BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
H'
Aan allen!
Jullie zijn zeker, evenals ik, 1.1. Dinsdag
weer naar school gegaan. Lk weet niet of jul
lie blij waren, mijn leerlingen waren het wel.
Marietje B. zei telkens als ik langs haar
kwam „Fijn hè juf, weer school". Maar blij
of niet blij, de vacantie is voorbij dus wer
ken we weer en doen dat werk zoo goed mo
gelijk. Natuurlijk gaan jullie ook weer trouw
briefjes schrijven en tracht er nieuwe vrien
dinnetjes en vriendjes voor me bij te win
nen. Een groot aantal kinderen op onze
cluburen vind ik altijd heel prettig. Nu ga
ik de briefjes openen, nalezen en beantwoor
den. Ik ben benieuwd te vernemen hoe jul
lie stuk voor stuk de vacantie hebt doorge
bracht. De rubriek begint met een briefje
van Handwerkstertje.
Best HANDWERKSTERTJEMeisjelief
wat ben je veel uit geweest in de vacantie.
Je hebt zelfs twee uitstapjes per week ge
maakt. Alleen kan ik niet goed lezen of je
Za-ndvoort of Santpoort hebt bezocht. Ben je
ook op de Ruine van Brederode geweest? Je
wagen heeft dus vele goede diensten bewezen.
Nu maar weer trouw naar school gaan en mij
steeds schrijven. Je mag dan ook aan het
clubwerk deelnemen evenals verleden win
ter. Dag Handwerkstertje.
Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ook
jij bent prettig uit geweest zeg. Gezellig dat
er twee meisjes te logeeren waren. Hoe meer
zielen hoe meer vreugd. Ja, Bloeanendaal is
heel mooi. Voor je op het kopje van Bloe-
mendaal was, -moest je heel wat stapjes af
leggen. Fijn dat Greet ook mede kon. Waren
jullie den laatsten dag met z'n negenen aan
tafel? Dan zal je moeder het druk gehad
hebben met -eten koken, enz. Maar je hebt
natuurlijk een handje geholpen, daar twij
fel lk niet aan. „Nu is de vacantie weer op,"
zegt kleine Leo. De vacantie behoort inder
daad tot het verleden. Je denkt zeker wel aan
onze rapport-afspraak? Dag Zusjesbescherm-
stertje.
Lief SPARRETJE. Meisjelief je brief lag
bij me thuis. Ik vond hem toen ik van m'n
vacantie terug kwam. Gelukkig was ik voor
niets een weinig ongerust. Prettig dat je
zoo'n prettigen verjaardag hebt gehad en
gezellige cadeaux. Je bent ook al uit geweest
en wel naar 't Haagje. O.m, heb je de Gevan
gen Poort bezichtigd. Heb je het interessant
of griezelig gevonden? Krijg ik nu voortaan
wéér "geregeld een briefje van je? M'n groeten
aan. je moeder. Dag Sparretje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk
dank ik je voor je teekeningen. Ik vind het
heerlijk dat je in de vacantie zooveel gepro
fiteerd hebt. Is je moeder ook steeds mede
geweest? Hoe maakt je oom Tom Mix het?
Hij Is natuurlijk weer naar Vogelenzang ge
weest en heeft daar heel veel op het „Jam-
boree"-terrein geneusd. Wil je m'n groeten
aan je moeder terug doen en ook Tom Mix
m'n groeten overbrengen? Dag Teekenaar-
stertje.
Best KRULLEKOPJE. Ja meisje, ik heb
heel veel genoten en veelal goed weer gehad.
Als je nog eens op visite mag komen, vertel
ik je er wel iets van. Prettig, dat je ook een
echte vacantie hebt gehad, 'k Vind het jam
mer voor je dat je met September een an
deren onderwijzer krijgt. Je moet maar be
ginnen met je best te doen. Je zult heusch
wel weer spoedig aan mijnheer v. d. V. wen
nen en het ook bij hem in de klas prettig
gaan vinden. Wil je je grootmoeder en je
oom m'n groeten overbrengen)? Het beste
hoor. Dag Krullekopje.
Best KALFJE. Dat zal 1 September een
feest zijn zeg. „Opgeruimd staat netjes" zal
je moeder zeggen. Toch zal ze om half tien
al naar je verlangen en blij zijn als het elf
uur is. Doe maar goed je best en zorg er voor
nooit school te moeten blijven. Dag Kalfje.
Beste POLLY. Dat is zeker jammer. Er
zijn echter meer kinderen die niet tegen de
zeelucht kunnen. Ik hoop echter dat je ver
blijf en de behandeling te E. je toch blij
vend ten goede komen. Ga je nu weer naai
school? Ik hoop van wel. Het beste hoor. Dag
Polly.
Beste BERENDMAN. Ja, men is direct
weer op school gewend. Heerlijk dat je in de
vacantie veel genoten hebt. Je vraagt „of ik
ook een fijne vacantie gehad heb?" Ja hoor.
Ik heb een dolgezellige vacantie gehad en
ben op een enkelen dag na, steeds weg ge
weest. Heel veel mooie autotochtjes heb ik
gemaakt. In Zeeland heb ik steeds zonnig
weer getroffen, wat vlak aan zee geen over
bodige weelde is. Op het visite-uur vertel ik
je wel het één en ander. Dag Berendman.
Lief SNEEUWVLOKJE. Dat dacht ik
wel. Van een nieuw badpak moet men tij
dens de vacantie genieten. Ben je in 's Gra-
veland geweest? Fijn is het daar zeg. Van
's Graveland naar Oud-Valkeveen is maar
een wipje. Heb je in O-ud-Valkeveen ook ge
zwommen? Heb je ook nog in het doolhof ge
wandeld en in de lachspiegels gezien? In je
volgend briefje moet je me eens op m'n
vraag antwoorden. Dag Sneeuwvlokje.
Best STERRETJE. Je hebt ook al een
prettige vacantie gehad, las ik zooeven. Pret
tig dat alle rubri-ekertjes in hun vacantie
genoten hebben. Ja de school is begonnen en
moest jij ook weer aan het werk. Je hoopt
September a.s. over te gaan? Wie zou dat
niet wenschen? Maar ik denk dat je wel ge
rust kunt zijn. Je schrijft me maar zoo spoe
dig mogelijk na den overgang. Ook ben ik
benieuwd naar je rapportcijfers. Veel succes.
Dag Sterretje.
Best DUINSPARRETJE. Zeg vriend, heb
je me vergeten of heb je geen tijd gehad?
Volgende week hoor ik zeker wel van je of
je verhoogd bent? Veel succes hoor. Dag
Duinsparretje.
VISITE.
A.s. Woensdag mogen STERRETJE, DUIN
SPARRETJE en SNEEUWVLOKJE op visite
komen. Ik verwacht ze om 1.30 en om 2.30
gaan ze weer naar huis. De kleedjes mede
brengen. Tot Woensdag,
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
JOOST MAAKT EEN VERRE REIS.
- ENKJ> v, LA£.P«
De zwanen kwamen statig den hoek van den vijver omzeilen.
Joost zat in den tuin, bij z'n eigen grooten
berg. Fijn was het daar! Niets dan -warm wit
zand om je heen, waarin je zoo heerlijk kan
graven en spitten en torens en kasteelen
bouwen! Graven was Joost z'n lust en z'n
leven! Netjes z'n schopje in het even vochtige
zand steken en er keurige schepjes uithalen
en op zij gooien, tot 't een mooi, driehoekig
heuveltje werd. En dan werd het gat al dieper
en dieper, tot -het heelemaal donker leek, als
je erin keek. En eindelijk werd 't zand al don
kerder en donkerder, al natter en natter;, dan
stond het water erin en dan vielen de natte
zandhoopj és van z'n schop met vochtige plof
jes o.p den grond. Heel vaak ging Joost dan
bij het gat liggen en stak z'n hand in het
water, zoover hij kon en tuurde erin, of hij
ook iets vreemds zou zien.
't Was geen gewoon water, vond Joost.
't Was héél anders dan 't gewone water
uit de sloot of uit de ikraan. Dit water ikwam
van heel diep beneden uit de aarde. Dat had
altijd in de pikkeduisternis gezeten en nu
kwam het opeens aan 't licht, daarom zag
het er nog een beetje schemerachtig uit en
voelde het zoo koel.
En, dacht Joost, als je nu heel, héél ver ging
doorgraven, dan zou er steeds méér water
komen, tot je een grooten, grooten vijver had,
waar mooie sneeuwwitte zwanen in konden
zwemmen. En waar hijzelf op zoiu kunnen
drijven in een klein 'bootje van glad, donker
bruin hout. Er zouden hooge boomen om den
vijver staan, zóó dicht en donkergroen van
bladeren, dat. je de lucht haast niet kon zien.
't Zou ook altijd een beetje schemerig zijn bij
dien vijver, omdat het eigenlijk een droom-
vijver waseen eigen droomvijver van
Joost en van niemand anders!
Eens had hij vader van den vijver verteld,
maar die had erom moeten lachen en had ge
zegd; „Graaf jij eerst maar eens een mooi,
keurig klein vijvertje met water erin. Als je
't netjes doet, krijg je van mij een eend om
erin te laten zwemmen".
Nu, dit had Joost natuurlijk eenig gevon
den! Maar voorloopig was er nog maar een
héél klein vijvertje! Joost moest even uit
rusten. Hij stak z'n schop naast zich in 't
zand en ging op z'n gemak op z'n rug liggen,
kijkend naar het gat, dat hij gegraven had.
Wat was dat zand grof, als je er goed naar
keek, 't leek haast wel of het bewoog.
Ja, ja. Joost had het duidelijk gezien; er
bewoog iets in het zand. Een klein, klein
kereltje liep daar aan den overkant van hei-
gat, halverwege d'en zandmuux. Hij sprong
van 't eene zandlaagje op het andere, want
Joost had'het gat wel wat onregelmatig ge
graven.
Nu was het mannetje vlak hij. 't Had een
mager gezicht met schitterende zwarte oogen
en een grijzig pakjes aan, dat wel op zand
leek.
„Hallo!" riep het mannetje, „wat doe jij
daar toch?"
„Ik graaf een keurig vijvertje", zei Joost.
„En als het af is, krijg ik van vader een eend,
om erin te laten zwemmen".
En toen begon 't mannetje opeens hard te
lachen. Het leek wel, of hij Joost uitlachte.
„Is dat zoo gek?" yroeg Joost een beetje
beïeedigd.
Geen gelukkige winnaar. Een hotelportier
te Rome, die de le prijs in een loterij gewon
nen had, was dagen achtereen in zijn huis
opgesloten, omdat allen, die hem kenden, zijn
huis trachtten binnen te dringen ten einde
geld van hem los te krijgen.
„Heel gek, héél gek", lachte het manne
tje. Dat gaat me daar een klein, rond vijvertje
graven met één eend erin, terwijl de groote,
donkergroene vijver met de witte zwanen en
het gladde donkerbruine bootje hier vlak 'bij
is! Heel gek, héél gek
„Mijn droomvijver?" vroeg Joost. „Maar.
bestaat die dan werkelijk?"
„Anders zou jij hem toch niet zoo goed
kennen?"
.Neen", zei Joost, „dat is waar ook".
„Ga maar mee", zei het mannetje.
En toen waren ze opeens bij den droom
vijver. De vijver was donker en zoo glad als
een spiegel: er zat geen golfje of rimpeltje op.
En de lucht erboven was kristalhelder en
zachtgroen. Zwaar en somber stonden de boo
men eromheen en hieven hun dichte, donker
groene kruinen tot den lichten hemel. Joost
vond het hier heerlijk. „Zou het donkerbruine
bootje er nog zijn?" dacht hij.
Ja kijk, daar kwam het aangevaren, heel
rustig en kalm om een hoek van den vijver
heen. Er zat niemand in en toch voer het
recht op Joost en zijn vriendje toe.
„Stap in", zei het mannetje. En Joost deed
het.
„Nu komen straks zeker de witte zwanen",
dacht Joost, en nauwelijks had hij 't gedacht,
of de zwanen kwamen kalm en statig den
hoek van den vijver omzeilen. Er waren er
zoven; hun halzen waren sierlijk gebogen en
hun veeren lagen als groote, sneeuwwitte ro
zen op het water.
„O, wat zijn jullie mooi!'" zuchtte Joost en
het leek hem, of de zwanen hem vriendelijk
toeknikten.
„Wat zou daar om dien hoek zijn?" dacht
hij enalle zeven zwanen keerden zich
om en zeilden den hoek om. En Joost en het
aardmannetje volgden hen in het bootje.
Daar slaakte hij een kreet van verrukking.
Een nog veel grooter water strekte zich voor
hen uit. Het leek wel een zee en die zee was
gehuld in een schitterend blank en sprookjes
achtig licht.
„Hier is nu de zee van droomenland", zei het
mannetje.
„Prachtig", zuchtte Joost. „Enis er ook
nog meer?"
„O ja. Er is.alles wat je maar bedenken
kunt! Alle schoone droomen van de menschen
en de kinderen zijn hier verborgen. En des
nachts ook wel een keertje overdag, als
ze zoo stil zitten peinzen komen ze hier
ronddwalen. Maar ze moeten altijd gauw. weer.
weg, want de nachten en de vrije uurtjes zijn
bij jullie zoo heel, héél kort! En als ze weer
boven, op de aarde zijn gekomen, zijn ze
meestal heeelemaal vergeten, wat ze hier ge
zien hebben. Een enkele keer hebben ze er nog
een paar forokstukjes van onthouden, maar
die stukjes zijn net als de blokken van een
blokkendoos, waarvan meer dan de helft is
weggeraakt: je kunt er geen plaat meer van
maken, al doe je er nóg zoo je best op. En
daarom moeten de kinderen dan altijd zoo eng
lachen, als ze die brokstu'kjes van droomen
aan vader of moeder vertellen: „Zie je wel,
droomen zijn bedrog". Maar dat is niet zoo:
droomen zijn werkelijkheid. Zul je 't onthou
den, Joost?"
„Natuurlijk", zei Joost.
In tusschen was het donkerbruine bootje van
zelf over het groote meer gevaren en stootte
zachtjes tegen den oever.
„Hier zijn we, waar we zijn moeten", zei
het mannetje. „Stap maar uit, Joost. Hier is
het land van de vreugde".
Ze kwamen op een gfoot, groot weiland,
waar 't gras verrukkelijk groen was. En ston
den duizenden bonten bloemen tusschen, de
een al mooier dan de ander en er hing een
onbeschrijflijk heerlijke geur, zooals Joost nog
nooit geroken had.
Veel kinderen liepen met blijde, verrukte
gezichtjes tusschen het hooge gras en pluk
ten handen vol bloemen, 't Waren meest
WAAR IS DE VROUW?
SJHWi V. uAER-
De arme poortenaar
Vroeg aan den toovenaar:
„Hebt U ook misschien
Mijn vrouw hier gezien?"
„Hoor eens, poortenaar,"
Sprak de toovenaar.
„Straks heeft je vrouw
In dit bosch geloopen,
Omdat ze bang was,
Is ze weggekropen.
Zoek nu maar vlug,
Als je haar vindt,
Krijg je haar terug."
IIOE MOET HIJ RIJDEN?
kleintjes van twee of drie jaar. Ze konden
nog niet goed praten, en heelemaal niet netjes
plukken.
Kijk, dat kleine baasje voor hem uit had een
heeleboel margrieten met korte steeltjes in
z'n warme knuistje. Hij had ze véél te kort
afgeplukt, net als Koentje, .Joost z'n broer
tje, altijd deed. Daar werd Joost nu altijd zoo
woedend om en dan snauwde hij 't kereltje
af tot hij begon te huilen en naar moeder
liep.
't Baasje vóór hem keerde zich opeens om
en liet Joost z'n bloemetjes zien. „Dit, dit!" zei
hij. Toen zag Joost, dat het Koentje was. En
hij zag ook, dat de bloemen in zijn handje
straalden als sterretjes. En Joost werd nu
niet boos, maar zei zachtjes „O, wat prach
tig, die bloemen van jou!" En toen sloeg
Koentje opeens z'n beide dikke armpjes om
z'n hals en zei „Joost is lief".
Joost voelde een warm wangetje tegen z'n
gezicht en ikeek op.
Koentje zat naast hem bij z'n eigen grooten
berg.
„Dag lieverd", zei Joost. „Heb je weer
bloempjes geplukt op het groote, prachtige
weiland?"
„Bloempjes, dit!" zei Koentje. Hij opende z'n
handje en liet Joost een platgedrukte paarde
bloem zien. „Dit mooi, hè?"
„Prachtig", zei Joost. En hij dacht bij zich
zelf: Ik zal hem nooit meer plagen!"
R. DE RUYTERV. D. FEER.
VRIEND EN VIJAND IN DE LUCHT.
ET is nu precies vijfentwintig jaar ge
leden dat de eerste rondvlucht met
motorvliegtuigen werd uitgevoerd,
Toen men den overwinnaar van deze
vlucht vroeg, wat zijn sterkste indruk van de
tocht was geweest, zei hij: „Boven de Alpen
Een chastfeur- moet van het A-plein naar
het B-plem. Een richtingspijltje geeft wel de
richting aan, maar de straten zijn zoo nauw
dat er maar één auto passrèren kan. Geef
eens met een potloodje aan, hoe A. nu rij
den moet.
W. B.—rZ.
cirkelde een arend driemaal om mijn machi
ne. Dan probeerde hij me bij te houden, maar
hij moest het al gauw opgeven".
De verhalen van piloten over grootere en
kleinere vogels, die zij in de lucht, vaak ont
zaglijk hoog; tegenkomen, zijn trouwens zeer
talrijk. Het komt herhaalde malen voor, dat
groote vogels; soms uit onvoorzichtigheid,
soms ook uit woede tegen dat vreemde snor
rende ding, in de propeller terechtkomen en
een doodelijken tik krijgen.
In tegenstelling met de vijandschap die de
meeste vogels tegenover een motor-vliegtuig
schijnen te koesteren, zijn ze meestal den
zweefvlieger vriendelijk gezind en blijven
vaak langen tijd naast hen meevliegen. De
Duitsche zweefvlieger Hurtig vertelt het vol
gende verhaal over zijn ontmoeting met een
grooten arend:
„De knaap vloog precies onder mij in de
zelfde richting. Den kop kon ik niet zien, daar
hij dezen blijkbaar uit angst naar beneden
boog. Toen ik om vriendschap met hem te
sluiten een sissend lokgeluid maakte, begon
hij nog sneller te vliegen en toen ik de ma
chine liet dalen en zachtjes tegen den zijwand
klopte, keek hij naarboven, wendde zich plotse
ling af en verdween pijlsnel in het bosch be
neden ons".
Voor de vriendschap tusschen zweefvliegers
en vogels is een goede reden: immers naar het
voorbeeld van de vogelvleugels leerden de uit
vinders der kunstvogels de draagvlakken bou
wen en steeds weer helpen de vogels hen bij
het vliegen. Het is bekend, dat tallooze zweef
vliegers er een gewoonte van maken, brood
korstjes voor de meeuwen mee te nemen en
deze zijn daar spoedig aan gewend en vinden
het een gemakkelijke manier om aan de kost
te komen. De vliegers hebben daarbij de in
teressante ontdekking gedaan, dat de meeu
wen de stukjes brood, die buiten de boven-
windzöne vallen, eenvoudig negeeren; alleen
als ze in glijvlucht het stukje kunnen pakken,
grijpen ze ernaar. Moeten ze echter de boven-
windzóne verlaten om een stukje brood mach
tig te worden, merkt de vlieger dit aan het
sneller bewegen der vleugels. Hij kan hierdoor
precies zien, waar deze luchtstroom eindigt,
hetgeen voor zijn navigatie van groot be
lang' is!
Evenals de beginnelingen onder de zweef
vliegers zich richten naar 't voorbeeld van de
meer ervaren piloten, nemen zelfs de be
kwaamste vliegers een voorbeeld aan de vo
gels. Als een zweefvlieger bijv. een meeuw
voor zich uit ziet vliegen en hij precies de
koers van het diertje volgt kan hij er zeker
van zijn dat zij in den goeden bovenwind te
rechtkomt.
Op dezen regel is één uitzondering, n.l. hel
jedrag van de. zwaluwen. Wie op deze zonder
linge diertjes vertrouwt, komt van een koude
kermis thuis. Ze doen n.l. schijnbaar alles glad
verkeerd. Waarschijnlijk om muggen te van
gen, schieten ze maar wat heen en weer, nu
links dan rechts.
Maar we moeten erbij zeggen: schijnbaar.
Want er is toch nog nooit een zwaluw omlaag
;evallen!
Of de muggen die zij vangen, ook zoo met
zigzagjes vliegen? Wie weet daar uu een ant
woord op' te geven?
DOMME PIET
Domme Piet,
Dat tref je niet.
'k Snap wel, wat je hebt gedaan,
Je bent in die ton gaan staan.
En nu wou je graag eruit,
Maar dat gaat niet, kleine guit.
Domme Piet,
Dat tref je niet.
Want dit is een regenton.
Hoe je dat toch ook verzon.
Je bent nu al aardig nat,
Net alsof je was in 't bad.
Domme Piet,
'k Hoop, men je ziet,
Kwam daar nu maar iemand aai
Zoo kun je niet blijven staan.
Want je wou wel graag eruit
Maar dat gaat niet, kleine guit.
Gelukkig daar kwam een agent,
't Was een sterke groote vent.
Pietje was gauw uit zijn bad
Hij leek net een natte kat.
W. B.—Z.
Eigenaardig betaalmiddel. In verschillen
de biocopen in Alaska kan de entrée in,
visch betaald worden.
Een nieuw soort bontmantel. In Londen
verkoopt men- tegenwoordig bontmantels ver
vaardigd van muizenvellen. Voor een dames
mantel heeft men 400 veilen noodig.
at er tegenwoordig ook van ons land
uit weer op de walvischvangst ge
gaan wordt, heb ik jullie in een
vroeger „Aan Allen" al eens ver
teld. Ik heb jullie toen ook verteld, dat men
dat deed omdat men de walvischtraan voor
allerlei doeleinden weet te gebruiken, waar
men vroeger geen idéé van had o.a. de bo-
tei'bereiding. Maar dat de walvisch wat te
maken heeft met onze fijne odeurs, dat vin
den jullie toch zeker nog wel even vreemd.
Wat ik me best begrijpen kan. Je moet n.l.
weten dat walvisschen groote liefhebbers zijn
van inktvisschen, vooral van pijl-inktvis-
sohen. Nu bestaat zoo'n inktvisch niet alleen
uit een heerlijk smakend goed verteerbaar
gedeelte, maai' ook uit een rugplaat, die voor
een groot deel kalkachtig is. En om dit onver
teerbare rugschild vormt zich in de maag van
den walvisch een soort stof, die men amber
noemt. Niet alleen in de maag, maar ook in
de darmen vindt men hiervan vaak losgelaten
stukken, die soms een gezamenlijk gewicht
hebben van 35 kilogram. Heel vaak gelukt het
den walvisch grootereof kleinere hoeveel
heden van deze massa* kwijt te raken. Dan
blijft dit op het water drijven, soms jaren
achtereen, totdat het hier of daar op de
kust aanspoelt. In het lichaam van den wal
visch is deze amber zwart; drijft ze op het
water, dan wordt ze onder den invloed van
zon en water eerst grijs, daarna vaak wit.
Raakt de walvisch deze massa niet kwijt, dan
wordt het dier ziek en sterft weldra. Wordt
zoo'n doode walvisch nog door een walvisch-
vaarder opgepikt, dan beteeken-t dit door de
amber een voordeeltje van duizenden gul
dens. Zoo spoelde dezer dagen aan de kust
van Noorwegen een walvisch aan in welks
maag een stuk ambergrijs zich bevond van
60 KG. ter waarde van f 480.000. Wordt hij
niet na eenigen tijd gevonden, dan zinkt hij
ten slotte en neemt den schat mee naar den
bodem der zee. Wat heeft nu die amber met
onze bereiding van fijne -odeurs te maken?
Hoe fijner odeur, hoe gemakkelijker ze ver
vliegt en nu heeft amber de eigenschap dat
het gemakkelijk den geur der omringende
stoffen in zich opneemt en bewaart en dus
het vervliegen voorkomt. Onze odeurfabri
kanten zouden zich geen raad weten, als ei'
geen amber was. Vooral omdat er hoe lan
ger hoe minder amber aan de markt komt,
want er worden steeds minder walvisschen
gevangen, is amber zoo duur. Tegenwoordig
heeft men bepaald, dat er maar 90 dagen per
jaar op de walvischvangst gegaan mag
worden. Drijvende amber vindt men vooral op
de kusten van Brazilië, Madagaskar, Afrika,
Indië, China, Japan., de Molukken en vooral
van de Bahama-eilanden. Juist omdat am
ber zoo duur is, heeft men getracht amber
na te maken, dus valsche amber te bereiden.
De mensehen van 't vak kunnen echter ge
makkelijk uitmaken, of ze met valsche am
ber te doen hebben. Ziezoo, als jullie nu eens
een heerlijk odeurtje op je zakdoek krijgen,
denk er dan eens aan, dat je dit te danken
hebt aan een zieken walvisch.
W. B.—Z.