Rechter zonder genade
FEUILLETON
GEORG FROESCHEL.
Kort daarop vond men elkaar op de gang.
Stralend drukte Ethel Ravenner's arm en riep
verrukt: „Je hebt onbeschrijflijk mooi gespro
ken. Roland, ik ben erg trots op je. Deze
Meyer—Reibemühl mag je wel dankbaar zijn!"
„Ja, vandaag was ik goed op dreef. Waar
gaan we lunchen. Ik heb honger als een wolf!"
„Prachtig, je eet met Mama en my in Grii-
newald".
„Kom je mee, Marianne? Neenmoet je
naar het bureau? Och. arme! Dan, tot weer
ziens. Ik zal je morgen opbellen!"
Vlugge handdrukken. Ethel en Ravenner
liepen zoo vlug weg. dat hun stappen luid op
de tegels van de gang weerklonken, goedge
luimd en tevreden met zichzelf, een elegant
paar. Questenberg begeleidde Marianne naar
de autobus en ging, toen nummer elf niet
direct kwam, tot aan de volgende halte mee.
„Is dat feitelijk altijd zoo?" vroeg Marianne
na een poosje.
„Wat bedoel je, Marianne?"
„Behandeling en vonnis, schuldig of on
schuldig, vrijspraak of tuchthuis hangt dat
altijd zooveel van,... het toeval af?"
„Niet altijd, maar het is dikwijls een dub
beltje op zijn kant."
„Maar dan is er toch geen werkelijke ge
rechtigheid?"
„Zij wordt door menschen gemaakt, Ma
rianne, daarmede moet men zich behelpen."
Zij bleef staan, drukte haar handtaschje
vast onder haar arm. keek op den grond.
Hij vroeg: „Wat heb je waaraan denk je?'
„Ik zou toch wenschen. dat je geen rechte
was."
Lijn elf kwam aangereden.
XIII.
EEN MONDAINE AVOND
Het licht van de straatlantaarns viel door
de jalouzieën op het plafond en den kamer
muur, in breede scheeve strepen, die de
zwarte staven van donkere schaduw van el
kander scheidden. Marianne lag met open
oogen op de sofa en voelde hoe het borduursel
van het kussen in haar linker wang drong,
zij hoorde elke claxonstoot, elk wagengeratel,
kon het niet laten om met haar oogen de
ladder van licht en schaduw op den muur op
en af te volgen, en trachtte tevergeefs te sla
pen.
Oververmoeid was ze van het bureau naar
huis gekomen. De nauwe gang was donker,
en stil waren de beide voorkomers. Op de ta
fel een briefje, dat haar vertelde, dat haar
moeder naar de zieke tante Emma gegaan
was; de mantel liet ze van haar schouders op
den grond glijden; kalm laten liggen. Leege
grootspraak! Een overgeërfde zucht naar
orde liet zich niet verloochenen, de mantel
werd opgei-aapt en aan de haak opgehangen,
maar het licht aandraaien, thee zetten, boter
hammen smeren, die haar moeder in de keu
ken had klaargezet dat alles later, veel
later, eerst slapen.
Wat was het huis lawaaierig. Steeds weer
viel met een dreunenden nagalm de voordeur
dicht, handkarren werden ratelend over de
klinkers van de binnenplaats geduwd, naar
het magazijn van Memling's handel in oud
ijzer, voetstappen gingen trap op. trap af, bij
Hirsehberg huilde het kind. van de wasch-
keuken tot op zolder ging een processie die
zware manden meesleepte. Slapen, zieh klein
oprollen, alle spieren ontspannen, moeheid
en willoosheid over zich heen laten komen als
een beschrmende deken, zich met een inner
lijke stilte ommuren!
Maar de zenuwen gehoorzamen niet. de af
stervende dag zendt nog zijn laatste flikkerin
gen over den horizon. Heeft Helmer van df
boekhouding de afgeteekende facturen mee
genomen? Waren de passen voor het Zweed-
sche reisgezelschap wel naar het hotel ge
stuurd? Had de bode de bevestiging van de
drukkerij teruggebracht? Waarom was juf
frouw Meyer zoo grof toen zij haar om een
schaar vroeg en waarom had die nieuwe juf
frouw uit de afdeeling scheepvaart gelachen,
toen zij uit de telefooncel kwam? Alfred had
om vier uur opgebeld en gezegd, dat hij van
avond niet komen kon, omdat hij een moeilijk
geval voor morgen doorwerken moest. Zij had
zijn stem aan het toestel niet direct herkend,
en had eerst moeten vragen „Met wie?"
Hij was dan ook geheel anders dan vroeger.
Sedert eenigen tijd lachte hij veel en luid en
had zich eigenaardige, levendige en groote
gebaren aangewend. Onlangs hadden de men
schen in de tram hem verwonderd aangeke
ken toen hij bij het uitstappen zoo zonder
reden hard naar de deur begon te dringen, en
de speech, die hij bij Anna's verjaardag gehou
den had was feitelijk overbodig en ook te ris
kant geweest. Hij moest toch weten, dat oom
Albert van zulke dingen niet gediend was; zij
had ook den indruk, dat hij in geldzaken te
lichtzinnig geworden was. Zij wilde niet kin
derachtig zijn en gunde het hem van harte,
dat hij steeds een taxi nam om van het ge
rechtsgebouw naar huis te gaan en dat hjj een
nieuw pak bij een duren kleermaker in de
Wilhelmstrasse besteld had. Maar het gouden
armbandhorloge, de zijden overhemden en de
twaalf flesschen oude Bordeaux, die hij de
vorige week gekocht had, waren dat geen on-
noodige uitgaven, die boven zijn middelen
waren?
Zoolang hij slechts haar vriend was, had zij
onder zijn aanstellerige pedanterie, onder zijn
eerzame koele nuchterheid geleden, nu als
officieele bruidegom ontplooide hij plotseling
uitbundige energie, werd dagelijks spraakzamer
en toonde meer ondernemingslust. Deze om
mekeer was onverklaarbaar en een beetje ver
ontrustend.
Zij had gedacht, dat ze hem door en door
kende; sedert de Hamburgsche reis. sedert het
uur waarop hij haar gevraagd haa of zij zijn
vrouw wilde zijn. begreep ze hem niet meer.
Wat had hem, na twee jaren aarzelen, daartoe
gebracht? Dankbaarheid, liefde? Om het zoo
te mogen verklaren, zou een zoete balsem ge
weest zijn, maar ze was te verstandig om de
teekens over het hoofd te zien, die zulk een
uitleg tegenspraken. Terwijl zij zoo in de
donkere kamer lang uitgestrekt op de sofa lag
met moede ledematen en gedachten, die klaar
wakker waren, werd ze in een helderziende
zenuwspanning zich bewust van een groot ge
vaar, van dreigenden ondergang. Zij realiseer
de. dat deze man haar vreemd en ver was, dat
verborgen vijandelijke machten in hem stre
den. Haar gissen, denken en piekeren leidde
tot niets, zijn geheim doorvorschte zij toch
niet. Het beste zou maar zijn, de oogen te
sluiten en zich in slaap en droom weg te laten
glijden. Zijn schreden op de trap en in de
vestibule hoorde zij niet, eerst zijn schellen,
lang kort kort lang, schrikte haar op. Met een
nik stond ze op, ijlde gehaast en onzeker door
de donkere kamer, was te verward om den
lichtknop om te draaien en opende. Alfred
stond in de deur, een donker silhouet tegen
een lichten achtergrond, zijn lakschoenen
blonken, wit schemerde zijn overhemd onder
de open overjas
„Nou, nou, bij jullie is het donker en stil!"
Hij stapte zonder zijn bolhoed af te nemen
binnen legde de arm om haar heen en trok
haar tegen zich aan: „Je doet of je bang voor
mij bent." Hij brak haar tegenstand en kuste
haar.
„Ik heb geslapenis het niet al erg
laatWaar kom je vandaan? Ik dacht, dat
ie thuis werkte."
.Xaat? Het is pas acht uur en werken?
Ik heb ontdekt, dat werken geen genoegen is
en toen heb ik de mappen dichtgeslagen, mij
vlug verkleed en ben hierheen gekomen. Het
schijnt mij toe. dat je niet erg verrukt ben?"
„Jatochik ben heelemaal verward
kom binnen."
Zij sloot de deur van de vestibule en wilde
het licht aandraaien. Met een zachten klik
sloeg de schakelaar om. maar het bleef don
ker.
„Wat is dat, de zekering is zeker doorge
brand."
In de donkere nauwe woonkamer tastte zU
haar weg, bonsde tegen Questenberg op,
drukte zich tegen den muur en hep zoo om
hem heen naar de keuken. Een lucifer vlamde
op. ging weer uit en hij hoorde hoe zij in Kas
ten en laden zocht. Eindelijk vond zij heele
maal achter in het buffet de korte- dikke
kaars, die in zulke gevallen van nood huip
moest verschaffen. Haar gezicht en armen
doken in het gele licht uit het donker op, zu
ging voor hem uit, hij had zijn hand op naa.
schouder gelegd en verheugde zich erop. dat
een zacht rose schijn om het ovaal van naar
wangen en hoofd speelde. Zo bereikten zym
een romantischen optocht de voorste kam j.
De kaars stond op de tafel; verwonderd en
nu pas goed wakker, zag zij hem aan;
je in smoking?"
,.Ja, ik was in een slecht humeur, toen k
thuis kwam en daar is maar één middeivoo
om zichzelf van zichzelf te redden; groci-
tenue. Het recept heb ik van mijn vaaer e
het heeft altijd zijn waarde bewezen. Met
bad en een schoon hemd, vliegen de siecn
gedachten weg."
„Heb je dikwijls slechte gedachten.
„Ik wil er geen hebben! Basta". Hy s
met den harden rand van zijn hoed op dei w
en staarde even in de vlam van de ^a'
„Slechts zwakke karakters laten zich door
gedachten ringelooren. Men moet er op
leven. Zonder piekeren, zonder pbuosop
zonder sentimentee'le remmen, energ:ie»
wanneer, het moet, meedoogenloos. zoo w
wij samen onzen weg bewandelen, niet w
Marianne?" PÊ.
Zij liet zich door zijn activiteit niet
sleepen, zij voelde hoe weinig zyn
ideeën bij zijn wezen paste. „Energiek en
doogenloos? Alfred, zijn wij daar de
menschen voor?" 7«nv
„Ik ben het en jij zult leeren het te su<-
men moet slechts den innerlijken moed
ben. Maar dat Is genoeg philosofie voor
avond wij gaan uit!" ,0.vh|ï
„Waarheen Alfred. Moeder komt aa
thuis en ik wou vanavond vroeg nam- oe ^j-
Prinses Alexandra, het dochtertje van den Hertog en de Hertogin van Kent,
geniet van het zomersche weer der laatste October-dagen
Jhr. mr. L. E. M. van Fisenne (curator); Z. Exc. minister prof. dr. J. R. Slotemaker de
Bruine en prof. dr. J. A. Barge (rector magnificus) op weg naar het St. Caecilia gasthuis
te Leiden ter gelegenheid van de herdenking van het 300 jarig bestaan van het academisch-
klinisch onderwijs
Covine P. Nair, de eerste Indiër, die een trans-atlantische
vlucht via de Zuidelijke route heen van Engeland naar
Amerika en via de Noordelijke terug wilde ondernemen,
is neergestort en heeft zijn poging met den dood moeten
bekoopen
Mooi Limburg. Een tapijt van herfstbladeren in het bosch te Swalmen !n de omgeving van het
kasteel Hillenrath, waar nog veel ongerept natuurschoon te aanschouwen is
Norman Davis, de Amerikaansche ge
delegeerde ter conferentie der negen
mogendheden, bij aankomst te Brussel
De kabinetscrisis in België. De formateur De Man doet,
nadat hij van den Koning opdracht tot de vorming der
nieuwe regeering heeft ontvangen, daarvan aan de
journalisten mededeeling
Een redding in vol
le zee. De Engel-
sche kruiser «Sout
hampton» redde
Spaansche regee-
ringssoldaten, die
met een scheepje
uit Gijon waren
gevlucht
i