Twee Nederlandsche Padvinders in Amerika. De vroegere buitenplaats Meer vliet te Velsen Moedige redding door strandpachter. D' Wat is een „swapdag"? De twee Neder landsche padvinders in Amerika, die te Washington de nationale jamboree bij woonden hebben het- ondervonden. In het bijgaande artikel (het laatste) vindt men een en ander opgeteekend over het sluiten der jamboree en de reis, tijdens een hittegolf, naar New York. Vandaar werd met ruim 100 Amerikaan- sche verkenners de reis naar Nederland gemaakt. Een zacht morgenbriesje laat de talrijke tentzeilen wiegen. De Nationale Jamboree in Washington is nog steeds in vollen gang. Er komt regelmaat in het werken, de jongens raken ge,wend aan het bonte kampleven van de jamboree. Vandaag worden geen excursies gemaakt, de jongens gaan eikaars tentenkampen be kijken, waar ze een waren strooptocht hou den. 'T is de groote „swapdag" vandaag! Iedere jongen heeft kleine dingetjes, die hij ruilt voor andere begeerenswaardige van vreemde verkenners. Nu treft het, dat wij de zen keer tot de vreemden behooren, dus ieder komt naar ons toe om te ruilen. Een neg er padvinder, die deelnam aan de Nationale Jamboree te Washington. Als we Volendam'kaarten exposeeren en kleine minatuurklompjes aan onze kamppoort hangen, krijgen we weldra een groote menigte belangstellenden en padvinders rondom onze tentjes. Twee pootige kerels uit Kentuckey schudden ons de hand zoo stevig, dat we bang zijn, dat onze handen fijngeknepen uit hun knuisten te voorschijn zullen komen! Fel zijn ze op de kleine kompjes. „Swap?" vraagt de een. „Voor dit?" vraagt de ander, die uit z'n zij- tasch een fraai, lederen met de hand be werkt bijl-étui te voorschijn haalt. Wij vin den't schitterend, maar zij vinden de klomp jes ook prachtig. Dus schudden we beden- ke.ijk het hoofd. Een sleutelétui, ook met de hand bewerkt, halen ze voor den dag. „Dit sa men dan?" vraagt hij weer. Er wordt bij zulk een ruilhandel nooit veel gesproken, omdat er gedacht moet worden. „Oké", een hand slag; wij zijn in onzen schik met het leerwerk en de twee Kentuckey-menschen wandelden tevreden weg met de klompjes. Opeens hooren we iemand achter ons in on- vervalscht Hollandsch, enkele woorden zeg gen, Meteen halen we hem ons kamp binnen, om een praatje met hem te maken. Ja, hij is een Hollander, negentien jaar geleden hier gekomen, en in dien tijd is hij nooit eens terug geweest. „Misschien willen we vanavond sa men met hem in de stad dineeren?" vraagt hij. Jef heeft in zijn notitieboekje al zeven adres sen onder elkaar staan van Hollanders die ons voor een diner vroegen, maar die we al len hebben moeten afzeggen, om de eenvou dige reden, dat we in het kamp ieder en avond bezet zijn met de arenaspelen, sectiekampvu ren, enzoovoort. Ik bedank den Hollander dus beleefd voor de uitnoodiging en Jef geeft hem het bewuste notitieboekje, met het ver zoek zijn adres hier in te willen schrijven, opdat we, als het even kan, aan z'n verzoek kunnen voldoen. Tot onzen grooten schrik zien we, dat hij z'n naam en adres onder de zeven adressen schrijft! Hij houdt zich ge lukkig of hij niets merkt, maar toch neemt hij ietwat spottend afscheid! Builen. Een commissaris van een troep uit Canada biedt z'n dasring in ruil aan tegen een Hol- landsche padvindersriem. Maar wij willen iets anders dan 'n dasring. Hij heeft een prach- tigen totempaal bij zich, waarop de heele geschiedenis van van zijn troep gesneden staat. Dus gaat de voorgestelde ruil niet door! Maar hij heeft z'n zinnen op onze riem gezet, en hij haalt een Indianenkopje te voorschijn, gesneden in zachten steen. Nog doen we 't niet. „Ja, dan heb ik nog maar één kans' zegt hij, ietwat in 't nauw gebracht. Hoera! Nu komt de totempaal op de proppenHet is een pracht-ding, de figuurtjes zijn zeer kunstig gekerfd, en in sprekende kleuren geschilderd. Natuurlijk sluiten we den ruil af; hij krijgt óen riem en wij den totempaal, dien we enthousiast voor onze tent pooten. Een smal- ülmamateur haalt z'n opname-apparaat te voorschijn, wij doen den ruil nog eens opnieuw en als hij de scène heeft vastgelegd, belooft tij de film, waarop de heele jamboree in beeld is gebracht, later op te sturen. Dan kan ik haar projecteeren en de jamboree nog eens in zijn geheel genieten. Ons kamp wordt een completen marktplaats. Een klein verkennertje stalt al zijn rijkdom men aanlokkelijk op den rand van zijn hoed °P den grond uit. Meteen schiet een persfoto- paf van 't jamboreedagblad naderbij om óen volgenden ruil te fotografeeren voor het nummer van morgen. Achter me staat een "°Pman, die me lachend een lasso voor m'n «eus duwt, die hij voor een verkennersdas geruild heeft. Links van me staat een Hollan- de één en twintigste dien we hier in Washington ontmoet hebben, die in gebro ken Hollandsch een woordenvloed over me lleen laat daveren. Handteekeningboekjes worden bij tientallen .r om geteekend te worden. Boven me brandt de snikheete Washington- sche zon. bat wordt me te warm! tJ?et een verontschuldiging zie ik kans om W I1' de opdringende menigte door te dui- "«i. inderhaast een handdoek van de tentlijn LWren' en er met een vaartje van door te fJJJ-Naar de douche! Met een zucht van ver wittig draai ik even later de douchekraan §een twee seconden later komt Jef hü Vi #nen ^rend, zweetend en puffend. Ook to w de manoeuvre met succes kunnen iTint, gen! Tei'wijl het verkwikkende water bcnr* neeytt!'mst ver-telt hij. dat zoo luist een nari k ^'en &u^en voor een paar klompen w! en- De klompen heeft hij niet ge- n' omdat de bedoeling is, dat scouts van I vreemde landen ruilen, en daardoor een aan- knoopingspunt krijgen voor vriendschap, dat het doel van de jamboree is. Zóó is een „swapdag" wel interessant, maar ook heet en vermoeiend! Als we heerlijk opgefrischt de douche weer verlaten, gaan we op weg naar het Indianen- kamp, waar de schilderachtige Indianenwig- wams met hun lange boonenstaken, in een ruimen cirkel gegroepeerd staan. Bij de ten ten loopen overal jongens in hun kleurige In dianentooi rond. We zoeken Mr. Hobbard op. Deze is een halfbloed Indiaan en tevens aan gesloten bij de Boy Scouts van Amerika. In de Indianenreservations leefde hij enkele jaren tusschen de Indianen om een studie te maken van hun taal, gewoonten en ceremo niën. Hier is hij verkenners-instructeur voor Indïanendansen bij de arenaspelen. In zijn wigwam-tentenkamp kampeert een veertigtal jongens, die 's avonds in de arena onder zijn leiding de woeste Indiaaiendansen opvoeren. Als we zijn vroolijke snuit tussdhen de tenten ontdekken, zijn we meteen met hem ingeno men. Een vierkant gezicht met een echte Indianenneus. Hij is donker van uiterlijk en bereid ons alles te laten zien en uit te leggen. Hij heeft in z'n tent een tentoonstelling van Indïanenveeren, alumetten, moccasins en In- diaansche gebruiksvoorwerpen. Een paar jon gens zijn juist bezig de veeren aan een haar tooi te bevestigen. Als Mr. Hobbard hoort, dat wij twee Hollanders zijn, die op de Wereld jamboree in Vogelenzang de Amerikaansche verkenners als tolk zullen dienen, dan voelt hij zich meteen aan ons verplicht. Hij heeft geen rust, voordat aan onze vingers een echte Indiaansche ring glinstert, die door Navajo- Indianen met-de hand vervaardigd is! Zilveren armbanden, moccasins met kralen versierd, adelaarsveeren, porceleinen potjes, alles heeft hij mede gebracht om den verkenners te laten zien. Door de typische ventilatieopening van z'n wigwam kronkelt een smal rookkolomme tje naar buiten, dat heerlijk naar gebakken ei met spek ruikt! Als dank voor z'n gastvrij heid geven we hem de bekende Jamboree- brochure „U komt!" van de Jamboree in Vo gelenzang. Regenen. et begint te regenen, eerst langzaam, dan een gestadige plensbui. De kleigrond wordt al gauw zacht, en na een paar uren is het eerst zoo zonnige Jamboreekamp herscha pen in een modderpoel. De kampstraten her inneren mij nu aan de Jamboree in Birken head, eenige jaren geleden in Engeland. Daar was het ook zulk een barre moddergeschiede- nis. Door den stroomenden regen trekken alle vreemde deelnemers van de Jamboree op, naar het graf van den Onbekenden Soldaat, om daar een krans te leggen. De marschtrommen van het verkennersmuziekkorps zijn met hoezen omfloersd, om ze te beschermen tegen den regen. Dof en somber klinken de trommel slagen op de drijfnatte trommen. Voor het marmeren graf loopt een schildwacht een zaam op en neer, met de bajonet op het ge weer. In breede rijen staan we om 't graf ge groepeerd, en een der hoofdleiders van den generalen jamboreestaf brengt uit aller naam een groet aan dengene die hier begraven ligt. Naast de gezamenlijke krans leggen de Polen in hun wijde capen, nog een tweede krans op het graf. Een plechtige taptoe besluit deze mooie maar simpele herdenking. Triestig slaat de regen op het koude marmer van het witte monument. Na een laatsten groet gaat het kampwaarts. Om de tenten, die strak staan van den regen, graven we geultjes, om ze van het overtollige water vrij te houden. Drijfnat komen we eindelijk in de kampkeuken te recht, waar de „Hot Dogs" ons heerlijk dam pend opwachten. IEen snipehunt. k zit samen aan tafel met zes lachende verkenners. Een vraagt me of we vanavond met hen mee gaan. „Waar naar toe?" „Snipe hunt!" Aha?, een snipehunt! Daar moeten ze net met ons mee beginnen! Zoo'n snipehunt is een mop, die de Amerikanen hier met eiken vreemden verkenner probeeren uit te halen om hem eens flink beet te nemen. Ze vragen dan iemand mee ter snipjacht, dat is een jacht op denkbeeldige snippen. Het slachtoffer krijgt dan een zak mee om de snip in te van gen en twee steenen, om de snip mee dood te slaan! 't Zijn groote snippen, en ze zijn alleen maar in de maneschijn te vangen! De andere jongens zeggen dan dat ze een wijden kring gaan vormen, om de snippen naar den man met de zak te drijven. Inplaats dat ze dien kring maken, verdwijnen ze stilletjes, en de man met de zak heeft inmiddels tijd genoeg om in de duisternis eens goed te bedenken, dat hij er leelijk in geloopen is! Daar we met de mop op de hoogte zijn, nemen we de „snipehunt" voor vanavond natuurlijk gretig aan. om ditmaal de andere snip-jagers eens wat snippen te laten vangen! 't Is avond, eenzaam ligt het Lincoln-mo nument in de zilveren schijn van de volle maan, die stralend aan den avondhemel staat te glinsteren. Acht jongens sluipen op een rijtje langs de paadjes van het Lincolnpark. De laatste twee zijn Jef en ik. We hebben in de kampkeuken drie worstjes ingerekend, die we secuur in onze broekzak hebben gepropt. Al verder en verder gaan we. Opeens roept een der jagers, dat er een snip in zicht is, zoo dat de kring getrokken kan worden! „Wacht even!'" zegt Jef en hij loopt meteen een meter of tien de duisternis in. Wij wach ten even. Dan worden ze wat ongeduldig als ?Jef wat lang weg blijft. We gaan hem zoeken. In een boom glinstert een lichtje. De jongens loopen er op af, ik verdwijn zoo stil en zoo vlug als ik kan in de tegenovergestelde rich ting naar het kamp terug!Daar staan nu in het donkere Lincolnpark zes jongens, die bij het glinsterlichtje de drie worstjes vin den die Jef daar heeft neergelegd. Bovendien lezen ze tot hun verrassing in een briefje, dat aan den boom geprikt is, dat de snippen er vandoor gegaan zijn, maar hier hun staarten hebben laten liggen voor de eerlijke vinders! Het einde van den kampdag. Het einde van dezen kampdag, die voor ve len zooveel nieuws bracht, is aangebroken. De enkele terreinlichten, maken de tenten héél zwak zichtbaar in de duisternis. Rondom een uitstervend kampvuurtje staan de Polen. Zij zijn puike zangers. Zesstemmig laten ze hun avondzangen over het kamp zoemen. Prachtig klinkt dat over het doodstille k&mp! Ik moet onwillekeurig even aan de Kozakken denken, als ik die jonge kerels hoor zingen. Ginds staan een paar jongens te praten, maar ze staken hun gesprek, wanneer de stemmige melodieën met de winden meewiegen. Na hun laatste lied valt er even een diepe stilte over het jamboreekamp. Dan klinkt plots in de verte héél zwak en helder de taptoe die ginds in 't kamp geblazen wordt. De woorden van de taptoe gaan me door de geest, als ik de tonen langzaam hoor weggalmen; „De dag is voorbij en de zon schijnt niet meer, Op de bergen. Op 't meer, Aan den hemel. Niets verstoort de veilige slaap. God waakt. Een nachtuil vliegt geruischloos over 't rustige kamp. stil. om de rust van de natuur niet te verstoren. We wenschen elkaar goeden nacht, en begeven ons ter ruste, om nieuwe DONDERDAG 19 AUG. 1937 krachten te verzamelen voor den volgenden kampdag. Het kamp wordt afgebroken. HT ooals aan alle dingen, zoo is ook aan /e~J deze jamboree een einde gekomen. Na tien dagen van volop jamboreeleven, heeft de Chief James E. West, 's avonds in de groote arena plechtig een laatste slotwoord tot de duizenden jongens gericht, en onder een spat tend en daverend vuurwerk is de jamboree gesloten. Gelijk een circus, zoo vlug, wordt de jamboree afgebroken. Met een preciese nauwkeurigheid wordt de jamboree gedémobiliseerd. Tweehon derd werklui zullen morgen aanvangen het kamp tot z'n oorspronkelijken vorm terug te brengen. In vijf groepen wordt er gewerkt, elke groep heeft zijn eigen taak en wel: Neer halen van de kamptelefooncentrale en elec- trische leidingen, uithalen van spijkers en ruimen van het terrein en het verzamelen van planken en balken, en transportdienst. Treinen vol met verkenners vertrekken er iederen dag en ieder uur, en vervoeren de 680 groepen die aan de jamboree hebben deel genomen in alle richtingen naar huis terug. Een speciale trein-dienstregeling werd door de spoorwegen ontworpen, om het enorme aantal jongens vlot te kunnen verwerken. Al les moet klaar zijn op 15 September. Dan mag er niets meer te vinden zijn dat aan de jambo ree herinnert! De Potomac, de kronkelige gele rivier, die dwars door het jamboree terrein stroomt, zal dan weer eenzaam liggen en aan haar oevers zullen geen schaterlach en verkennerszang meer klinken, want allen zijn vertrokken naar huis, ofnaar Vogelenzang! Ook wij rollen onze matten en breken op. Na een stoffige treinreis door het zwarte ko- lengebied van Pensylvania bereiken we New- York, dat al even heet (een hittegolf) blijkt te zijn als Washington zelf. Hoe we met onze omvangrijke bagage de boot die ons veilig naar Holland teru® zal brengen, veilig bereikt hebben, begrijp ik nog niet! De veeren van de taxi die ons getorst heeft te zamen met onze bagage: een kist, koffer, twee rugzakken, harmonika en guitaar, hebben het zwaar te verduren gehad! Enfin, wij zijn de hitte net nog de baas gebleven, inplaats van andersom! Samen met een contingent van ruim 100 Amerikaansche scouts hebben we de thuisreis aanvaard. Zaterdag, 10 Juli werd de boot door haar kleinere sleepbootkameraadjes de Hudsonriviei opgetrokken, om denzelfden dag nog haar neus in het ruime sop van Vader Oceaan te steken Dinsdag, 20 Juli heben we voor 't eerst sinds twee maanden de meeuwen om Holland's dui nen zien zweven, toen we onder een stralend zomerzonnetje Hoek van Holland binnenliepen We hebben werkelijk een onvergetelijke reis achter den rug, en altijd zullen we Amerika met zijn echte fijne scouts, zijn wolkenkrabbers en duizend andere merkwaardigheden, leven dig in onze herinnering houden. Twee dames met levens gevaar aan land gebracht \êm Strandpachter Jb. KRAAIJENOORD. Heldhaftige strijd met de golven. Dinsdagmiddag te omstreeks drie uur heeft de bekende strandpachter Jb. Kraaijen- oord op het Zuiderstrand te Zandvoort na een heldhaftigen strijd met de golven twee dames gered, die dreigden te verdrinken door den gevaarlijken onderstroom. De zee was Dinsdag nogal onstuimig en daarenboven was er ongeveer 100 meter zuidwaarts een mui, welker zuiging nog op de plaats, waar de badenden da-mes zich bevonden, duidelijk merkbaar was ,S:;. m De dames, mevr. Brok uit Haarlem, en mevr. Coenders uit Amsterdam, bevonden zich op een gegeven moment in een ha chelijke positie, daar zij door den onder stroom werden weg getrokken en zich niet meer staande konden houden, hoe wel zij slechts ter hoogte van het mid del in het water ston den. Zij riepen luide om hulp en hun nood kreten werden lukkig spoedig op het strand gehoord. De strandpachter Kraaij enoord ziende, dat de dames zich in levensgevaar bevon den bedacht zich geen moment en rende uit zijii tent onderwijl een zwemvest aandoende en begaf zich ge kleed te water. In enkele seconden was hij bij de drenkelingen en wist haar te grijpen. Hij trachtte haar boven water te houden, hetgeen niet gemakkelijk was, daar ieder oogenblik de hooge golven over zijn hoofd spoelden en hij door de dames nog werd ondergetrokken. Het gevolg hiervan was, dat hij bijna geen adem meer kon halen, doch na veel ge worstel mocht het hem toch gelukken de beide dames naar den wal te brengen en hij wist zelfs te voorkomen, dat zij water kregen. Inmiddels zag een talrijk publiek met angstige oogen de reddingspogingen aan en een zucht van verlichting werd geslaakt toen Kraaijenoord weer vasten grond onder de voeten kreeg. Na afloop hadden wij in zijn consumptie tent een onderhoud met den kranigen red der, nadat deze "zich eerst van droge kleeren had voorzien. Welwillend vertelde hij ons het geheele geval. Hij was meer verheugd over het behoud van twee menschenlevens dan over zijn moedige daad. Meer dan twin tig menschen heeft hij uit het water mogen redden, hierbij niet tellende die keeren, dat hij als badman dienst deed, wamt dan was het een onderdeel van zijn taak, zoo rede neerde hij. Reeds tientallen jaren geleden heeft men getracht bij een dergelijke moedige redding hem met een onderscheiding te be giftigen, doch het is er niet van gekomen. Wel heeft hij vele malen van de Zandvoort- sche Reddingsbrigade getuigschriften mo gen ontvangen voor de reddingen, die hij in den loop der jaren heeft volbracht. Een woord van hulde voor dezen stoeren Zand- voorter mag hem hierbij niet worden ont houden. De derde buitenplaats van de familie Boreel. e derde buitenplaats, die door de Boreels is bewoond geweest, huize Meervliet. bestaat niet meer. Eenige jaren geleden is het oude witte huis jesloopt. met het daarbij behoorende koets- ruis. Ook van het oude geboomte is veel ver dwenen en op deze plaats zijn een aantal mo derne villa's verrezen. Meervliet was de buitenplaats, die 't dichtst bij het dorp Velsen was gelegen. Bewoonde Mi-. Cornells Munter omstreeks 1700 huize Wa terland, in dienzelfden tijd bewoonde Mr. Dirk Munter, ook een Amsterdamsche regent, huize Meervliet. Op 17 Juni 1707 verkochten de erf genamen het landgoed aan de weduwe van Dirk Munter, vrouwe Catharina Laurentuis voor f 11000. Later is het landgoed in het bezit der Trip's gekomen. Er is een akte van 4 April 1766, be vattende de voorwaarden, waarop Maria la Leutre, weduwe van Mr. Cornelis Trip, vrij- vrouwe van Oud- en Nieuw-Goudriaan en Langerak, zou aanbesteden het uitdiepen van de vaart in de meerweide tegenover de hof stede Meervliet. Meervliet is vroeger blijkbaar ook zeer uit gestrekt geweest, daar op 25 Januari 1782 de toenmalige eigenaar, Mr. Willem Boreel echtgenoot van vrouwe Maria Trip een ge deelte verkocht aan Mr. Archibald Hope voor f 16.155, terwijl op denzelfden dag nog een ander gedeelte werd verkocht aan Hendrik Kromhout, regeerend schepen te Velsen, voor f 10.000. De heer Kromhout bleek daarmede een goeden koop te hebben gedaan, want hij ver kocht dat gedeelte korten tijd daarna op 30 Maart aan Mr. Jan Cornelis van der Hoop, raad en advocaat-fiscaal van het colle- gie ter admiraliteit te Amsterdam, voor f 16.000 en verdiende -dus met dezen koop f 6000. Wij hebben reeds gemeld, dat Jhr. Jacob Boreel van Hogelanden in 1800 ook Meervliet bezat, omdat hij in dat jaar een stuk boschgrond van Meervliet verkocht aan den heer J. Clifford te Amsterdam voor f 2000. Van Meervliet dichtte de zanger der Hol- landsche arcadia de volgende regelen: Nu ga ik Meervliet zien, om nieuw vermaak t' ontdekken, O, kleurlijk hofgezicht, gij komt mijn aandacht wekken Door uw bekoorlijkheid, om onzen Burgerheer, De wakk're Trip, die 't roer van staat met zooveel eer En schranderheid bestuurt, op uwen grond t' ontmoeten, Het vroolijk Meervliet juicht, als het u ziet genaken, Het geurig bloemperk pronkt met schooner verf en glans, 't Geboomte buigt zijn kruin tot eenen ronden krans, Om U, Eerwaarde Heer, op 't landvermaak t' ontvangen, De Velserweg weergalmt dan door de blijde zangen Van duizend vogeltjes, die duizend tonen Een naar zijn eigen aard. dus biedt u ieder aan Zijn vreugde en blijdschap, om uw waardigheid te toonen, O, Meervliet! met wat roem zal ik u kronen, Daar gij zoo prachtig u vertoont voor het gezicht? Uw huis en heining, in een halve maan gesticht, Beletten 't oog om meer van dezen weg t' aanschouwen Het keurig Huis, een van de schoonste hofgebouwen, Pronkt boven op het dak met zijne galerij Vanwaar 't gezicht zich kan verkwikken 't allerzij Door 't uitgestrekt verhoog van velden, landen, hoven En schoone lanen, die het zonnelicht verdooven Door 't lomm'rend zomergroen; daar lokt mij 't bloemperk weer Door zijn sieraad en kleur, elk ijvert hier om d' eer Der schoonheid en den roem der netheid weg te dragen, Daar poogt de Taxisstam mij weder te behagen, Die langs de Leining pronkt en steekt zijn spits omhoog. O, Meervliet! gij verstrekt een Paradijs voor 't oog, Om d' ed'len Trip in al zijn zorgen te verkwikken Die nooit geen dag, ja, geen der weinige oogenblikken Verslijt, dan in de zorg tot welzijn van den Staat! Wij kunnen er zeker van zijn, dat deze dichter schrikkelijk overdreven heeft. De Trips zullen 't er zeker wel van genomen heb ben en zij leefden niet in zulk een jachtigen tijd als wij. Wanneer de bewoners der buiten plaatsen van Amsterdam naar hunne eigen dommen kwamen, om zich daar te vermaken, kv/amen ze niet per auto of electrische trein, maar met hunne koetsen over Haarlem of per schip langs het CJ. De naam van Meervliet blijft bewaard in Meervlietstraat de hoofdstraat van het oude moederdorp Velsen. Te hopen is, dat ook de namen van Waterland en Beeckenstein be waard zullen blijven in straatnamen. Zoo ook die van de vele andere buitenplaatsen, welke er vroeger waren en van hunne bewoners. Want de namen van de Trips, Munters, van der Poll's, van der Hoops, Boreels en andere regenten-geslachten mogen ook bewaard blij ven. TT nzake Waterland schrijft een belangstel- A lend lezer te Haarlem ons, dat de indruk, dien wij gaven, als zou Waterland een heer lijkheid zijn geweest, niet juist is. De be kende historicus, de heer w. J. J. C. Bijle- veld te Leiden, deelde aan dezen lezer het volgende mede: De van Persijn's waren heeren van Water land over het IJ. Er was altijd kwestie over, want zij beschouwden zich leenmannen van den Utrechtschen bisschop, die vrijwel ge durig aan het haspelen was met den Hol- landschen graaf. Tiidens de minderjarigheid van Floris V stonden de Waterlanders op tegen hunnen wettigen Heer. vernielden zijn slot Zwanenburg te Halfweg en dwongen hem de belofte af. het nimmer te hersteilen van steen. Toen Floris V meerderjarig was. heeft hij in 1282 de heerlijkheid van Jan III van Persijn gekocht. Diens zoon Nicola as behield een deel der inkomsten en het recht zich van Persijn van Waterland te noemen. Door huwelijk met een zuster van Gerard van Velsen vestigde hij zich te Velsen en noemde zijn nieuwe huis aldaar Waterland. In 1400 stierf die tak van Persijn uit en alle rechten vervielen dus voor goed aan de gra felijkheid. Zij hadden zich gedurende een eeuw vaak van Velsen genoemd. Het buiten goed is echter nooit een heerlijkheid ge weest, het is ontzettend veel verhandeld". ^N"aar aanleiding van deze regelen willen wij het volgende opmerken: Deze Nicolaas van Persijn blijkt dus verre van een sympa thieke persoonlijkheid te zijn geweest. Hij was getrouwd met een zuster van Gerard van Velsen, maar hij heeft niet aan den kant van zijn zwager gestaan. Dat is onbe grijpelijk, omdat vast staat, dat Graaf Floris V tegenover Gerard van Velsen zeer laag en verraderlijk heeft gehandeld. Eerst, nadat Floris V een broer van Gerard (en dus ook een zwager van Nicolaas Persijn) had ge dood en Gerard een tijd gevangen heeft ge houden, wiens onschuld echter bleek, heeft de Graaf Gerard van Velsen hoog verheven en hem tot ziin raad en geheim secretaris gemaakt. Omdat Gerard van Velsen niet wilde voldoen aan den wensch van Floris V, om diens bijzit te huwen, zond de Graal hem naar verre landen. Vermoedelijk in dien tiid heeft Floris V het Huis te Velsen aan Nicolaas van Persijn geschonken. Dit ge schiedde bij akte van 25 Juni 1290 (register Maximiliaan 1482—1483 fol. 8 V), dus 6 jaren voor den dood van Floris V. Wij vermoedden echter, dat Nicolaas van Persijn het Huis te Velsen wel niet bewoond zal hebben. Had hij daar in 1296 gewoond, dan zou het volk zeker niet het kasteel ver woest hebben. Dus heeft Persijn daarom ze ker huize Waterland gesticht. Het zou heel wat begrijpelijker zijn ge weest, indien Nicolaas van Persijn gestaan had aan den kant van zijn zwager, gelijk aan de zijde van Gerard van Velsen stonden diens schoonvader, Herman van Woerden en zijns vrouws oom, Gijsbrecht van Amstel en zoovele andere edelen. Maar voor velen was vorstengunst meer waard dan eer en ridder lijkheid. En waar Floris V een zoo slecht voorbeeld gaf van ridderlijkheid, kan men het verraad van Vclsen's zwager ook wel be grijpen. Maar ook begrlipelijk is. dat Jan van Persijn, de zoon van Nicolaas, een vicarie in de kerk te Velsen stichtte. Wanneer hij meer onbevooroordeeld de historie nagegaan heeft en heeft beseft, welk een ontzettend kwaad men zijn oom, Gerard van Velsen en diens nazaten heeft aangedaan en heeft door grond, dat zijn vader daartoe heeft medege werkt, dan zal hij vermoedelijk tot inkeer zijn gekomen en gemeend hebben, dat er wat viel goed te maken. En dat deed men dan, door met God een koopmanschap aan te gaan en een vicarie te stichten. Misschien heeft Jan van Persijn nog meer goed willen doen. want volgens een akte van 10 Novem ber 1326 schonk hij de tienden en smaltien- den van Petten en Groeden (Groet) en Hem en de vlastienden van Velsen aan Hendrik, zoon van Heer Gerrit van Heemskerk, ridder, die er een lijftocht (jaargeld) op vestigde voor zijne vrouw, Beatrix van Haarlem. G. VOET. IJmuïden. De erkenning der Spaansclie nationalisten als oorlogvoerende partij. SALAMANCA, 18 Aug. (Reuter). De leiders der nationalisten zijn niet bereid eenige concessie te doen ten aanzien van de terugtrekking van vrijwilligers tot het ver krijgen van erkenning en de rechten van oorlogvoerende partij. Het diplomatieke kabinet van generaal Franco, dat deze mededeeling verstrekte, voegde hier aan toe, dat de oorlogsrechten objectief bezien, moeten worden toegekend °n aan geen enkele vooorwaarde kunnen wor den onderworpen. Overigens, aldus verklaart men, vormt de terugtrekking der vrijwilli gers een technisch moeilijk op te lossen kwestie, daar de vrijwilligers zijn ingelijfd bij het vreemdelingenlegioen, een geregelde Qenheid. welke reeds 17 jaren deel uitmaakt van het Spaansche leger. Hotel te Dalen door brand verwoest. DALEN (Dr.) 18 Augustus. Hedennacht is het bekende „Corneles" .eigenaar de heer W. Udema, door brand vernield. De brand ont stond in het schuurgedeelte, dat nog met riet bedekt was. Van den inboedel is weinig gered, een groote hoeveelheid koffie, thee, tabak en sigaren is mede een prooi der vlammen ge worden. De heer Udema is n.l. grossier voor ..Landbouw en Maatschappij". De schade bedraagt ongeveer f 40.000 a f 50.000. Hotel en inboedel waren verzekerd. In het hotel waren geen gasten aanwezig. De dienstbode, die op de benedenverdieping slaapt en reeds te bed was, ondekte den brand, toen deze zich reeds tot de keuken had uit gebreid. De eigenaar was op ziin kantoor aan den anderen kant van het hotel gelegen. Omtrent de oorzaak van den brand tast men in het duister. OVERBLIJFSELEN VAN EEN VERDWENEN DTTTTSCHE POOT PWfrniTIE GEVONDEN. OSLO, 18 Augustus. De kapitein van een Noorsehe vis^chersboot, welke te Tromsoe is binnengeloopen. heeft medegedeeld, dat hij aan de Dovebaai op Spitsbergen resten van een tentenkamp, oliejassen, een verrekijker, resten van een boot en talrijke patronen van Duitsch fabrikaat heeft gevonden. Men vermoedt hier sporen te hebben ge vonden van de Duitsche Poolexpeditie Schroe der-Strand, welke in 1912 spoorloos is ver dwenen. Doodplijke aanrijding nabij Hoevelaken. AMERSFOORT, 18 Aug. Vanmorgen omstreeks half tien heeft op der Hoogeweg nabij Hoevelaken een zeer ernstige aanrijding plaats gehad. Een personenauto, bestuurd door den onge veer 55-iarigen luitenant-kolonel der militaire administratie H. J. Koole, wonende te Amers foort. reed met groote snelheid tegen een vrachtauto van de sneld-'-mstonderneming ..Hunzebooten" uit Groningen. De bestuurder van laatstgenoemden wagen wilde twee aan den kant van den weg gepar keerde auto's passeeren. en kwam daarbij op het linker weggedeelte terecht, juist toen met groote snelheid uit tegenovergestelde richting de oer°onenauto naderde. Tengevolge van de botsing vloog deze auto in brand. Ijlings toegeschoten omwonenden slaagden er in het. vuur met zand te dooven en konden toen den bestuurder uit de totaal vernielde auto bevrijden. Hulp kon echter niet meer baten. Het slachtoffer moet vrijwel on middellijk na de botsing zijn overleden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 7