Aan allen! D' BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES A.s. week heb ik Herfstvacantie. Het is mo gelijk dat ik eenige dagen de plaats verlaat, maar ook, dat ik in de gemeente blijf, voor het afwikkelen van verschillende werkzaam heden in verband met de schoolvoeding. De kans blijft dus bestaan dat ik jullie briefjes niet in handen krijg. Om jullie nu geen on ncodig werk te laten doen, krijgen jullie één keer schrijf vacantie. De kinderen die mij echter 'heden geschreven hebben, krijgen vol gende week Zaterdag, al vertoef ik elders, in ieder geval een briefje in de rubriek. Woensdagmiddag, 10 Nov. hoop ik jullie allen in het clublokaal te ontvangen. Plaats en uur vermeld ik a.s. week nog eens. Beste VERONIKA. De laatste weken zie ik je zoo vaak, dat ik je niet behoef te vragen hoe het leven staat. Ben je ook bij J. v. d. D. geweest toen hij jarig was? De kinderen op school vonden de doos gebakjes echt dolletjes, dat begrijp je. Ja het weer is prachtig. Men zou haast denken dat het voor- inplaats van najaar is. Zoo nog eenige maanden zeg. Tot ziens. Dag Veronika. Beste KLEINE ZUS. Wat ga jij doen? Ziek worden en dat nog wel nu het weer zoo prach tig is. Je moet maar weer gauw beter worden hoor. Het beste hoor. Dag Kleine Zus. Lief ROZEKNOPJE. Wel meisje, hoe staat het leven? Heeft het huisarrest nog iets uit gewerkt? De geborduurde kaart is keurig. Ik dank je er heel hartelijk voor. Prettig, dat ik je werk van school later mag zien. Het beste hoor. Dag Rozeknopje. Lief SPARRETJE. Hartelijk dank ik je voor de plaatjes. Prettig dat ik nu het blad kan bestellen. Wederkeerig hoop ik je ook eens van dienst te kunnen zijn. Nogmaals dank. Dag Sparretje. Best GÖUDMUILTJE. Flink zoo meisje. Leer maar flink naaien en handwerken. Het kan je later goed te pas komen. Als je op de club komt, breng je dan het papieren flanel letje eens mede? Nu ben je aan een dames flanel bezig. Dat is een heel werkje. Ken je het tooneelstukje van den speeltuin al? Wie hebben de hoofdrollen? Dag Goudmuiltje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Flink zoo meisje, je was nu weer prachtig op tijd. Pret tig, dat je een kleedje hebt om te borduren, 'k Zou toch nog maar even van het bij zon dei- mooie weer profiteeren en het kleedje maar wat laten rusten. Er komen nog dagen genoeg om te werken. M'n dank voor de tafels. Wil je thuis m'n groeten terug doen? Dag Teekenaar- stertje. Best KRULLEKOPJE. Je hebt nu ook beter opgepast. Je briefje was keurig op tijd. Maar zeg meisje, hoe oud ben je? Toch nog geen tachtig, wel? Die vergeetachtigheid laat je maar op de loop gaan hoor. Wil je je oom, grootouders en ouders m'n groeten terug doen? Dag Krullekopje. Beste MOEDERS OUDSTE. Zeg meisje wat heb je een prettige vacantie gehad. Je tante zal je missen. Ik houd ook dol veel van kinderen, vooral kleintjes vind ik schattig. Die koeksjesbakkerij heb je zeker wel heel erg prettig gevonden? Mag je met de Kerstvacan- tie weer gaan logeeren! Dat is even prettig zeg. Het plaatje op je postpapier is snoezig. Lees je vooral m'n briefje vooraf? Dag Moe ders Oudste. Best KRUIDJE ROER ME NIET „Pietje, Patje poe, Weet je wat ik doe? Ik geef je een pluim Niet op je duim Maar wel op Je hoed Dat is zeker goed". In lang heb ik geen rijmelaarster onder m'n rubriekertjes gehad. Maar jij schijnt de kunst te verstaan en nu wil ik niet voor je onder doen. Gelukkig dat je verkoudheid een plaats op de Mookerheide gevonden heeft. Je laat haar daar maar voor goed vertoeven hoor. Zoo'n vriendin kan je missen. Ben je nu reeds benieuwd naar het werk dat je op de club krijgt? Nog maar even benieuwd blijven hoor. Dag Kruid je roer me niet. Lief LEZERESJE. Ja. je hebt je vacantie alweer gehad. Mijn vacantie moet nog begin nen. Wat gezellig dat je zulke mooie hand werkjes maakt. Mag ik het kleedje eens zien als het af is? Ik houd veel van mooie hand werken en mag ze graag bewonderen. Dag Lezeresje. Best CROCUSJE. Ja hoor, je mag het werk -dat je op de club maakt, mede naar huis nemen als het klaar is. Je kunt er, als je wilt, dan iemand gelukkig mede maken. Hoe oud wordt je Grootma as. Dinsdag? Ik begrijp dat je naar haar toe gaat om haar te feliciteeren. Mij gaat het best hoewel ik met gebrek aan voldoende tijd heb te kampen. Weet jij er mis schien raad voor? Dag Crocusje. Lief ZONDAGSKIND. Wat jammer dat je telkens hoofdpijn hebt. Ga je intijds naar bed of blijf je vaak laat op, zoodat je oververmoeid bent? Je va-der is dus kort voor Sint Nicolaas jarig. Haast alle rubriekertjes schrijven mij, dat zij het erg prettig vinden, dat de club 10 Nov. begint. Ik verheug mij er ook op! Het zijn steeds gezellige urtjes geweest en zullen het ook nu wel weer worden. Wil je je ouders, zuster en zusjes m'n groeten terug doen? Dag Zondagskind. Beste POLLY. Is het in Ermelo niets geen mooi weer? Zoo, dan boffen wij eindelijk hier in IJmuiden eens met het weer. Het is hiel de laatste dagen schitterend. Woensdag was het zelfs warm buiten. Vandaag, Donderdag, was het. ondanks de minder gunstige weervoorspelling, heel mooi. *?rettig dat je geregeld naar school kunt gaan. Wil je in je volgende briefje eens een paar van die moeilijke schoolsommen opschrijven? Je behoeft a.s. week niet te schrijven. Lees m'n briefje vooraf maar. Je groeten zal ik over brengen. Dag Polly. Beste BERENDMAN. Zeg hangt er mo menteel soms een dichterlijke sfeer in de lucht? Jij bent de tweede die me heden een brief op rijm gestuurd hebt. 'k Geloof warem pel dat ik ook al den invloed onderga. „Beste Berend-man, Loop wat je kan, Breng met spoed Je moeder m'n groet." As. week behoef je me niet te schrijven. Lees vooral m'n briefje vooraf. Dag Berend- mar.. Lief KALFJE. Je plaatje vind ik grappig. Je bent een Jo Sp. in den dop. Teeken je zoo graag? Ik ook, maar ik heb er geen tijd voor. VOOR KNAPPE TEEKENAARS. Neem een twee en halve-centstuk en een een dubbeltje en probeer met die beide geld stukjes dezen dikken kater uit te teekenen. De eerste teekening is de gemakkkelijkste. Je teekent het twee en halve centsstuk maar om met een potlood b.v. Het dubbeltje wordt in teekening 2 de kop. Let er vooral op, dat twee derde van het dubbeltje boven den grooten cirkel komt. Bij figuur 3 teeken je ooren en staart. Bij figuur 4 maak je alles zwart en teekent er met een heel fijn penseel tje snorharen bij. W. B.Z. Hector heeft me heden niet geschreven. Ik kan hem dus niet antwoorden. Je wilt dus heel graag een moederrubriek in de krant geplaatst zien? Mij best hoor. Als de moeders schrijven, zal ik ze antwoorden. Ech ter niet in een aparte rubriek, maar tusschen de kinderbriefjes in. Ik heb trouwens al eenige malen briefjes aan moeders in de rubriek geplaatst. Wil je je ouders m'n groeten terug doen? Het beste hoor. Dag Kalfje. Weer hebben verschillende rubriekertjes mij niet geschreven, dus vergeten. Ik vergeet ze echter niet. o.a. Boodschapstertje. Handwerk- stertje. Hector, Sneeuwvlokje, Duinsparretje, Sterretje, Zusjes beschermstertje e.a. Na de vacantieweek hoop ik dat niemand mij zal vergeten. Veel groeten van MEJ. E. VIJLBRIEF. JAN KLAASSEN EN KATRIJN door W. B.—Z. Ieder Rubriekertje zal welkom zijn, Vader vertoont de poppenkast met Jan Klaassen en Katrijn, Zoo is 't begin: Jan Klaassen heeft weer guitenstreken in den. zin. Katrijntje zal hem een standje geven, maar dan begint het lieve leven. Pats, pats, Jan Klaassen wil Katrijntje slaan, Zij doet net of hij haar pijn heeft gedaan. Dan komt de diender Jan Klaassen halen. Anders moet hij boete betalen. De huisheer komt ook nog op de proppen. En de dood wil hem in een kistje stoppen. Maar die slimme Jan Klaassen, die looze guit, Lacht den diender, den huisbaas, den dood en Katrijntje uit. Katrijntje is een vervelende zeur, Maar Jan Klaassen blijft in een goed humeur. Ten slotte geeft hij zijn vrouw een zoen En wil een dansje met haar gaan doen. Dan speelt de muziek van tra la la, Jan Klaassen zingt blij hiep, hiep, hoera, Wij zingen en dansen mee tot besluit. En hiermee is het Jan Klaassenspel uit. Eigenaardige preekstoel. In het Engel- sche kustplaatsje Falmouth heeft men in een der kerken den boeg van een schip verbouwd tot preelifctoel. Schuin boven het kluisgat (het gat waar de ankerketting doorloopt) ziet men nog duidelijk den naam van het voor malige schip, n.l. „King Edward VII". Had je dat gedacht? Iemand heeft uit gerekend dat een kleermaker voor 't maken van een colbertpak 74392 steken moet maken. Gelukkig doet hij de grootste helft met de machine. Een stad waar 't altijd regent. Dat is de Noorsche stad Bergen. Apen vangen. „Zoo slim als een aap" zeg ge we, maar 't is de vraag of een aap wer kelijk slim is. Als we denken aan de manier waarop men in Zuid-Amerika de apen vangt, dan zou men 't niet zeggen. Men zet daar on der de boomen, waarin apen zitten, een flesch met een betrekkelijk nauwe hals neer en- doet daar, zóó, dat de apen het zien kunnen, een portie mais in apen zijn dol op mais. Pas is de man weg of de apen gaan naar be neden en steken hun poot of liever hun hand in de flesch. De met mais gevulde hand,, die nu een vuist geworden is. kan na tuurlijk niet door den hals en de aap begint te schreeuwen alsof hij in den grootsten nood verkeert, maar is niet zoo slim om te be grijpen, dat hij zich gemakkelijk bevrijden kan, als hij de mais maar laat vallen. Vanwaar komt ons woord tennis? Een spel dat veel overeenkomst had met ons te genwoordige tennisspel werd reeds in de Mid deleeuwen in ons land gespeeld. Degene, die den bal naar zijn tegenpartij sloeg riep tenetz, wat houdt hem beteekende. Later kreeg het spel naar dien uitroep den naam van teney- sen en hier maakten de Engelschen tennis van en wij namen dit weer van de Engel schen over. TWEE KINDEREN IN IIET HERFSTBOSCH Frits was een ruwe klant, maar Elsje een lief, vriendelijk meisje. Van paddestoelen en eckhoornkindjes. O, wat was het heerlijk kalm en stil in het herfstbosch, toen de boschwachterskinderen erdoor dwaalden! Je hoorde niets dan 't rui- schen van de hooge boomen en zoo nu en dan een sjirpend vogelgeluidje. De zon schit terde mat en stil langs de stammen en too- verde duizenden loovertjes op de zachte mos kussentjes. „Kabouterkussentjes", zei Elsje. „Daar zit ten ze nu, als ze hun vergaderingen houden. Zie je wel, Frits?" „Hmmzei Frits. „O, kijk, kijk, een eekhoorntje!" En Elsje wees naar den pluimstaart van 't vlugge diertje, dat juist achter een boom verdween, en babbelde: „Gek, dat je ze hier nog ziet. Ik dacht, dat ze allemaal gevlucht zouden zijn, toen de vorige week die rij boomen is omge hakt." „Och," zei Frits „ik weet niet." „Akelig voor al die diertjes, dat de boomen weg zouden zijn. Zouden er nesten in gezeten hebben? Wat gek voor die vogels, als ineens je huis omverploft! Wat zouden ze wel ge dacht hebben?" „Och, wat een onzin, dieren denken niet," zei Frits. „O, ik weet zeker van wél!" zei Elsje. „En kaboutertjes bestaan niet eens!" „Wèlwaar. Ze bestaan echt! Ik Nu werd Frits boos. „Schei uit met je ge zeur," zei hij. Die Elsje ook altijd met 'r ge praat over kaboutertjes en schattige eek hoorntjes. Vreeselijk kinderachtig! Daar moest je nu echt een meisje voor zijn! En nu moest hij samen met haar paddestoelen zoe ken voor moeder. Ook wat leuks; nu kon hij niet eens spinnen vangen. Elsje was dol op alle boschdieren: torretjes, ja zelfs de dikke, griezelige kruisspinnen, die op sommige plaatsen tusschen de struiken hun web had den gemaakt, vond ze prachtig met hun beel dig patroontje op den rug. En Frits wist 't van tevoren! als hij ze pakte en dood trapte begon ze te huilen en vertelde ze 't aan moeder. En dan zou er weer wat opzitten! Frits was echt kwaad. Hij slenterde lande rig achter Elsje aan en schopte de dorre bla deren voor zich uit Een zacht langgerekt fluiten ging door het bosch: 't klonk net als 't fluisteren van den wind in de allerhoogste toppen en alleen een fijn oor kon het onderscheiden. Maar de ka- bouters en de elfen, de torren, de krekels en de eekhoorntjes, de vogels, de sprinkhaan tjes en de spinnen hébben fijne oortjes! Het floot in de toppen, 't daalde neer langs de siammen en 't fluisterde door de kleurige blaadjes: daar komen Frits en ElsjeFrits en Elsje. En de wind herhaalde de woorden wel honderd keer, zoodat opeens alle bosch bewoners het wisten. De spinnen schrokken en bleven een oogen- blik als verlamd, met uitgestrekte pooten, in haar web zitten; de eekhoorntjes vluchtten weg en het hartje van den ouden kabouter Zorgzaam klopte in zijn keel. „Frits en Elsje! Dat 't vandaag nu juist zoo moest treffen! Die Frits met zijn ruwe manieren, die alles in 't bosch vernielde en vertrapte! En klein Elsjeoch, die was lief en zacht genoeg, maar wat kon ze tegen Frits beginnen? Floep! vlug als een lichtstraal kroop de kabouter tusschen de stelen van een groepje vliegenzwammen. Daar had hij zijn huis: heerlijk beschut tegen den regen, nog bedekt met wat dorre bladeren en draden var herfstspinnetjes en daaro kijk, das lagen in een holletje tusschen de moskusser tjes drie kleine, teere eekhoornkindjes. Sinri gisteren lagen ze hier: kabouter Zorgzaam die altijd zoo goed voor de boschbewoner: zórgde, dat ze hem vadertje Zorgzaam noem den, streelde ze om de beurt over hun gladde kopjes en pluimoortjes en dekte ze een beetje toe met mos. Hij had ze gevonden in een van de holle boomen, die de vorige week geveld waren. Maar hij wist er niet best raad mee. Melk had hij niet voor ze en hun ouders wa ren weg. Ja, 't was erg lastig „Tik, tik, tik!" boven op 't vliegenzwam- mendak. „Ja?" riep vadertje Zorgzaam. En daar klonk de angstige bromstem van een dikken zwarten tor. „Mag ik hier even schuilen! Frits komt eraan en de vorige week heeft hij m'n tante immers al haar pooten uitgetrokken. Je weet toch wel, he? „Ja, ja," zei vadertje Zorgzaam. „Kom er maar in!" En toen kwamen ook een paar krekels, een sprinkhaan en zelfs een dikke pad. Ze rilden van angst en fluisterden: „Je kunt nooit weten, wij schuilen maar liever." „Goed, goed," zei kabouter Zorgzaam en hij sloot het deurtje. Toen werd het een wonderlijk spelletje in 't bosch. 't Floot in de toppen, 't fluisterde door de groene, gele, roodgouden blaadjes: daar komen Frits en ElsjeFrits en Elsje. Ze gaan paddestoelen zoeken! De zon had het gehoord, want ze zond haar speelsche straaltjes tusschen de tak ken op den grond en verlichtte hier een gele eierzwam en daar een hanekammetje. En Elsje zochten zocht en binnen een half uurtje had ze haar mandje vol. Maar overal, waar Frits liep, gleed 't zonlicht weg: 't werd koel en donker tusschen de boomen, en geen paddestoel was te zien, behalve de felroode vliegenzwammen. En overal fluisterde de wind: „Daar is Frits, daar is Frits! Berg je!" En toen hij om zich heen keek, was er geen enkel diertje meer te bekennen: geen spin om te plagen, geen torretje om te trappen. Alles was doodstil en leeg en eenzaam. Toen kwamen Luks en Fluks, twee stoute elfjon getjes; die wilden Frits eens fijn plagen! Ze gingen ieder op een schouder van den jon gen zitten en Luks zei: „Geen paddestoel te zien, ook sneu!" En Fluks: „Kom, ga nog maar eens kijken." En dan Luks weer „Die gele misschien, of die?" Frits plukte, 't Waren geen eierzwammen, maar tochze leken erop. Even proeven En toen fluisterde Fluks vlak bij z'n oor: „O, o, Frits heeft een vergiftige paddestoel op gegeten! Hij gaat dood, hij gaat dood! Hij krijgt al pijn in z'n buik! O! O!" En Frits ging op een steen zitten en barst te in snikken uit. Intusschen was Elsje een heel eind voor uitgegaan en ze kwam bij het vliegenzwam- menhuis van vadertje Zorgzaam. De zon zag het: die liet opeens een fel lichtstraaltje val len op 't roode dak. En een klein, lief meisjes elfje, dat Linda heette, fluisterde in Elsje's oor: „Kijk eens goed en luister eens. Nu, Elsje bukte zich, ze schoof de paddestoelen op zij. En wat zag ze daar? Drie kleine eekhoorntjes, die zacht kreunden en met hun neusje langs den grond snuffelden. „O!" riep Elsje. „O, wat lief!" En ze pakte de beestjes heel voorzichtig op en legde ze in haar schortje. De wind streek door de kleurige blaadjes van Zuid naar Noord en fluisterde: „Gevonden, gevonden; Elsje heeft onze eekhoorntjes gevonden. Nu hoeven ze geen honger meer te lijden!" En in een oogenblik hadden alle boschbewoners 't ge hoord. En de wind streek nogeens door de takken en droeg de hooge stemmetjes van de elfen met zich mee, die riepen: Ha, ha! die Frits! Die denkt, dat hij dood gaat! Die Frits, die malle Frits!" En 't heele herfstbosch schaterde en sjirpte en floot en had een pret van belang! Hoe ging het toen verder? Wel. Elsje nam de eekhoorntjes mee naar huis. legde ze in een poezemandje en liet ze lauwe melk drinken uit een poppenzuigfleschje En Frits kwam een uur later thuis, verdrie tig en met buikpijn van de angst. „Wat scheelt eraan, jongen?" vroeg moe der. „Och, dat nare akelige bosch!" zei Frits. „Hè," zei Elsje ,,'t bosch is juist zoo heer lijk!" Nu, wie van de twee had gelijk? R. DE RUYTER-V. d. FEER. 59 riemaal per week naar Indië" zoo stond er dezer dagen in de cou ranten. Het leek zoo eenvoudiè en de vliegeniers en allen die bij de vliegerij betrokken zijn vinden het mis schien ook wel een eenvoudige zaak. Maar voor ons leeken lijkt het toch iets reusach tigs. Want stel je eens voor, dat je een fa milielid in Indië hebt, dan kun je nu, als je hem of haar een brief schrijft, na 12 dagen antwoord op je brief hebben. En denk dan eens hoe lang dat vroeger duurde. Denken we eens aan den tijd toen onze voorouders pas betrekkingen met Indië onderhielden, dus in de dagen van de oprichting der Oost-In dische Compagnie. Dat is dus ruim 300 jaren geleden. Van een geregeld postverkeer was natuurlijk geen sprake. Wie toen een brief naar Indië verzenden moest, gaf dien mee aan den eerst vertrekkenden scheepsgezag- voerder. Het duurde echter niet lang of de Compagnie bepaalde, dat alleen haar sche pen de brieven mochten vervoeren. Maar toch waren de brieven dan nog een maand of 8 onderweg. Soms nog langer, want de schepen, die de brieven meenamen, voeren eerst uit als er een aantal schepen bij elkaar waren, die dan gezamenlijk naar Indië voe ren. Geen wonder dat men verlangend uit zag naar een middel om dat brievenvervoer te bespoedigen. Reeds in 1607 werd een po ging gedaan om van af Calicoet in Voor-Indië brieven over land naar 't vaderland te zen den. Deze poging is zeker mislukt, want in 1610 doet men weer een poging, nadat men van den Haarlemschen schilder Cornelis Claesz. Heda zeker denzelfden waar naar wij de Hedastraat genoemd hebben die aan de hoven te Naraspoer en Visiapoer ver toefde, gehoord had. dat de Portugeezen te Goa op de kust van Voor-Indië hun brieven •uit het moederland over land ontvingen. Ook deze poging mislukte, evenals vele andere daarna geprobeerd. Eerst in 1665 lezen we dat brieven die de bewindvoerders der Com pagnie den 29en Januari uit Holland verzen den reeds 24 Mei over land Indië bereikten. Maar omdat die overlandweg verre van veilig was, was het noodzakelijk afschriften van de verzonden brieven over een anderen weg te verzenden. Zoo kwamen de afschriften der brieven, die 29 Januari verzonden waren, over een anderen landweg eerst 7 November in Indië aan. Niet altijd ging het zoo vlug. soms waren de brieven meer dan een jaar onderweg, zoo de brieven die 15 Mei 1671 ver zonden waren; deze kwamen eerst in Nov. 1672 aan. Ook de brieven die tijdens den 3en Engelschen oorlog door Reykloff van Goens verzonden werden, om de bewindhebbers der Compagnie mee te deelen, dat de vereenigde Engelsche en Fransche vloten bij Ceylon wa ren verslagen, waren bijna een jaar onder weg. Zijn secretaris Johannes Leeuwenson ging, vergezeld van den soldaat Jacob van Daelen 13 Februari 1674 vermomd als Oos- tersch koopman op weg en kwam eerst 5 Januari 1675 te Amsterdam aan. Eigenaar dig genoeg beklaagt zich deze Leeuwenson meer over de ellendige toestand der straat wegen in Italië en Duitschland dan over de ontberingen, die hij op zijn reis geleden heeft. En nu precies 13 jaar nadat het eerste vlieg tuig naar Indië vliegt n.l. 1 Oct. 1924, gaan er wekelijks 3 nadat eerst op 25 Sept. 1930 een 14 daagsche dienst was ingesteld, die op 1 Oct. 1931 een weekdienst wordt en op 12 Juni 1935 een halve weekdienst. Indië en ons land zijn dus dank zij de luchtvaart, wel heel wat dichter bij elkaar gekomen. W. B.—Z. Een vruchtbare vallei in het koude Alaska. In dit allerkoudste noordelijk deel van Noord-Amerika ligt een vallei van 300 kilo meter in 't vierkant, waar de bodem even min als de omgeving schadelijke insecten herbergt en waar in den zomer de zon ge durende enkele uren per dag zoo fel schijnt dat er tweemaal geoogst kan worden p« jaar. Tal van boeren uit de Ver. Staten trek ken nu naar dit nieuwe land. Visscherij en postduivendienst. De Peen" sche visschers van de Noordkust van 't eilana Seeland hebben hun vischgebied in 't noor delijk deel van 't Kattegat. Hun scheepjes zijn natuurlijk maar klein en niet ingericht voor 't hebben van een radio-zender. Toch kan in den regel van groot belang voor de reeae- rij wezen, dat ze bijtijds weten niet alleen hoe groot de vangst, maar ook uit welke soor ten deze bestaat. Om nu hiervan de reederij zoo gauw mogelijk op de hoogte te brengen, maakt men gebruik van postduiven, die eigen lijk thuis hooren op 't kantoor van de ree derij. Zoodra men aan boord meent dat net tijd is om de reederij van 't een en ander op de hoogte te brengen, wordt een duif met ae noodige gegevens losgelaten en deze vliegt onmiddellijk „huistoe" en als straks de boot in de haven komt, is soms de heele laain* al verhandeld. 1fl.n De oudste kanoclub. Deze werd m loi te Bonn opgericht door Engelsche studen ten, die daar aan de universiteit studeerden. De stilstaande klok. In het Duitse stadje Rothe stond 's morgens de torenki aan één kant stil, terwijl de wijzers aan ae andere kanten den juisten tijd aanweze Toen men naar de oorzaak van dit ^reen verschijnsel onderzoek deed, bleek dat e vogel op de kleine wijze* was gi in zitt* l a ten slotte door de groote wijzw was 12 - geklemd, maar tevens verhinderde, dat wijzers zich verder voortbewogen. Toen vogel bevrijd was, liep de klok ook wee:r. Staartlooze katten. Deze kattenso schijnt alleen thuis te hooren op t eiia Man in de Iersche Zee. g. Geen armen meer? Het is een oud B bruik dat men in 't Engelsche Cotswoiaa trict eiken Zondag na afloop der godsdien^ oefening in een der dorpskerkjes een aan brooden voor de armen neerlegt. In de iaa ste jaren is het echter niet meer v°Pr=.Jon men dat iemand één of meer dezer broou- neeft meegenomen. Een oude klok. Van het slot fried van Bouillon dat in 't "TL, plaatsje Bouillon in de Ardennen ligt is een klok over, die dagteekent van 't jaar

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 8