken op.
Na een stoffige treinreis door het zwarte ko-
lengebied van Pensylvania bereiken we New-
York, dat al even heet (een hittegolf) blijkt
te zijn als Washington zelf. Hoe we met onze
omvangrijke bagage de boot die ons veilig
naar Holland teru® zal brengen, veilig bereikt
hebben, begrijp ik nog niet!
De veeren van de taxi die ons getorst heeft
te zamen met onze bagage: een kist, koffer,
twee rugzakken, harmonika en guitaar, hebben
het zwaar te verduren gehad! Enfin, wij zijn
de hitte net nog de baas gebleven, inplaats
van andersom! Samen met een contingent van
ruim 100 Amerikaansche scouts hebben we
de thuisreis aanvaard.
Zaterdag, 10 Juli werd de boot door haar
kleinere sleepbootkameraadjes de Hudsonriviei
opgetrokken, om denzelfden dag nog haar neus
in het ruime sop van Vader Oceaan te steken
Dinsdag, 20 Juli heben we voor 't eerst sinds
twee maanden de meeuwen om Holland's dui
nen zien zweven, toen we onder een stralend
zomerzonnetje Hoek van Holland binnenliepen
We hebben werkelijk een onvergetelijke reis
achter den rug, en altijd zullen we Amerika
met zijn echte fijne scouts, zijn wolkenkrabbers
en duizend andere merkwaardigheden, leven
dig in onze herinnering houden.
Twee dames met levens
gevaar aan land gebracht
\êm
Strandpachter
Jb. KRAAIJENOORD.
Heldhaftige strijd met de golven.
Dinsdagmiddag te omstreeks drie uur
heeft de bekende strandpachter Jb. Kraaijen-
oord op het Zuiderstrand te Zandvoort na
een heldhaftigen strijd met de golven twee
dames gered, die dreigden te verdrinken door
den gevaarlijken onderstroom. De zee was
Dinsdag nogal onstuimig en daarenboven
was er ongeveer 100 meter zuidwaarts een
mui, welker zuiging nog op de plaats, waar
de badenden da-mes zich bevonden, duidelijk
merkbaar was
,S:;. m De dames, mevr.
Brok uit Haarlem,
en mevr. Coenders uit
Amsterdam, bevonden
zich op een gegeven
moment in een ha
chelijke positie, daar
zij door den onder
stroom werden weg
getrokken en zich
niet meer staande
konden houden, hoe
wel zij slechts ter
hoogte van het mid
del in het water ston
den. Zij riepen luide
om hulp en hun nood
kreten werden
lukkig spoedig op het
strand gehoord.
De strandpachter
Kraaij enoord ziende,
dat de dames zich in
levensgevaar bevon
den bedacht zich geen
moment en rende uit zijii tent onderwijl
een zwemvest aandoende en begaf zich ge
kleed te water. In enkele seconden was hij bij
de drenkelingen en wist haar te grijpen. Hij
trachtte haar boven water te houden, hetgeen
niet gemakkelijk was, daar ieder oogenblik
de hooge golven over zijn hoofd spoelden en
hij door de dames nog werd ondergetrokken.
Het gevolg hiervan was, dat hij bijna geen
adem meer kon halen, doch na veel ge
worstel mocht het hem toch gelukken de
beide dames naar den wal te brengen en hij
wist zelfs te voorkomen, dat zij water
kregen. Inmiddels zag een talrijk publiek
met angstige oogen de reddingspogingen aan
en een zucht van verlichting werd geslaakt
toen Kraaijenoord weer vasten grond onder
de voeten kreeg.
Na afloop hadden wij in zijn consumptie
tent een onderhoud met den kranigen red
der, nadat deze "zich eerst van droge kleeren
had voorzien. Welwillend vertelde hij ons
het geheele geval. Hij was meer verheugd
over het behoud van twee menschenlevens
dan over zijn moedige daad. Meer dan twin
tig menschen heeft hij uit het water mogen
redden, hierbij niet tellende die keeren, dat
hij als badman dienst deed, wamt dan was
het een onderdeel van zijn taak, zoo rede
neerde hij. Reeds tientallen jaren geleden
heeft men getracht bij een dergelijke moedige
redding hem met een onderscheiding te be
giftigen, doch het is er niet van gekomen.
Wel heeft hij vele malen van de Zandvoort-
sche Reddingsbrigade getuigschriften mo
gen ontvangen voor de reddingen, die hij in
den loop der jaren heeft volbracht. Een
woord van hulde voor dezen stoeren Zand-
voorter mag hem hierbij niet worden ont
houden.
De derde buitenplaats van de familie Boreel.
e derde buitenplaats, die door de
Boreels is bewoond geweest, huize
Meervliet. bestaat niet meer. Eenige
jaren geleden is het oude witte huis
jesloopt. met het daarbij behoorende koets-
ruis. Ook van het oude geboomte is veel ver
dwenen en op deze plaats zijn een aantal mo
derne villa's verrezen.
Meervliet was de buitenplaats, die 't dichtst
bij het dorp Velsen was gelegen. Bewoonde
Mi-. Cornells Munter omstreeks 1700 huize Wa
terland, in dienzelfden tijd bewoonde Mr. Dirk
Munter, ook een Amsterdamsche regent, huize
Meervliet. Op 17 Juni 1707 verkochten de erf
genamen het landgoed aan de weduwe van
Dirk Munter, vrouwe Catharina Laurentuis
voor f 11000.
Later is het landgoed in het bezit der Trip's
gekomen. Er is een akte van 4 April 1766, be
vattende de voorwaarden, waarop Maria la
Leutre, weduwe van Mr. Cornelis Trip, vrij-
vrouwe van Oud- en Nieuw-Goudriaan en
Langerak, zou aanbesteden het uitdiepen van
de vaart in de meerweide tegenover de hof
stede Meervliet.
Meervliet is vroeger blijkbaar ook zeer uit
gestrekt geweest, daar op 25 Januari 1782 de
toenmalige eigenaar, Mr. Willem Boreel
echtgenoot van vrouwe Maria Trip een ge
deelte verkocht aan Mr. Archibald Hope voor
f 16.155, terwijl op denzelfden dag nog een
ander gedeelte werd verkocht aan Hendrik
Kromhout, regeerend schepen te Velsen, voor
f 10.000.
De heer Kromhout bleek daarmede een
goeden koop te hebben gedaan, want hij ver
kocht dat gedeelte korten tijd daarna op
30 Maart aan Mr. Jan Cornelis van der
Hoop, raad en advocaat-fiscaal van het colle-
gie ter admiraliteit te Amsterdam, voor
f 16.000 en verdiende -dus met dezen koop
f 6000. Wij hebben reeds gemeld, dat Jhr.
Jacob Boreel van Hogelanden in 1800 ook
Meervliet bezat, omdat hij in dat jaar een
stuk boschgrond van Meervliet verkocht aan
den heer J. Clifford te Amsterdam voor
f 2000.
Van Meervliet dichtte de zanger der Hol-
landsche arcadia de volgende regelen:
Nu ga ik Meervliet zien, om nieuw
vermaak t' ontdekken,
O, kleurlijk hofgezicht, gij komt mijn
aandacht wekken
Door uw bekoorlijkheid, om onzen
Burgerheer,
De wakk're Trip, die 't roer van staat
met zooveel eer
En schranderheid bestuurt, op uwen grond
t' ontmoeten,
Het vroolijk Meervliet juicht, als het u ziet
genaken,
Het geurig bloemperk pronkt met schooner
verf en glans,
't Geboomte buigt zijn kruin tot eenen
ronden krans,
Om U, Eerwaarde Heer, op 't landvermaak
t' ontvangen,
De Velserweg weergalmt dan door de
blijde zangen
Van duizend vogeltjes, die duizend tonen
Een naar zijn eigen aard. dus biedt u
ieder aan
Zijn vreugde en blijdschap, om uw
waardigheid te toonen,
O, Meervliet! met wat roem zal ik u kronen,
Daar gij zoo prachtig u vertoont voor het
gezicht?
Uw huis en heining, in een halve maan
gesticht,
Beletten 't oog om meer van dezen weg
t' aanschouwen
Het keurig Huis, een van de schoonste
hofgebouwen,
Pronkt boven op het dak met zijne galerij
Vanwaar 't gezicht zich kan verkwikken
't allerzij
Door 't uitgestrekt verhoog van velden,
landen, hoven
En schoone lanen, die het zonnelicht
verdooven
Door 't lomm'rend zomergroen; daar lokt
mij 't bloemperk weer
Door zijn sieraad en kleur, elk ijvert hier
om d' eer
Der schoonheid en den roem der netheid
weg te dragen,
Daar poogt de Taxisstam mij weder te
behagen,
Die langs de Leining pronkt en steekt zijn
spits omhoog.
O, Meervliet! gij verstrekt een Paradijs
voor 't oog,
Om d' ed'len Trip in al zijn zorgen te
verkwikken
Die nooit geen dag, ja, geen der weinige
oogenblikken
Verslijt, dan in de zorg tot welzijn van
den Staat!
Wij kunnen er zeker van zijn, dat deze
dichter schrikkelijk overdreven heeft. De
Trips zullen 't er zeker wel van genomen heb
ben en zij leefden niet in zulk een jachtigen
tijd als wij. Wanneer de bewoners der buiten
plaatsen van Amsterdam naar hunne eigen
dommen kwamen, om zich daar te vermaken,
kv/amen ze niet per auto of electrische trein,
maar met hunne koetsen over Haarlem of per
schip langs het CJ.
De naam van Meervliet blijft bewaard in
Meervlietstraat de hoofdstraat van het oude
moederdorp Velsen. Te hopen is, dat ook de
namen van Waterland en Beeckenstein be
waard zullen blijven in straatnamen. Zoo ook
die van de vele andere buitenplaatsen, welke
er vroeger waren en van hunne bewoners.
Want de namen van de Trips, Munters, van
der Poll's, van der Hoops, Boreels en andere
regenten-geslachten mogen ook bewaard blij
ven.
TT nzake Waterland schrijft een belangstel-
A lend lezer te Haarlem ons, dat de indruk,
dien wij gaven, als zou Waterland een heer
lijkheid zijn geweest, niet juist is. De be
kende historicus, de heer w. J. J. C. Bijle-
veld te Leiden, deelde aan dezen lezer het
volgende mede:
De van Persijn's waren heeren van Water
land over het IJ. Er was altijd kwestie over,
want zij beschouwden zich leenmannen van
den Utrechtschen bisschop, die vrijwel ge
durig aan het haspelen was met den Hol-
landschen graaf. Tiidens de minderjarigheid
van Floris V stonden de Waterlanders op
tegen hunnen wettigen Heer. vernielden zijn
slot Zwanenburg te Halfweg en dwongen
hem de belofte af. het nimmer te hersteilen
van steen. Toen Floris V meerderjarig was.
heeft hij in 1282 de heerlijkheid van Jan III
van Persijn gekocht. Diens zoon Nicola as
behield een deel der inkomsten en het recht
zich van Persijn van Waterland te noemen.
Door huwelijk met een zuster van Gerard
van Velsen vestigde hij zich te Velsen en
noemde zijn nieuwe huis aldaar Waterland.
In 1400 stierf die tak van Persijn uit en alle
rechten vervielen dus voor goed aan de gra
felijkheid. Zij hadden zich gedurende een
eeuw vaak van Velsen genoemd. Het buiten
goed is echter nooit een heerlijkheid ge
weest, het is ontzettend veel verhandeld".
^N"aar aanleiding van deze regelen willen
wij het volgende opmerken: Deze Nicolaas
van Persijn blijkt dus verre van een sympa
thieke persoonlijkheid te zijn geweest. Hij
was getrouwd met een zuster van Gerard
van Velsen, maar hij heeft niet aan den
kant van zijn zwager gestaan. Dat is onbe
grijpelijk, omdat vast staat, dat Graaf Floris
V tegenover Gerard van Velsen zeer laag en
verraderlijk heeft gehandeld. Eerst, nadat
Floris V een broer van Gerard (en dus ook
een zwager van Nicolaas Persijn) had ge
dood en Gerard een tijd gevangen heeft ge
houden, wiens onschuld echter bleek, heeft
de Graaf Gerard van Velsen hoog verheven
en hem tot ziin raad en geheim secretaris
gemaakt. Omdat Gerard van Velsen niet
wilde voldoen aan den wensch van Floris V,
om diens bijzit te huwen, zond de Graal
hem naar verre landen. Vermoedelijk in dien
tiid heeft Floris V het Huis te Velsen aan
Nicolaas van Persijn geschonken. Dit ge
schiedde bij akte van 25 Juni 1290 (register
Maximiliaan 1482—1483 fol. 8 V), dus 6 jaren
voor den dood van Floris V.
Wij vermoedden echter, dat Nicolaas van
Persijn het Huis te Velsen wel niet bewoond
zal hebben. Had hij daar in 1296 gewoond,
dan zou het volk zeker niet het kasteel ver
woest hebben. Dus heeft Persijn daarom ze
ker huize Waterland gesticht.
Het zou heel wat begrijpelijker zijn ge
weest, indien Nicolaas van Persijn gestaan
had aan den kant van zijn zwager, gelijk
aan de zijde van Gerard van Velsen stonden
diens schoonvader, Herman van Woerden en
zijns vrouws oom, Gijsbrecht van Amstel en
zoovele andere edelen. Maar voor velen was
vorstengunst meer waard dan eer en ridder
lijkheid. En waar Floris V een zoo slecht
voorbeeld gaf van ridderlijkheid, kan men
het verraad van Vclsen's zwager ook wel be
grijpen. Maar ook begrlipelijk is. dat Jan van
Persijn, de zoon van Nicolaas, een vicarie in
de kerk te Velsen stichtte. Wanneer hij meer
onbevooroordeeld de historie nagegaan heeft
en heeft beseft, welk een ontzettend kwaad
men zijn oom, Gerard van Velsen en diens
nazaten heeft aangedaan en heeft door
grond, dat zijn vader daartoe heeft medege
werkt, dan zal hij vermoedelijk tot inkeer
zijn gekomen en gemeend hebben, dat er
wat viel goed te maken. En dat deed men
dan, door met God een koopmanschap aan
te gaan en een vicarie te stichten. Misschien
heeft Jan van Persijn nog meer goed willen
doen. want volgens een akte van 10 Novem
ber 1326 schonk hij de tienden en smaltien-
den van Petten en Groeden (Groet) en Hem
en de vlastienden van Velsen aan Hendrik,
zoon van Heer Gerrit van Heemskerk, ridder,
die er een lijftocht (jaargeld) op vestigde
voor zijne vrouw, Beatrix van Haarlem.
G. VOET.
IJmuïden.
De erkenning der Spaansclie
nationalisten als oorlogvoerende
partij.
SALAMANCA, 18 Aug. (Reuter). De
leiders der nationalisten zijn niet bereid
eenige concessie te doen ten aanzien van de
terugtrekking van vrijwilligers tot het ver
krijgen van erkenning en de rechten van
oorlogvoerende partij.
Het diplomatieke kabinet van generaal
Franco, dat deze mededeeling verstrekte,
voegde hier aan toe, dat de oorlogsrechten
objectief bezien, moeten worden toegekend
°n aan geen enkele vooorwaarde kunnen wor
den onderworpen. Overigens, aldus verklaart
men, vormt de terugtrekking der vrijwilli
gers een technisch moeilijk op te lossen
kwestie, daar de vrijwilligers zijn ingelijfd
bij het vreemdelingenlegioen, een geregelde
Qenheid. welke reeds 17 jaren deel uitmaakt
van het Spaansche leger.
Hotel te Dalen door brand
verwoest.
DALEN (Dr.) 18 Augustus. Hedennacht is
het bekende „Corneles" .eigenaar de heer W.
Udema, door brand vernield. De brand ont
stond in het schuurgedeelte, dat nog met riet
bedekt was. Van den inboedel is weinig gered,
een groote hoeveelheid koffie, thee, tabak en
sigaren is mede een prooi der vlammen ge
worden. De heer Udema is n.l. grossier voor
..Landbouw en Maatschappij".
De schade bedraagt ongeveer f 40.000 a
f 50.000.
Hotel en inboedel waren verzekerd.
In het hotel waren geen gasten aanwezig.
De dienstbode, die op de benedenverdieping
slaapt en reeds te bed was, ondekte den brand,
toen deze zich reeds tot de keuken had uit
gebreid. De eigenaar was op ziin kantoor aan
den anderen kant van het hotel gelegen.
Omtrent de oorzaak van den brand tast
men in het duister.
OVERBLIJFSELEN VAN EEN VERDWENEN
DTTTTSCHE POOT PWfrniTIE GEVONDEN.
OSLO, 18 Augustus. De kapitein van een
Noorsehe vis^chersboot, welke te Tromsoe is
binnengeloopen. heeft medegedeeld, dat hij
aan de Dovebaai op Spitsbergen resten van
een tentenkamp, oliejassen, een verrekijker,
resten van een boot en talrijke patronen van
Duitsch fabrikaat heeft gevonden.
Men vermoedt hier sporen te hebben ge
vonden van de Duitsche Poolexpeditie Schroe
der-Strand, welke in 1912 spoorloos is ver
dwenen.
Doodplijke aanrijding nabij
Hoevelaken.
AMERSFOORT, 18 Aug.
Vanmorgen omstreeks half tien heeft op der
Hoogeweg nabij Hoevelaken een zeer ernstige
aanrijding plaats gehad.
Een personenauto, bestuurd door den onge
veer 55-iarigen luitenant-kolonel der militaire
administratie H. J. Koole, wonende te Amers
foort. reed met groote snelheid tegen een
vrachtauto van de sneld-'-mstonderneming
..Hunzebooten" uit Groningen.
De bestuurder van laatstgenoemden wagen
wilde twee aan den kant van den weg gepar
keerde auto's passeeren. en kwam daarbij op
het linker weggedeelte terecht, juist toen met
groote snelheid uit tegenovergestelde richting
de oer°onenauto naderde.
Tengevolge van de botsing vloog deze auto
in brand. Ijlings toegeschoten omwonenden
slaagden er in het. vuur met zand te dooven
en konden toen den bestuurder uit de totaal
vernielde auto bevrijden. Hulp kon echter niet
meer baten. Het slachtoffer moet vrijwel on
middellijk na de botsing zijn overleden.