BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES H' Aan allen! Jullie zijn zeker, evenals ik, 1.1. Dinsdag weer naar school gegaan. Lk weet niet of jul lie blij waren, mijn leerlingen waren het wel. Marietje B. zei telkens als ik langs haar kwam „Fijn hè juf, weer school". Maar blij of niet blij, de vacantie is voorbij dus wer ken we weer en doen dat werk zoo goed mo gelijk. Natuurlijk gaan jullie ook weer trouw briefjes schrijven en tracht er nieuwe vrien dinnetjes en vriendjes voor me bij te win nen. Een groot aantal kinderen op onze cluburen vind ik altijd heel prettig. Nu ga ik de briefjes openen, nalezen en beantwoor den. Ik ben benieuwd te vernemen hoe jul lie stuk voor stuk de vacantie hebt doorge bracht. De rubriek begint met een briefje van Handwerkstertje. Best HANDWERKSTERTJEMeisjelief wat ben je veel uit geweest in de vacantie. Je hebt zelfs twee uitstapjes per week ge maakt. Alleen kan ik niet goed lezen of je Za-ndvoort of Santpoort hebt bezocht. Ben je ook op de Ruine van Brederode geweest? Je wagen heeft dus vele goede diensten bewezen. Nu maar weer trouw naar school gaan en mij steeds schrijven. Je mag dan ook aan het clubwerk deelnemen evenals verleden win ter. Dag Handwerkstertje. Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ook jij bent prettig uit geweest zeg. Gezellig dat er twee meisjes te logeeren waren. Hoe meer zielen hoe meer vreugd. Ja, Bloeanendaal is heel mooi. Voor je op het kopje van Bloe- mendaal was, -moest je heel wat stapjes af leggen. Fijn dat Greet ook mede kon. Waren jullie den laatsten dag met z'n negenen aan tafel? Dan zal je moeder het druk gehad hebben met -eten koken, enz. Maar je hebt natuurlijk een handje geholpen, daar twij fel lk niet aan. „Nu is de vacantie weer op," zegt kleine Leo. De vacantie behoort inder daad tot het verleden. Je denkt zeker wel aan onze rapport-afspraak? Dag Zusjesbescherm- stertje. Lief SPARRETJE. Meisjelief je brief lag bij me thuis. Ik vond hem toen ik van m'n vacantie terug kwam. Gelukkig was ik voor niets een weinig ongerust. Prettig dat je zoo'n prettigen verjaardag hebt gehad en gezellige cadeaux. Je bent ook al uit geweest en wel naar 't Haagje. O.m, heb je de Gevan gen Poort bezichtigd. Heb je het interessant of griezelig gevonden? Krijg ik nu voortaan wéér "geregeld een briefje van je? M'n groeten aan. je moeder. Dag Sparretje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank ik je voor je teekeningen. Ik vind het heerlijk dat je in de vacantie zooveel gepro fiteerd hebt. Is je moeder ook steeds mede geweest? Hoe maakt je oom Tom Mix het? Hij Is natuurlijk weer naar Vogelenzang ge weest en heeft daar heel veel op het „Jam- boree"-terrein geneusd. Wil je m'n groeten aan je moeder terug doen en ook Tom Mix m'n groeten overbrengen? Dag Teekenaar- stertje. Best KRULLEKOPJE. Ja meisje, ik heb heel veel genoten en veelal goed weer gehad. Als je nog eens op visite mag komen, vertel ik je er wel iets van. Prettig, dat je ook een echte vacantie hebt gehad, 'k Vind het jam mer voor je dat je met September een an deren onderwijzer krijgt. Je moet maar be ginnen met je best te doen. Je zult heusch wel weer spoedig aan mijnheer v. d. V. wen nen en het ook bij hem in de klas prettig gaan vinden. Wil je je grootmoeder en je oom m'n groeten overbrengen)? Het beste hoor. Dag Krullekopje. Best KALFJE. Dat zal 1 September een feest zijn zeg. „Opgeruimd staat netjes" zal je moeder zeggen. Toch zal ze om half tien al naar je verlangen en blij zijn als het elf uur is. Doe maar goed je best en zorg er voor nooit school te moeten blijven. Dag Kalfje. Beste POLLY. Dat is zeker jammer. Er zijn echter meer kinderen die niet tegen de zeelucht kunnen. Ik hoop echter dat je ver blijf en de behandeling te E. je toch blij vend ten goede komen. Ga je nu weer naai school? Ik hoop van wel. Het beste hoor. Dag Polly. Beste BERENDMAN. Ja, men is direct weer op school gewend. Heerlijk dat je in de vacantie veel genoten hebt. Je vraagt „of ik ook een fijne vacantie gehad heb?" Ja hoor. Ik heb een dolgezellige vacantie gehad en ben op een enkelen dag na, steeds weg ge weest. Heel veel mooie autotochtjes heb ik gemaakt. In Zeeland heb ik steeds zonnig weer getroffen, wat vlak aan zee geen over bodige weelde is. Op het visite-uur vertel ik je wel het één en ander. Dag Berendman. Lief SNEEUWVLOKJE. Dat dacht ik wel. Van een nieuw badpak moet men tij dens de vacantie genieten. Ben je in 's Gra- veland geweest? Fijn is het daar zeg. Van 's Graveland naar Oud-Valkeveen is maar een wipje. Heb je in O-ud-Valkeveen ook ge zwommen? Heb je ook nog in het doolhof ge wandeld en in de lachspiegels gezien? In je volgend briefje moet je me eens op m'n vraag antwoorden. Dag Sneeuwvlokje. Best STERRETJE. Je hebt ook al een prettige vacantie gehad, las ik zooeven. Pret tig dat alle rubri-ekertjes in hun vacantie genoten hebben. Ja de school is begonnen en moest jij ook weer aan het werk. Je hoopt September a.s. over te gaan? Wie zou dat niet wenschen? Maar ik denk dat je wel ge rust kunt zijn. Je schrijft me maar zoo spoe dig mogelijk na den overgang. Ook ben ik benieuwd naar je rapportcijfers. Veel succes. Dag Sterretje. Best DUINSPARRETJE. Zeg vriend, heb je me vergeten of heb je geen tijd gehad? Volgende week hoor ik zeker wel van je of je verhoogd bent? Veel succes hoor. Dag Duinsparretje. VISITE. A.s. Woensdag mogen STERRETJE, DUIN SPARRETJE en SNEEUWVLOKJE op visite komen. Ik verwacht ze om 1.30 en om 2.30 gaan ze weer naar huis. De kleedjes mede brengen. Tot Woensdag, Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. JOOST MAAKT EEN VERRE REIS. - ENKJ> v, LA£.P« De zwanen kwamen statig den hoek van den vijver omzeilen. Joost zat in den tuin, bij z'n eigen grooten berg. Fijn was het daar! Niets dan -warm wit zand om je heen, waarin je zoo heerlijk kan graven en spitten en torens en kasteelen bouwen! Graven was Joost z'n lust en z'n leven! Netjes z'n schopje in het even vochtige zand steken en er keurige schepjes uithalen en op zij gooien, tot 't een mooi, driehoekig heuveltje werd. En dan werd het gat al dieper en dieper, tot -het heelemaal donker leek, als je erin keek. En eindelijk werd 't zand al don kerder en donkerder, al natter en natter;, dan stond het water erin en dan vielen de natte zandhoopj és van z'n schop met vochtige plof jes o.p den grond. Heel vaak ging Joost dan bij het gat liggen en stak z'n hand in het water, zoover hij kon en tuurde erin, of hij ook iets vreemds zou zien. 't Was geen gewoon water, vond Joost. 't Was héél anders dan 't gewone water uit de sloot of uit de ikraan. Dit water ikwam van heel diep beneden uit de aarde. Dat had altijd in de pikkeduisternis gezeten en nu kwam het opeens aan 't licht, daarom zag het er nog een beetje schemerachtig uit en voelde het zoo koel. En, dacht Joost, als je nu heel, héél ver ging doorgraven, dan zou er steeds méér water komen, tot je een grooten, grooten vijver had, waar mooie sneeuwwitte zwanen in konden zwemmen. En waar hijzelf op zoiu kunnen drijven in een klein 'bootje van glad, donker bruin hout. Er zouden hooge boomen om den vijver staan, zóó dicht en donkergroen van bladeren, dat. je de lucht haast niet kon zien. 't Zou ook altijd een beetje schemerig zijn bij dien vijver, omdat het eigenlijk een droom- vijver waseen eigen droomvijver van Joost en van niemand anders! Eens had hij vader van den vijver verteld, maar die had erom moeten lachen en had ge zegd; „Graaf jij eerst maar eens een mooi, keurig klein vijvertje met water erin. Als je 't netjes doet, krijg je van mij een eend om erin te laten zwemmen". Nu, dit had Joost natuurlijk eenig gevon den! Maar voorloopig was er nog maar een héél klein vijvertje! Joost moest even uit rusten. Hij stak z'n schop naast zich in 't zand en ging op z'n gemak op z'n rug liggen, kijkend naar het gat, dat hij gegraven had. Wat was dat zand grof, als je er goed naar keek, 't leek haast wel of het bewoog. Ja, ja. Joost had het duidelijk gezien; er bewoog iets in het zand. Een klein, klein kereltje liep daar aan den overkant van hei- gat, halverwege d'en zandmuux. Hij sprong van 't eene zandlaagje op het andere, want Joost had'het gat wel wat onregelmatig ge graven. Nu was het mannetje vlak hij. 't Had een mager gezicht met schitterende zwarte oogen en een grijzig pakjes aan, dat wel op zand leek. „Hallo!" riep het mannetje, „wat doe jij daar toch?" „Ik graaf een keurig vijvertje", zei Joost. „En als het af is, krijg ik van vader een eend, om erin te laten zwemmen". En toen begon 't mannetje opeens hard te lachen. Het leek wel, of hij Joost uitlachte. „Is dat zoo gek?" yroeg Joost een beetje beïeedigd. Geen gelukkige winnaar. Een hotelportier te Rome, die de le prijs in een loterij gewon nen had, was dagen achtereen in zijn huis opgesloten, omdat allen, die hem kenden, zijn huis trachtten binnen te dringen ten einde geld van hem los te krijgen. „Heel gek, héél gek", lachte het manne tje. Dat gaat me daar een klein, rond vijvertje graven met één eend erin, terwijl de groote, donkergroene vijver met de witte zwanen en het gladde donkerbruine bootje hier vlak 'bij is! Heel gek, héél gek „Mijn droomvijver?" vroeg Joost. „Maar. bestaat die dan werkelijk?" „Anders zou jij hem toch niet zoo goed kennen?" .Neen", zei Joost, „dat is waar ook". „Ga maar mee", zei het mannetje. En toen waren ze opeens bij den droom vijver. De vijver was donker en zoo glad als een spiegel: er zat geen golfje of rimpeltje op. En de lucht erboven was kristalhelder en zachtgroen. Zwaar en somber stonden de boo men eromheen en hieven hun dichte, donker groene kruinen tot den lichten hemel. Joost vond het hier heerlijk. „Zou het donkerbruine bootje er nog zijn?" dacht hij. Ja kijk, daar kwam het aangevaren, heel rustig en kalm om een hoek van den vijver heen. Er zat niemand in en toch voer het recht op Joost en zijn vriendje toe. „Stap in", zei het mannetje. En Joost deed het. „Nu komen straks zeker de witte zwanen", dacht Joost, en nauwelijks had hij 't gedacht, of de zwanen kwamen kalm en statig den hoek van den vijver omzeilen. Er waren er zoven; hun halzen waren sierlijk gebogen en hun veeren lagen als groote, sneeuwwitte ro zen op het water. „O, wat zijn jullie mooi!'" zuchtte Joost en het leek hem, of de zwanen hem vriendelijk toeknikten. „Wat zou daar om dien hoek zijn?" dacht hij enalle zeven zwanen keerden zich om en zeilden den hoek om. En Joost en het aardmannetje volgden hen in het bootje. Daar slaakte hij een kreet van verrukking. Een nog veel grooter water strekte zich voor hen uit. Het leek wel een zee en die zee was gehuld in een schitterend blank en sprookjes achtig licht. „Hier is nu de zee van droomenland", zei het mannetje. „Prachtig", zuchtte Joost. „Enis er ook nog meer?" „O ja. Er is.alles wat je maar bedenken kunt! Alle schoone droomen van de menschen en de kinderen zijn hier verborgen. En des nachts ook wel een keertje overdag, als ze zoo stil zitten peinzen komen ze hier ronddwalen. Maar ze moeten altijd gauw. weer. weg, want de nachten en de vrije uurtjes zijn bij jullie zoo heel, héél kort! En als ze weer boven, op de aarde zijn gekomen, zijn ze meestal heeelemaal vergeten, wat ze hier ge zien hebben. Een enkele keer hebben ze er nog een paar forokstukjes van onthouden, maar die stukjes zijn net als de blokken van een blokkendoos, waarvan meer dan de helft is weggeraakt: je kunt er geen plaat meer van maken, al doe je er nóg zoo je best op. En daarom moeten de kinderen dan altijd zoo eng lachen, als ze die brokstu'kjes van droomen aan vader of moeder vertellen: „Zie je wel, droomen zijn bedrog". Maar dat is niet zoo: droomen zijn werkelijkheid. Zul je 't onthou den, Joost?" „Natuurlijk", zei Joost. In tusschen was het donkerbruine bootje van zelf over het groote meer gevaren en stootte zachtjes tegen den oever. „Hier zijn we, waar we zijn moeten", zei het mannetje. „Stap maar uit, Joost. Hier is het land van de vreugde". Ze kwamen op een gfoot, groot weiland, waar 't gras verrukkelijk groen was. En ston den duizenden bonten bloemen tusschen, de een al mooier dan de ander en er hing een onbeschrijflijk heerlijke geur, zooals Joost nog nooit geroken had. Veel kinderen liepen met blijde, verrukte gezichtjes tusschen het hooge gras en pluk ten handen vol bloemen, 't Waren meest WAAR IS DE VROUW? SJHWi V. uAER- De arme poortenaar Vroeg aan den toovenaar: „Hebt U ook misschien Mijn vrouw hier gezien?" „Hoor eens, poortenaar," Sprak de toovenaar. „Straks heeft je vrouw In dit bosch geloopen, Omdat ze bang was, Is ze weggekropen. Zoek nu maar vlug, Als je haar vindt, Krijg je haar terug." IIOE MOET HIJ RIJDEN? kleintjes van twee of drie jaar. Ze konden nog niet goed praten, en heelemaal niet netjes plukken. Kijk, dat kleine baasje voor hem uit had een heeleboel margrieten met korte steeltjes in z'n warme knuistje. Hij had ze véél te kort afgeplukt, net als Koentje, .Joost z'n broer tje, altijd deed. Daar werd Joost nu altijd zoo woedend om en dan snauwde hij 't kereltje af tot hij begon te huilen en naar moeder liep. 't Baasje vóór hem keerde zich opeens om en liet Joost z'n bloemetjes zien. „Dit, dit!" zei hij. Toen zag Joost, dat het Koentje was. En hij zag ook, dat de bloemen in zijn handje straalden als sterretjes. En Joost werd nu niet boos, maar zei zachtjes „O, wat prach tig, die bloemen van jou!" En toen sloeg Koentje opeens z'n beide dikke armpjes om z'n hals en zei „Joost is lief". Joost voelde een warm wangetje tegen z'n gezicht en ikeek op. Koentje zat naast hem bij z'n eigen grooten berg. „Dag lieverd", zei Joost. „Heb je weer bloempjes geplukt op het groote, prachtige weiland?" „Bloempjes, dit!" zei Koentje. Hij opende z'n handje en liet Joost een platgedrukte paarde bloem zien. „Dit mooi, hè?" „Prachtig", zei Joost. En hij dacht bij zich zelf: Ik zal hem nooit meer plagen!" R. DE RUYTERV. D. FEER. VRIEND EN VIJAND IN DE LUCHT. ET is nu precies vijfentwintig jaar ge leden dat de eerste rondvlucht met motorvliegtuigen werd uitgevoerd, Toen men den overwinnaar van deze vlucht vroeg, wat zijn sterkste indruk van de tocht was geweest, zei hij: „Boven de Alpen Een chastfeur- moet van het A-plein naar het B-plem. Een richtingspijltje geeft wel de richting aan, maar de straten zijn zoo nauw dat er maar één auto passrèren kan. Geef eens met een potloodje aan, hoe A. nu rij den moet. W. B.—rZ. cirkelde een arend driemaal om mijn machi ne. Dan probeerde hij me bij te houden, maar hij moest het al gauw opgeven". De verhalen van piloten over grootere en kleinere vogels, die zij in de lucht, vaak ont zaglijk hoog; tegenkomen, zijn trouwens zeer talrijk. Het komt herhaalde malen voor, dat groote vogels; soms uit onvoorzichtigheid, soms ook uit woede tegen dat vreemde snor rende ding, in de propeller terechtkomen en een doodelijken tik krijgen. In tegenstelling met de vijandschap die de meeste vogels tegenover een motor-vliegtuig schijnen te koesteren, zijn ze meestal den zweefvlieger vriendelijk gezind en blijven vaak langen tijd naast hen meevliegen. De Duitsche zweefvlieger Hurtig vertelt het vol gende verhaal over zijn ontmoeting met een grooten arend: „De knaap vloog precies onder mij in de zelfde richting. Den kop kon ik niet zien, daar hij dezen blijkbaar uit angst naar beneden boog. Toen ik om vriendschap met hem te sluiten een sissend lokgeluid maakte, begon hij nog sneller te vliegen en toen ik de ma chine liet dalen en zachtjes tegen den zijwand klopte, keek hij naarboven, wendde zich plotse ling af en verdween pijlsnel in het bosch be neden ons". Voor de vriendschap tusschen zweefvliegers en vogels is een goede reden: immers naar het voorbeeld van de vogelvleugels leerden de uit vinders der kunstvogels de draagvlakken bou wen en steeds weer helpen de vogels hen bij het vliegen. Het is bekend, dat tallooze zweef vliegers er een gewoonte van maken, brood korstjes voor de meeuwen mee te nemen en deze zijn daar spoedig aan gewend en vinden het een gemakkelijke manier om aan de kost te komen. De vliegers hebben daarbij de in teressante ontdekking gedaan, dat de meeu wen de stukjes brood, die buiten de boven- windzöne vallen, eenvoudig negeeren; alleen als ze in glijvlucht het stukje kunnen pakken, grijpen ze ernaar. Moeten ze echter de boven- windzóne verlaten om een stukje brood mach tig te worden, merkt de vlieger dit aan het sneller bewegen der vleugels. Hij kan hierdoor precies zien, waar deze luchtstroom eindigt, hetgeen voor zijn navigatie van groot be lang' is! Evenals de beginnelingen onder de zweef vliegers zich richten naar 't voorbeeld van de meer ervaren piloten, nemen zelfs de be kwaamste vliegers een voorbeeld aan de vo gels. Als een zweefvlieger bijv. een meeuw voor zich uit ziet vliegen en hij precies de koers van het diertje volgt kan hij er zeker van zijn dat zij in den goeden bovenwind te rechtkomt. Op dezen regel is één uitzondering, n.l. hel jedrag van de. zwaluwen. Wie op deze zonder linge diertjes vertrouwt, komt van een koude kermis thuis. Ze doen n.l. schijnbaar alles glad verkeerd. Waarschijnlijk om muggen te van gen, schieten ze maar wat heen en weer, nu links dan rechts. Maar we moeten erbij zeggen: schijnbaar. Want er is toch nog nooit een zwaluw omlaag ;evallen! Of de muggen die zij vangen, ook zoo met zigzagjes vliegen? Wie weet daar uu een ant woord op' te geven? DOMME PIET Domme Piet, Dat tref je niet. 'k Snap wel, wat je hebt gedaan, Je bent in die ton gaan staan. En nu wou je graag eruit, Maar dat gaat niet, kleine guit. Domme Piet, Dat tref je niet. Want dit is een regenton. Hoe je dat toch ook verzon. Je bent nu al aardig nat, Net alsof je was in 't bad. Domme Piet, 'k Hoop, men je ziet, Kwam daar nu maar iemand aai Zoo kun je niet blijven staan. Want je wou wel graag eruit Maar dat gaat niet, kleine guit. Gelukkig daar kwam een agent, 't Was een sterke groote vent. Pietje was gauw uit zijn bad Hij leek net een natte kat. W. B.—Z. Eigenaardig betaalmiddel. In verschillen de biocopen in Alaska kan de entrée in, visch betaald worden. Een nieuw soort bontmantel. In Londen verkoopt men- tegenwoordig bontmantels ver vaardigd van muizenvellen. Voor een dames mantel heeft men 400 veilen noodig. at er tegenwoordig ook van ons land uit weer op de walvischvangst ge gaan wordt, heb ik jullie in een vroeger „Aan Allen" al eens ver teld. Ik heb jullie toen ook verteld, dat men dat deed omdat men de walvischtraan voor allerlei doeleinden weet te gebruiken, waar men vroeger geen idéé van had o.a. de bo- tei'bereiding. Maar dat de walvisch wat te maken heeft met onze fijne odeurs, dat vin den jullie toch zeker nog wel even vreemd. Wat ik me best begrijpen kan. Je moet n.l. weten dat walvisschen groote liefhebbers zijn van inktvisschen, vooral van pijl-inktvis- sohen. Nu bestaat zoo'n inktvisch niet alleen uit een heerlijk smakend goed verteerbaar gedeelte, maai' ook uit een rugplaat, die voor een groot deel kalkachtig is. En om dit onver teerbare rugschild vormt zich in de maag van den walvisch een soort stof, die men amber noemt. Niet alleen in de maag, maar ook in de darmen vindt men hiervan vaak losgelaten stukken, die soms een gezamenlijk gewicht hebben van 35 kilogram. Heel vaak gelukt het den walvisch grootereof kleinere hoeveel heden van deze massa* kwijt te raken. Dan blijft dit op het water drijven, soms jaren achtereen, totdat het hier of daar op de kust aanspoelt. In het lichaam van den wal visch is deze amber zwart; drijft ze op het water, dan wordt ze onder den invloed van zon en water eerst grijs, daarna vaak wit. Raakt de walvisch deze massa niet kwijt, dan wordt het dier ziek en sterft weldra. Wordt zoo'n doode walvisch nog door een walvisch- vaarder opgepikt, dan beteeken-t dit door de amber een voordeeltje van duizenden gul dens. Zoo spoelde dezer dagen aan de kust van Noorwegen een walvisch aan in welks maag een stuk ambergrijs zich bevond van 60 KG. ter waarde van f 480.000. Wordt hij niet na eenigen tijd gevonden, dan zinkt hij ten slotte en neemt den schat mee naar den bodem der zee. Wat heeft nu die amber met onze bereiding van fijne -odeurs te maken? Hoe fijner odeur, hoe gemakkelijker ze ver vliegt en nu heeft amber de eigenschap dat het gemakkelijk den geur der omringende stoffen in zich opneemt en bewaart en dus het vervliegen voorkomt. Onze odeurfabri kanten zouden zich geen raad weten, als ei' geen amber was. Vooral omdat er hoe lan ger hoe minder amber aan de markt komt, want er worden steeds minder walvisschen gevangen, is amber zoo duur. Tegenwoordig heeft men bepaald, dat er maar 90 dagen per jaar op de walvischvangst gegaan mag worden. Drijvende amber vindt men vooral op de kusten van Brazilië, Madagaskar, Afrika, Indië, China, Japan., de Molukken en vooral van de Bahama-eilanden. Juist omdat am ber zoo duur is, heeft men getracht amber na te maken, dus valsche amber te bereiden. De mensehen van 't vak kunnen echter ge makkelijk uitmaken, of ze met valsche am ber te doen hebben. Ziezoo, als jullie nu eens een heerlijk odeurtje op je zakdoek krijgen, denk er dan eens aan, dat je dit te danken hebt aan een zieken walvisch. W. B.—Z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 10