In. het laatste huis van de wereld.
5?0Ï?
Litteraire
Kantteekeningen.
BALTUSSEN
Altijd een vreemde geweest in dat
andere huis met de moderne meu-
belen en het moderne comfort.
Steeds nieuwe heerlijkheden.
e slapen of we neergeknuppeld wer
den, maar den volgenden morgen
zijn we wakker met de ochtend
schemering. Terwijl we koffie drin
ken in de voorgalerij wordt de morgen lich
ter De ochtendzon schijnt op de mangrove-
bosschen aan de overzijde der baai, die nu
vlak bij Hi ken hoewel het een klein uur varen
jS met de prauw met een matigen wind
aCjjjfr' ons ontbijt van rijstepap met roode
suiker gaan we het erf inspëcteeren. De put
moet vroeger uitstekend drinkwater gegeven
hebben, maar nu is datzelfde water afschu
welijk brak. Boomwortels zijn door den stee-
nen wand heengedrongen en waar de put nog.
„een 20 meter afstand van het strand staat,
moet hierin de oorzaak gezocht worden. Het
zal "in ieder geval noodig zijn om hoogerop een
nieuwe put te graven. Gelukkig kunnen we
dagelijks uit de kampong een blik water krij
gen want «erst in den drogen tijd kan er met
|et'graven "begonnen worden en we hebben
nu pas de kentering van de natte moesson.
Rond de put liggen de keuken en badkamer
beide in een vervallen staat. Een aardbeving
heeft de cementen bak van de badkamer ge
scheurd; voor de keuken werd geen ijzerhout
gebruikt, zoodat de witte mieren er vrij spel
hadden.
We steken het grasveldje over naar de goe-
dang (loods, opslagplaats) en de mandoers
woning zal binnen niet al te langen tijd ver
nieuwd moeten worden. Tegen het strand
opgetrokken, onhan
dig en log als een
reusachtige krab, ligt
daar de groote prauw
de laatste overleven
de van een vloot van
vijf prauwen, die na
elkaar bezweken zijn.
Zijn jaren zijn hem
dan ook goed aan te zien, maar hij werd ge
bouwd van het taaie, langvézelige bientan-
goerhout en zal het nog wel een poosje uit
houden.
En daar is ook de oude Bas, asthmatisch,
maar goeiig, een stokoude hond, ook al een
overlevende uit den ouden tijd.
Engeh komt met een handvol eieren aan.
De kippen zijn ook nog uit den tijd van mijn
schoonouders, hoewel er een paar geslachten
overheen zijn gegaan.
Brieven uit de
Molukken van
BEB VUYK
nen of de vangst nog al wat oplevert. Maar
dat valt erg tegen. Wel is het water hier erg
vischrijk, maar de opbrengst in geld is zeer
gering. Behalve de Europeanen en de Javaan-
sche soldatenvrouwen koopt hier zelden
iemand visch. Wie wil geld geven voor iets dat
Baai Tandjong, Namlea.
men zelf zoo gemakkelijk vangt. Mijn man
vraagt hun dan hoe ze er over zouden denken
om het visschen een paar dagen te laten om
ons erf open te kappen en schoon te maken.
Ze hurken er bij neer en beraadslagen er over
in hun eigen taal, het Boetoneesch. Veel schij
nen ze er niet voor te voelen. Ten slotte zegt
Lahadjinihi, de oudste, dat ze liever visschen,
maar om den jongeheer te helpen willen ze
om beurten in den tuin werken. Telkens zullen
er drie visschen en drie het tuinwerk doen.
Voor den prijs van f 5 en een blik rijst worden
we het met elkaar eens.
Moe en warm ploffen we neer in de twee
eenige rottanstoelen, die we bezitten. Engeh
brengt ons ajer lemon, kwast van onze eigen
citroenen.
Onze koffers en kisten staan om ons heen.
Hindji en'zijn oudste zoon, Willem, komen
helpen uitpakken.
Huis Tandjong, Namlea.
De boomen zijn het meest veranderd. Dat
waren tengere stammetjes; nu maken ze het
erf schaduwig met hun loof en verdringen
elkaar om een weinig licht, want ze werden
veel te dicht op elkaar geplant. De mangaboo-
men zijn de krachtigste. Ze staan wijd ge
spreid en hoog gegroeid, overal in het rond.
Twaalf mangaboomen en de manga is de
heerlijkste vrucht van de tropen. Het vrucht-
vleesch is goudgeel en heeft ongeveer de
structuur van dat van een peer. De smaak is
niet te beschrijven: sappig en geurig en zoet
zit de dikke vleeschlaag om de groote pit. De
grootste soorten worden tot 40 c.M. lang. Maar
in de Molukken wordt ieder jaar de oogst op
nieuw geteisterd door een torrenplaag. Daar
om zijn de Moluksche manga's' niet verhan
delbaar. Langs het strand breekt een rijtje
boomen den al te sterken wind. Het zijn snel
groeiende antjaks, waarvan de te kleine vijg-
jes oneetbaar zijn, een groote Ketapang, wiens
bladeren voor het afvallen roodverkleurd zijn
en verschillende lemonsoorten, zooals hier de
citroenen genoemd worden. Daar is de ronde,
gele lemon nipis, die het meeste op een ci
troen gelijkt, zuur is maar niet scherp, een
bijsmaak die aan sucade herinnert. Het heele
jaar door draagt hij vruchten, maar dit is
toch zijn oogstmaand. De grond onder de
boom is er heelemaal geel van. Marktwaarde
hebben ze niet op Namlea, daar iedereen deze
boom op het erf heeft. Daarnaast groeit de
lemon tpina, een zeer kleine oranjeappel,
zuur, en oneetbaar. Maar het sap wordt bij de
bereiding van verschillende sambalans ge
bruikt en vervangt daarbij de tamarinde.
Steeds weer verrassingen
We loopen over ons achtererf. Hindji kapt
met zijn parang, kapmes, een pad voor
mij in de alang-alang, een grove scherpe
grassoort, die ons tot de schouders reikt. Dit
is een loby-loby. De kleine roode vruchten,
net kersen, zijn nog groen. Wanneer ze rijp
zijn geworden, zullen ze een verrukkelijke
jam opleveren en het sap, met water verdund,
vervangt de Hollandsche bessensap. Er is ook
een kedong-dong-boom. Hindji roept zijn oud
sten zoon om wat vruchten voor ons te pluk
ken. Rauw gegeten zijn ze nog niet heelemaal
rijp het lekkerst; sappig zuur, maar nog al
vezelig. Lekkerder is het er moes van te ma
ken. Met een stukje citroenschil gekookt,
smaakt het naar een fijn soort appelmoes.
We dringen dieper den tuin binnen. Tuin
noem ik deze lap grond, maar ze lijkt in geen
enkel opzicht op een Hollandschen tuin. Op
het eerste gezicht schijnt het er een waar-
öelooze en niet door te komen wildernis, maar
met behulp van een kapmes doen we telkens
nieuwe vondsten. Alles groeit hier ordeloos en
wild door elkaar: kruidnagel en nootmuskaat,
kapok, pisang granaatappelen en citroenen.
Op een kleine open plek is mais gezaaid,
-angs de rand staan een paar struiken met
aubergines, die we hier terrong noemen.
Tusschen de mais zijn wat schrale, armoe
dige boontjes. Dit zijn de eenige groente
soorten, die ons erf oplevert. Verderop is een
veldje met kasbi (casaveknollen) en aan de
andere zijde van de tandjong groeien pisang
en klappers zoo dicht op elkaar, dat wij geen
moed hebben er binnen te dringen. We gaan
denzelfden weg terug en zoeken een plaats
uit voor de groentebedden. Vlak bij huis ko
men we de visschers tegen, die net hun fui-
Ken gelicht hebben en een prachtigen visch
te koop bieden. Het is een tongkol, een tonijn
soort, 30 a 40 c.m. lang en zeer vet. Voor de
somma van één dubbeltje kan Engeh hem
nemen. Visch zal voorloopig wel dage-
■«jKs.op het menu staan. We vragen de man-
Een rood ameublement
ns bed en de beide rottanstoelen zijn het
eenige meubilair, dat we van Java mee'
brachten. Het is werkelijk wel een beetje wei
nig voor een huis met vijf kamers en een
groote voor- en achtergalerij, maar de vracht
prijzen van de K.P.M. zijn van zulk een ont
stellende hoogte, dat we alleen het hoogst
noodzakelijke mee hebben gebracht. De rest
is allemaal verkocht en het heeft niet veel
opgebracht, hoewel het maar zes maanden
gebruikt was. Daarom hebben we de makkelijk
te verpakken dingen, ons zilver, ons servies,
ons glaswerk en eenige mooie houtsneden en
doeken van Inlandsch weefsel gehouden. Deze
dingen zullen wel in zonderlinge tegenstelling
zijn met de rest van ons meubilair.
Op Ambon hebben wij een etenstafel met
vier stoelen en een kast gekocht, alles van
het goedkoopste hout, wat je in Holland vu
renhout zou noemen. De Chineesc-he meubel
maker was wel verbaasd, dat we hem verboden,
er zijn ordinaire politier op te smeren. Maar
een winkel verder hebben we een groote pot
roode lakverf gekocht. De groote open achter
galerij zal dus gemeubeld worden met dit
roode ameublement. Verschillende van onze
pakkisten zijn van djatihout en zoo gemaakt,
dat ze makkelijk tot open kasten zijn om te
timmeren. Ons effen geel eetservies zal aller
aardigst staan in een open kast. En wat zal
al dat rood prachtig uitkomen tegen het witte
muurtje, de glanzende, bruine gaba gaba en
het bijna zwarte ijzerhout van balken
houtwerk.
Met de nog te timmeren babybox en de
naaimachinetafel in den hoek is een van onze
kamers geheel gemeubeld. En wat voor een
kamer. Open voor alle winden, uitziend over
het grasveldje, over het helle strand en het
verblindend blauw van de baai.
Nog niet lang geleden gingen we rond in de
winkels en zochten alles, wat ons aardig leek
om een huis te meubelen en waren niet onte
vreden over het resultaat. Maar dit, dit i;
heel anders. Oneindig meer inspannend en op
windender.
Overal zijn de kisten opengebroken. In de
groote binnengalerij hangen we Soembakains,
dofrood met gestileerde mensehen en herten
figuren van een schemerig blauw. We bedek
ken een paar kleine leege kisten met Pa.lem-
bangkains, bruin weefsel met oranje en goud
geborduurd, en schikken tusschen een paar
boekenklamps onze lievelingsboeken. Een Leer-
damsche vaas met witte orchideeën, een dof-
crême theeservies, koperen kandelaars aan den
zijwand. Een groote houtsnede aan den an
deren wand. Het raam is maar klein; de zon
nestralen vallen er slechts zijdelings naar
binnen. Daarom is het licht hier niet schel
meer, zacht en aangenaam voor de oogen. Dit
is een prachtige kamer met al deze diepe kleu
ren met de kleine flonkeringen van goudraad
en koper en de helle glans van water in een
ronde kristallen vaas. Hier zijn al deze in-
landsche doeken in hun eigen sfeer, in dit
schemerig licht tegen het donkere en het
levende bruin van de gaba gaba.
Ons eigen huis.
Dit is ons eigen huis; nu weet ik, dat ik
altijd een vreemde hen geweest in dat
andere huis met de moderne meubelen en het
moderne comfort, waarover onze kennissen
verrukt waren. Nu is werkelijk de reis ten
einde en zijn we thuis gekomen in onze eigen
In'de open voorgalerij zetten we de beide
rottanstoelen met een klein tafeltje. Ik spreek
met Hindji af, dat hij Chevelures uit het bosch
zal halen en we spijkeren een paar hertenge
weien als kapstokken tegen den muur.
In het kantoor naast de voorgalerij zetten
we voorzichtig het glaswerk en servies op den
grond. Het zal nog wel eventjes duren, voor de
kasten klaar zijn. Morgen zullen we met het
schilderwerk beginnen.
Dit zijn de warmste uren van den dag. We
baden ons in de oude badkamer. Het water uit
de groote waschteil is lauw. Vandaag nog
moet de cementen bak hersteld worden.
In de keuken vlak over de badkamer bakt
Engeh, de tonijn. We gaan er kijken. Ramen
zijn er afwezig. Hier en daar is een gaba gaba
weggesneden om wat licht door te laten. Op
een primitieve tafel (vier palen in den grond,
een met zand bedekte plank er over heen),
tusschen rechtopgezette steenen, branden drie
houtvuurtjes. Visch spet in een groote ijzeren
pan. In een andere pan staat piendang te
stoven,een soort vischsoep. De rijst is al droog,
staat boven een paar doovende houtskool-
sintels om warm te blijven. Willem knipt met
een blikschaar een petroleumblik midden door,
om er een primitieven oven van te maken. Met
een dikke laag zand gevuld, en op twee stee
nen gezet, zullen we daar morgen brood in
bakken, een vuurtje er onder en wat gloeien
de houtskool en klapperbast op het blikken
deksel.
Zeilen.
ra het slapen, als de grootste hitte voorbij
'is gaan we een eindje zeilen. Hindji heeft
de prauw in orde gebracht, de vlerken nage
keken en een plankje op maat gezaagd als
zitbank voor mij. Hij en Willem zullen pa
gaaien, want de wind komt van terzijde en
het manoeuvreeren gaat moeilijk met dit pri
mitieve zeil en de logge prauw. De Binoekoes
helpen de prauw van het zand schuiven; met
een vaartje glijden we het water in. Ook
mijn man neemt een pagaai. Het is nog warm,
hoewel er een aardige wind staat. We roeien
tot buiten de tandjong (kaap). Dan krijgt de
wind het zeil te pakken en zetten we er een
flink vaartje in.
Het is laag water. De kippen zoeken naar
weekdieren op de blootliggende riffen. Alleen
het dak van ons huis steekt uit tusschen al
dat groen.
Nu kun je duidelijk zien, dat Namlea op een
smalle strook land ligt tusschen de baai en
de twintig meter hoogere vlakte, die zich uit
strekt tot de Moluksche zee. Deze vlakte, een
soort tafelland, is een dor onvruchtbaar, licht
golvend terrein,een typisch savannenland-
schap, begroeid met alang-alang, met hier
en daar verspreid staande kajoepoetihboomen
en kajoepoetihopslag. Links van de kampong
waarvan ook de steile tjotten (hoogten) weer
begroeid zijn met kajoepoetih-opslag. Het stuk
dat onmiddellijk aan de vlakte grenst, is ons
concessie-terrein Batoebooi. Het is 850 H.A.
groot, een reusachtige kalivlakte, met aan
weerszijden de steile heuvels.
We bukken ons voor het zeil, gaan overstag
en komen zoo dicht bij de heuvels, dat we de
donkere plek kunnen onderscheiden, waar de
kali uitmondt in het lichte groen van de
mangi mangi (mangroves). Dan wenden we
opnieuw. De lucht verkleurt snel tot een zacht
grijs en een koude wind waait door onze dun
ne pyjama's. De vloed is op komen zetten en
als we landen, moeten we ons een weinig
bukken voor de takken van den antjakboom.
De petromax is opgehangen in de voorgale
rij.
Het is avond en we komen thuis.
(Nadruk verboden).
VOETBAL.
NEDERLAND-FRANKRIJK.
Het Ned. elftal gekozen.
Van Heel op tie linksbinnenplaats.
Het Nederlandsch elftal, dat Zondag 31
October in het Olympisch Stadion te Amster
dam tegen Frankrijk uitkomt, is door de
Keuze-Oomoiissie van den K.N.V.B. als volgt
samengesteld:
Doel: Halle (Go Ahead).
Achter: Weber (A.G.O.V.V.) en Caldenhove,
(D.W.S.).
Midden: Pellikaan (Longa), Anderiesen
(Ajax) en Paauwe (Feyenoord).
Vóór: Wels (Unitas), Vente (Feyenoord)
Smit (Haarlem), Van Héél (Feyenoord)
Bergman (Blauw Wit)
Reserves: Dijkstra (Z.F.C.), Van der Linde
(N.A.C.), Kuppen (Feyenoord), De Bock,
(Bloemendaal) en Ten Buis (Enschedé).
HET B-ELFTAL TEGEN
NORMANDIë.
Het Nederlandsch B-elftal, dat Zondag 31
October te Rouaan tegen Normandië zal spe
len, is als volgt:
Doel: Van Male (Feyenoord).
Achter: Wilders (Blauw Wit) en Punt
(D.F.C.).
Midden: Bonsema (G.V.A.V.). Wallaart
(P.S.V.) en 'Van Es ('t Gooi).
Vóór: Van Walsuim (R.F.C.), Heetjans (Tu-
bantia), Dumortier (D.O.S.), Drouen (P.S.V.)
en Mijnders (D.F.C.).
Reserves; Verwijmeren (N.A.C.), Pots (G.R.
C.), Dorland ('t Gooi) en Van Dijk (N.A.C.).
VOORLOOPIG NED. ELFTALBORNE -
MOUTH (1—0).
Woensdagmiddag is op het Spartaterrein
te Rotterdam een oefenwedstrijd gespeeld
tusschen. het voorloopig Nederlandsch elftal
•en de Engelsche derde divisieclub Bourne
mouth. Oi^ze landgenooten wonnen met 1—0,
welk doelpiunt een kwartier voor het einde
door den linksbuiten Bergman werd ge
scoord.
Geen nieuwe gezichtspunten.
Deze wedstrijd, kan moeilijk als een oefen
wedstrijd worden beschouwd. In de eerste
plaats dient men een sterker tegenpartij uit 1
te noodigen, wil er werkelijk voor het Neder
landsch elftal van een „sparring partner"
sprake zijn. Daarbij kwam (en dit tweede
punt is veel belangrijker) het voorloopig Ne-
derlandsche elftal met zooveel invallers op,
dat wij weinig nut in een dergelijk soort ont
moetingen zien. In plaats van een oefenwed
strijd is het meer een ontmoeting geworden,
waarin aan Nederlandsche zijde enkele spe
lers „geprobeerd" werden. Zoo speelde Van
Es ('t Gooi) voor de rust en Van Gooi (Haar
lem) daarna linkshalf. Van Heel, Paauwe en
Smit kwamen niet uit in verband met bles
sures, welke zij in de competitiewedstrijden
van Zondag j.l. hadden opgeloopen. Voor
Paauwe kwam Pellikaan uit, voor Van Heel
en Smit resp. Den Engelsman (Excelsior) en
Tusveld (Hercules), zoodat de voorhoede van
rechts naar links bestond uit Wels, De Bock,
Tusveld, Den Engelsman en Bergman.
Zooals de laatste jaren gewoonlijk het- ge
val is geweest, stond ook deze oefenwedstrijd
op matig peil.
De Engelsche derdeklassers verdienden ze
ker meer dan deze 10 nederlaag, maar dank
zij eenerzij ds energiek verdedigen van Halle
(die er eenige kogels verdienstelijk uithield),
Weber en Caldenhove en aan den anderen
kant slecht schieten der Engelsche voorhoe
de, bleef het bij het eene doelpunt, dat Berg
man in de tweede helft na goed solospel
maakte.
In het achtertrio kan men voor den wed
strijd tegen Frankrijk wel vertrouwen
hebben.
Van Es vonden wij in de middenlinie nog
het beste. Hij gaf zich geheel, bewaakte den
sterken rechtervleugel van Bournemouth uit
stekend, doch zijn plaatsen is vaak onzuiver.
Van Gooi dwaalde te veel van zijn vleugel af,
was ook al onzuiver in het plaatsen, zoodat
men mag concludeeren, dat beide spelers
thans nog niet geschikt zijn voor het Neder
landsch elftal;
De vleugel WelsDe Bock was zeer actief,
maar het nuttig effect was niet zoo groot.
Bij Wels zijn veel fijne trekjes uit zijn vroe
gere spel verdwenen. De Bock wisselde goede
met zwakke momenten af; een behoorlijk
schot heeft hij vrijwel niet gelost. Over Tus
veld is weinig te zeggen. Het eenige goede
was, dat als de bal vrij voor zijn voeten kwam
en hij den tijd kreeg om te schieten, er ook
wel een kogel loskwam, maar van spelverdee-
len, snelheid en doorzettingsvermogen heb
ben wij weinig kunnen constateeren.
Bergman was nog wel de beste van de
voorhoede, al ondervond hij weinig steun van
den binnenspeler en van den linkshalf. Zijn
rushes waren uitstekend; zijn voorzetten
goed en zijn doelpunt getuigde van inzicht in
het spel.
NED. B-ELFTAL-ZWALUWEN.
Gestaakt wegens mist.
In het Utrechtsche Stadion zou Woensdag
avond een wedstrijd worden gespeeld tus
schen een Nederlandsch B-elftal en een Zwa-
luwenploeg, teneinde te komen tot de defini
tieve samenstelling van het vertegenwoordi
gend team, dat op Zondag 31 October te
Rouaa-n tegen Normandië uitkomt.
Van deze ontmoeting is niet veel terecht
gekomen. Er hing zulk een dikke mist bin
nen de muren van het stadion, dat het felle
licht der schijnwerpers, op de vier hoeken
van het veld opgesteld, er niet door heen kon
komen. De bal was niet te volgen; de achter
spelers van het eene elftal konden het doel
van de andere ploeg niet zien. Het was een
schimmenspel, waarbij wij zelfs na vijf minu
ten werden vergast op een strafschop wegens
hands hoe heeft de scheidsrechter dat
kunnen constateeren? welke penalty in een
doelpunt werd omgezet.
Toen vond het publiek, dat in vrij grooten
getale -was opgekomen, het echter genoeg.
Het kwam van alle kanten over de cemen
ten wielerbaan het veld opstroomen, zoodat
de ontmoeting gestaakt moest worden.
Door de luidsprekers werd na een kwartier
pauze aangekondigd, dat het publiek op> het
terrein mocht blijven, mits één meter van de
lijnen staande. Doch men zag ten slotte wel
in, .dat verder spelen onmogelijk was, zoodat
de ontmoeting definitief werd afgelast.
Naar wij vernemen ligt het in de bedoeling
dat op 10 November, wederom in het Utrecht
sche Stadion, een Nederlandsch B-elftal te
gen een Zwaluwen-ploeg uitkomt.
Arf&ON
5ANDA-Z.EE
SCHAKEN.
EUWEALJECHIN.
Het Euwe-Aljechin Comité verzoekt ons
mede te deelen, dat de eerste zet in de acht
ste partij, welke heden te Leiden zal worden
gespeeld, op aanwijzing van Dr. Aljechin
door den burgemeester van Leiden Mr. A. van
de Sande Bakhuyzen zal worden gedaan.
BOTWINNIK WINT DE ZEVENDE PARTIJ
TEGEN LöWENFISCH.
Uit Moskou: De zevende partij van de
schaakmatch om het kampioenschap van
Rusland tusschen Botwinnik en Löwenfisch
is door Botwinnik gewonnen. Deze heeft thans
van de zeven partijen drie gewonnen. Twee
partijen werden door Löwenfisch gewonnen
en twee partijen waren remise,
SCHAATSENRIJDEN.
KARL SCHAEFER BIJ DE FILM.
Uit New-York: De Weensche oud-wereld
kampioen schoonrïjden Karl Schaefer heeft
met de Metro Goldwyn Mayer een contract
afgesloten; hij zal voor zijn eerste film een
honorarium van 40.000 dollar ontvangen.
Schaefer is ook voornemens, om, indien het
a.s. seizoen reeds eenigszins gevorderd is, met
een ijs-cabaret naar Europa te komen om er
voorstellingen te geven in Londen, Parijs en
Berlijn.
meer van hem hooren en in een mogelijk;
volgend deel zal dan op die in overspannen
toestand afgelegde tocht als aanknoopings-
punt worden teruggekomen. Zoo bond de
schrijver ook in „Het boze Gerucht" den
aanvang aan het slot van het vorig deel, dat
't sterven van Flierefluiter was. Zoo hangt
de reeks Merijntjes kundig geconstrueerd
aan elkaar en blijft ieder afzonderlijk ge
deelte toch een eenheid. Niet alleen daar
door is A. M. de Jong ook technisch mis
schien de beste Hollandsche verteller van
dezen tijd. Ook in de onderdeelen zal men
steeds weer getroffen worden door zijn rake
en scherpe beelding en zijn rijpe mensch-
kundigheid. Het zijn allen sterk-levende men-
schen, temperamenten,, krachttypen in het
goede zoowel als in het kwade, die hij uit zijn
Brabanders geschapen heeft. Alleen Merijn-
tje zelf staat daar apart naast; hij is de
idealiseering van den jongen en onbedorven
mensch, die aan de realiteit van de alledaag-
sche laag-bij-den-grondsch-heid zich stoot
en er hier voor op de vlucht gaat. Als „der
reine Tor" gaat hij door dit leven, onaan
tastbaar voor de gemeenheid ervan, als kind
gegrepen door de mystiek van den godsdienst
die hij ook als dienst van God beleeft, later
geboeid door Flierefluiters gemakkelijker na-
tuurpantheïsme en verwonderd over het feit
dat Flierefluiter en pastoor Ramakers elkaar
zoo wonderwel verstaan. Na den dood van
zijn blijden metgezel-zwerver is het tot
pastoor Ramakers, dat Merijntje zich met
zijn geheele wezen keert.
En om dezen zeer bijzonderen dorpspastoor
gaat het hoofdzakelijk in dit boek. Hij en
Merijntje mogen dan wellicht veel aan de
fantasie van De Jong te danken hebben, bei
den zijn ze als psychische mogelijkheden
prachtig door den schrijver gekweekt en uit
gewerkt. Maar heel zelden gaat hij met hen
buiten de schreef der waarschijnlijkheid en
in de hen omringende figuren blijft de na
tuurlijkheid van hun woord en geste volko
men. Dat maakt de Merijntje-ver halen zoo
boeiend, dat de beide geïdealiseerde hoofdfi
guren ongezocht en ongemerkt de soms te
bittere realiteit der omgeving verzachten en
completeeren.
Als Merijntje na Flierefluiters heengaan in
hun Brabantsch dorp terugkeert, is daar de
herinnering aan Marjan, die op den tot man
gerijpten jongen diepen indruk maakte.
Maar Marjan is weg en in Merijntjes wezen,
dat om bevrediging der behoefte aan liefde
vraagt, zal Nelleke haar korten tijd doen
vergeten. Als de jongen merkt dat met Nel
leke het eigenlijk heel wat anders is, dan het
met Marjan was, loopt hij weg. Hij kruipt
terug in herinnering, waar het aangeboden
tegenwoordige hem zooveel minder mooi lijkt.
Dat is typisch Merijntje, typisch voor de fi
guur zooals de schrijver die schiep. Doch de
liefdesperikelen- van den jongen zijn in dit
boek hoogst interessant bijwerk; de hoofd
zaak is hier het drama van den pastoor, om
wiens gevreesde persoonlijkheid de dorpsche
achterklap, vergiftigde bemoeizucht, vijan
digheid heel voorzichtig een net spannen,
waarin zij hem denken te vangen. Hij heeft
zijn boeren en boerinnen de waarheid dur
ven zeggen over hun huichelarij hun mis
dadige zelfzucht, hij heeft ze forsch aange
pakt en ze hebben hem gevreesd. Nu zullen
ze zich gaan wreken. Daar is een schijn te
gen hem, waar het gaat over een bepaalde
verhouding in zijn pastorie. Zii die op wraak
zinnen, nemen graag den schijn voor de
werkelijkheid. Zij zijn te graag overtuigd
van wat de praatjes, het boze gerucht heb
ben rondgestrooid. Ze conspireeren en zul
len zich bij den bisschop over hun pastoor
gaan beklagen.
Als deze dingen tot Merijntje doordringen,
is hij geslagen. Pastoor Ramakers is voor
hem alles: de hoogste zedelijkheid, goedheid
en rechtschapenheid. Hij heeft bij hem in
de pastorie gewoond, gewerkt en er niets dan
goeds ondervonden. Ónder den invloed van
de dorpscampagne geraakt hij evenwel toch.
Kleine gebeurtenissen die hij zich uit de
pastorie herinneren gaat, krijgen in zijn
geest door de laster die rondwaart een voor
henT geheel nieuw aspect. Hij wil niet twij
felen aan zijn weldoener, maar twijfelt toch.
Dat wordt voor den jongen iets vreeselijks.
En voor den schrijver wordt dit het ietwat
zwakke punt in zijn constructie. Want ter
wijl de lezer al zoëtjes-aan begint te bemer
ken dat het met den pastoor zoo'n vaart niet
loopen zal, en de lasteraars kans hebben de
kous op den kop te krijgen, wordt de inner
lijke onzekerheid bij Merijntje hem te mach
tig. Hij houdt die niet uit en trekt weer weg,
midden in den nacht, doelloos, hulpeloos en
met wrok in de ziel over een zoo verdorven en
gemeene wereld. Dat wordt een tragische
tocht, waarbij hij overspannen raakt en in
den avond van dèn tweeden dae uitgeput en
verbijsterd in de sneeuw blijft liggen als een
zielsziek menschenkind. Dat de lezer den in
druk heeft gekregen, dat al die narigheid
voor niets was en Merijntje in een volgend
deel weer vroolijk op het anpèl zal verschij
nen.... had de schrijver misschien moeten
vermijden. Overigens is die zielige tocht
prachtig beschreven.
Brabant in de litteratuur. Wil hebben al
meer de opmerking gemaakt dat juist die
provincie steeds varieerende stof levert aan
onze acteurs. Coolen, De Jong, Marie Koe
nen. om maar enkelen der voornaamsten
te noemen. Daar ligt nog de romantiek in
Noord-Nederland, worden de hartstochten
nog het meest open uitgeleefd, in een naieve-
teit die vaak in misdadigheid overslaat, in
een éénheid met het leven van land en dorp
die elders is zoek geraakt. Wat elders aan
banden gelegd, bedwongen en vooral be
peinsd wordt vreet daarom niet minder diep
in de ziel der menschen, maar het wordt
kleurloos en zeurig als men het in kunst
werk geprojecteerd ziet en met de bonte ac
tiviteit van het Zuiden vergelijkt. Daar zal
ook wel het succes der Merijntjes en Fliere
fluiters aan te danken zijn. Een verdiend
succes, overigens. J. H. DE BOIS.
A. M. de Jong. Merijntje.
Het boze Gerucht.
Als aan het slot van dit deel van Merijn
tjes Jonge Jaren de nog jeugdige held van
dezen inderdaad sterk op peil gehouden cy
clus voor de deur eener hoeve In de sneeuw
ter neer valt, na een koortsigen tocht in
den winteravonddan voelt de lezer wel
al, dat slechts' een episode uit Merijntjes le
ven hier is afgesloten. We zullen nog wel
Nieuwe boeken en vertalingen.
Dr. M. WAGENAAR. Isaac Hollandus de
alchimist van Stolwijk. Een historische ro
man, 348 pag., waarin de beide Hollandus-
sen, vader en zoon, geneesheeren en alchi
misten der 17e eeuw, optreden. Zeist Uit
geverij De Torentrans.
ALICE HEGAN RICE. Baas Peet en Com
pagnon. Vertaling van Diet Kramer 287 pag.
Uitg. Mij. Holland, A'dam.
FANNY HURST. Hun Toevlucht (Great
Laughter). Vrije bewerking door Jeanne van
Schaik-Willing 381 pag. Den Haag. Leopold's
Uuitgevers Maatschappij.
M. JUTA. Oom Paul. De heldhaftige ge
schiedenis van Zuid-Afrika. Vert, door R.
Wiessing-dè Sterke, 250 pag. Dezelfde uit
gevers.
HANDELSINSTITUUT
JANSWEG 42
HAARLEM TEL. 155é8
OPLEIDING TOT ALLE
PRAKTIJK-EXAMENS
Lessen in Nederlandsch, Fransch, Duitsch en Engelsch:
Spaansch; Boekhouden; Steno- „Groote" (Ned. en de
Mod. Talen) en Machineschrijven. Vraagt gratis prospec
tus. Uitsluitend GEDIPLOM. KRACHTEN.