FJflj h
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
I
V
Aan allen!
BIJGELOOF IN DE CIRCUSWERELD.
Als er in 't hijzijn van circusmenschen iet?
in scherven valt, nemen ze onmiddellijk een
geldstuk in de hand en geven dan elkaar de
hand en blijven net zoolang zoo staan tot de
scherven zijn opgeruimd. Had men dit na®*,
laten, dan gelooven ze zeker dat de volgende
openingsvoorstelling een mislukking zal wor
den.
Op den morgen voor een openingsvoorstel
ling gaat de directeur overal rond om na te
gaan of alles in orde is. In den regel Öeugt
er volgens den directeur dan niets en het re
gent ontslagen. De nieuwelingen staan te be
ven op hun beenen, maar de ouderen weten
wel dat dit alles niets te beduiden heeft- het
is noodzakelijk om de openingsvoorstèlline
te doen slagen. Regent het, dan wordt nauw
lettend toegezien dat niemand met een ge
opende paraplu naar binnen komt, want dit
voorspelt den ondergang der onderneming
Komt eén circusdirecteur in een auto of rii-
tuig gezeten een schoorsteenveger tegen, dan
moet er gestopt worden en de directeur
neemt zijn hoed af en rammelt met wat geld
Gebeurt dit niet, dan zou er niet gespeeld
worden voor een uitverkochte tent. Wordt er
bij een samenkomst in een der wagens' een
brief of ander geschreven stuk op een bed
gelegd, dan beteekent dit ook een langzame
ondergang der zaak. Volgens de circusmen
schen brengen biggen geluk aan en men zal
dan ook steeds in elk circus eenige ion<*e
varkens aantreffen. Er zijn enkele dagen van
de week waarop men nooit een eerste voor
stelling zal geven. Deed men dit wel, dan zou
dat een nadeeligen invloed op de ontvang
sten hebben. Deze nadeelige invloed werkt
ook als de eerste bezoekers oude menschen
zijn of .als de eerst binnentredende een vrij-
biljet zou hebben. Een voorbijtrekkende be
grafenisstoet brengt geluk aan.
W. B.-Z.
TWEE GELEERDEN EN EEN TUINMAN
Professor Kirchhoff, de uitvinder van de
spectraalanalyse r— het ontleden van de
lichtstralen van de zon en verschillende ster
ren, waardoor men allerlei Eigenschappen
van die hemellichamen te weten kan komen
wandelde eens met zijn vriend Bunsen,
ook een groot geleerde, in den tuin voor diens
huis. Op het grasveld stond zoo'n groote
verzilverde sierkogel als vroeger vaak in tui
nen werd geplaatst. Toevallig streek Bunsen
in 't voorbij gaan met zijn hand over dien
kogel en bemerkte tot zijn groote verbazing,
dat deze aan den kant, die van de zon was
afgewend, heelemaal warm was, terwijl de
door de zon beschenen zijde koel aanvoelde.
„Wat is dat?" riep Bunsen verbaasd en
maakte zijn vriend op dit zeldzame geval op
merkzaam.
Ook Kirchhoff toonde zich zeer verbaasd
over hiet wonderlijk natuurverschijnsel en
beide geleerden begonnen onmiddellijk ijve
rig te debatteerén. Bunsen stelde zelfs een
zeer scherpzinnige theorie op, volgens welke
't heusch zoo gek nog niet was, dat de zon
nestralen om den kogel heenkropen en juist
de andere zijde verwarmden.
Toevallig kwam echter de tuinman voor
bij en bleef verwonderd naar het diepzinnige
gesprek staan luisteren. Dan liep hij op den
kogel toe en draaide hem om, zoodat de eerst
beschaduwde zijde nu naar de zon werd ge
keerd.
„Dat doe ik altijd, als ik zooeens voorbij
kom," zei hij kalmpjes, „anders wordt de eene
kant eerder dof dan de andere, weet u."
En hiermee was het raadsel opeens op
gelost!
De groote landschapschilder Corot (1796
1875) zuchtte op 77-jarigen leeftijd: „Als de
Heer mij nog twee jaar laat leven, dan hoop
ik nogeens iets echt moois te kunnen schil
deren.
En. tenslotte een uitspraak van den grooten
Albrecht Dürer: „Ikzelf houd mijn kunst
voor zeer gering van waarde; ik ben al te zeer
overtuigd van mijn onmacht om mij iets te
verbeelden. Een ieder moet maar naar zijn
beste weten en kunnen in zijn eigen werk de
fouten, die ik gemaakt heb, vermijden en ver
beteren. Ik zou wel willen, dat ik eens de
werken zou mogen zien van de groote mees
ters, die na mij zullen komen en waarvan
velen mij zullen overtreffen.
Niemand schame zich, goeden raad aan, te
nemen. Als ge denkt, een groot werk te heb
ben volbracht, laat een eenvoudig mensch
zonder geleerdheid u dan de fouten erin aan
wijzen en tracht ze te verbeteren".
Prachtig op tijd heb ik heden de briefjes
ontvangen. Ook de briefjes uit Ermelo waren
tijdig in m'n bezit. Flink zoo. L.l. Woensdag
middag is ons eerste Sint Nicolaascadeautje
klaar gekomen. Volgende week beginnen we
aan een nieuw werkje, dat ook nog voor Sint
Nicolaas klaar moet. Dat is mogelijk wanneer
allen flink werken en trouw komen. Tot
Woensdag 1.45 dus.
Beste VERONIKA. Natuurlijk vind ik het
goed dat je voorloopig de club niet bezoekt.
Zijn de repetities afgeloopen, dan kom je
weer. Je werk moet ook maar blijven rusten.
Later haal je alles wel in. De bladwijzer die
je op school gemaakt hebt, is zeker niet van
papier, maar van handwerkstof. Repeteer
maar met pleizier. Dag Veronika.
Lief ROZEKNOPJE. Hartelijk dank voor
het snoezige liedje. Kan je het ook zingen?
Natuurlijk mag je verzuimen tot na de repe
tities. Studeer maar ijverig. Later haal je je
werk maar in en maakt iets voor de Kerst.
Dag Rozeknopje.
Beste KLEINE ZUS. Zeg, heb je Sint-
Nicolaas 1.1. Woensdagmiddag nog goed ge
zien? Hoeveel knechts had de goede man bij
zich? Het speet mij heel erg dat ik geen ge
legenheid had hem te begroeten, 'k Hoop maar
dat hij me niet gemist heeft. A.s. Woensdag
zie ik je natuurlijk weer. Je mag dan aan een
ander St. Nicolaascadeautje beginnen.
Dag Kleine Zus.
Beste HECTOR. Ja vriend, je was verle
den week veel te laat. Gaarne had ik aan je
moeders wensch voldaan, maar het was me
niet mogelijk. De briefjes moest ik toen reeds
uiterlijk 's middags 4 uur inleveren. Toen
ik je briefje ontving, lagen de andere briefjes
reeds in Haarlem op de drukkerij. Maar als je
voortaan zorgt dat ik 's Woensdags voor 3 uur
je briefje in m'n bezit heb, staat het antwoord
Zaterdags er op volgend in de rubriek. Het is
best mogelijk dat je zusje op de Jamboreefilm
voorkomt. Het défilé voor Lady Baden Powell
is natuurlijk voor de film opgenomen. Ik dank
je voor de foto van je huis. Wil je je moeder
m'n groeten doen? Jongen, wat is je briefje
lang. De schade heb ik nu wel voor je inge
haald. Dag Hector.
Best HANDWERKSTERTJE. Dat het fijn
was op den bazar kan ik me voorstellen. Ik
ben nu reeds benieuwd naar het financieel
resultaat. Ja, Wil zou natuurlijk ook graag
met de stukjes mede doen. Maar dat mag ze
nu eens niet. Jij mag tooneelspelen en je zus
moet toekijken. Nog eenige nachtjes slapen en
dan.;.. Dag Handwerkstertje.
Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Dat is
maar goed ook dat jij het cadeau dat Greet
van Sint Nicolaas krijgt, niet van te voren te
zien krijgt. Daar kan Piet trouwens ook niet
mee beginnen. Stel je voor dat hij iedereen
moet laten zien wat hij alzoo voor Sint Nico
laas rond moet brengen. De stakker heeft het
verbazend druk, maar dan zou hij heelemaal
geen tijd meer voor een dutje hebben. Wat je
geheim betreft hoop ik dat je vader een goede
profeet is. Dag Zusjesbeschermstertje.
Best KALFJE. Uit je briefje maak ik op,
dat je het op school uitstekend maakt. Eerst
een spel voor het mooiste schrijfwerk en dan
nog een plaatje voor het hoogst aantal pun
ten. Flink zoo vriend. Of het in IJmuiden ook
gevroren heeft? Ja vriend, het is vandaag,
Woensdag, heel erg koud. Er blaast een ge
duchte wind uit het Oosten. Alle plasjes zijn
bevroren. Dag Kalfje.
Beste BERENDMAN. Zeg, je moeder ver
staat de bakkunst. Was de cake erg lekker en
smaakte het krentenbrood naar meer? Jam
mer dat ik nu zoo ver van je verwijderd ben,
anders. Je begrijpt me wel. Wanneer je in
IJmuiden komt, mag je altijd bij me aanbel
len. 'k Hoop dat je me dan ook thans treft,
zoodat we eens gezellig kunnen babbelen. Werk
maar prettig op school en in je tuin. Dag
Ber endman.
Beste POLLY. Jongen, wat moet je al een
moeilijke sommen maken. 1980 plus 810 plus
1890 min 1700 plus 100 plus 1000 is Wat
prettig dat je nu geregeld naar school kunt
gaan. Heb je ook figuren bij je stoommachi
ne die je er op kunt laten loopen? Wil je je
ouders en je honden m'n groeten terug doen?
Het beste hoor. Dag Polly.
Liel KRULLEKOPJE. Ja, 1.1. Zondag heeft
het hard geregend en daarna fiks gehageld.
Ik dacht wel dat er een beetje vorst op zou
volgen. Een oud rijmpje zegt:
„Sneeuwtje op slik,
Geeft een vorstje, dun of dik".
In dit geval was het geen sneeuw, maar een
broertje er van. Als je al de voorwerpen, die
je in je briefje opgenoemd hebt, nog moet
breien, dan heb je nog heel wat te doen. Maar
beter veel dan geen werk. Tot Woensdag. Dag
Krullekopje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Meisje wat
heb jij het druk. Eerst naar den bazar, dan
naar de club, dan naar St. Nicolaas en dan
weer naar den bazar. Heb je alles wel in kun
nen loopen? Je moeder helpt in de koffie- en
thee-af deeling heb ik gehoord. Je moet haar
zeker helpen, met afwasschen van kopjes enz.
Je hebt ondanks alles toch nog kans gezien
me op tijd te schrijven en bovendien de tafel
van 7 voor mij te maken. De cijfers zijn keu
rig geschreven. Goed zoo. Dag Teekenaar-
stertje.
Best ZONDAGSKIND. Zwarte Piet heeft
reeds vroeg bij jullie op school gereden. Maar
toch, in mijn klas is hij nog eerder geweest en
heeft toen heerlijke balletjes gebracht. Mij
heeft hij echter vergeten. Hij vond dat ik des
avonds veel te lang zit te werken en 's mor
gens veel te vroeg opsta. Toch kon ik hem
voorloopig geen beterschap beloven, waardoor
hij nu dubbel boos op mij is. Gelukkig is het
nog geen 5 Dec. Voor Sint jarig is kan er nog'
heel wat gebeuren. Je vader mag gerust met
fruit bij me aankomen. Als ik thuis ben en
noodig heb, wil ik ook van hem koopen. Des
avonds om ongeveer 5.307.00 ben ik meestal
thuis omdat ik dan moet koken en middag
eten gebruiken. Dag Zondagskind.
Beste MOEDER's OUDSTE. Zoo, zou jij
Zaterdagsmiddags ook club willen hebben?
Ja, meisje, dat zouden de meeste, misschien
wel alle clubleden willen. Maar dat gaat nu
eenmaal niet. Prettig dat je reeds een ca
deautje klaar hebt. A.s. Woensdag beginnen
we weer aan een ander werkje. Als dat spoedig
Des avonds als het donker wordt.
Dan gaat het maantje schijnen:
Dan komen wel duizend engeltjes
Van achter de wolkgordijnen.
Pink - pink hier en daar
Pink - pink, ben je klaar?
We steken de sterretjes aan!
Maar eens op een guren Novembernacht
Toen was er het maantje verkouden.
Het nieste en hoestte hatsjée en hatsjie!
Het moest er zijn beddeke houden.
Pink - pink hier en daar
Pink - pink, dat is raar!
Waar zou er het maantje toch zijn?
Wat vreeselijk griezelig', zoo'n gat in de
lucht!
De engeltjes stonden te staren
Ze keken vol angst naar de aarde omlaag,
Naar steden en bosschen en baren
af is kunnen we misschien nog een derde pre
sentje maken. Gezellig hè? Tot Woensdag.
C>ag Moeder's oudste.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. De Woens
dag is dus voor jou geen sof- maar een bof-
dag. Als. je teekenschrift vol is mag ik het ze
ker wel eens inzien? Was je op tijd om je op
wachting voor den goeden Sint te maken? Heb
je nog aan je boodschap gedacht, die ik je
voor Sint ën Piet me'de heb gegeven? Piet is
wel boos op me, maar dat zal wel weer over
gaan, hoop ik. Als ik heb vandaag of morgen
tegen het lijf loop, zal ik eens vriendelijk te
gen hem lachen, zoodat hij tegenover mij be
ter gestemd wordt. 5 December en een booze
Zwarte Piet? Brrr. Ik moet er niet aan den
ken. Wil je thuis allen m'n groeten doen? Dag
Boodschapstert j e.
Best OROCUSJE. Ja zeg, we maken tot
Kerstmis steeds presentjes. Eerst voor 5 De
cember en daarna gaan we Kerstversieringen
maken. Gezellig hè? Neen, je moet thuis niet
vertellen wat je maakt en alles wat klaar is
goed wegstoppen. Hetmoet een verrassing
blijven, dat is veel leuker. Het beste hoor en
tot Woensdag. Dag Crocus je.
Lief LEZERESJE. Zoo, heb je de „Woud
koningin" zien opvoeren? Dat zal wel snoe
zig geweest zijn. De kinderen uit die inrich
ting voeren altijd aardige stukjes op. De Zus
ter, die de leiding heeft, verstaat de kunst van
het aanleeren van tooneelstukjes. Prettig dat
je zoo graag naar de club gaat. Woensdag
hoop ik je weer te zien. Dag Lezeresje.
Lief KRUIDJE ROER ME NIET. Meisje
lief, ik dank je hartelijk voor het versje en de
mooie bloemen. Je wilt 2eker graag dat ik het
versje in de courant laat plaatsen, evenals het
rijmpje van m'n vriendinnetje Moeders Oudste.
Aan je wensch zal ik voldoen. De andere ru-
briekertjes kunnen het dan ook lezen.
„Bloemen verwelken,
Schepen vergaan,
Maar de club van mejuffrouw Vijlbrief
Blijft altijd bestaan".
Hoera! voor de club.
Zie ik je Woensdag weer? Dag Kruidje roer
me niet.
Lief GOUDMUILTJE. Zoo, dus jij en m'n
vriendinnetje Veronika vertegenwoordigen
met nog twee medespelende kinderen de hoofd
personen in het stukje, 'k Kan me begrijpen
dat je dan geen enkele repetitie kunt missen.
Je hebt deze week niets geteekend of genaaid,
maar wel geborduurd. Mag ik het schortje
eens zien, als je het klaar hebt. Wat prettig
zeg, dat je nieuwe bruine schoenen gekregen
hebt. Repeteer maar met pleizier. Dag Goud
muiltje.
A.s. Woensdagmiddag houden we weer club
van 1.453.00. Denkt er om van huis een kaart
mede te nemen. Wie geen kaart bezit, krijgt
er een van mij.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
DIE KLEINE ZUS
(Zoekplaatje.)
Zu.i denkt, dat ze alleen in de kamer is.
Maar ze heeft 't mis
Zusje speelt een wonder galop
En Pa en Moe staan op hun kop.
W. B.—Z.
Pink - pink, hou je vast!
Pink - pink, opgepast.
Anders val je pardoes naar beneen!
Daar was een heel stout engeltje
Een kleine nieuwsgierige rakker.
Die gluurde en tuurde naar 'n huizeke, klein,
Dat daar stond op een donkeren akker.
Pink - pink, dat is fijn
Pink - pink, wat een schijn.
Straalt daar toch uit dat huisje vol vree.
Wat deed toen dat stoute engeltje?
Het sprong er opeens door het gaatje
Het kwam in ons eigen lief huisje terecht
Bij ons eigen paatje en maatje.
Pink - pink, wist je dat?
Pink - pink, 't ris zoo'n schat.
't Is mijn broertje, die slaapt in zijn wieg!
MARIE MIOHON.
KYRILO DE DRAAK.
Hoe een domme leerlooier het ondier versloeg
v|^sFjp
*S. 1
In het oude Rusland woonde eens een vorst,
die regeerde over de stad Kiëf. Hij was zoo
goed en liefdevol, dat zijn onderdanen hem
„het broertje van de zon" noemden. En zijn
dochter noemden ze de sehoone Helena, want
zij was zoo mooi, dat het alleen in een sprookje
echt waar kon zijn.
Nu zul je wel denken, dat de inwoners van
Kiëf toen al bijzonder gelukkig waren. M?s!
Want eens op een dag was een groote vreese-
ldj;ke draak met een gekrulden staart de stad
binnengewandeld, had een jong meisje uit haar
tuin gepakt en haar meegesleurd naar zijn hol.
En den volgenden dag pakte hij weer een an
der meisje en dat ging net zoolang door, tot er
in Kiëf geen mensch meer op straat durfde
loopen.
Dit kon zoo niet langer! De vorst hield een
vergadering met zijn ministers en er werd be
sloten, dat er iederen dag tusschen de huisge
zinnen geloot zou worden. Hat gezin, waarop
het lot viel, moest dan een dochter aan den
draak afstaan. En nu begrijp je natuurlijk al,
wat er gebeurde: op een kwaden dag viel het
lot op het paleis van den vorst!
Goede raad was duur. De sehoone Helena
huilde en haar vader jammerde, maar het lieve
meisje zei tenslotte: Stil vader, huil niet meer,
er is niets aan te doen. We moeten rechtvaar
dig zijn en ik zal me dus door den draak laten
opeten, net als de andere meisjes."
En toen ze dit gezegd had, baande ze een
weg door de snikkende menigte en wandelde
de poort uit, terwijl de vorst flauw viel van
akeligheid.
't Was dan ook een vreeselijke toestand:
nauwelijks was de prinses buiten de stad of de
draak met den gekrulden staart greep haar
beet en sleepte haar naar zijn hol. Maar
toen hij haar eens goed had aangekeken, kneep
hij eerst zijn eene oog dicht en toen 't andere
en zei: „Nee, dat doe ik niet. Jij bent te mooi
om op te eten."
En zoo kwam het, dat de sehoone Helena
niets meer te vreezen had.. De draak was zacht
en goed voor haar en gaf haar iederen dag
overvloedig eten en drinken.
Na een week ongeveer, toen de prinses al
leen in het drakenhol zat de draak was uit
gegaan en had twee dikke steenen voor het hol
geschoven hoorde zij een zwak gekrabbel
onder den grond. Ze keek en.... wie kwam
daar onder één der steenen te voorschijn?
Haar lief klem schoothondje, dat haar tot aan
het hol gevolgd was!
Wat was de prinses blijZe kuste en streelde
het trouwe dier en ze bond hem een stukje
boomschors om den hals met een boodschap
aan haar vader.
Toen wist heel Kiëf weldra, dat de prinses
niet dood was en van alle torens en huizen
wapperden dien dag de vlaggen!
Maar de vorst zuchtte, want met al dat ge-
vlag had hij zijn dochter nog niet terug.
Toch zou ook dit gebeuren. Luister maar:
Eens op een dag kwam de draak met den ge
krulden staart heel erg zenuwachtig thuis.
„Wat scheelt eraan, vadertje draak?" vroeg
de prinses,
„Ik ben verloren!" zuchtte de draak. Ergens
in Kiëf woont de domme Kyrilo, die zóó dom is
dat hij zijn eigen kracht niet kent. En nu ben
ik maar zoo bang, dat die hier zal komen
om me te verslaan!"
De prinses zei niéts, maar ze knoopte het in
haar oor en 's avonds, toen de draak naar bed
was en het hondje weer kwam, schreef ze een
briefje aan haar vader, dat hij Kyrilo op
moest zoeken, die zóó dom was, dat hij zijn
eigen kracht niet kende."
Kyrilo was een leerlooier en de vorst zei tot
hem*
„Kyrilo, uit naam van alle inwoners van Kiëf
beveel ik je, den draak met. den gekruider)
staart te gaan dooden".
„Nee," zei Kyrilo, „ik zou je danken, want
wie moet dan onderdehand mijn huiden
looien
„Ik beveel het je uit naam van alle meisjes,
die nog in mijn rijk leven. En als je den draak
doodt, geef ik je een paleis met een gouden
toren."
„Heb ik niet noodig," zei Kyrilo. Ik zeg u
toch, dat ik m'ji huiden niet in den steek kan
laten. Nu dan
Maar toen kwamen alle meisjes uit heel
Kiëf aangeloopen en vielen voor hem op de
knieën en smeekten hem, haar te redden. Nu,
toen werd Kyrilo week. Hij greep een knodg en
riep: „Nou, vooruit dan maar!"
En toen stormde hij op den draak af en
sloeg hem met één slag doocl. Maar het paleis
wilde hij niet hebben en hij begreep ook heele
maal niet, waarom de menschen hem een held
vonden.
„Laat me maar eens door," zei hij, „want ik
moet nu heusch naar m'n huiden!"
Ijsbergen, Van de gletschers in Groen
land dalen jaarlijks nog zoo'n 10 a 15 duizend
ijsbergen naar beneden ih> de zee. Sommige
van deze ijsbergen steden meer dan 260 voet
boven het water uit. De grootste die men tot.
nog toe gezien heeft stak 1696 voet boven het
water uit. Slechts één negende van zoo'n ijs
massa steekt boven 't water uit, zoodat die
heele ijsbeug een hoogte had van 15264 voet.
De grootste bioscoop ter wereld. Hierop
kan Moskou zich beroemen; ze biedt plaats
aan 15000 bezoekers.
Jullie kent allen.wel het verhaaltje van
de twee dienstboden, die 's morgens bij
het eerste hanengekraai gewekt werden
en omdat ze vonden, dat het dan nog
veel te vroeg was om op te staan, den haan
den nek omdraaiden. Het gevolg was echter,
dat ze nu gewekt worden als de mevrouw wak
ker werd en dat was soms midden in den
nacht. Dit gebeurde natuurlijk in den tijd, dat
men nog geen klokken kende en men den
haan dus beschouwde als de klok; het was dus
een levende klok. Wij kunnen ons tegenwoor
dig moeilijk voorstellen, dat de menscheii het
hebben moeten stellen zonder klok, maar nog
moeilijker kunnen we ons indenken, dat er
nog heden ten dage streken zijn, waar men
nog gebruik maakt van den haan als levende
klok. Dit doen b.v. nog sommige volksstam
men in 't verre Oosten uit onbekendheid met
onze uurwerken. Ook in Abessynië werd tot
voor een drietal jaren en misschien ook nu
nog wel de haan gebruikt om de monniken
in de kloosters door zijn gekraai op te roepen
tot hun ochtendgebed. Ook nu nog nemen de
karavanen op hun tocht door den woestijn
een haan mee om hun het aanbreken van den
dag aan te kondigen en daarmee den tijd van
vertrek. Reeds bij de Perzen van de Oudheid
was de haan 't zinnebeeld van waakzaamheid
en als zoodanig staat hij ook bij ons op tal
van kerktorens. Bij die oude Perzen werd de
haan min of meer als een heilig dier be
schouwd; vooral omdat hij niet, zooals zoo
vele andere dieren alleen maar den zonsop
gang begroette met zijn geluid, maar ook te
middernacht zijn stem liet hooren en daar
door de booze geesten, waar men in dien ouden
tijd zeer sterk aan geloofde, verdreef. En niet
alleen daar rekende men met het gekraai van
den haan te middernacht, want in de dagen
van 't beleg van Haarlem heette het nog: „Bij
het eerste hanengekraai" en dat was des
nachts om .12 uur „alle man aan de Schalk
wijkerpoort". De haan is van nature hoogmoe
dig' en twistziek, vandaar zeker dat men reeds
in oude tijden er hanengevechten op na hield,
zooals men nu nog in Spanje stierengevechten
houdt. Ook in ons land waren vroeger hanen
gevechten algemeen, vooral als kermisverma-
kelijkheid. De stadsregeering van Utrecht ver
bood reeds op 19 Januari 1659 alle haane
vechterijen. Gelukkig vindt men tegenwoordig
overal dergelijke vermakelijkheden uit den
booze. Maar dat de haan een belangrijke
plaats in het gedachteleven van den mensch
heeft ingenomen, blijkt wel uit tal van spreek
wijzen in onze taal. Wij spreken immers nog
van „haantje de voorste zijn", „een weerhaan"
„daar kraait geen haan na" en tal van herber
gen hadden vroeger tot uithangbord „de ge
braden haan". En een goede 6ü jaar geleden
heette het eerste leesboek, dat de kinderen op
school kregen „het Haneboek" omdat op de
le bladzij een haan stond afgebeeld; zeer
waarschijnlijk wel om de jeugd al van 't be
gin af in te prenten, dat ze bij 't lezen haan
tje de voorste moet zijn. Zorg maar, dat ze
dat van jullie ook kunnen zeggen, maar dan
ook alleen maar wat het leeren betreft.
W. Z.
HOE MOET DE WAGEN RIJDEN?
De Wagen A is niet t e benijden,
Hij moet naar parkeerterrein B. toe rijden
Hij zit telkens in 't nauw
Toe, help hem eens gauw.
W. B.-Z.
VAN EEN STOUT ENGELTJE.