tb IJSLAND IN DEN LOOP DER EEUWEN. Land met een bewogen geschiedenis. ff Litteraire Kantteekeningen. toI1KT 54» CtKICiTEN De „Dingvlakte" (Thingvellir), waar de landsvergadering iederen zomer bijeenkomt. Door prof, dr, A. C. van Hamel, h. leeraar in de Oud-Cer- maansche en Keltische talen aan de Universiteit te Utrecht, Duizend jaar geleden het „heldentijdperk". pET gesprek met een IJslandschen boer komt al heel gauw op de groote da den van het voorgeslacht. Hij haalt dan een oud en in leer gebonden boekdeel voor den daghet familieboek. Daar in staan vermeld, dikwijls met vele bijzonder heden over leven en sterven erbij, de namen van zijn voorvaderen en die van hun vrouwen, ook deze veelal weer met die van vaders en grootvaders, alsmede van alle kinderen, die uit die huwelijken gesproten zijn. Zulk een familieboek loopt over de laatste duizend ja ren. Rekent men drie generaties per eeuw, dan worden dat dus drie en dertig geslachten. Voor de vroegste eeuwen zijn die gegevens niet altijd betrouwbaar; van het jaar 1400 af in den regel wel. Er bestaat voor een IJslan der dus geen reden voor trots of hoogmoed, wanneer zijn voorgeslacht van drie of vier eeuwen her bekend is. De liefde voor genealogie zit den IJslanders in het bloed. De geheele bevolking van het land, dat ongeveer driemaal zoo groot is als het onze, bedraagt op het oogenblik slechts ongeveer honderd en twintig duizend men- schen. Er is weinig vreemd bloed ingekomen en het is dus geen groote kunst familie van elkaar te zijn. Maar hoe zit de familieverhou ding precies in elkaar? Ziedaar een vraagstuk, waar men gaarne van gedachten over wisselt. Oudere dames kunnen in dit opzicht een merk waardig sterk geheugen bezitten. Men behangt de wanden der woonkamer bij voorkeur met portretten, zet daar nog een paar étagères met weer andere portretten tegen aan, en on derhoudt dan gaarne den vreemden bezoeker over de personen, die deze portretten voorstel len en over hun onderlinge verwantschap. Fo tograaf op IJsland is stellig een goed vak. Bij de groote afstanden en de vaak moeilijke toch ten kan men elkaar niet veel zien en, daar nu toch de belangstelling in andere menschen zoo groot is, moet het portret de afwezigheid vergoeden. De sterke zin voor problemen van afstam ming en verwantschap is een erfstuk uit den ouden tijd en moet uit de geschiedenis van het volk verklaard worden. Het is de moeite waard even bij die geschiedenis stil te staan. IJsland ligt nu eenmaal buiten de wegen van het gewone verkeer vroeger was dit nog sterker het geval dan nu en daaraan is het te danken, dat de ontwikkeling zoowel van het politieke als van het cultureele leven ge heel haar eigen weg is gegaan, los van de stroomingen, die den gang van de wereld daar buiten bewogen. De ontdekking Dat de geslachtsboomen der IJslanders in het algemeen een goede duizend jaar in het verleden terugreiken, heeft zijn oorzaak. Tot aan het einde der 9de eeuw van onze jaar telling was het land onbewoond en zelfs on bekend. Omstreeks het jaar 825 is het ont dekt door Iersche monniken, die zich in hun kleine bootjes aan het geweld der zee over gaven, om zich daarheen te laten drijven, waar God hen voeren zou. Een halve eeuw later reeds zijn deze vrome en vreedzame menschen verjaagd door het wapengeweld van Noorsche Vikingen. Het is dan juist de tijd, dat koning Harald Schoonhaar van Noorwegen de Noor sche gouwkoningen aan zich onderwerpt en de vrije boeren tot leenmannen maakt met de bedoeling om naar het voorbeeld der Fran kische koningen een feodalen eenheidsstaat te stichten. Een deel van de boeren weigert zien naar den wil des konings te schikken en verkiest uitwijking en een onzekere toekomst boven een onvrij leven. In hun ranke Viking schepen steken zij in zee en zetten koers naar het verre IJsland om daar grond in bezit te nemen. Zij zijn de eerste kolonisten geweest, de Landnemers, zooals de IJslanders zeggen. Met vrouwen en kinderen, vee en huisraad zochten zij de verre kusten op en vonden daar in de vlakten en dalen een aanvankelijk ze ker moeizaam bestaan. Deze uittocht uit Noorwegen duurde een zestigtal jaren, van 870 tot 930; men noemt dit het Kolonisatie- tijdperk. Het aantal menschen, dat zich in die jaren op IJsland vestigde, wordt verschillend berekend; het zijn er op zijn minst 25.000 ge weest, waarschijnlijk meer. Na 930 was geen Vije grond meer beschikbaar. Daar het bin nenland van IJsland vulcanisch woestijnland is, lagen de woningen der kolonisten óf rond om aan de kust óf in de rivierdalen in de na bijheid van de zee. In het jaar 930 vereenig- den zij zich tot een staat, den IJslandschen Vrijstaat. De wetgeving werd ontleend aan bestaande Noorsche wetten. Aan het hoofd Van den staat stond een parlement, het Althingi, dat eenmaal per jaar, in het begin van den zomer, bijeenkwam. De IJslanders zijn dus van Noorsche af stamming. Zij brachten ook hun taal uit Noor wegen mee; het IJslandsch is dan ook de zelfde taal, die men meestal „Oudnoorsch" noemt en die sterk van het hedendaagsche Noorsch verschilt. Toch zijn de IJslanders, ondanks het zuiver Germaansch karakter van hun instellingen, niet een zoo zuiver Ger maansch volk als de Noren zelf. De kolonisten hadden namelijk een groot aantal slaven en slavinnen van Iersche en Schotsche herkomst bij zich, krijgsgevangenen van Vikingtochten in de Britsclfe eilanden en door hen is het Germaansche met het Keltische bloed ver mengd geraakt. De IJslanders zijn trotsch op dit Keltische bloed en schrijven er hun artis tieke begaafdheid en hun vlotte, soms 'zelfs ietwat luchthartige natuur aan toe. Krachtige voorvaderen, in) E geschiedenis van den IJslandschen Vrijstaat is ons vrij goed bekend uit ue oude „Saga's". Dit zijn familiegeschiedenissen van de voorname boerengeslachten, die sa> mengesteld zijn uit oude mondelinge overle veringen en sedert het jaar 1200 zijn opge schreven. Zij verhalen de gebeurtenissen in de eeuw volgend op de stichting van den Vrij staat (dus 930-1030), in drie generaties. Krach tige figuren treden ons in de IJslandsche sa ga's tegemoet, menschen die liever met het zwaard in de hand vallen dan toegeven aan een buurman, die zijn vee op hun grond laat grazen; ook menschen, wien het in hun boe rensamenleving soms te eng wordt en die dan de wijde wereld in trekken, naar doorwegen en Zweden, naar Engeland en Ierland, naar Rusland en Byzantium. Aan de vorstelijke ho ven van al die landen waren deze IJslanders geziene gasten, vooral zij, die een lofdicht op den koning konden maken en daarvoor loon ontvingen in den vorm van gouden sieraden of kostbare wapenen. Men moet zich deze menschen echter niet in de eerste plaats als vechtersbazen voorstellen. Het hoofddoel bij hun reizen was handel. Invoer van enkele be langrijke artikelen, als graan en timmerhout, heeft IJsland altijd noodig gehad. Volgeladen kwamen de schepen thuis. Het kolonisatietijdperk is de IJslandsche heldentijd. De namen der eerste kolonisatoren, der Landnemers, zijn ons in de saga's bewaard en van één van hen wil ieder IJslander liefst afstammen. Dit verklaart, waarom de ge slachtsboomen heden ten dage juist zoowat duizend jaar terugreiken. De glans van die helden-eeuw overstraalt de geheele latere IJs landsche historie. In het jaar 1000 verklaart het Althmgi het Christendom tot staatsgodsdienst, onder in vloed van de talrijke vrijgelaten slaven, die ai- eerder tot het Christelijke geloof waren over gegaan en nu dreigden zich te zullen onttrek ken aan het gezag der aristocratische boeren geslachten, wier wereldlijke macht nauw sa menhing met het priesterschap, dat hun in het oude Noorsche heidendom toekwam. Voor de boeren was het toen de aangewezen politiek zich van het Christendom zelf meester te ma ken en daardoor de kleine luiden onder zich te houden. In 1507 wordt het eerste bisdom ge sticht, op Skalholt in Zuid-IJsland, waarbij een kwart eeuw later nog een tweede, noor delijk bisdom op Hólar kwam. Nu doen de schrijfkunst en de boekengeleerdheid hun in tocht. Scholen worden op meer dan één plaats gevestigd, waar naast de Christelijke leer en de middeleeuwsche wetenschap ook de na tionale traditie in hoogc eere blijft. Op zulk een school is bijvoorbeeld Snorri Sturluson groot geworden, de belangrijkste schrijver van het oude IJsland, aan wien wij èn een Ge schiedenis der Noorsche koningen èn een werk over de oude Noorsche mythologie te danken hebben. Zoo zien wij in de eeuwen na de komst van het Christendom de IJslandsche cultuur snel stijgen. In die eeuwen zijn ook de saga's op schrift gesteld, de merkwaardigste en schoonste geestelijke nalatenschap, die wij van eenig volk uit de Middeleeuwen bezitten. Verval. Intusschen kondigt zich in deze zelfde eeuwen ook het verval aan. De Noorsche ko ningen hadden hun aanspraken op IJsland, dat immers door hun eigen onderdanen be volkt was, nimmer kracht kunnen bijzetten, maar ze ook nooit opgegeven. Het Christen dom met zijn kerkelijke organisatie is oor zaak geweest, dat zij hun wil tenslotte toch hebben kunnen doordrijven. De IJslandsche bisdommen werden reeds een eeuw na hun stichting onder het gezag van het Noorsche aartsbisdom Drontheim geplaatst. Van dien schakel heeft koning Hakon de Oude zich bediend om zijn eigen invloed in IJsland te versterken. Eveneens maakte hij handig ge bruik van de in hevigheid steeds toenemende twisten tusschen de aanzienlijke IJslandsche boerengeslachten, die voral in de 13de eeuw formeele burgeroorlogen tegen elkaar voer den. Ook werd het land economisch meer en meer van Noorwegen afhankelijk, doordat de bewoners zich gaandeweg van de koopvaart afwendden en de Noorsche schepen uit de jonge koopstad Bergen hun waren moesten toevoeren. Het gevolg van dit alles is ge weest, dat in het jaar 1262 de IJslanders aan den Noorschen koning trouw zwoeren en Hem op de vergadering van het Althingi een jaarlijksche schatting toezegden. Daarmee was aan den Vrijstaat een einde gemaakt. Voortaan werd IJsland geregeerd volgens de Noorsche wetboeken en door koninklijke ambtenaren. De onderwerping aan den Noorschen ko ning is het begin geweest van den band met Denemarken, want bij de Unie van Kalmar •In 1397 werden Denemarken en Noorwegen onder één hoofd vereenigd. In IJsland zelf Vlaggen wapperen van Haarlem's prachtige oude stadhuis, als welkomstgroet voor den nieuwen burgervader, de nationale driekleur en Haarlem's eigen kleuren, rood en wit. heeft deze gebeurtenis nauwelijks de aan dacht getrokken. Het is alsof het volk in zijn heldentijd zóózeer uit zijn kracht ge groeid was, dat iedere inspanning te veel was geworden. De binnenlandsche oneenigheden bleven bestaan en werden nog steeds met de wapenen uitgevochten, het zedenverval, binnen en buiten de kerk. was ontzettend. Bovendien was de 15de eeuw een tijdperk van pest-epidemieën en natuurrampen, waardoor de bevolking gedecimeerd werd. Zij valt ten prooi aan een vreeselijke ver arming. Armoede zou voortaan over IJsland heer- schen. Als in 1550 de Deensche koning aan de IJslanders de kerkhervorming oplegt en de laatste katholieke bisschop van Hólar. Jón Arason, onthoofd is, worden de uitge strekte kerkelijke goederen aan de kroon ge trokken en van de bewerkers van den grond zware belastingen geheven. In 1602 wordt het Deensche handelsmonopolie ingesteld, waarbij elke handel met IJsland verboden wordt behalve aan degenen, die hem van den koning hebben gepacht. Voortaan zou de Deensche handelsfactor de prijzen van in- en uitvoer bepalen, en hij deed dat niet in het voordeel der IJslanders! De arme menschen raakten diep in de schuld en wer den tenslotte geëxecuteerd. Men moet maar eens in het boek van Dr. M. Simon Thomas over Onze IJslandvaarders ln de 17de eeuw nalezen, met hoeveel vreugde onze eigen landgenooten soms in het zwaar geplaagde land werden ingehaald, wanneer zij er in slaagden de blokkade van het monopolie te doorbreken. In de 18de eeuw voegden zich weer nieuwe vulcanische uitbarstingen bij de economische oorzaken der verarming. Vruchtbare streken werden door lavastroomen verzwolgen. Het heeft een oogenblik den schijn gehad, alsof het geheele volk zou worden uitgeroeid. Geen wonder, dat het Weener Congres in 1815 ver gat, dat IJsland bestond en, toen het Noor wegen van Denemarken los maakte en het in personeele unie met Zweden vereenigde, er niet aan dacht IJsland den weg van Noorwegen te laten volgen, waar het in ieder geval nauwer historische banden mee had dan met Denemarken. Terug naar zelf standigheid. Intusschen naderde de bevrijding. Het handelsmonopolie werd in 1854 opgeheven; alle volken mochten voortaan vrij met IJs land handel drijven. Daardoor kwam aan de uitmergeling een einde. Ook de politieke vrij heid zou weldra komen. De Deensche konin gen van de 19de eeuw hebben een open oog gehad voor de nooden van het IJslandsche volk. En onder dit volk zelf begon de geest van uitputting weer plaats te maken voor wilskracht en vertrouwen op de toekomst. Ook zijn de nationale vrijheidsbewegingen, die in de jaren 1830 en 1848 in zooveel lan den van Europa merkbaar zijn, niet aan IJs land voorbijgegaan. Het is Jón Sigurdsson geweest, die de nationale krachten van zijn volk georganiseerd en de overwinning voor bereid heeft. Hij is de groote vrijheidsheld van den nieuweren tijd; zijn standbeeld staat voor het. parlementsgebouw in Rykja- vik en zijn portret hangt in iedere woning. In 1871 heeft koning Christiaan IX zelf een grondwet aan IJsland gebracht, waarbij het in plaatselijke aangelegenheden weer auto noom werd. In 1904, toen bij de Deensche verkiezingen de linksche zijde de meerder heid had behaald, gaf Denemarken uit zich zelf aan IJsland een Home-rule, waarbij be paald werd, dat het land een eigen minister zou krijgen, die op IJsland zou resideeren en aan het IJslandsche parlement verantwoor ding schuldig zou zijn. Zoo ziet men voetje voor voetje de zelf standigheid terugkeeren, die sinds 1262 ver loren was. Dat eindelijk in 1918 een volledige onafhankelijkheid bereikt is, komt mede door door den eigenaardigen toestand, dien de wereldoorlog met zich had meegebracht. Toen immers was ieder verkeer tusschen de twee la iden onmogelijk en kon Denemarken niets doen om IJsland zijn noodzakelijke le vensbehoeften te bezorgen. Dit heeft er ze ker toe bijgedragen, dat in 1918 Denemarken tot onderhandelen bereid was. In dat ja^r is het tractaat tot stand gekomen, dat thans de verhouding der twee landen regelt. Welis waar blijft Denemarken de buitenlandsche zaken van IJsland behartigen, maar voor het overige zijn beide van elkaar geheel on afhankelijke koninkrijken, in personeele unie verbonden. Dit tractaat is gesloten voor een tijd van 25 jaar. Er zijn op IJsland sterke stroomingen, die een herziening in 1943 bepleiten. Dit is echter een kwestie, die meer bij de politiek dan bij de geschiedenis hoort en waarover ik dus beter een anderen keer spreken kan. Cassatieberoep van ir. Mussert verworpen. 'sGRAVENHAGE 16 November. Zooals men zich herinnert, had bij het gebeurde op 14 Mei j.l. tijdens het bezoek van ir. A. A. Mus sert aan eenige leden van de N. S. B., wonen de aan het Blauwe Zand te Amsterdam, een worsteling met diverse tegenstanders plaats. Een hunner, zekere P. Melchers, die den heer "*"~~$ert zou hebben bedreigd had zijnerzijds klacht ingediend tegen ir. Mussert, die bij de pogingen om zich te verdedigen, den man met een zweepje zou hebben geslagen. De Amsterdamsche rechtbank heeft even wel bij beschikking van 7 October j.l., ir. Mus sert buiten vervolging gesteld. In hooger beroep vernietigde op 22 Octo ber j.l. het Amsterdamsche Hof die buiten vervolging-stelling en het verwees ir. Mussert naar de terechtzitting. Hiervan ging mr. van Vessem na mens ir. Mussert in cassatie bij den Hoogen Raad, welk college thans, overeenkomstig de conclusie van den proc.-generaal het cassatieberoep heeft verworpen. De Hooge Raad overwoog o.a., dat. indien mocht komen vast te staan, dat ir. Mussert het eerst heeft geslagen, uit vrees, dat hij zou worden aangerand door Melchers, die volgens hem een dreigende houding aannam, deze vrees niet tot rechtvaardiging kan strekken van het alvast zelf tot den aanval overgaan en het daarbij begaan van een strafbaar feit, Immers een dreigende houding kan bij een bedreiging blijven, en dat derhalve voorals nog niet is gebleken, dat ir. Mussert niet straf baar is. Het is zaak, vóór wij geheel bedolven raken onder de belletrie, die de Novembermaand over de redactietafels pleegt uit te strooien, een oogenblik stil te staan bij enkele werken die niet op kunstzinnigheid of ontspanmngs- waarde getoetst kunnen worden doch tot de „goede" boeken behooren die men niet graag veronachtzaamd zou zien. De pure litteratuur verschijnt tegen Sinter klaas met volle muziek en vliegende vaandels, in den tros loopen ook een paar marketent sters mee, maar het is over het geheel geno men een schoone optocht, deze Aufzug der Litteratoren! Terwijl we dit schrijven valt van den productieven uitgever Querido een drietal deelen op ons schrijftafeltje: van Gerard van Eckeren „De Parade gaat door"; van Emmy van Lokhorst „Van aangezicht tot aangezicht" van Du Perron „De man van Lebak". Alle drie boeken waar geen referent zich met een paar regeltjes van kan afmaken en die we dus even ter zijde leggen. Om voor het oogenblik de aandacht te vragen voor een interessante bio grafie van een zeer bijzondere vrouw, het leven van Madame Curie, die na haar man profes sor was aan de Sorbonne, en zelve de Nobel prijzen voor physica en chemie zich toegekend zag. Het werd beschreven door haar dochter met een haast wetenschappelijke exactheid, die niet verhindert dat de historie van deze „wereldberoemde vrouw" zich als een lierzang op den eenvoud van een grooten geest lezen laat, een eenvoud die door geen roem bedor ven kon worden en ook de kunst „beroemd te zijn" niet verstond. Het wezenlijke in deze buitengewone figuur, in deze Poolsche Marya Sklodowski die later de vrouw en helpster van Pierre Curie zou zijn, is van zoo zeldzame grootschheid, dat haar le vensverhaal, meer dan welke roman ook, den lezer tot belangstelling dwingt, die tot een eerbiedige bewondering uitgroeit naarmate men verder leest. En dit geldt ook voor wie chemie en physica minder vertrouwd zijn dan de schoone letteren. Misschien zelfs zouden wij juist den laatsten de lezing willen aanbevelen Van anderen aard is het belangrijke stuk arbeid van Professor Geyl, door de Wereld bibliotheek uitgegeven. Het is het derde deel van. zijn Geschiedenis van de Nederlandsche stam. Zij die met zooveel genoegen de histo rische romans van mevr. Van Ammers Küller hebben verslonden vinden in dit deel een we tenschappelijke voorbereiding tot de door haar behandelde perioden. Waarbij men zich niet door het woord wetenschappelijk moge laten afschrikken. De geleerde schrijver verstaat de kunst, zonder onwetenschappelijk te worden, boeiend te zijn als het leven zelf. Het politiek- economische van een tijdvak kan even inte ressant en levendig belicht worden als de his- torisch-anecdotische zijde ervan. Dit werk be wijst het weer. Het is daarenboven aardig ge ïllustreerd. Zoo viel het oog op een oude prent die er in gereproduceerd staat, waarop wordt voorgesteld hoe één der groote grachtenhuizen tijdens een kleine oneenigheid tusschen ver schillende deelen der burgerij leeggehaald en geplunderd wordt. Het is zoowaar haast een scène uit één der laatste boeken van mevr. Van Ammers. Kleerenkasten, ledikanten, ta felsvan alles wordt zonder eenig overleg de ramen uit en de straat op gekeild. Uit alle vensters hangen de ijverige „verhuizers" en gunnen elkaar blijkbaar de beurt niet, want de groote meubelen worden door allerhand kleine zaken vergezeld, en op de straat, vóór het huis hoopt zich een enorme stapel op van restanten van wat eens meubels waren. Op de foto's van verwoeste Spaansche straten, die men thans in de kranten vindt, is het niet zulk een uitgerekende particuliere verniel zucht als onze brave voorouders konden ten toonspreiden. Men zou daaruit misschien kunnen afleiden, dat wij zij het zeer lang zaam vooruitgaan, nu ook het vernielen meer grondig in zijn werk gaat. Al blijft het resultaat vrijwel gelijk. Op de straat zelve is op het prentje verder geen sterveling te zien; de activiteit blijft binnenskamers beperkt. Wat nog zoo vreemd niet is want ook tijdens onze republiek ging niemand graag wandelen, waar het kasten en tafels regende. Overigens heeft onze belangstelling voor het leven van de straat allerminst geleden. Dat bewijst de lijvige bundel door Bosch en Keu- ning onder den titel Menschen van de straat uitgegeven. Verschillende novellisten hebben daaraan meegewerkt en het zal niemand ver wonderen dat M. J. Brusse die zijn geheele leven „onder de menschen" gezeten heeft, de rij opent. Vogels van diverse pluimage volgen met verhalen van groote en kleine menschen wier doening met de straat in verband ge bracht kan worden Het is een zeer onderhou dende lectuur geworden al werkt dit vangen onder één hoedje soms heel eventjes afwerend.. Door de samenvoeging van deze min of meer litteraire stukken met een/ reeks waarlijk schoone foto's van menschen van de straat in hun handel en wandel (door Piet Marée) heeft dit royaal uitgevoerde boek eenigszins het ka rakter van een étagère-meubel gekregen. Wij zien het in gedachten reeds in vele salons op tafel liggen en in een verder verschiet in de wachtkamers van wei-beklante doktoren ei tandartsen de daar gebruikelijke stapel tijd schriften uit Noach's arke vervangen. Uit diezelfde arke heeft Martien Beversluis de Diersatyren van Zamacois gehaald. Een „Moeder" als door mevr. Amy Gros kamp-ten Have in haar roman (Hollandia- drukkerij) ons geteekend wordt, was in Noach's tijd ondenkbaar. Ze is helaas actueel geworden. Er zullen er meer zijn thans, die op haar gelijken. Mevr. Groskamp heeft geen bij- zonderen stijl, niet goed, niet slecht, vlot lees baar en beschaafd. Maar zij heeft met een scherpe intuïtie een moeder doorvorscht die, lief en goed-willend toch de leiding van haar kinderen kwijt raakt, die evenals haar man, tenslotte langs haar heen leven. De tragiek is dat zij te laat tot dat inzicht komt. Een boek dat zijn nut kan hebben. Zoo ongemerkt. Daar om een goed boek. J. H. DE BOIS Nieuwe boeken. Eve Curie, Madame Curie. Haar leven en werk. 405 pag. Nederl. bewerking van Willy Corsari. Den Haag. Leopold's U. M. Menschen van de Straat. Een bundel novel len en verzen door versch. schrijvers. Foto's van Piet Marée. Baarn. Bosch en Keuning. Prof. Dr. P. Geyl. Geschiedenis van de Ne derlandse stam. Deel III (van 1688-1751). 599 pag. A'dam Wereldbibliotheek. Ivan Olbracht. Nikola Sjuhaj. Roman. Uit het Tsjechisch vertaald door L. Aletrino. 282 pag. A'dam. Scheltens en Giltay. De Dichters van het Jaar. Jaarboek onder redactie van Anton van Duinkerken, Roe) Houwink en Vict. E. van Vriesland. Bloem lezing uit tijdschriftwerk der jongeren. Smaak vol uitgegeven plaquette. Amsterdam Bigot en Van Rossum. N.V. Martien Beversluis. De Brug die Noord en Zuid vereent. Declamatorium (geïnspireerd door de nieuwe Moerdijkbrug). Van denzelfden schrijver: De Arke Noachs. Diersatyren (naar het Fransch van Zamacois). Beide boekjes in de Libellen serie van Bosch en Keuning te Baarn, De goudiefstal te Utrecht. UTRECHT, 16 November. Op succes volle wijze zet de Utrechtsche recherche het onderzoek voort naar de daders van de dief stal aan het Tandheelkundig Instituut te Utrecht. Reeds waren drie personen gearresteerd, waaronder de 31-jarige mej. M. Z. uit Am sterdam, die de politie evenwel wederom op vrije voeten moest stellen. Hedenmorgen vervoegde zich vrijwillig in de raadkamer van de Utrechtsche rechtbank de 36-jarige J. P. uit Den Haag. die reeds verdacht werd bij deze diefstal betrokken te zijn, maar tot heden nog steeds aan de politie wist te ontkomen, met zijn advocaat mr. Huigens, eveneens uit Den Haag. waar hij zijn onschuld trachtte te bewijzen. Dit Is bom evenwel niet gelukt. Men achtte voldoe ie termen aanwezig om ook dezen man in arrest te stellen. De Utrechtsche politie acht hiermede het onderzoek nog niet gesloten. Zij is van mee ning dat nog meer arrestaties kunnen vol gen Nieuwe fiets kan 100 K.M. per uur lialen. De Italiaansche oudwielrenner Sturro Camelli heeft een nieuw model rijwiel uitge vonden, welke alleen door spierkracht gedre ven een snelheid van honderd kilometer per uur zou kunnen bereiken. De nieuwe fiets is twintig centimeter langer dan het gewone model. De wielen zijn zwaar der en het zadel is meer naar achteren ge plaatst, terwijl het stuur langer is. In een klein kastje is het mechanisme geborgen, dat de beweging van de pedalen overbrengt op de achteras.. De beweging van de pedalen is ver tikaal en bij iederen trap legt het rijwiel een afstand van 32 meter af. Binnenkort zullen met het eerste model proeven worden genomen. Schorpioenen in taxi achtergelaten Professor was verstrooid. De Parijsche politie heeft zich eenige uren bezig gehouden met de verdwijning van een collectie schorpioenen, die prof. Millot van de Sorbonne gisteren zorgvuldig verpakt in een taxi had laten liggen. De politie waarschuwde het publiek, dat de diertjes gevaarlijk waren en verzocht ze zoo spoedig mogelijk aan den eigenaar terug te zenden. De ongerustheid duurde echter niet lang, want de taxichauffeur vond het pakje en bracht het naar een der politiebureaux, waar de verstrooide professpr zijn „verloren zonen" in ontvangst kon nemen Arbeiders bezetten fabrieken te Parijs. PARIJS, 16 November (Haves). Vanmor gen zijn de arbeiders van de Lavalette Bosch fabrieken, waar electrische apparaten worden vervaardigd, in staking gegaan. Zij hebben de werkplaatsen bezet. De beweging is ont staan in verband met het ontslag van een arbeidster, die betrapt werd, toen zij in den werktijd politieke pamfletten verspreidde. De kantoorbedienden hebben zich niet bij de staking aangesloten. De directie zal gedele geerden der arbeiders ontvangen om de moei lijkheden tot een oplossing te brengen. PURMEREND 16 November 1937. Gemeentel. Kaasbeurs. Verhandeld 19 par tijen, wegende 35.000 K.G. Handel matig. Hoogste prijs f 24. Kleine Boeren f 7—f 24; Volvette f 1—f 25 per 100 Kilo; 714 Boter f 1.42—f 1.46 per K.G Weiboter f 1.39—f 1.42 per Kilo; 450 runde ren, 275 vette koeien 58—68 per Kilo, 139 gelde koeien 160—220 per stuk; 25 melk koeien 175—295 per stuk; 11 stieren 50—60 per Kilo; 11 paarden 80130 per stuk; 56 vette kalveren 30—60 per Kilo; 183 nuch tere kalveren voor de slacht 8—16 per stuk; nuchtere kalveren voor de fok 10—17 per stuk; 234 vette varkens voor de slacht 61—63 per Kilo; 46 magere varkens 25^0 per stuk 239 biggen 16—23 per stuk; 931 schapen 17— 34 per stuk; 68 bokken 4—14 per stuk; kip eieren 5.255.75 per 100 stuks; eendeieren 2.40 per 100 stuks: piepkuikens 0.60—0.55 per Kilo; oude kippen en hanen 0.500.55 per Kilo; konijnen 0.50—1.75 per stuk; eenden 0.50—0.55 per stuk; duiven 0.40 per paar. Centrale Eierveiling. Aanvoer 90.000 eendeieren 2.252.75 50.000 kippeneieren. 65—66 K.G. f 5.50—f 5.70 63—64 K.G. f 5.45—f 5.55 60—62 K.G. f 5.25—f 5.40 58—59 K.G. f 5—f 5.20 56—57 K.G. f 4.50—f 4.80 53—55 K.G. f 4—f 4.50 50—52 K.G. f 3.75—f 4.10 45-49 K.G. f 3.40—f 3.70

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 7