Aan allen!
D'
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
A.s. week heb ik Herfstvacantie. Het is mo
gelijk dat ik eenige dagen de plaats verlaat,
maar ook, dat ik in de gemeente blijf, voor
het afwikkelen van verschillende werkzaam
heden in verband met de schoolvoeding. De
kans blijft dus bestaan dat ik jullie briefjes
niet in handen krijg. Om jullie nu geen on
ncodig werk te laten doen, krijgen jullie één
keer schrijf vacantie. De kinderen die mij
echter 'heden geschreven hebben, krijgen vol
gende week Zaterdag, al vertoef ik elders, in
ieder geval een briefje in de rubriek.
Woensdagmiddag, 10 Nov. hoop ik jullie allen
in het clublokaal te ontvangen. Plaats en uur
vermeld ik a.s. week nog eens.
Beste VERONIKA. De laatste weken zie
ik je zoo vaak, dat ik je niet behoef te vragen
hoe het leven staat. Ben je ook bij J. v. d. D.
geweest toen hij jarig was? De kinderen op
school vonden de doos gebakjes echt dolletjes,
dat begrijp je. Ja het weer is prachtig. Men
zou haast denken dat het voor- inplaats van
najaar is. Zoo nog eenige maanden zeg. Tot
ziens. Dag Veronika.
Beste KLEINE ZUS. Wat ga jij doen? Ziek
worden en dat nog wel nu het weer zoo prach
tig is. Je moet maar weer gauw beter worden
hoor. Het beste hoor. Dag Kleine Zus.
Lief ROZEKNOPJE. Wel meisje, hoe staat
het leven? Heeft het huisarrest nog iets uit
gewerkt? De geborduurde kaart is keurig. Ik
dank je er heel hartelijk voor. Prettig, dat ik
je werk van school later mag zien. Het beste
hoor. Dag Rozeknopje.
Lief SPARRETJE. Hartelijk dank ik je
voor de plaatjes. Prettig dat ik nu het blad
kan bestellen. Wederkeerig hoop ik je ook
eens van dienst te kunnen zijn. Nogmaals
dank. Dag Sparretje.
Best GÖUDMUILTJE. Flink zoo meisje.
Leer maar flink naaien en handwerken. Het
kan je later goed te pas komen. Als je op de
club komt, breng je dan het papieren flanel
letje eens mede? Nu ben je aan een dames
flanel bezig. Dat is een heel werkje. Ken je
het tooneelstukje van den speeltuin al? Wie
hebben de hoofdrollen? Dag Goudmuiltje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Flink zoo
meisje, je was nu weer prachtig op tijd. Pret
tig, dat je een kleedje hebt om te borduren,
'k Zou toch nog maar even van het bij zon dei-
mooie weer profiteeren en het kleedje maar
wat laten rusten. Er komen nog dagen genoeg
om te werken. M'n dank voor de tafels. Wil je
thuis m'n groeten terug doen? Dag Teekenaar-
stertje.
Best KRULLEKOPJE. Je hebt nu ook beter
opgepast. Je briefje was keurig op tijd. Maar
zeg meisje, hoe oud ben je? Toch nog geen
tachtig, wel? Die vergeetachtigheid laat je
maar op de loop gaan hoor. Wil je je oom,
grootouders en ouders m'n groeten terug doen?
Dag Krullekopje.
Beste MOEDERS OUDSTE. Zeg meisje
wat heb je een prettige vacantie gehad. Je
tante zal je missen. Ik houd ook dol veel van
kinderen, vooral kleintjes vind ik schattig.
Die koeksjesbakkerij heb je zeker wel heel erg
prettig gevonden? Mag je met de Kerstvacan-
tie weer gaan logeeren! Dat is even prettig
zeg. Het plaatje op je postpapier is snoezig.
Lees je vooral m'n briefje vooraf? Dag Moe
ders Oudste.
Best KRUIDJE ROER ME NIET
„Pietje, Patje poe,
Weet je wat ik doe?
Ik geef je een pluim
Niet op je duim
Maar wel op Je hoed
Dat is zeker goed".
In lang heb ik geen rijmelaarster onder m'n
rubriekertjes gehad. Maar jij schijnt de kunst
te verstaan en nu wil ik niet voor je onder
doen. Gelukkig dat je verkoudheid een plaats
op de Mookerheide gevonden heeft. Je laat
haar daar maar voor goed vertoeven hoor.
Zoo'n vriendin kan je missen. Ben je nu reeds
benieuwd naar het werk dat je op de club
krijgt? Nog maar even benieuwd blijven hoor.
Dag Kruid je roer me niet.
Lief LEZERESJE. Ja. je hebt je vacantie
alweer gehad. Mijn vacantie moet nog begin
nen. Wat gezellig dat je zulke mooie hand
werkjes maakt. Mag ik het kleedje eens zien
als het af is? Ik houd veel van mooie hand
werken en mag ze graag bewonderen. Dag
Lezeresje.
Best CROCUSJE. Ja hoor, je mag het
werk -dat je op de club maakt, mede naar huis
nemen als het klaar is. Je kunt er, als je wilt,
dan iemand gelukkig mede maken. Hoe oud
wordt je Grootma as. Dinsdag? Ik begrijp dat
je naar haar toe gaat om haar te feliciteeren.
Mij gaat het best hoewel ik met gebrek aan
voldoende tijd heb te kampen. Weet jij er mis
schien raad voor? Dag Crocusje.
Lief ZONDAGSKIND. Wat jammer dat je
telkens hoofdpijn hebt. Ga je intijds naar bed
of blijf je vaak laat op, zoodat je oververmoeid
bent? Je va-der is dus kort voor Sint Nicolaas
jarig. Haast alle rubriekertjes schrijven mij,
dat zij het erg prettig vinden, dat de club 10
Nov. begint. Ik verheug mij er ook op! Het
zijn steeds gezellige urtjes geweest en zullen
het ook nu wel weer worden. Wil je je ouders,
zuster en zusjes m'n groeten terug doen? Dag
Zondagskind.
Beste POLLY. Is het in Ermelo niets geen
mooi weer? Zoo, dan boffen wij eindelijk hier
in IJmuiden eens met het weer. Het is hiel
de laatste dagen schitterend. Woensdag was
het zelfs warm buiten.
Vandaag, Donderdag, was het. ondanks de
minder gunstige weervoorspelling, heel mooi.
*?rettig dat je geregeld naar school kunt gaan.
Wil je in je volgende briefje eens een paar
van die moeilijke schoolsommen opschrijven?
Je behoeft a.s. week niet te schrijven. Lees m'n
briefje vooraf maar. Je groeten zal ik over
brengen. Dag Polly.
Beste BERENDMAN. Zeg hangt er mo
menteel soms een dichterlijke sfeer in de
lucht? Jij bent de tweede die me heden een
brief op rijm gestuurd hebt. 'k Geloof warem
pel dat ik ook al den invloed onderga.
„Beste Berend-man,
Loop wat je kan,
Breng met spoed
Je moeder m'n groet."
As. week behoef je me niet te schrijven.
Lees vooral m'n briefje vooraf. Dag Berend-
mar..
Lief KALFJE. Je plaatje vind ik grappig.
Je bent een Jo Sp. in den dop. Teeken je zoo
graag? Ik ook, maar ik heb er geen tijd voor.
VOOR KNAPPE TEEKENAARS.
Neem een twee en halve-centstuk en een
een dubbeltje en probeer met die beide geld
stukjes dezen dikken kater uit te teekenen.
De eerste teekening is de gemakkkelijkste. Je
teekent het twee en halve centsstuk maar
om met een potlood b.v. Het dubbeltje wordt
in teekening 2 de kop. Let er vooral op, dat
twee derde van het dubbeltje boven den
grooten cirkel komt. Bij figuur 3 teeken je
ooren en staart. Bij figuur 4 maak je alles
zwart en teekent er met een heel fijn penseel
tje snorharen bij. W. B.Z.
Hector heeft me heden niet geschreven. Ik
kan hem dus niet antwoorden.
Je wilt dus heel graag een moederrubriek in
de krant geplaatst zien? Mij best hoor. Als de
moeders schrijven, zal ik ze antwoorden. Ech
ter niet in een aparte rubriek, maar tusschen
de kinderbriefjes in. Ik heb trouwens al eenige
malen briefjes aan moeders in de rubriek
geplaatst. Wil je je ouders m'n groeten terug
doen? Het beste hoor. Dag Kalfje.
Weer hebben verschillende rubriekertjes mij
niet geschreven, dus vergeten. Ik vergeet ze
echter niet. o.a. Boodschapstertje. Handwerk-
stertje. Hector, Sneeuwvlokje, Duinsparretje,
Sterretje, Zusjes beschermstertje e.a. Na de
vacantieweek hoop ik dat niemand mij zal
vergeten.
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBRIEF.
JAN KLAASSEN EN KATRIJN
door W. B.—Z.
Ieder Rubriekertje zal welkom zijn,
Vader vertoont de poppenkast met
Jan Klaassen en Katrijn,
Zoo is 't begin: Jan Klaassen heeft weer
guitenstreken in den. zin.
Katrijntje zal hem een standje geven,
maar dan begint het lieve leven.
Pats, pats, Jan Klaassen wil Katrijntje
slaan,
Zij doet net of hij haar pijn heeft gedaan.
Dan komt de diender Jan Klaassen halen.
Anders moet hij boete betalen.
De huisheer komt ook nog op de proppen.
En de dood wil hem in een kistje stoppen.
Maar die slimme Jan Klaassen, die
looze guit,
Lacht den diender, den huisbaas, den dood
en Katrijntje uit.
Katrijntje is een vervelende zeur,
Maar Jan Klaassen blijft in een goed
humeur.
Ten slotte geeft hij zijn vrouw een zoen
En wil een dansje met haar gaan doen.
Dan speelt de muziek van tra la la,
Jan Klaassen zingt blij hiep, hiep, hoera,
Wij zingen en dansen mee tot besluit.
En hiermee is het Jan Klaassenspel uit.
Eigenaardige preekstoel. In het Engel-
sche kustplaatsje Falmouth heeft men in een
der kerken den boeg van een schip verbouwd
tot preelifctoel. Schuin boven het kluisgat
(het gat waar de ankerketting doorloopt) ziet
men nog duidelijk den naam van het voor
malige schip, n.l. „King Edward VII".
Had je dat gedacht? Iemand heeft uit
gerekend dat een kleermaker voor 't maken
van een colbertpak 74392 steken moet maken.
Gelukkig doet hij de grootste helft met de
machine.
Een stad waar 't altijd regent. Dat is
de Noorsche stad Bergen.
Apen vangen. „Zoo slim als een aap" zeg
ge we, maar 't is de vraag of een aap wer
kelijk slim is. Als we denken aan de manier
waarop men in Zuid-Amerika de apen vangt,
dan zou men 't niet zeggen. Men zet daar on
der de boomen, waarin apen zitten, een flesch
met een betrekkelijk nauwe hals neer en-
doet daar, zóó, dat de apen het zien kunnen,
een portie mais in apen zijn dol op mais.
Pas is de man weg of de apen gaan naar be
neden en steken hun poot of liever hun
hand in de flesch. De met mais gevulde
hand,, die nu een vuist geworden is. kan na
tuurlijk niet door den hals en de aap begint te
schreeuwen alsof hij in den grootsten nood
verkeert, maar is niet zoo slim om te be
grijpen, dat hij zich gemakkelijk bevrijden
kan, als hij de mais maar laat vallen.
Vanwaar komt ons woord tennis? Een
spel dat veel overeenkomst had met ons te
genwoordige tennisspel werd reeds in de Mid
deleeuwen in ons land gespeeld. Degene, die
den bal naar zijn tegenpartij sloeg riep tenetz,
wat houdt hem beteekende. Later kreeg het
spel naar dien uitroep den naam van teney-
sen en hier maakten de Engelschen tennis
van en wij namen dit weer van de Engel
schen over.
TWEE KINDEREN IN IIET HERFSTBOSCH
Frits was een ruwe klant, maar Elsje een
lief, vriendelijk meisje.
Van paddestoelen en eckhoornkindjes.
O, wat was het heerlijk kalm en stil in het
herfstbosch, toen de boschwachterskinderen
erdoor dwaalden! Je hoorde niets dan 't rui-
schen van de hooge boomen en zoo nu en
dan een sjirpend vogelgeluidje. De zon schit
terde mat en stil langs de stammen en too-
verde duizenden loovertjes op de zachte mos
kussentjes.
„Kabouterkussentjes", zei Elsje. „Daar zit
ten ze nu, als ze hun vergaderingen houden.
Zie je wel, Frits?"
„Hmmzei Frits.
„O, kijk, kijk, een eekhoorntje!" En Elsje
wees naar den pluimstaart van 't vlugge
diertje, dat juist achter een boom verdween,
en babbelde: „Gek, dat je ze hier nog ziet. Ik
dacht, dat ze allemaal gevlucht zouden zijn,
toen de vorige week die rij boomen is omge
hakt."
„Och," zei Frits „ik weet niet."
„Akelig voor al die diertjes, dat de boomen
weg zouden zijn. Zouden er nesten in gezeten
hebben? Wat gek voor die vogels, als ineens
je huis omverploft! Wat zouden ze wel ge
dacht hebben?"
„Och, wat een onzin, dieren denken niet,"
zei Frits.
„O, ik weet zeker van wél!" zei Elsje.
„En kaboutertjes bestaan niet eens!"
„Wèlwaar. Ze bestaan echt! Ik
Nu werd Frits boos. „Schei uit met je ge
zeur," zei hij. Die Elsje ook altijd met 'r ge
praat over kaboutertjes en schattige eek
hoorntjes. Vreeselijk kinderachtig! Daar
moest je nu echt een meisje voor zijn! En nu
moest hij samen met haar paddestoelen zoe
ken voor moeder. Ook wat leuks; nu kon hij
niet eens spinnen vangen. Elsje was dol op
alle boschdieren: torretjes, ja zelfs de dikke,
griezelige kruisspinnen, die op sommige
plaatsen tusschen de struiken hun web had
den gemaakt, vond ze prachtig met hun beel
dig patroontje op den rug. En Frits wist
't van tevoren! als hij ze pakte en dood
trapte begon ze te huilen en vertelde ze 't
aan moeder. En dan zou er weer wat opzitten!
Frits was echt kwaad. Hij slenterde lande
rig achter Elsje aan en schopte de dorre bla
deren voor zich uit
Een zacht langgerekt fluiten ging door het
bosch: 't klonk net als 't fluisteren van den
wind in de allerhoogste toppen en alleen een
fijn oor kon het onderscheiden. Maar de ka-
bouters en de elfen, de torren, de krekels en
de eekhoorntjes, de vogels, de sprinkhaan
tjes en de spinnen hébben fijne oortjes! Het
floot in de toppen, 't daalde neer langs de
siammen en 't fluisterde door de kleurige
blaadjes: daar komen Frits en ElsjeFrits
en Elsje. En de wind herhaalde de woorden
wel honderd keer, zoodat opeens alle bosch
bewoners het wisten.
De spinnen schrokken en bleven een oogen-
blik als verlamd, met uitgestrekte pooten, in
haar web zitten; de eekhoorntjes vluchtten
weg en het hartje van den ouden kabouter
Zorgzaam klopte in zijn keel.
„Frits en Elsje! Dat 't vandaag nu juist
zoo moest treffen! Die Frits met zijn ruwe
manieren, die alles in 't bosch vernielde en
vertrapte! En klein Elsjeoch, die was
lief en zacht genoeg, maar wat kon ze tegen
Frits beginnen?
Floep! vlug als een lichtstraal kroop de
kabouter tusschen de stelen van een groepje
vliegenzwammen. Daar had hij zijn huis:
heerlijk beschut tegen den regen, nog bedekt
met wat dorre bladeren en draden var
herfstspinnetjes en daaro kijk, das
lagen in een holletje tusschen de moskusser
tjes drie kleine, teere eekhoornkindjes. Sinri
gisteren lagen ze hier: kabouter Zorgzaam
die altijd zoo goed voor de boschbewoner:
zórgde, dat ze hem vadertje Zorgzaam noem
den, streelde ze om de beurt over hun gladde
kopjes en pluimoortjes en dekte ze een beetje
toe met mos. Hij had ze gevonden in een van
de holle boomen, die de vorige week geveld
waren. Maar hij wist er niet best raad mee.
Melk had hij niet voor ze en hun ouders wa
ren weg. Ja, 't was erg lastig
„Tik, tik, tik!" boven op 't vliegenzwam-
mendak.
„Ja?" riep vadertje Zorgzaam. En daar
klonk de angstige bromstem van een dikken
zwarten tor. „Mag ik hier even schuilen! Frits
komt eraan en de vorige week heeft hij m'n
tante immers al haar pooten uitgetrokken. Je
weet toch wel, he?
„Ja, ja," zei vadertje Zorgzaam. „Kom er
maar in!" En toen kwamen ook een paar
krekels, een sprinkhaan en zelfs een dikke
pad. Ze rilden van angst en fluisterden: „Je
kunt nooit weten, wij schuilen maar liever."
„Goed, goed," zei kabouter Zorgzaam en hij
sloot het deurtje.
Toen werd het een wonderlijk spelletje in
't bosch. 't Floot in de toppen, 't fluisterde
door de groene, gele, roodgouden blaadjes:
daar komen Frits en ElsjeFrits en Elsje.
Ze gaan paddestoelen zoeken!
De zon had het gehoord, want ze zond
haar speelsche straaltjes tusschen de tak
ken op den grond en verlichtte hier een gele
eierzwam en daar een hanekammetje. En
Elsje zochten zocht en binnen een half
uurtje had ze haar mandje vol. Maar overal,
waar Frits liep, gleed 't zonlicht weg: 't werd
koel en donker tusschen de boomen, en geen
paddestoel was te zien, behalve de felroode
vliegenzwammen. En overal fluisterde de
wind: „Daar is Frits, daar is Frits! Berg je!"
En toen hij om zich heen keek, was er geen
enkel diertje meer te bekennen: geen spin
om te plagen, geen torretje om te trappen.
Alles was doodstil en leeg en eenzaam. Toen
kwamen Luks en Fluks, twee stoute elfjon
getjes; die wilden Frits eens fijn plagen! Ze
gingen ieder op een schouder van den jon
gen zitten en Luks zei: „Geen paddestoel te
zien, ook sneu!"
En Fluks: „Kom, ga nog maar eens kijken."
En dan Luks weer „Die gele misschien, of
die?"
Frits plukte, 't Waren geen eierzwammen,
maar tochze leken erop. Even proeven
En toen fluisterde Fluks vlak bij z'n oor: „O,
o, Frits heeft een vergiftige paddestoel op
gegeten! Hij gaat dood, hij gaat dood! Hij
krijgt al pijn in z'n buik! O! O!"
En Frits ging op een steen zitten en barst
te in snikken uit.
Intusschen was Elsje een heel eind voor
uitgegaan en ze kwam bij het vliegenzwam-
menhuis van vadertje Zorgzaam. De zon zag
het: die liet opeens een fel lichtstraaltje val
len op 't roode dak. En een klein, lief meisjes
elfje, dat Linda heette, fluisterde in Elsje's
oor: „Kijk eens goed en luister eens. Nu, Elsje
bukte zich, ze schoof de paddestoelen op zij.
En wat zag ze daar? Drie kleine eekhoorntjes,
die zacht kreunden en met hun neusje langs
den grond snuffelden.
„O!" riep Elsje. „O, wat lief!" En ze pakte
de beestjes heel voorzichtig op en legde ze
in haar schortje. De wind streek door de
kleurige blaadjes van Zuid naar Noord en
fluisterde: „Gevonden, gevonden; Elsje heeft
onze eekhoorntjes gevonden. Nu hoeven ze
geen honger meer te lijden!" En in een
oogenblik hadden alle boschbewoners 't ge
hoord. En de wind streek nogeens door de
takken en droeg de hooge stemmetjes van de
elfen met zich mee, die riepen: Ha, ha! die
Frits! Die denkt, dat hij dood gaat! Die
Frits, die malle Frits!"
En 't heele herfstbosch schaterde en sjirpte
en floot en had een pret van belang!
Hoe ging het toen verder?
Wel. Elsje nam de eekhoorntjes mee naar
huis. legde ze in een poezemandje en liet ze
lauwe melk drinken uit een poppenzuigfleschje
En Frits kwam een uur later thuis, verdrie
tig en met buikpijn van de angst.
„Wat scheelt eraan, jongen?" vroeg moe
der.
„Och, dat nare akelige bosch!" zei Frits.
„Hè," zei Elsje ,,'t bosch is juist zoo heer
lijk!"
Nu, wie van de twee had gelijk?
R. DE RUYTER-V. d. FEER.
59
riemaal per week naar Indië" zoo
stond er dezer dagen in de cou
ranten. Het leek zoo eenvoudiè
en de vliegeniers en allen die bij
de vliegerij betrokken zijn vinden het mis
schien ook wel een eenvoudige zaak. Maar
voor ons leeken lijkt het toch iets reusach
tigs. Want stel je eens voor, dat je een fa
milielid in Indië hebt, dan kun je nu, als je
hem of haar een brief schrijft, na 12 dagen
antwoord op je brief hebben. En denk dan
eens hoe lang dat vroeger duurde. Denken we
eens aan den tijd toen onze voorouders pas
betrekkingen met Indië onderhielden, dus
in de dagen van de oprichting der Oost-In
dische Compagnie. Dat is dus ruim 300 jaren
geleden. Van een geregeld postverkeer was
natuurlijk geen sprake. Wie toen een brief
naar Indië verzenden moest, gaf dien mee
aan den eerst vertrekkenden scheepsgezag-
voerder. Het duurde echter niet lang of de
Compagnie bepaalde, dat alleen haar sche
pen de brieven mochten vervoeren. Maar
toch waren de brieven dan nog een maand
of 8 onderweg. Soms nog langer, want de
schepen, die de brieven meenamen, voeren
eerst uit als er een aantal schepen bij elkaar
waren, die dan gezamenlijk naar Indië voe
ren. Geen wonder dat men verlangend uit
zag naar een middel om dat brievenvervoer
te bespoedigen. Reeds in 1607 werd een po
ging gedaan om van af Calicoet in Voor-Indië
brieven over land naar 't vaderland te zen
den. Deze poging is zeker mislukt, want in
1610 doet men weer een poging, nadat men
van den Haarlemschen schilder Cornelis
Claesz. Heda zeker denzelfden waar naar
wij de Hedastraat genoemd hebben die
aan de hoven te Naraspoer en Visiapoer ver
toefde, gehoord had. dat de Portugeezen te
Goa op de kust van Voor-Indië hun brieven
•uit het moederland over land ontvingen. Ook
deze poging mislukte, evenals vele andere
daarna geprobeerd. Eerst in 1665 lezen we
dat brieven die de bewindvoerders der Com
pagnie den 29en Januari uit Holland verzen
den reeds 24 Mei over land Indië bereikten.
Maar omdat die overlandweg verre van veilig
was, was het noodzakelijk afschriften van de
verzonden brieven over een anderen weg te
verzenden. Zoo kwamen de afschriften der
brieven, die 29 Januari verzonden waren,
over een anderen landweg eerst 7 November
in Indië aan. Niet altijd ging het zoo vlug.
soms waren de brieven meer dan een jaar
onderweg, zoo de brieven die 15 Mei 1671 ver
zonden waren; deze kwamen eerst in Nov.
1672 aan. Ook de brieven die tijdens den 3en
Engelschen oorlog door Reykloff van Goens
verzonden werden, om de bewindhebbers der
Compagnie mee te deelen, dat de vereenigde
Engelsche en Fransche vloten bij Ceylon wa
ren verslagen, waren bijna een jaar onder
weg. Zijn secretaris Johannes Leeuwenson
ging, vergezeld van den soldaat Jacob van
Daelen 13 Februari 1674 vermomd als Oos-
tersch koopman op weg en kwam eerst 5
Januari 1675 te Amsterdam aan. Eigenaar
dig genoeg beklaagt zich deze Leeuwenson
meer over de ellendige toestand der straat
wegen in Italië en Duitschland dan over de
ontberingen, die hij op zijn reis geleden heeft.
En nu precies 13 jaar nadat het eerste vlieg
tuig naar Indië vliegt n.l. 1 Oct. 1924, gaan
er wekelijks 3 nadat eerst op 25 Sept. 1930
een 14 daagsche dienst was ingesteld, die op
1 Oct. 1931 een weekdienst wordt en op 12
Juni 1935 een halve weekdienst. Indië en
ons land zijn dus dank zij de luchtvaart, wel
heel wat dichter bij elkaar gekomen.
W. B.—Z.
Een vruchtbare vallei in het koude Alaska.
In dit allerkoudste noordelijk deel van
Noord-Amerika ligt een vallei van 300 kilo
meter in 't vierkant, waar de bodem even
min als de omgeving schadelijke insecten
herbergt en waar in den zomer de zon ge
durende enkele uren per dag zoo fel schijnt
dat er tweemaal geoogst kan worden p«
jaar. Tal van boeren uit de Ver. Staten trek
ken nu naar dit nieuwe land.
Visscherij en postduivendienst. De Peen"
sche visschers van de Noordkust van 't eilana
Seeland hebben hun vischgebied in 't noor
delijk deel van 't Kattegat. Hun scheepjes zijn
natuurlijk maar klein en niet ingericht voor
't hebben van een radio-zender. Toch kan
in den regel van groot belang voor de reeae-
rij wezen, dat ze bijtijds weten niet alleen
hoe groot de vangst, maar ook uit welke soor
ten deze bestaat. Om nu hiervan de reederij
zoo gauw mogelijk op de hoogte te brengen,
maakt men gebruik van postduiven, die eigen
lijk thuis hooren op 't kantoor van de ree
derij. Zoodra men aan boord meent dat net
tijd is om de reederij van 't een en ander op
de hoogte te brengen, wordt een duif met ae
noodige gegevens losgelaten en deze vliegt
onmiddellijk „huistoe" en als straks de boot
in de haven komt, is soms de heele laain*
al verhandeld. 1fl.n
De oudste kanoclub. Deze werd m loi
te Bonn opgericht door Engelsche studen
ten, die daar aan de universiteit studeerden.
De stilstaande klok. In het Duitse
stadje Rothe stond 's morgens de torenki
aan één kant stil, terwijl de wijzers aan ae
andere kanten den juisten tijd aanweze
Toen men naar de oorzaak van dit ^reen
verschijnsel onderzoek deed, bleek dat e
vogel op de kleine wijze* was gi in zitt* l a
ten slotte door de groote wijzw was 12 -
geklemd, maar tevens verhinderde, dat
wijzers zich verder voortbewogen. Toen
vogel bevrijd was, liep de klok ook wee:r.
Staartlooze katten. Deze kattenso
schijnt alleen thuis te hooren op t eiia
Man in de Iersche Zee. g.
Geen armen meer? Het is een oud B
bruik dat men in 't Engelsche Cotswoiaa
trict eiken Zondag na afloop der godsdien^
oefening in een der dorpskerkjes een aan
brooden voor de armen neerlegt. In de iaa
ste jaren is het echter niet meer v°Pr=.Jon
men dat iemand één of meer dezer broou-
neeft meegenomen.
Een oude klok. Van het slot
fried van Bouillon dat in 't "TL,
plaatsje Bouillon in de Ardennen ligt is
een klok over, die dagteekent van 't jaar