BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Heden schrijf ik geen briefje vooraf en de
briefjes maak ik wat korter dan gewoonlijk.
Later haal ik de schade wel in.
Best OROOUSJE. Als je naar een feest
moet, mag je van de club verzuimen, ten
minste wanneer de uren van het feest samen
vallen met de uren van het clubwerk. Prach
tig' dat je een 9 voor je schrijven gekregen
hebt. Veel succes met het maken van je ver
rassingen voor het a.s. 5 Dec. feest. Dag
Crocusje.
Lief ZONDAGSKIND. Hoofdpijn is ver
velend en maakt lusteloos, 'k Begrijp dat je
geen lust in schrijven had. Van harte wensch
ik je beterschap toe. Dag Zondagskind.
Best BOODSCHAPSTERTJE. Prettig dat
je verleden week nog juist op tijd was om Sint
te verwelkomen. Het paard stijgerde niet om
dat het bang was voor Sint. Welk paard is nu
bang voor zijn meester? En dan nog wel een
meester zooals Sint, die steeds maar met
kwistige hand zijn gaven uitreikt. Neen hooi'.
Het paard schrikte van het gejuich dat de
kinderen aanhieven en waarschijnlijk ook
van de vele ondeugende meisjes en jongens
die zich tussehen de gehoorzame kinderen be
vonden. Hartelijk dank voor de zegels. Dag
Boodschapstertje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk
dank ik je voor de tafels. Je moet je niet
gaan aanwennen van die peuterig kleine
cijfers te gaan schrijven. Je werk wordt er
zoo onduidelijk door. Je hebt ook Sint verwel
komd? Nu maar goed opgepast en lief en ge
hoorzaam zijn hoor. Dag Teekenaarstertje.
Lief KRULLEKOPJE. Moet ik het raad
sel oplossen? Ik zal het probeeren en hoop
dat het me lukken zal.
De kop van de kip (k).
Het lijf van de haas (aa).
De staart van de muis (s).
Zoo maken we kaas.
Heb ik een tien verdiend? De rubriek blijft
Zaterdag's verschijnen. De briefjes moeten
uiterlijk Woensdag's 2 uur in mijn bezit zijn
Dag Krullekopje.
Best SPARRETJE. Weet je waar ik spijt
van heb? Dat ik 1.1. Zaterdag ook maar niet
met je mede ben gegaan. Dan had ik vast'ook
een mooie nieuwe jurk gekregen. Terra cotta
vind ik een mooie kleur en staat heel goed
bij een bruine mantel. Ze was me dus goed
van pas gekomen. Maar ja, berouw komt al
tijd te laat. Zoo ook thans, 'k Hoop dat je veel
genoegen van je nieuwe jurk moogt hebben
en haar veel kunt dragen. Dag Sparretje.
Beste MOEDERS OUDSTE. Meisjelief
wat heb je ver gewandeld, 'k Weet dat het er
erg mooi is. Jaren terug heb ik vaak gefietst
wat jij nu geloopen hebt. Het weer was best
voor zoo'n wandeling. Dat je na gegeten te
hebben vlug te bed ging begrijp ik. Je was na
tuurlijk erg vermoeid en dan is slaap de beste
medieijn. Dag Moeders Oudste.
Beste HECTOR. Je hebt 'n aardige en niet
alledaagsche Sinter Maarten gehad zeg. De
meeste kinderen hebben een doos met een of
andere geprikte of uitgesneden en met duur
papier beplakte voorstelling. Zoo'n uitgehol
de koolraap is weer eens een ander melo
dietje op een bekend liedje. Natuurlijk rea
geerden de menschen verschillend op je gebel
en gezang. Sommige menschen waren boos,
aandere kort en velen vriendelijk. De boos
heid en het kort zijn van vele menschen ligt
voor een groot deel aan de Sint Maartenhou
ders zelf. Sommige kinderen loopen avond
aan avond lang den weg en bellen huis aan
huis. Zij vergeten dat 11 Nov., de dag is, dat
zij niet avonden achtereen de menschen
kunnen lastig vallen. Wanneer heb jij ge
loopen. Dag Hector.
Lief HANDWERKSTERTJE. Prettig dat
je ouders de opvoering mooi hebben gevon
den. Jij en je klassegenootjes hebben ook echt
hun best gedaan. Had Willie ook graag even
komen kijken? Dat begrijp ik. Willie had ech
ter een andere plicht te vervullen. Misschien
kan ze bij een volgende gelegenheid eens
komen kijken. Dag Handwerkstertje.
Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Zoo
verlang jij altijd zoo erg naar ons elubuurtje?
Dat vind ik heusc.h heel prettig. Je ge
heim vordert gelukkig flink. We zullen maar
hopen, dat het op tijd klaar komt. Dag Zus-
j esbesehermstertj e.
Best GOUDMUILTJE. Hoe gaat het met
de repetitie? Ken je het stuk al ongeveer?
Voor wie heb je de slofjes gemaakt? ïk zal
blij zijn als je weer geregeld op de club kunt
komen. Veel genoegen met je vriendin. Dag
Goudmuiltje.
Best KALFJE. Natuurlijk komt Sint ook
de Veluwe bezoeken. Alle dorpen doet hij daar
aan, dus ook Erinelo. Prettig dat je heel goed
je best op school doet. Wil je je ouders heden
van mij geluk wenschen? 'k Wensch dat .ie
met je ouders en broertjes een echt prettig
dagje zal hebben. Dag Kalfje.
Beste BERENDMAN. Ja Sint is in IJmui-
den gearriveerd. H?ij heeft mij gezegd ook een
bezoek aan Ermelo te zullen brengen. Waar
schijnlijk zou dat wel een nachtbezoek wor
den. Hector maakt het best. Hij heeft ook
Sinter Maarten gehouden en werd door de
menschen geheel verschillend ontvangen.
Enkele menschen waren boos. andere kort af.
weer andere vriendelijk. Sommige gaven een
snoepje terwijl er ook waren die met de po
litie dreigden. Je moet m'n briefje aan hem
gericht maar eens lezen. Dag Berendman.
Beste POLLY. Op de club gaat het best,
De geest is goed, het is ei gezellig als altijd.
De uurtjes vliegen om.
We zijn vanmiddag aan ons tweede en der
de cadeautje begonnen. De volgende week ko
men deze presentjes klaar. Ik kan je nu nog
niet schrijven wat we gemaakt hebben. Als de
ouders van de clubleden de rubriek lezen, dan
zouden ze precies weten wat hun kinderen
gemaakt hebben. Je begrijpt dat de kinderen
dat niet prettig zouden vinden. Na Sint Nico-
laas schrijf ik je het wel. Dag Polly.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
TOEN SINTERKLAAS IN T LAND WAS.
Droeve geschiedenis van een dik, vet
marsepeinvarken.
't Was eind November en 't begon al aardig
koud en guur te worden, 't Regende veel en
's morgens was 't heel erg moeilijk om uit je
warme bedje te komen!
Maar één ding was fijn: Sinterklaas was in
't land, want 't.liep tegen z'n verjaardag! Som
mige kinderen hadden den goeden Sint al ge
zien en bijna allemaal hadden ze al eens iets
in hun schoen gehad: een speculaaspopje, een
paar borstplaatjes of iets anders heerlijks!
Nu, je kon zien, dat 't weer zoover was, want
alle banketwinkels straalden en schitterden
van Sinterklaasvreugde en geurden straten ver
van de fijne zoetigheden, die er gemaakt
werden
Tjonge, tjonge, wat hadden de banketbak
ker Pietersen en zijn knechtjes Henk en Bram
het iederen morgen druk!
„Jullie bent weer -vijf minuten te laat,
jong en lui," zei de baas dan. En de jongens
geeuwden eens en beloofden „morgen beter,
baas".
„Ja, ja, ons ként ons. Nou vlug aan 't werk!
Er moeten vandaag honderd banketletters
worden gemaakt, driehonderd pond speculaas
jes en vijftig marsepein varkens! Begrepen?"
„Ja baas, best baas."
Nü, de jongens deden hun best en de baas
was tevreden.
Toen 't 's avonds vijf minuten voor acht
was, moest Henk nog vlug een doos met
taartjes wegbrengen en Bram bleef alleen in
de werkplaats.
Daar stond een groote bak met marsepein
en op de lange tafel lagen de vormen voor de
varkentjes: groote, middelsoort en heele
kleintjes. Bram had e r al een heeleboel ge
maakt, maar de baas had gezegd, dat alle mar
sepein op moest.
B'ram gaapte eens: :t was een vreeselijk peu
terig werkje, al die kleine varkentjes: 't zou
zeker nog wel een half uur duren, voor hij
klaar was.
„Oehoe! oehoe!" klonk 't van buiten. Dat
was Henk's roep. Bram en Henk waren dikke
vrinden moet je weten en nu kwam Henk hem
afhalen.
„Bali", dacht Bram, „al die kleine varkentjes
nog!" En toenwel, toen greep hij opeens
een heel, heel grooten vorm, waar zeker wel
een kilo marsepein in ging en maakte een
ontzettend groot varken!
„Lekker vlug klaar! En 't is nog 't mooiste
van allemaal!" zei Bram. En toen waschte hij
vlug z'n handen, deed muts en schort af en
schoot z'n jasje aan!
't Prachtige groote Vette marsepeinvarken,
dat Bram gemaakt had, prijkte midden in de
etalage van Baas Pietersen. Bram had er een
standje voor gehad. „Zoo'n groot, duur, on
handig ding verkoop ik toch niet!" had de
baas gemopperd. Had ik je gezegd, dat te
maken?"
„Ik meendeik dacht
„Je dacht: opgeruimd staat netjes en Henk
staat voor de deur. Is 't niet zoo?"
„Jaja baas!" stotterde Bram.
-„Nou, dat is tenminste eerlijk, maar laat 't
niet weer gebeuren!"
„Nooit weer, baas," zei Bram, die blij was,
dat hij er zoo af kwam. En hij verdween vlug-
in de bakkerij om nog meer heerlijkheden te
halen. Wat was die etalage prachtig!
In 't midden, op een apart glazen plaatje,
het varken en eromheen speculaaspoppen in
alle grootten, kransen en staven van banket,
poppetjes en wiegjes en schoentjes en fluit
jes en nog wel duizend andere dingen van
chocola en suiker, heele rijen kleinere en
grootere varkentjes, worsten, appels, peertjes,
hananen van marsepeinte veel om op te
noemen!
Kinderen drukten hun neusje plat tegen
de ruiten en vaders en moeders, ooms en tan
tes stonden stil om iets uit te zoeken.
Dit vonden de bewoners van de etalage
'heerlijk!
„Al die kinderen kijken naar ons!" fluis
terden de varkentjes.
„Nietes, naar óns!" kibbelden de poppetjes
van chocola. -
„Wij zijn lekker de mooiste", zeiden de sier
lijke puntschoentjes. „Wij lijken precies op de
glazen muiltjes van Asschepoes".
„En wij zijn de grappigste." riepen de choco
ladekikkers.
„En wij de griezeligste," giechelden de mui
len.
„En wij de lekkerste!" zeiden de worstjes.
En toen ze allemaal eens fijn opgeschept
hadden, begon het groote dikke, vette varken
langzaam en plechtig te spreken. Het kuchte
eerst eens een paar maal en zei toen: „Ver
beelden jullie je nou maar heelemaal niets
meer, want het is genoeg bekend, dat ik de
allermooiste, dikste, vetste en duurste ben van
de heele etalage. Dus.... mondjes dicht!"
Hij had het zóó plechtig gezegd, die dik
kerd, dat alle babbelende, giechelende, fluis
terende stemmetjes opeens verstomden. Je
kon in de etalage een speld hooren vallen!
Nu werd er alleen nog maar gedacht, maar
dat was dan ook hevig!
Wat een heerlijkheid stelden ze zich voor
van het oogenblik, dat ze gekocht zouden
worden!
Een hand zou ze voorzichtig opnemen en
dan zouden ze in e^n mooie gekleurd zakje
worden gepakt en meegenomen, een nieuw
leven vol avonturen tegemoet!
Ze hielden hun adem in en dachten alle
maal maar één ding: „wie zou er het eerst
gaan?"
't Was de avond voor Sinterklaar, Al heel
wat kameraadjes waren uit de étalage ver
kocht, maar Henk en Bram hadden onder lei
ding van den baas weer veel nieuwe zoetig
heden daarvoor in de plaats gemaakt. En
dus was de étalage dien avond schitterender
dan ooit!
,,'t Zal ontzettend druk worden!" fluisterde
een rijtje marsepein varkentjes onder elkaar.
Vanavond worden we vast en zeker allemaal
verkocht!"
„Stilte, jullie daar!" knorde plechtig de dik-
DE FRIESCHE KLOK.
K.WWI VAm
Tik-tak, tik-tok
Doet die oude Friesche klok,
Die daar hangt in onze gang,
Al zoo lang, al zoo lang.
Tik-tak, tik-tok!
Tik-tak, tik-tok
Wat ben je mooi, jij oude klok
Met je zon en maantje beide,
Met je koetjes in de weide,
Tik-tak, tik-tok!
Tik-tak, tik-tok
'k Luister naar de Friesche klok.
Zij vertelt een oud verhaaltje.
In haar eigen klokke taaltje.
Tik-tak, tik-tok!
Tik-tak, tik-tok
Zegt die oude 'Friesche klok.
'k Zag jouw Grootmoe als klein meisje,
Dat was ook zoo'n vroolijk sijsje.
Tik-tak, tik-tok!
Tik-tak, tik-tok
Toe, vertel eens, Friesche klok,
Toen mijn Grootje zes jaar oud was,
Of ze toen.óók wel eens stout was?
Tik-tak, tik-tok!
Tik-tak, tik-tok
'•Ten je dat vergeten, klok?
Of... wou je niet verklikken?
Goed hoor! Ga dan maar weer tikken:
Tik-tak, tik-tok!
MARIE M'ICHON.
ke, vette Opa in 't midden. En toen zwegen
ze verschrikt. Rrt, rrrrt, rrrrt! De winkelbel
stond geen oogenblik stil. Kijk, daar kwam een
moeder met drie kinderen: die mochten alle
drie iets uitzoeken, 't Meisje koos na veel wik
ken en wegen een wiegje en een paar schoen
tjes van suiker, de jongens ieder een onsje
marsepeinen aardappelen en de eene een
chocolademuis en de andere een kikker. Dol
gelukkig gingen ze met hun schatten de deur
uit. En toen kwam een heel schooltje: 't waren
kinderen uit een weeshuis met twee juffrou
wen erbij. Wat een gekwetter, dat een gebab
bel! Twintig marsepeinen varkens, veertig
worstjes, vijfentwintig kikkers en vijftig paren
schoentjes verdwenen in groote papieren zak
ken. En de winkel bleeg nog steeds stamp
vol.
Daar voelde het dikke, vette, dure marse
pein-varken zich plotseling opgeheven en in
het volle licht van de toonbank geplaatst.
„Is dit misschien ook iets voor u?" vroeg
baa= Pietersen- aan een der dames.
„Zoo'n dik varken? Nee hoor, dat zal ons
wel v e e 1 te duur worden. Wat kost het?"
„Vier -gulden vijftig. En dan verdien ik er
niet op."
„O, man, i:i geen vierhonderdvijftig jaar!"
zei de juffrouw en alle kindleren lachten dat
ze schudden. En baas Pietersen zuchtte en
zette het varken weer in de étalage terug.
Vol. spanning hadden de muizen, de kikkers,
de poppetjes en de andere kleinere dingen
het, varken zien verdwijnen en toen het zoo
opeens weer terugkwam, waagde een kikker te
vragen:
„Bent u nu tóch niet verkocht?"
Het varken werd bleek om z'n neus, maar
't hield zich goed en zei smalend: „Ik ver
kocht aan gewone menschen? Maar lieve
kind, ik ben toch besteld door Sinterklaas
zélf? Wist je dat niet?"
„Ooo!" zei de kikker en allen zwegen eer
biedig.
't Werd voller en voller in den winkel, de
baas had de deur maar heelemaal opengezet.
En de etalage werd leeger en leeger.
En toenwat een gejubel was dat in de
straat, 't Zag zwart van de menschen: ja
hoor, daar klonk het getoeter van een auto!
Sinterklaas en Piet kwamen aangereden en
stapten uit om inkoopen te doen!
De hartjes van alle kinderen begonnen te
popelen, toen zij den ouden, eerbiedwaardigen
bisschop met zijn prachtigen witten baard den
winkel zagen binnen stappenmaar 't
hart van het dikke vette, dure marsepeinvar
ken zonk heb in zijn pooten. Hij had immers
zóó vreeselijk gejokt!
Och, och, wat kocht die Sinterklaas veel!
Twee zakken lekkers en één zak vol taaipop-
pen. En steeds laadde Piet weer nieuwe zoe
tigheid in.
„Dadelijk gaat u!" fluisterde de kikker
eerbiedig tegen het varken. En toen ging hij
juist zelf.
„Sint Nicolaas, wilt u soms een heel groot,
vet marsepeinvarken koopen?" vroeg baas
Pietersen
„O, neen, dank u. Dat is te onvoordeelig! Ik
heb zóóveel kinderen te bezoeken. Kom Piet,
ben je klaar?"
En Sint boog beleefd ten afscheid, stapte in
de auto en reed weg!
En 't dikke, vette, dure marsepeinvarken
waggelde op zijn pooten en zakte van narig
heid heelemaal over één kant
„Baas", riep Henk, ,,'t varken zakt scheef!"
En toen hoorde de étalage dat baas Pieter
sen zei: :ook dat nog! Bram, Bram, dat komt
■ervan als je van die misbaksels maakt om
vlug klaar te zijn!.
Gauw pak dat ongeluksding eruit en gooi
het maar weer in den bak. We maken er mor-
ken worstjes van!
Je begrijpt dat de chocolade muizen en kik
kers en poppetjes toen begonnen te lachen
en te hoon en!
Zoo was het roeinlooze einde van een dik,
vet, veel te duur marsepeinvarken!
R. DE RUYTERV. D. FEER.
ONDER DEN SCHOORSTEEN
Sinterklaasje honne, bonne, bonne,
Komt U bij ons rijen?
'k Zal zoo'n erg zoet meisje zijn
En heusch nooit meer schreien.
Als mijn moes me 's morgens wascht!
'k Loop voortaan zoet aan 't handje,
'k Zal ook nooit de verf meer krabben
Van mijn ledikantje.
Sinterklaasje bonne, bonne, bonne,
Breng wat in mijn schoentje!
Als U 't doet dan geef ik U
Heusch een heel echt zoentje!
'lc Ben niets bang meer van Uw baard.
'k Durf best met U praten.
'k Zal ook nooit mijn speelgoed meer
Zoo slordig slingeren laten!
ointerklaasje oonne, oonne, oonne,
'k Wou U nóg wat vragen:
Strooit U ook iets voor pop Lijs,
Die zoet is alle dagen?
Sinterklaas, U kent haar wel,
O, het is zoo'n snoesje!
Z'is dat hebt U wel gemerkt!
Nóg zoeter dan haar moesje!
MARIE MICHON.
NASNI EN DE ZEVEN REUZEN
Van een bang mannetje, dat een held
werd tegen wil en dank.
Er was eens een vredelijk bang en beverig
klein mannetje, dat Nasni heette. Als hij een
hond hoorde blaffen, dan rilde hij van angst
en hij begon al te huilen en te kermen als hij
heel in de verte een muis zag aankomen!
Toch verbeelde Nasni zich, dat hij heel erg
dapper was. Hij vertélde graag lange verhalen
over al de heldendaden, die hij verricht had
en hierdoor vergat hij soms voor een oogen
blik zijn angst. En als hij alleen buiten was,
in 't bosch of in de wei, dan speelde hij, dat
hij wilde dieren of reuzen versloeg.
Och, och, wat stond die Nasni dan op te
scheppen! Hen trok zijn zwaard een reuze
groot bakbeest, dat hij van zijn vader geërfd
had en zwaaide ermee om zich heen: ring,
rang, rang! En eens op een dag, toen hij weer
zoo voor held gespeeld had, zag hij, dat hij
drie vliegen met zijn zwaard had doodge
slagen.
„Wel kijk, wel kijk," zei Nasni toen, „dat
hadden toch evengoed reuzen kunnen zijn,"
En hij ging naar huis en liet op zijn zwaard de
volgende woorden graveeren: „Dit is het
zwaard van Nasni, die drie reuzen heeft ver
slagen."
Het kleine mannetje was erg tevreden over
zichzelf. Hij gordde 't zwaard weer om, nam
een zak meel op zijn rug en ging op reis. Toen
hij vele mijlen geloopen had, werd hij einde
lijk moe en ging onder een pereboom liggen
slapen met zijn vreeselijk zwaard naast zich,
Zijn zak meel had hij onder het mos verstopt
omdat hij bang was dat die anders zou worden
gestolen. Nauwelijks was Nasni in slaap geval
len of daar kwamen zeven reuzen aan. Ze be
keken het kleine mannetje en zijn zwaard en
lazen het opschrift.
„Tjonge, jonge", zei de aanvoerder der reu
zen, „dat is dunkt me een geduchte vijand!
Weet je wat, we zullen hem vragen, wat hij
zooal kan".
Zoo gezegd, zoo gedaan; Nasni werd wakker
gepord en de oudste reus vroeg hem heel
vriendelijk, of hij zoo goed wilde zijn, hen
eens een staaltje van zijn krachten te laten
zien.
Nu, je begrijpt, dat het bangelijke manne
tje schrok, toen hij daar opeens zeven echte
reuzen voor zijn neus zag staan. Maar hij was
't snoeven gelukkig gewend en dus riep hij:
„Kijk er eens hier, als ik even op den grond
stamp, dan rijzen ontzaggelijke stofwolken
omhoog, zóó dik, dat jullie elkaar niet meer
kunt zien!" En meteen stampte hij op zijn zak
meel, zoodat de reuzen bijna stikten in de
dikke witte wolken.
De reuzen waren toen zoo verbluft over
Nasni's groote macht, dat ze hem vroegen,
bij hen in hun paleis te komen wonen en hem
hun zuster tot vrouw gaven.
Maar eens op een dag gebeurde er iets vree-
selijks: een groote, dikke neushoorn stond op
eens voor 't kasteel en de reuzen wilden op
hem losstormen om hem te verslaan.
„Kom mee, kom mee!" riepen ze tegen Nasni.
„Een oogenblikje", zei 't ventje klappertan
dend van angst, „even m'n zwaard halen".
Maar zoodra de reuzen verdwenen waren, hol
de hij 't bosch in en verstopte zich in een
boom. En daar bleef hij met kloppend hart
zittenmaar kijk, wie kwam daar doodbe
daard aangeloopen? De neushoorn: hij ging
onder den boom liggen en viel in slaap. En
Nasni schrok zóó verschrikkelijk, dat hij van
pure angst uit den boom viel, precies op den
neushoorn z'n rug.
Bom! Het dier schrok wakker en zette het
op een loopen, terwijl Nasni zich aan zijn rug
vastklemde. Vlak achter hem kwamen de reu
zen, gewapend met stokken en geweren en
pang! pang! daar viel de neushoorn dood
neer! Toen Nasni van zijn rug in het gras rol
de, was hij eigenlijk meer dood dan levend,
maar gelukkig was hij het snoeven gewend.
Hij riep dus: „Suffers dat jullie bent omdat
beest dood te schieten! Zag je dan niet dat ik
juist bezig was hem te temmen? Hij had ons
nog goed te pas kunnen komen!"
De reuzen stonden nogmaals verbluft. En
ze bewonderden Nasni geweldig' om zijn dap
perheid.
Maar een poosje later gebeurde er weer iets
vreeselijks: een heel leger vijanden rukte te
gen de reuzen op. Nu zou het meenens worden.
„Kom mee en help ons!" riepen de reuzen te
gen Nasni.
„Een oogenblikje", zei het mannetje en hfJ
koos het allermakste paard, dat hij in den stal
vinden kon en reed heel kalmpjes achter de
reuzen aan.
Maar nauwelijks had het paard het strijd
rumoer geroken of het veranderde als bij too-
verslag: woest steigerend stoof het erop los.
De arme Nasni beefde als een riet en greep
zich in zijn wanhoop aan een boom vast.
mis! De boom werd uit» den grond gerukt en
het paard holde voort!
Tegen wil en dank kwam Nasni nu midden
in het vijandelijke leger terecht. Maar op het
zien van dat geweldige wapen in de armen
van het nietige mannetje schrokken de vijan
den zich een ongeluk en stoven links en rechts
uit elkaar!
Nasni had dus een pracht overwinning be
haald en werd nog meer dan tot dusver door
de reuzen geëerd. Dat hij eigenlijk maar een
erg bang, beverig mannetje was, hebben ?e
nooit begrepen. Nu zie je alweer, dat reuzen
toch ook weieens heel erg dom kunnen zyn.