FJflj h BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES I V Aan allen! BIJGELOOF IN DE CIRCUSWERELD. Als er in 't hijzijn van circusmenschen iet? in scherven valt, nemen ze onmiddellijk een geldstuk in de hand en geven dan elkaar de hand en blijven net zoolang zoo staan tot de scherven zijn opgeruimd. Had men dit na®*, laten, dan gelooven ze zeker dat de volgende openingsvoorstelling een mislukking zal wor den. Op den morgen voor een openingsvoorstel ling gaat de directeur overal rond om na te gaan of alles in orde is. In den regel Öeugt er volgens den directeur dan niets en het re gent ontslagen. De nieuwelingen staan te be ven op hun beenen, maar de ouderen weten wel dat dit alles niets te beduiden heeft- het is noodzakelijk om de openingsvoorstèlline te doen slagen. Regent het, dan wordt nauw lettend toegezien dat niemand met een ge opende paraplu naar binnen komt, want dit voorspelt den ondergang der onderneming Komt eén circusdirecteur in een auto of rii- tuig gezeten een schoorsteenveger tegen, dan moet er gestopt worden en de directeur neemt zijn hoed af en rammelt met wat geld Gebeurt dit niet, dan zou er niet gespeeld worden voor een uitverkochte tent. Wordt er bij een samenkomst in een der wagens' een brief of ander geschreven stuk op een bed gelegd, dan beteekent dit ook een langzame ondergang der zaak. Volgens de circusmen schen brengen biggen geluk aan en men zal dan ook steeds in elk circus eenige ion<*e varkens aantreffen. Er zijn enkele dagen van de week waarop men nooit een eerste voor stelling zal geven. Deed men dit wel, dan zou dat een nadeeligen invloed op de ontvang sten hebben. Deze nadeelige invloed werkt ook als de eerste bezoekers oude menschen zijn of .als de eerst binnentredende een vrij- biljet zou hebben. Een voorbijtrekkende be grafenisstoet brengt geluk aan. W. B.-Z. TWEE GELEERDEN EN EEN TUINMAN Professor Kirchhoff, de uitvinder van de spectraalanalyse r— het ontleden van de lichtstralen van de zon en verschillende ster ren, waardoor men allerlei Eigenschappen van die hemellichamen te weten kan komen wandelde eens met zijn vriend Bunsen, ook een groot geleerde, in den tuin voor diens huis. Op het grasveld stond zoo'n groote verzilverde sierkogel als vroeger vaak in tui nen werd geplaatst. Toevallig streek Bunsen in 't voorbij gaan met zijn hand over dien kogel en bemerkte tot zijn groote verbazing, dat deze aan den kant, die van de zon was afgewend, heelemaal warm was, terwijl de door de zon beschenen zijde koel aanvoelde. „Wat is dat?" riep Bunsen verbaasd en maakte zijn vriend op dit zeldzame geval op merkzaam. Ook Kirchhoff toonde zich zeer verbaasd over hiet wonderlijk natuurverschijnsel en beide geleerden begonnen onmiddellijk ijve rig te debatteerén. Bunsen stelde zelfs een zeer scherpzinnige theorie op, volgens welke 't heusch zoo gek nog niet was, dat de zon nestralen om den kogel heenkropen en juist de andere zijde verwarmden. Toevallig kwam echter de tuinman voor bij en bleef verwonderd naar het diepzinnige gesprek staan luisteren. Dan liep hij op den kogel toe en draaide hem om, zoodat de eerst beschaduwde zijde nu naar de zon werd ge keerd. „Dat doe ik altijd, als ik zooeens voorbij kom," zei hij kalmpjes, „anders wordt de eene kant eerder dof dan de andere, weet u." En hiermee was het raadsel opeens op gelost! De groote landschapschilder Corot (1796 1875) zuchtte op 77-jarigen leeftijd: „Als de Heer mij nog twee jaar laat leven, dan hoop ik nogeens iets echt moois te kunnen schil deren. En. tenslotte een uitspraak van den grooten Albrecht Dürer: „Ikzelf houd mijn kunst voor zeer gering van waarde; ik ben al te zeer overtuigd van mijn onmacht om mij iets te verbeelden. Een ieder moet maar naar zijn beste weten en kunnen in zijn eigen werk de fouten, die ik gemaakt heb, vermijden en ver beteren. Ik zou wel willen, dat ik eens de werken zou mogen zien van de groote mees ters, die na mij zullen komen en waarvan velen mij zullen overtreffen. Niemand schame zich, goeden raad aan, te nemen. Als ge denkt, een groot werk te heb ben volbracht, laat een eenvoudig mensch zonder geleerdheid u dan de fouten erin aan wijzen en tracht ze te verbeteren". Prachtig op tijd heb ik heden de briefjes ontvangen. Ook de briefjes uit Ermelo waren tijdig in m'n bezit. Flink zoo. L.l. Woensdag middag is ons eerste Sint Nicolaascadeautje klaar gekomen. Volgende week beginnen we aan een nieuw werkje, dat ook nog voor Sint Nicolaas klaar moet. Dat is mogelijk wanneer allen flink werken en trouw komen. Tot Woensdag 1.45 dus. Beste VERONIKA. Natuurlijk vind ik het goed dat je voorloopig de club niet bezoekt. Zijn de repetities afgeloopen, dan kom je weer. Je werk moet ook maar blijven rusten. Later haal je alles wel in. De bladwijzer die je op school gemaakt hebt, is zeker niet van papier, maar van handwerkstof. Repeteer maar met pleizier. Dag Veronika. Lief ROZEKNOPJE. Hartelijk dank voor het snoezige liedje. Kan je het ook zingen? Natuurlijk mag je verzuimen tot na de repe tities. Studeer maar ijverig. Later haal je je werk maar in en maakt iets voor de Kerst. Dag Rozeknopje. Beste KLEINE ZUS. Zeg, heb je Sint- Nicolaas 1.1. Woensdagmiddag nog goed ge zien? Hoeveel knechts had de goede man bij zich? Het speet mij heel erg dat ik geen ge legenheid had hem te begroeten, 'k Hoop maar dat hij me niet gemist heeft. A.s. Woensdag zie ik je natuurlijk weer. Je mag dan aan een ander St. Nicolaascadeautje beginnen. Dag Kleine Zus. Beste HECTOR. Ja vriend, je was verle den week veel te laat. Gaarne had ik aan je moeders wensch voldaan, maar het was me niet mogelijk. De briefjes moest ik toen reeds uiterlijk 's middags 4 uur inleveren. Toen ik je briefje ontving, lagen de andere briefjes reeds in Haarlem op de drukkerij. Maar als je voortaan zorgt dat ik 's Woensdags voor 3 uur je briefje in m'n bezit heb, staat het antwoord Zaterdags er op volgend in de rubriek. Het is best mogelijk dat je zusje op de Jamboreefilm voorkomt. Het défilé voor Lady Baden Powell is natuurlijk voor de film opgenomen. Ik dank je voor de foto van je huis. Wil je je moeder m'n groeten doen? Jongen, wat is je briefje lang. De schade heb ik nu wel voor je inge haald. Dag Hector. Best HANDWERKSTERTJE. Dat het fijn was op den bazar kan ik me voorstellen. Ik ben nu reeds benieuwd naar het financieel resultaat. Ja, Wil zou natuurlijk ook graag met de stukjes mede doen. Maar dat mag ze nu eens niet. Jij mag tooneelspelen en je zus moet toekijken. Nog eenige nachtjes slapen en dan.;.. Dag Handwerkstertje. Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Dat is maar goed ook dat jij het cadeau dat Greet van Sint Nicolaas krijgt, niet van te voren te zien krijgt. Daar kan Piet trouwens ook niet mee beginnen. Stel je voor dat hij iedereen moet laten zien wat hij alzoo voor Sint Nico laas rond moet brengen. De stakker heeft het verbazend druk, maar dan zou hij heelemaal geen tijd meer voor een dutje hebben. Wat je geheim betreft hoop ik dat je vader een goede profeet is. Dag Zusjesbeschermstertje. Best KALFJE. Uit je briefje maak ik op, dat je het op school uitstekend maakt. Eerst een spel voor het mooiste schrijfwerk en dan nog een plaatje voor het hoogst aantal pun ten. Flink zoo vriend. Of het in IJmuiden ook gevroren heeft? Ja vriend, het is vandaag, Woensdag, heel erg koud. Er blaast een ge duchte wind uit het Oosten. Alle plasjes zijn bevroren. Dag Kalfje. Beste BERENDMAN. Zeg, je moeder ver staat de bakkunst. Was de cake erg lekker en smaakte het krentenbrood naar meer? Jam mer dat ik nu zoo ver van je verwijderd ben, anders. Je begrijpt me wel. Wanneer je in IJmuiden komt, mag je altijd bij me aanbel len. 'k Hoop dat je me dan ook thans treft, zoodat we eens gezellig kunnen babbelen. Werk maar prettig op school en in je tuin. Dag Ber endman. Beste POLLY. Jongen, wat moet je al een moeilijke sommen maken. 1980 plus 810 plus 1890 min 1700 plus 100 plus 1000 is Wat prettig dat je nu geregeld naar school kunt gaan. Heb je ook figuren bij je stoommachi ne die je er op kunt laten loopen? Wil je je ouders en je honden m'n groeten terug doen? Het beste hoor. Dag Polly. Liel KRULLEKOPJE. Ja, 1.1. Zondag heeft het hard geregend en daarna fiks gehageld. Ik dacht wel dat er een beetje vorst op zou volgen. Een oud rijmpje zegt: „Sneeuwtje op slik, Geeft een vorstje, dun of dik". In dit geval was het geen sneeuw, maar een broertje er van. Als je al de voorwerpen, die je in je briefje opgenoemd hebt, nog moet breien, dan heb je nog heel wat te doen. Maar beter veel dan geen werk. Tot Woensdag. Dag Krullekopje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Meisje wat heb jij het druk. Eerst naar den bazar, dan naar de club, dan naar St. Nicolaas en dan weer naar den bazar. Heb je alles wel in kun nen loopen? Je moeder helpt in de koffie- en thee-af deeling heb ik gehoord. Je moet haar zeker helpen, met afwasschen van kopjes enz. Je hebt ondanks alles toch nog kans gezien me op tijd te schrijven en bovendien de tafel van 7 voor mij te maken. De cijfers zijn keu rig geschreven. Goed zoo. Dag Teekenaar- stertje. Best ZONDAGSKIND. Zwarte Piet heeft reeds vroeg bij jullie op school gereden. Maar toch, in mijn klas is hij nog eerder geweest en heeft toen heerlijke balletjes gebracht. Mij heeft hij echter vergeten. Hij vond dat ik des avonds veel te lang zit te werken en 's mor gens veel te vroeg opsta. Toch kon ik hem voorloopig geen beterschap beloven, waardoor hij nu dubbel boos op mij is. Gelukkig is het nog geen 5 Dec. Voor Sint jarig is kan er nog' heel wat gebeuren. Je vader mag gerust met fruit bij me aankomen. Als ik thuis ben en noodig heb, wil ik ook van hem koopen. Des avonds om ongeveer 5.307.00 ben ik meestal thuis omdat ik dan moet koken en middag eten gebruiken. Dag Zondagskind. Beste MOEDER's OUDSTE. Zoo, zou jij Zaterdagsmiddags ook club willen hebben? Ja, meisje, dat zouden de meeste, misschien wel alle clubleden willen. Maar dat gaat nu eenmaal niet. Prettig dat je reeds een ca deautje klaar hebt. A.s. Woensdag beginnen we weer aan een ander werkje. Als dat spoedig Des avonds als het donker wordt. Dan gaat het maantje schijnen: Dan komen wel duizend engeltjes Van achter de wolkgordijnen. Pink - pink hier en daar Pink - pink, ben je klaar? We steken de sterretjes aan! Maar eens op een guren Novembernacht Toen was er het maantje verkouden. Het nieste en hoestte hatsjée en hatsjie! Het moest er zijn beddeke houden. Pink - pink hier en daar Pink - pink, dat is raar! Waar zou er het maantje toch zijn? Wat vreeselijk griezelig', zoo'n gat in de lucht! De engeltjes stonden te staren Ze keken vol angst naar de aarde omlaag, Naar steden en bosschen en baren af is kunnen we misschien nog een derde pre sentje maken. Gezellig hè? Tot Woensdag. C>ag Moeder's oudste. Lief BOODSCHAPSTERTJE. De Woens dag is dus voor jou geen sof- maar een bof- dag. Als. je teekenschrift vol is mag ik het ze ker wel eens inzien? Was je op tijd om je op wachting voor den goeden Sint te maken? Heb je nog aan je boodschap gedacht, die ik je voor Sint ën Piet me'de heb gegeven? Piet is wel boos op me, maar dat zal wel weer over gaan, hoop ik. Als ik heb vandaag of morgen tegen het lijf loop, zal ik eens vriendelijk te gen hem lachen, zoodat hij tegenover mij be ter gestemd wordt. 5 December en een booze Zwarte Piet? Brrr. Ik moet er niet aan den ken. Wil je thuis allen m'n groeten doen? Dag Boodschapstert j e. Best OROCUSJE. Ja zeg, we maken tot Kerstmis steeds presentjes. Eerst voor 5 De cember en daarna gaan we Kerstversieringen maken. Gezellig hè? Neen, je moet thuis niet vertellen wat je maakt en alles wat klaar is goed wegstoppen. Hetmoet een verrassing blijven, dat is veel leuker. Het beste hoor en tot Woensdag. Dag Crocus je. Lief LEZERESJE. Zoo, heb je de „Woud koningin" zien opvoeren? Dat zal wel snoe zig geweest zijn. De kinderen uit die inrich ting voeren altijd aardige stukjes op. De Zus ter, die de leiding heeft, verstaat de kunst van het aanleeren van tooneelstukjes. Prettig dat je zoo graag naar de club gaat. Woensdag hoop ik je weer te zien. Dag Lezeresje. Lief KRUIDJE ROER ME NIET. Meisje lief, ik dank je hartelijk voor het versje en de mooie bloemen. Je wilt 2eker graag dat ik het versje in de courant laat plaatsen, evenals het rijmpje van m'n vriendinnetje Moeders Oudste. Aan je wensch zal ik voldoen. De andere ru- briekertjes kunnen het dan ook lezen. „Bloemen verwelken, Schepen vergaan, Maar de club van mejuffrouw Vijlbrief Blijft altijd bestaan". Hoera! voor de club. Zie ik je Woensdag weer? Dag Kruidje roer me niet. Lief GOUDMUILTJE. Zoo, dus jij en m'n vriendinnetje Veronika vertegenwoordigen met nog twee medespelende kinderen de hoofd personen in het stukje, 'k Kan me begrijpen dat je dan geen enkele repetitie kunt missen. Je hebt deze week niets geteekend of genaaid, maar wel geborduurd. Mag ik het schortje eens zien, als je het klaar hebt. Wat prettig zeg, dat je nieuwe bruine schoenen gekregen hebt. Repeteer maar met pleizier. Dag Goud muiltje. A.s. Woensdagmiddag houden we weer club van 1.453.00. Denkt er om van huis een kaart mede te nemen. Wie geen kaart bezit, krijgt er een van mij. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. DIE KLEINE ZUS (Zoekplaatje.) Zu.i denkt, dat ze alleen in de kamer is. Maar ze heeft 't mis Zusje speelt een wonder galop En Pa en Moe staan op hun kop. W. B.—Z. Pink - pink, hou je vast! Pink - pink, opgepast. Anders val je pardoes naar beneen! Daar was een heel stout engeltje Een kleine nieuwsgierige rakker. Die gluurde en tuurde naar 'n huizeke, klein, Dat daar stond op een donkeren akker. Pink - pink, dat is fijn Pink - pink, wat een schijn. Straalt daar toch uit dat huisje vol vree. Wat deed toen dat stoute engeltje? Het sprong er opeens door het gaatje Het kwam in ons eigen lief huisje terecht Bij ons eigen paatje en maatje. Pink - pink, wist je dat? Pink - pink, 't ris zoo'n schat. 't Is mijn broertje, die slaapt in zijn wieg! MARIE MIOHON. KYRILO DE DRAAK. Hoe een domme leerlooier het ondier versloeg v|^sFjp *S. 1 In het oude Rusland woonde eens een vorst, die regeerde over de stad Kiëf. Hij was zoo goed en liefdevol, dat zijn onderdanen hem „het broertje van de zon" noemden. En zijn dochter noemden ze de sehoone Helena, want zij was zoo mooi, dat het alleen in een sprookje echt waar kon zijn. Nu zul je wel denken, dat de inwoners van Kiëf toen al bijzonder gelukkig waren. M?s! Want eens op een dag was een groote vreese- ldj;ke draak met een gekrulden staart de stad binnengewandeld, had een jong meisje uit haar tuin gepakt en haar meegesleurd naar zijn hol. En den volgenden dag pakte hij weer een an der meisje en dat ging net zoolang door, tot er in Kiëf geen mensch meer op straat durfde loopen. Dit kon zoo niet langer! De vorst hield een vergadering met zijn ministers en er werd be sloten, dat er iederen dag tusschen de huisge zinnen geloot zou worden. Hat gezin, waarop het lot viel, moest dan een dochter aan den draak afstaan. En nu begrijp je natuurlijk al, wat er gebeurde: op een kwaden dag viel het lot op het paleis van den vorst! Goede raad was duur. De sehoone Helena huilde en haar vader jammerde, maar het lieve meisje zei tenslotte: Stil vader, huil niet meer, er is niets aan te doen. We moeten rechtvaar dig zijn en ik zal me dus door den draak laten opeten, net als de andere meisjes." En toen ze dit gezegd had, baande ze een weg door de snikkende menigte en wandelde de poort uit, terwijl de vorst flauw viel van akeligheid. 't Was dan ook een vreeselijke toestand: nauwelijks was de prinses buiten de stad of de draak met den gekrulden staart greep haar beet en sleepte haar naar zijn hol. Maar toen hij haar eens goed had aangekeken, kneep hij eerst zijn eene oog dicht en toen 't andere en zei: „Nee, dat doe ik niet. Jij bent te mooi om op te eten." En zoo kwam het, dat de sehoone Helena niets meer te vreezen had.. De draak was zacht en goed voor haar en gaf haar iederen dag overvloedig eten en drinken. Na een week ongeveer, toen de prinses al leen in het drakenhol zat de draak was uit gegaan en had twee dikke steenen voor het hol geschoven hoorde zij een zwak gekrabbel onder den grond. Ze keek en.... wie kwam daar onder één der steenen te voorschijn? Haar lief klem schoothondje, dat haar tot aan het hol gevolgd was! Wat was de prinses blijZe kuste en streelde het trouwe dier en ze bond hem een stukje boomschors om den hals met een boodschap aan haar vader. Toen wist heel Kiëf weldra, dat de prinses niet dood was en van alle torens en huizen wapperden dien dag de vlaggen! Maar de vorst zuchtte, want met al dat ge- vlag had hij zijn dochter nog niet terug. Toch zou ook dit gebeuren. Luister maar: Eens op een dag kwam de draak met den ge krulden staart heel erg zenuwachtig thuis. „Wat scheelt eraan, vadertje draak?" vroeg de prinses, „Ik ben verloren!" zuchtte de draak. Ergens in Kiëf woont de domme Kyrilo, die zóó dom is dat hij zijn eigen kracht niet kent. En nu ben ik maar zoo bang, dat die hier zal komen om me te verslaan!" De prinses zei niéts, maar ze knoopte het in haar oor en 's avonds, toen de draak naar bed was en het hondje weer kwam, schreef ze een briefje aan haar vader, dat hij Kyrilo op moest zoeken, die zóó dom was, dat hij zijn eigen kracht niet kende." Kyrilo was een leerlooier en de vorst zei tot hem* „Kyrilo, uit naam van alle inwoners van Kiëf beveel ik je, den draak met. den gekruider) staart te gaan dooden". „Nee," zei Kyrilo, „ik zou je danken, want wie moet dan onderdehand mijn huiden looien „Ik beveel het je uit naam van alle meisjes, die nog in mijn rijk leven. En als je den draak doodt, geef ik je een paleis met een gouden toren." „Heb ik niet noodig," zei Kyrilo. Ik zeg u toch, dat ik m'ji huiden niet in den steek kan laten. Nu dan Maar toen kwamen alle meisjes uit heel Kiëf aangeloopen en vielen voor hem op de knieën en smeekten hem, haar te redden. Nu, toen werd Kyrilo week. Hij greep een knodg en riep: „Nou, vooruit dan maar!" En toen stormde hij op den draak af en sloeg hem met één slag doocl. Maar het paleis wilde hij niet hebben en hij begreep ook heele maal niet, waarom de menschen hem een held vonden. „Laat me maar eens door," zei hij, „want ik moet nu heusch naar m'n huiden!" Ijsbergen, Van de gletschers in Groen land dalen jaarlijks nog zoo'n 10 a 15 duizend ijsbergen naar beneden ih> de zee. Sommige van deze ijsbergen steden meer dan 260 voet boven het water uit. De grootste die men tot. nog toe gezien heeft stak 1696 voet boven het water uit. Slechts één negende van zoo'n ijs massa steekt boven 't water uit, zoodat die heele ijsbeug een hoogte had van 15264 voet. De grootste bioscoop ter wereld. Hierop kan Moskou zich beroemen; ze biedt plaats aan 15000 bezoekers. Jullie kent allen.wel het verhaaltje van de twee dienstboden, die 's morgens bij het eerste hanengekraai gewekt werden en omdat ze vonden, dat het dan nog veel te vroeg was om op te staan, den haan den nek omdraaiden. Het gevolg was echter, dat ze nu gewekt worden als de mevrouw wak ker werd en dat was soms midden in den nacht. Dit gebeurde natuurlijk in den tijd, dat men nog geen klokken kende en men den haan dus beschouwde als de klok; het was dus een levende klok. Wij kunnen ons tegenwoor dig moeilijk voorstellen, dat de menscheii het hebben moeten stellen zonder klok, maar nog moeilijker kunnen we ons indenken, dat er nog heden ten dage streken zijn, waar men nog gebruik maakt van den haan als levende klok. Dit doen b.v. nog sommige volksstam men in 't verre Oosten uit onbekendheid met onze uurwerken. Ook in Abessynië werd tot voor een drietal jaren en misschien ook nu nog wel de haan gebruikt om de monniken in de kloosters door zijn gekraai op te roepen tot hun ochtendgebed. Ook nu nog nemen de karavanen op hun tocht door den woestijn een haan mee om hun het aanbreken van den dag aan te kondigen en daarmee den tijd van vertrek. Reeds bij de Perzen van de Oudheid was de haan 't zinnebeeld van waakzaamheid en als zoodanig staat hij ook bij ons op tal van kerktorens. Bij die oude Perzen werd de haan min of meer als een heilig dier be schouwd; vooral omdat hij niet, zooals zoo vele andere dieren alleen maar den zonsop gang begroette met zijn geluid, maar ook te middernacht zijn stem liet hooren en daar door de booze geesten, waar men in dien ouden tijd zeer sterk aan geloofde, verdreef. En niet alleen daar rekende men met het gekraai van den haan te middernacht, want in de dagen van 't beleg van Haarlem heette het nog: „Bij het eerste hanengekraai" en dat was des nachts om .12 uur „alle man aan de Schalk wijkerpoort". De haan is van nature hoogmoe dig' en twistziek, vandaar zeker dat men reeds in oude tijden er hanengevechten op na hield, zooals men nu nog in Spanje stierengevechten houdt. Ook in ons land waren vroeger hanen gevechten algemeen, vooral als kermisverma- kelijkheid. De stadsregeering van Utrecht ver bood reeds op 19 Januari 1659 alle haane vechterijen. Gelukkig vindt men tegenwoordig overal dergelijke vermakelijkheden uit den booze. Maar dat de haan een belangrijke plaats in het gedachteleven van den mensch heeft ingenomen, blijkt wel uit tal van spreek wijzen in onze taal. Wij spreken immers nog van „haantje de voorste zijn", „een weerhaan" „daar kraait geen haan na" en tal van herber gen hadden vroeger tot uithangbord „de ge braden haan". En een goede 6ü jaar geleden heette het eerste leesboek, dat de kinderen op school kregen „het Haneboek" omdat op de le bladzij een haan stond afgebeeld; zeer waarschijnlijk wel om de jeugd al van 't be gin af in te prenten, dat ze bij 't lezen haan tje de voorste moet zijn. Zorg maar, dat ze dat van jullie ook kunnen zeggen, maar dan ook alleen maar wat het leeren betreft. W. Z. HOE MOET DE WAGEN RIJDEN? De Wagen A is niet t e benijden, Hij moet naar parkeerterrein B. toe rijden Hij zit telkens in 't nauw Toe, help hem eens gauw. W. B.-Z. VAN EEN STOUT ENGELTJE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 10