Dr. Colijn licht een tipje van
den sluier op
Mr. Oud's rede heeft
veel kwaad gedaan
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
WOENSDAG 17 NOVEMBER 1937
Tweede Kamer
,,Positief-christelijke grondslagverhinderde
vorming van kabinet op breede basis
Premier wenschte
geen slaven van
de coalitie"
DEN HAAG Dinsdag.
Volte tribunes, flink bezette loges, waar we
oude parlementaire kopstukken als' Mr. D.
Fock, den Eerste Kamervoorzitter Baron de
,Vos v. Steenwijk, den heer v, Kempen en
staatsraad Mr. Sehokking ontdekken. Een pu
bliek dus voor een politieke galavoorstelling.
Dit is begrijpelijk, want niemand minder dan
de Premier Dr. Colijn vervult vanmiddag de
hoofdrol.
Na dank aan hen die het Kabinet welwillend
tegemoet traden en aan degenen, die spraken
als Harer Majesteits loyale oppositie, verklaart
de Minister-President allereerst even, dat in
dien de bestaande Zondagswet bij nauwlet
tende toepassing moeilijkheden zou opleveren,
de 'Regeering hieraan de noodige aandacht zal
schenken. Evenzeer als het vorige Kabinet is
het huidige Ministerie bereid de aanhangige
wijziging van de Begrafeniswet met de Kamer
te behandelen. Aan enkele zonderlinge uitspra-
ken die Dr. Colijn in dat debat heeft opgevan
gen zal hij weinig tijd besteden. Dit gold bv.
de opmerking, dat het kabinet wegens verwer
ping van twee der Grondwetsherzienings-voor-
stellen had behooren af te treden. Humor ont-
waard de hij tenminste in de stelling, dat de
verkiezingen thans het optreden van een anti
parlementair Kabinet hadden gerechtvaar
digd. De groote stijging van de openbare
schulden is aldus de Premier over 'n ander
punt niet een gevolg van het beheer van de
laatste jaren, maar van hetgeen ten onzent
tusschen 1914 en 1922 in verband met den we
reldoorlog is en moest worden uitgegeven. Ver
der kreeg de heer Kersten nog te hooren, dat
deze afgevaardigde, als hij steun van de' Re
geering voor „de ware kerk" verlangt, eerst
eens moet zeggen, welke de ware kerk is!
En nu de twee door spr. te behandelen
hoofdpunten: het program èn de oorsprong
van het Kabinet. Na Mr. Oud's uiteenzetting
over dit laatste voelt nu ook de formateur-
Premier zich gerechtigd er wat meer van te
zeggen dan in de M. v. A, was geschied.
Voor alles het program. Allereerst het finan
cieele beleid in zijn algemeene strekking. Te
dien opzichte gaat de Regeering er van uit. dat
men den moed dient te hebben den werkelijken
toestand zoo juist mogelijk weer te geven,
zonder zich aan bedenkelijke speculaties over
te geven.
De grootste toewijding en krachtsinspanning
zijn noodig om te komen tot een gezond finan
cieel evenwicht. Niemand heeft trouwens ont
kend, dat de financieele toestand op 't oogen
blik nog zeer onbevredigend is, hetgeen eener
zijds te wijten valt aan de hooge schulden
last, anderzijds aan de kolossale uitgaven ver
oorzaakt door de werkloosheid. Zooveel moge
lijk zal men schuldenvermeerdering moeten
tegengaan, tenzij men dit onverschillig vindt
omdat men er tenslotte maar een streep door
zal halen, standpunt dat echter dit Kabinet
niet wenscht in te nemen. Volkomen juist
is 's heeren Albarda's stelling, dat het Kabinet
intusschen niet voor dekking der militaire uit
gaven zorg zal dragen. Immers, er is reeds
aangekondigd, dat we 20 millioen meer belas
ting willen heffen, wat althans voor de eerste
twee jaar voor deze uitgaven voldoende zal
zijn. En blijkt er op den duur meer noodig
voor dit doel. dan zal de Regeering ook dat
meerdere trachten binnen te krijgen want
ze is niet van plan de defensie
uitgaven met tekorten te fi
nancieren.
Niemand betreurt meer dan de Regeering
zelf, dat zij voor versterking van de weer
macht moet zorgen, doch het kan niet an
ders: de internationale toestand dwingt ons
daartoe. Nalatigheid zou gevaren scheppen
niet slechts voor ons zelf, doch meteen voor
den wereldvrede in het algemeen. Dit wil
echter niet zeggen, dat de Regeering als een
blind paard op dien weg moet voorthollen
en niets anders meer kan zien dan de defen-
siebelangen. Het financieel beleid moet ge
richt zijn op het algemeen welzijn van ons
volk. Dit blijkt trouwens uit de daden van
de Regeering. Zoo is er terstond 2 millioen
2 ton voor de werkloosheidsbestrijding uit
gegeven, iets wat men wel al te zeer negeert.
De bijzondere hulpmiddelen, die men voor
werkloosheidsbestrijding aanprijst leveren
r— aldus de ervaring hier èn elders slechts
een zeer beperkt resultaat op. Hoofdzaak
blijft en is bevordering van den bloei van
het bedrijfsleven. Dit is het beste te toerei-
Dï. H. Colijn.
ken door een doelmatige economische poli
tiek en niet met toehulp van het Plan van
den Arbeid, veelal omdat men aldus juist tot
gevaarlijke schuldvermeerdering zou komen.
De Regeering zal haar sociale roeping in
dezen tijd niet uit 't oog verliezen. Hiermee
wenscht Dr. Colijn op dit oogenblik te vol
staan om er voorts met toetrekking tot het
economisch beleid op te wijzen, dat gelei
delijk de mogelijkheid toeneemt om het prijs
peil van landbouwartikelen langs anderen
weg te handhaven dan met behulp der land-
In het Museum Fodor te Amsterdam.
Een der aardigste kleine gesloten musea van
de hoofdstad is dit en het zou mij niet verwon
deren zoo vele lezers het niet wisten te vinden.
Geslotend.w.z. men moet aanschellen om
er binnen te komen, maar is dan, a raison
van één dubbeltje, gewaardeerde gast der ge
meente. En kan dan in normale omstandig
heden van een heel interessante schilderijen
verzameling genieten. Voor wie het niet weer,
is het, dat wij den weg erheen wijzen: men
vindt het gebouw op de Keizersgracht bij de
Vijzelstraat, een paar huizen naast Hollenkamp
welk kleedingpaleis allicht meerderen bekend
zal zijn dan Fodor.
Nu zijn de omstandigheden alleen op het
oogenblik niet normaal, want juist Zaterdag
is er de Vondel-herdenkingstentoonstelling
geopend en zijn de schilderijen weer eenigen
tijd opgeborgen..
Minister De Wilde.
Den dag voor Kerstmis van het jaar 1860
overleed de Amsterdamsehe kunstliefhebber
Carel Joseph Fodor en liet bij testamentaire
beschikking al zijn verzamelingen aan de stad
na. Dat was geen onbeduidende erfenis want
de heer Fodor had al van zijn jeugd af aan
teekeningen en schilderijen verzameld en op
lateren leeftijd een vrij groot aantal voor dien
tijd zeer belangrijke en kostbare werken uit
het buitenland naar Amsterdam gebracht,
zonder daarbij de vaderlandsche meesters als
Ridder Schelfhout en zijn tijdgenooten te ver
onachtzamen. Doch het zwaartepunt van zijn
bezit ligt wel in de fraaie specimens van De-,
camps, Diaz, Marilhat, enz., omdat men die
elders in ons land niet zóó goed vertegenwoor
digd vindt. Door zijn groot vermogen was Fo
dor in staat kapitale werken uit die dagen aan
te koopen. Zoo kocht hij in 1853 op de veiling
van de hertogin van Orleans de groote schil
derij van Ary Scfieffer voor zestig duizend
francs en voor de Turksche School van De
camps, over welken artist wij het een volgend
maal eens zullen hebben, betaalde hij in 1851
op de veiling Thevenin drie en twintig duizend
frankjes. De geldswaarde van die soort schil
derijen is in de jaren tusschen 1889 en 1900
nog heel wat hooger opgeloopen en is in het
tegenwoordige weer tot ongeveer het' niveau
van honderd jaar geleden teruggegaan. Dus
die schilderijen vormen nog immer een niet-
onbeduidend onderdeel van Amsterdam's
kunstbezit.
Die gemeente liet dan ook niet na Fodor's
legaat waardig te huisvesten. Zijn woonhuis
en kunstkamers liet zij door den beroemden
architect Oudshoorn denzelfden die het
Paleis voor Volksvlijt bouwde opnieuw in-
ichten en tot museum omwerken: opgave
waaraan Oudshoorn op kundige, smaakvolle
wijze kon voldoen. Een belangrijke verrijking
der Fodor-verzamelingen kwam in 1879 tot
stand toen de verzameling Splitgerber, een
enorme collectie topographisehe en historische
teekeningen, de hoofdstad betreffende, even
eens aan de gemeente bleek te zijn vermaakt.
Maar de Fransche schilderijen der roman
tiek blijven, zooals wij hierboven reeds zeiden,
de aantrekkingskracht van het Fodor-Museum,
en wij zullen er daarom nu en dan eens een
werk uit bespreken.
Nu wil het geval dat zich die buitengewone
omstandigheden bij het moderne museumbe-
heer nog al vaak voordoen. Dat namelijk iets
wat er is, er niet is en dat er iets anders is,
wat beter ergens anders kon zijn. Het heeft
zijn vóór en zijn tegen, zooals zooveel andere
zaken. Door het inrichten van die afwisselende'
exposities in de kleine gemeentelijke musea
wordt inderdaad de loop erheen bevorderd
doch evenzeer bereikt, dat een ander soms voor
niets loopt en dan vergeet terug te komen.
Voor de groote musea, waar men ruimte kan
reserveeren voor hetgeen slechts tijdelijk en
afwisselend getoond wordt, geldt dat bezwaar
natuurlijk minder, Waar dat niet het geval is,
bouwcrisiswet. Voor handel en industrie is
er nog niet veel uitzicht op losmaking van
de crisismaatregelen. Het ziet er voorshands
naar uit, dat de Regeering eer nog meer
wapenen in het economisch tuighuis noodig
zal hebben dan die, waarover ze thans be
schikt.
De voorgestelde wijzigingen van de crisis-
wet en het ontwerp inzake vestiging van in
dustrieën zijn afkomstig vanhet vorige
Kabinet, waarin hoogstaande vertegenwoor
digers van de meest loyale oppositie. Eerst
bedoelde voorstellen hebben ten doel onze
positie bij onderhandelingen met 't buiten
land te versterken, het laatste beoogt eenigen
invloed op de binnenlandsche productie te
kunnen uitoefenen. Omtrent de ontworpen
machtigingen, waarover de heer Schouten
zich ongerust maakte, behoeft men niet te
vreezen, dat zij ooit gebruikt zouden worden
om met volle zeilen de protectionistische
richting in te slaan: dan zou nl. de homoge
niteit binnen het Kabinet worden aangetast.
Na deze uiteenzettingen kwam Dr. Colijn
aan den oorsprong van het Kabinet, dn welk
verband hij eerst zijn voldoening uitsprak
over het feit, dat fascisten en communisten
het er bij de verkiezingen slecht hadden af
gebracht. Waakzaamheid blijft echter ge
boden. Dit geldt voor communisten en even
zeer voor nationaal-socialisten, met dien
verstande, dat men wel moet bedenken dat
aan alle fascisme gemeen is afkeer van de
slechte werking die in bepaalde landen het
parlementarisme had vertoond. Aldus to.v. de
verklaring, die de Premier een tiental jaren
geleden uit den mond van Mussolini zelf had
opgevangen. Het parlement dient er volgens
spr. altijd op bedacht te wezen dat niets
zoozeer den groei van het fascisme bevor
dert als een slecht werkend parlementair
systeem.
Drie overwegingen hadden aanvankelijk ge
leid tot de poging een kabinet op breede basis
te vormen. Ten eerste: de 3 groepen van de
voormalige rechtsche coalitie waren wel sterk
uit den strijd gekomen, groepen die alle drie
gepleit hadden voor een politiek op christe
lijke beginselen gebaseerd, doch ook zonder
neuzentellerij was 't duidelijk, dat een aan
zienlijke strooming in het land bestendiging
van een breede basis voorstond. Voorts maakte
nog steeds aanwezige nood der tijden zulks
wel gewenscht en tenslotte verdiende het aan
beveling gezien de extremistische gevaren
toespitsing der politieke tegenstellingen te
vermijden. Welnu, ik stelde zelf een beginsel
program op, dat uitdrukking aan mijn eigen
inzicht en daaraan alleen gaf: met anderen
heb ik hierover niet te voren overlegd. Aldus
de premier, die de door hem gekozen formulee
ring (met daarin de bewuste woorden „posi-
tief-christelijke grondslagen") voorlas en te
kennen gaf, dat z.i. zonder vooropgezette mee
ning geen ernstig man van vrijzinnig-christe-
lijken huize hiertegen bezwaar had hoeven te
maken.
Doch er bleek ter linkerzijde een misver
stand te zijn ontstaan. Daar las men uit de
gekozen bewoordingen, dat grondslag voor het
kabinet rechtzinnige in tegenstelling tot
vrijzinnige christelijke beginselen zouden
zijn. In een deel van de pers de lastige
„medeformateurs" ging' men de kwestie
scherper stellen dan noodig was. En toen
kwam daar nog bij mr. Oud's te Leeuwarden
gehouden rede, waarin deze o.m. zeide: „wij
willen geen slaven van de coalitie zijn". Hier
mee heeft zoo verklaart dr. Colijn, de
leider van de vrijzinnig-democraten, die ge
zien een ervaring van 4 jaar samenwerking
met mij, allesbehalve reden had, om te den
ken, dat ik zulk een slavernij ooit van hem
zou verlangen,, de formatie meer geschaad
dan hij zelf bevroed had. Nadat de bezwaren
in dezen vorm waren geuit kwam ook bij mij
twijfel op, of een formatie op de door mij
gewenschte basis wel zoo goed van stapel zou
loepen als ik aanveankelijk had gehoopt. Ik
kwam nu voor de vraag te staan, of ik den
beslist christelijken grondslag, dan wel de
breede basis moest laten vallen en meende
tenslotte het eerste te moeten redden, hoe
zeer het mij ook speet aldus de vierjarige sa-
•menwerking te moeten verbreken.
Aldus de premier, die verklaarde geen an
der kabinet te hebben kunnen (willen) vor
men, dan een dat op besliste wijze de grond
waarheden van het Christendom overigens
gaf dr. Colijn tevens te verstaan, meer waarde
aan daden dan aan een formule te hechten,
al zei hij tevens, dat hij in de gegeven omstan
digheden zijn formule niet meer kon loslaten
op staatkundig en maatschappelijk terrein
in toepassing zou brengen.
Als reden waarom hjj na de gerezen moei
lijkheden de opdracht niet had teruggegeven,
voerde de formateur aan, dat moeilijk een
ander een kabinet op breede basis had kun
nen samenstellen. En de positie ware z.i. toch
zeker ook onmogelijk geweest, indien het
kabinet van 1933 dan maar ware aangeble
ven.
Dat dr. Colijn er op uit was geweest eenige
heeren in een meer ondergeschikte positie van
zijn z.g. „vak-ministers" in z'n kabinet op te
nemen berustte volgens hem op een praatje,
evenals de bewering' dat hij over het program
en de samenstelling van het ministerie met
anderen, buiten de aangezochte personen,
zou hebben gesproken. Toen de interruptie
van Ir. Albarda uiting aan eenigen twijfel op
dit punt leek te geven, gaf Dr. Colijn zelfs
blijk van hevige verontwaardiging hierover.
Na nog te hebben uitgelegd, wat hij onder een
10 tellen onder water.
Achter op de tong leggen.
Met water doorslikken.
Een „Mijnhardtje" is binnen
voordat U het weet. Smaakloos en zon
der hinder is het verdwenen. En dan
de werking. Na het innemen valt de
pijn als het ware van U af, want de
medicijnen waar een „Mijnhardtje" uit
samengesteld is, ondersteunen elkander
wederkeerig in hun werking, zoodat met
vereende krachten de pijn verdreven
wordt, zonder dat eenig gevoel van moe-
of matheid achterblijft. Dit komt, om
dat „Mijnhardtjes" bloedsomloop en
stofwisseling stimuleeren en geen
schadelijke nevenwerking hebben.
Wonder snel verdrijven ze-.Hoofdpijn,Kiespijn,
Zenuwpijnen,Spit,Spierpijn,Rheumatische pij
nen,Migraine,Periodieke pijnen,Kouen Griep.
Bereid volgens recept. Apotheker Mijnhardt.
Koker 12 st. 50 ct. 2 st. 10 ct. Bij Apoth. en Drog.
«MIJNHARDTJES1
(Adv. Ingez. Méd.)
•iskeert men bovendien, dat aan de bedoe
lingen van den schenker-stichter op onele
gante wijze getornd wordt. Allen gefallen ist
schwerzoo vertaalde reeds Heinrich Heine
het „contenter tout le monde et son père" en
onze brave voorouders veronderstelden, min
der omzichtig, de onmogelijkheid het den du
vel en zijn moer naar den zin te maken.
Zoodat onze lezers, die Fodor's schilderijen
willen gaan zien even geduld zullen moeten
oefenen tot men daar uitgevondeld is. Wij
zullen hen waarschuwen en voorloopig hen
met plaatjes en praatjes nu en dan, op een
bezoek voorbereiden.
Het eerste moge aan een schitterend stukje
van Narcisse Diaz gewijd zijn, een schilder van
wien niet zoo heel veel werk in ons land is en
die tot den Barbizon kring van Millet, Rous
seau en Dupré behoorde. Uit de reproductie
ziet men dat hij tot de pure romantiek be
hoort: het zittend figuurtje met de daarom
heen zwevende amors herinnert aan Italianen
als Corregio, het in den achtergrond verdwij
nend vrouwtje heeft in houding en gebaar iets
dat ons laat zien waar onze Matthijs Maris in
zijn jonge jaren door beïnvloed is. Maar wat
ons prentje niet geven kan is de prachtig-
diepe kleur die Diaz op zijn palet had. Of hij
landschap schildert óf figuur, steeds treft dat
rijk geëmailleerde van zijn blauw, dat hi van
Delacroix had overgenomen, het duister flon
kerend groen, dat ge bij oude Italianen vindt.
Soms heeft Diaz fondant-kleuren, die Millet,
met wien hij een tijdlang samenwoonde, niet
goed zetten kon. Beider romantiek is inder
daad anders van aard. hetgeen niet wegneemt
dat ook Diaz met recht tot de grooten van
Barbizon gerekend blijft, al heeft de mode zich
van deze periode voor een deel afgekeerd.
Virgilio Narcisse Diaz de la Pena was in 1807
in Bordeaux, uit Spaansche ouders die voor de
revolutie gevlucht waren, geboren. Als zoovele
anderen was hij als porceleinschilder begon
nen, doch werd toch al op zijn 26ste jaar op
den Salon geaccepteerd. Iemand als Meisso-
nier, de miniaturist wiens genrestukjes inder
tijd met hun gewicht aan goud betaald wer
den, en dien men tegenwoordig niet meer
noemen mag als men goed „bij" wil zijn, maar
die desondanks een kei was in het vak
Meissonier waardeerde Diaz en hielp hem
voort. Want voor de Barbizonners kwam de
groote roem pas in de jaren tusschen 1889 en
1900, toen ze dood waren. Diaz stierf in '77.
Toen menschen als H. W. Mesdag. J. H. van
Eeghen en anderen gingen verzamelen kwam
zijn werk naar Holland. De heer Fodor had
hem al eerder in zijn bezit opgenomen.
J. H. DE BOIS
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1887
17 November:
De heer Hinaldini, de nieuwe nam.
lijke nuntius, heelt Maandag in se„,
schap van zijn secretaris, een
afgelegd bij den R.-K. bisschop alhier
parlementair kabinet verstaat, onder,,™.
hij tenslotte, dat zijn ministerieele „In
van uitgaat, dat de overheid den ze<--
invloed van het Christendom moet'
ven, eventueel verstevigen, al is het'
er zich meteen van bewust, dat de ov.rh -i
ook in dit opzicht niet alles kan ber.it
Toespitsing der tegenstellingen wenscht w
ministerie te vermijden, gelijk het antima?
hoopt, dat men niet naar tegenstellingen,
gaan zoeken, die buiten de bedoelingen
voornemens van de Regeering liggen ea
Met een bede tot God om aan Bewer
en Kamer kracht en wijsheid te schenk™ t?
de behartiging van 's lands belangen SS
de Premier zijn rede, tijdens welke hilT
nu en dan van eenige geprikkeldheid fa»,
over interrumpeerende afgevaardigden E
had gegeven.
Minister de Wilde maant
tot zuinigheid
Hierna stak Minister de Wilde met ziin
gewone levendigheid een financieele soeeoh
af, die hierop neerkwam, dat uiterst zuinl"
beheer een volstrekt vereischte is en dat in
williging" van de verlangens i.z. verlaging aan
der leerlhigenschaal, verlenging van den
leerplichttij d, verhooging van salarissen
en de eveneens door sommigen aanbevolen
voorziening in de nooden van ouden van
dagen, ons budget jaarlijks op S6y2 millioen
meer zou komen te staan. Er is geen geld en
het in het meest in 't belang van allen (met
inbegrip van de belanghebbenden zelf) het
verlanglijstje te laten rusten tot we beter in
de middelen zitten. Nog even repliek van den
heer Kersten (St. Ger.) en dan gaan we
naar huistot de avondvergadering.
Binnenlandsche zaken
In de avondbijeenkomst bleek vooral het
vraagstuk van de Zondagswet voor meer dan
een afgevaardigde een lekker hapje te zijn,
Vond de heer Zijlstra (a.r.) dat het met
de oude wet van 1815 misschien nog best
zou gaan, Mr. Wendelaar (lib.) waar
schuwde tegen de gevaren hiervan, gelijk o.a,
ook de heer D r e e s (s.d.) wel meer voor een
wijziging op gematigde wijze voelde. Nog zij
aangerekend, dat de heer Steinmefcz
(R.K.) over onvoldoende bescherming van
de publieke eerbaarheid klaagde en voorts
weer eens voor het heilige huisje van de ge
meentelijke autonomie pleitte, terwijl de heer
IJ z e r m a n (s.d.) voor 'n vroolijk nootje
zorgde toen, hij opmerkte, dat als Surinaam-
sche negers niet meer in orkesten mogen spe
len voor hen geen enkele andere werkzaamheid
hier te lande meer overblijft dan gedurende
enkele weken te spelen voor Zwarte Piet!
Bleek de heer Zijlstra (a.r.) tevreden,.dat. de
Regeering het ontwerp tot wijziging van' de
Begrafeniswet wil behandelen, Mr. Wende-
laar waarschuwde tegen-inwilliging wan het
verlangen van den a.r. spreker i.z. een verbod
tot inrichting van urnen-bewaarplaatsen en
de heer de Visser (communist) gaf reeds
te kennen dat hij een heel wat tegemoetko
mender regeling tegenover delijk verbran
ding verlangt. Laatstgenoemde afgevaardigde
pleitte voor verlaging van de binnenscheep-
vaart-lasten, welke taak later de specialist
op .dit gebied, 'de heer Duymaer v. Twist
(a.r.) van hem overnam. Deze legde den heer
Ma r chant d' Ansembourg (nat. soc.)
die hierover geklaagd had, nog uit, waarom
het juist is, dat nationaal-socialisten voor
wie trouw aan hun leider boven alles gaat,
geen deel kunnen uitmaken van den bij
zonderen vrij'Willi'gen landstorm.
E. V. R.
Oversteken zonder opletten kost
menschenlevens.
Op den Amsteldijk te Amsterdam stak
Dinsdagnamiddag een 65-jarige man op de
fiets den rijweg over, zonder op het verkeer
te letten. Hij werd door een auto gegrepen
en tegen den grond gesmakt. Met een sche
delfractuur is hij naar het O. L. Vrouwe-
gasthuis vervoerd, waar hij korten tijd later
is overleden.
Handelsbesprekingen met Italië.
Naar wij vernemen zal heden een c
naar Rome vertrekken tot het houden van
handelsbesprekingen, welke delegatie onder
leiding staat van mr. M. van Kleffens en
waarvan o.a. deel zullen uitmaken de heeren
ir. P. Bonthuis, inspecteur van den Landbouw,
hoofd van den Buitenlandschen landbouw-
voorlichtingsdienst, dr. F. L. Rutgers Wzn„
van 't dep. van Koloniën, mr. Arm J. d'Ailly,
secretaris van de Vereeniging voor den ef
fectenhandel en A. Rom, Oolthoff, namens net
Centraal Instituut voor de Bevordering van
het Normale Handelsverkeer.
De strafzaak tegen een oud-notaris
te Rotterdam.
Onderzoek ivordt voortgezet.
Onmiddellijke gevangenneming van verd.
gelast.
De Rotterdamsche rechtbank deed voor
loopig uitspraak in de strafzaak tegen den
61-jarigen Rotterdamschen oud-notaris J. h.
M. te Rotterdam, die zich schuldig heeft ge
maakt aan drie gevallen van verduistering
en een geval van valschheid in geschrifte,
i.e. het vervalschen van de balansen,
De rechtbank achtte het onderzoek
volledig en gelastte voortzetting van de Be
handeling op 9 December a.s., waarbij ver
schillende stukken nog eens nagegaan zui
len worden, terwijl het ook gewenscht worot
geacht meer licht te werpen op de'financieeie
manipulaties van verdachte.
Voorts gelastte de rechtbank de onmid
dellijke gevangenneming van verdachte, daar
onmiddellijk gevaar bestaat voor vlucht naar
het buitenland.
De verdachte was niet verschenen.
De eisch luidde twee jaar en zes maanden
gevangenisstraf.