BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! Veel nieuws heb ik niet en ik zal daarom m'n briefje vooraf maar achterwege laten. Best ZWEMSTERTJE. Van harte welkom meisje. Je schuilnaam vind ik uitstekend. On der mijn vriendinnenschaar had ik nog geen kind, dat zwemstertje als schuilnaam draagt. Zal je me trouw schrijven en geregeld de club bezoeken? Hoe heb je het uurtje 1.1. Woensdag middag gevonden? Dag Zwemstertje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Nog wel ge feliciteerd zeg. Wat lief van je moeder om even wat tractatie op de club te komen bren gen. Zoo iets lekkers valt altijd in den smaak Heb je een goeden verjaardag gehad? Het ca deau van je tante had je al heel vroeg. Is het een bewerkt schortje? Volgende week vertel je me in je briefje maar eens wat je alzoo ge kregen hebt. Dag Teekenaarstertje. Best LEZERESJE. Meisjelief wat is de Sint goed op je geweest. Een paar nieuwe kou sen, een taschje, een legkaart, een zak lekkers en dan nog iets dat Sint bij je tante gebracht heeft. Je hebt den goeden man zeker wel be dankt? Heb je t huis nog geprobeerd ook een ster te maken en is het je nog gelukt? Suze H. zal het werk misschien wel-foed kennen. Op de club pakte ze het handig aan. Dag Lezeres je. Beste KRUIDJE ROER ME NIET. Zoo meisje, heeft de Sint je goed bediend? Je be doelt natuurlijk goed bedacht. Dat vind ik ook. Een leesboek, een kleurboek en kleurkrijtjes. wat wensch je nog meer? Het feest van het N. V. V. is je ook goed bevallen? Er was dan ook maar niet veel te beleven. Poppenkast, goochelen en muziek. Denk je dat de Sint mij ook goed bedacht heeft? Dag Kruidje roer me niet. Lief KRULLEKOPJE. Wat een feesten zeg. 'k Begrijp dat je moeder blij zal zijn als alles weer gewoon verloopt. Vooral je zus is er druk en nerveus van. Het laat te bed gaan is voor jou echter ook verre van goed. Waren de boer en boerin die je gekregen hebt van taai taai of zijn het echte popjes? Was de dag van eergisteren gezellig? Nog wel gefeliciteerd hoor. Dag Krullekopje. Best ZONDAGSKIND. De Sint heeft je goed bedacht zeg. Jammer dat je 1.1. Woens dag niet op de club kon komen. Je zus heeft je werk voor je medegenomen. Ik hoop dat zij het je kan leeren. A.s. Woensdagmiddag be ginnen we aan een groote roode ster met zil verdraden. Een pracht Kerstversiering dus. Tot Woensdag. Dag Zondagskind. Lief CROCUSJE. Je grootmoeder zal wel blij met de door je zelf gemaakte Sinterklaas- cadeaux zijn geweest. Heerlijk dat Sint zoo goed aan je gedacht heeft. Ja, ook mij heeft hij niet vergeten. Ik was dus in z'n oogen nog niet zoo heel erg stout gew'eest. Gelukkig maar zeg. Heb je thuis nog gewerkt en heb je je zus al wat op weg geholpen? Ik ben beniuwd naar de resultaten die ik a.s. Woensdag te zien zal krijgen. Tot ziens hoor. Dag Crocusje. Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. LI. Maandagavond vond ik het heel gezellig. Wat had Gré een pret zeg. Leuk dat ze zoo echt nog in den goeden man en zijn knecht opgaat. Lief van je haar één van je armbanden te ge ven. Ze is zoo graag mooi en .e doet er haar zoo'n groot pleizier mede. Hoe gaat het je? Ga je weer naar school of blijf je tot Maandag thuis? Het beste hoor. Dag Zusjesbescherm- stertje. Lief HANDWERKSTERTJE. Ja, je muziek doos vonden de kinderen op school echt leuk. De houten beesten zullen ze, denk ik, ook heel grappig vinden. Een vet varken en een kever. Hoe krijgt de Sint het bij elkander? Maar ja. die goede man is zoo knap en kan zoo goed inkoopen doen, dat wij het zelf haast niet kunnen gelooven. Leuk, dat jij en je zus ieder nog een kaart gekregen hebt. Als ik eens kom. mag ik ze zeker wel bewonderen? Dae Hand- werkstertje Beste MOEDERS OUDSTE. Wat heeft Sint je rijk bedacht zeg. Ik tel zoo maar even tjes elf cadeaux. Is dat niet een beetje te veel van het goede? Prettig dat je ouders blij wa ren met de door je op de club gemaakte, ver rassingen. Ja, nu zijn de Kerstdagen in aan tocht en moeten we flink werken om eenige versieringen tijdig klaar te krijgen. Maar flink werken dat doen jullie graag, daar heb ik niet over te klagen. Dag Moeders Oudste. Beste BEREND MAN. Weet je wat ik ver geten ben? Je te danken voor de groeten die je ouders, je broers en jij voor me met Mevr. T. hebben mede gegeven. Ik vond het grappig dat zij, tijdens haar ééndaags verblijf te Er- melo, je gesproken heeft. Wat is Sint goed op je geweest. Je bent met recht goed bedacht. Ja, nu gaan we met vlugge schreden naar de Kerstdagen en 31 Dec. Het jaar is spoedig ten einde. Dag Berendman. Beste POLLY. Ja, nu kan ik je vertellen wat de kinderen op de club gemaakt hebben. Het waren in totaal drie presentjes nJ. een lu cifershanger, een portretlijstje waarin een kaart en een kalenderschild met bloekje 1938. Li. Woensdagmiddag zijn we aan de Kerstver sieringen begonnen. Het was weer echt gezellig en de vijf kwartiertjes vlogen om. Leuk dat je nog verschillende voorwerpjes, die je op de club gemaakt hebt, bezit. Aanzien doet ge denken. Als je ze ziet, denk je natuurlijk van zelf aan mij. Gelukkig dat P. en J. het goed maken. M'n dank voor de teekening. Dag Polly. Best KALFJE. Wat prettig dat Sint je niet vergeten heeft. Hij schijnt de rijmkunst ook te verstaan. Of zou z'n knecht zoo knap zijn? Wat een fijne verrassing zeg op school iets lekkers in je kastje te vinden. Of Sint ook bij mij is geweest? Ja hoor. Wat ik alzoo ge kregen heb? Een schip (pronkstuk), een bowl- stel voor 12 personen en nog veel meer. Eigen lijk veel te veel en een groote verwennerij. Ik hoop echter te toonen de verwennerij waard te zijn. Als ik Hector eens spreek hoop ik hem je groeten te doen toekomen. Het beste hoor en m'n groeten aan je ouders. Dag Kalfje. Lief SPARRETJE. Wel meisjelief hoe gaat het je sinds Maandag? Heb je al in het boek gelezen? Ik geloof wel dat het mooi is. Je al bum heb ik ontvangen. As. Zondag hoop ik gelegenheid te hebben, er in te schrijven. De verzen die er reeds in staan vind ik heel mooi. Krijg ik a.s. week weer een schrijven van je? Dag Sparretje. Beste HECTOR. Van harte gefeliciteerd met het behalen van je jaarster. Flink zoo. Waarvoor was de bazar waar jé zus voor ge werkt heeft? Ja, ja, Sint zal ook blij -zijn, dat z'n verjaardag weer voor een jaartje tot het verleden behoort. Wat heef de goede grijsaard hte druk gehad. Z'n komst bij je thuis wilde hij zeker door middel van de pindastrooierij aan kondigen. Heb je op school ook feest gehad? Bij mij op schoool is alles uitnemend geslaagd. Sint kon niet persoonlijk komen. De kinderen hebben volop genoten. Het feest begon met de vertooning van platen op het witte doek (epe- dioscoop). Piet sloop tegen het einde van de vertooning stilletjes binnen. Dat was een vreugd. In de gymnastiekzaal ging Piet aan het strooien. Hij was heusch niet zuinig met z'n lekkernijen. In de klas deelde Piet aan ieder kind eenige pakjes uit en hield tegen verschil lende kinderen een predikatie. Tot slot kre gen allen een beker chocolademelk met spe culaas, waarna allen hoogst voldaan de school verlieten. Dag Hector. Best BOODSCHAPSTERTJE. Zeg meisje- lief heb je vergeten mij 1.1. Woensdag je briefje af te geven? Ik kan het tusschen de ontvangen briefjes niet vinden. Het beste hoor en tot Woensdag. Dag Boodschapstertje. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. WAAR KIJKT DE KIKVORSCH NAAR? Als je alle cijfers verbindt. Dan wed ik, dat je het antwoord vindt. W. B.—Z. Een eigenaardig kerkje. Dit is het kerkje der Baptisten te Santa Rosa in Californië, dat gebouwd is van het hout van slechts één boom. Het kerkje biedt plaats aan 400 personen, het is 18 meter breed en 30 meter lang en draagt een toren van 30 meter hoogte. Slechts 2/3 van al het hout van dezen boom was noodig voor den bouw van dit kerkje. Nog 60.000 planken bleven er over. Deze boom is de zoogenaamde roodhout-boom en komt aan de kust van den Stillen Oceaan zeer veel voor. Boomen van dit soort van ruim 100 meter hoogte en een omvang van 25 meter zijn daar geen zeld zaamheid. Wegen van zout. In Amerika heeft men indertijd proeven genomen met het aanleg gen van wegen, waarvan een voornaam be standdeel was ruw zout. Deze proeven zijn zoo goed bevallen dat men thans tal van dit soort wegen zal aanleggen. Het zout wordt met klei, zand en nog enkele andere stoffen vermengd en geeft dan een wegdek, dat minder aan slijtage onderhevig is dan een van asphalt of beton. HUP ZWALUW-CLUB. Jongens, wat weert zich die Zwaluw-club Hup, hup! Kijk Jantje Blauw trappen En Pietje Berg stappen. Geloof me maar vrij. Dat wordt verlies voor de tegenpartij. Jongens, wat weert zich die Zwaluw-club Hup, hup! Wim Been kan ook hollen, Laat niet met zich sollen, En vraag je het mij Dan wint vast en zeker de tegenpartij. Jongens, hoe suf speelt die Zwaluw-club Hup, hup! Kom flink weer begonnen,, Die goal is gewonnen. Geloof me maar vrij Dat wordt gelijk spel met tegenpartij. W. B.—Z. Hoe de beverouders voor hun kindertjes zorgen. ,Xili, waar ben je?" riep moeder. „Hier, Moes!" klonk een zacht stemmetje van den zolder. „Kom eens gauw hier, kindje, 't Is veel te koud boven!" „Ja, Moes, ik kom!" En twee minutjes la ter was de kleine blonde Lili met haar roode wangen en vriendelijke blauwe oogen al. be neden. Ze droeg een bundeltje in haar armen, waar een paar lange slappe beenen uithingen. „Ik vond het zoo vreeselijk koud voor Lijs", zuchtte Lili. En daarom heb ik haar maar een beetje ingepakt met een oud dekentje, maar haar beentjes steken er nog uit, kijk maar." Moeder moest erom lachem „Die oude Lijs toch! Ik geloof, dat je nog meer van haar houdt dan van al je andere poppen, is 't niet?" „Ja Moes", zei Lili. ,,'t Is toch ook m'n kindje! En u had eens moeten voelen hoe koud haar armpjes waren en haar gezichtje! Vree selijk gewoon! Ik kruip gauw met haar bij de kachel. U zorgt toch ook voor Uw kinderen als 't koud wordt?" „Zeker," zei moeder, „alle moeders en vaders gaan in den winter extra goed voor hun kindertjes zorgen." Toen Lili 's avonds naar bedje moest, nam ze de oude Lijs in haar armen. „Mag ze vannacht bij me slapen, moes?" „Wel op je kamertje, Lili, maar niet in bed. Want ze is zoo erg oud en haar armen en bee nen zouden misschien gaan strooien en dan komt je bed vol zemelen. Maar ik weet wat: ik heb een fijn warm dekentje voor Lijs. Rol haar daarin en leg haar op het voeteneind. „Fijn," zei Lili. „Dank u wel. moes". Het de kentje, dat moeder meebracht, was erg zacht en warm. ,,'t Is een velletje." zei Lili. „Ja, 't is een stukje van een bontkraag, 't Is beverbont, voel eens, hoe heerlijk zacht." En moeder vertelde haar meisje van alles en nog wat over de bevers, die ook zoo goed voor hun kindertjes zorgen, als 't winter wordt. En ze haalde een dik boek en liet Lili een plaatje van een bever zien met z'n log, bruin lichaam, z'n stompen snuit en z'n langen, platten, met schubben bedekten staart. „Leuk", zei Lili en ze gaapte heel hard. En toen stopte moeder haar vlug onder de wol. Moes had Lili heel heerlijk toegestopt met de dekens in haar ruggetje, en toch kon ze niet slapen, 't Licht van een straatlantaarn scheen het venster binnen en viel juist op Lijs, die dutte onder het zachte bevervelletje. Nu leek het net of daar een echt dier lag, vond Lili. Een echter bever, met z'n snuitje tus schen de pooten. „O maar, dat kan niet," zei ze hardap. „Je bent niet echt!" Maar toen werd de bever boos. Hij hief z'n snuitje op, keek Lili met een paar zwarte oogen recht aan en zei: „Dacht je van niet? Nu.of ik echt ben." „Heusch?" vroeg Lili. „En is het waar dat je zoo goed voor je kindertjes zorgt, als het winter wordt?" „Natuurlijk," zei de bever. „Wou je soms m'n burcht eens zien?" Dolgraag! Als Lijs tenminste ook meemag." „Nu," zei de bever, „vooruit dan maar. Klim dan samen op m'n staart en houd je goed vast hoor!" „Fijn, fijn!" juicht Lili. Ze was heelemaal niets bang. Ze greep de staart stevig vast en nam Lijs op haar schoot. „Zul je stilzitten, liefje?" vroeg Lili. „Ja, moedertje," fluisterde Lijs, „zoo stil als een muisje!" O, wat liep die bever hard en wat reisden ze ver met z'n drieën! Over stille wegen, waar de sneeuw voeten hoog lag, over bergen en door dalenen zoo nu en dan sprong de bever met een plons in 't water en zwom hij over een rivier of kanaal, waarbij hij zijn dikke staart als roer gebruikte. Heerlijk vond Lili die reis! Wat zag je veel en wat was dat alles nieuw voor haar! En ein delijk waren ze er! Ze zagen een groote breede rivier midden in een woest landschap. „We zijn al heelemaal in Siberië," zei de be ver „en hier is mijn burcht, kijk maai-." „Dat slordige hoopje takjes?" vroeg Lili, en ze wees naar een grijzen berg takken aan den oever. „Slordig? Allesbehalve! Jouw kamertje ziet er soms heel wat slordiger uit, hoor! Kijk maar eens door het luchtgat." Lili en Lijs deden het en wat zagen ze? Een keurig nette kamer met stevig aangeplempte wanden en daarin lagen een stuk of twaalf jonge beverkindertjes heerlijk te slapen. ,,'t Zijn echte schatten!" zei de bevervader. „en liggen ze daar niet heerlijk warm?" „Fijn." zei Lili „en mogen we er nu ook eens in?" „Zeker, Kom maar mee. Maar dan moet je niet bang zijn voor een beetje nattigheid!" „O nee, heelemaal niet," zei Lili. En toen nam de bever opeens een duik en alle drie kwamen ze op den bodem van de rivier terecht 't Was daar wel een beetje koud en schemerig, maar toch erg interessant. Er lagen een massa takken opgehoopt. „Dat is onze schuur," zei de bever, „en hier zie je nu onzen wintervoorraad voor 't heele gezin. Als we honger krijgen hebben wij maar even hierin te duiken en dar. vinden we zoo veel heerlijk boomschors als we maar willen en plantenwortels bovendien". Ik „Kunnen jullie dan uit je burcht hier bene-, den komen?" „Ja zeker, we hebben een lange tunnel ge graven, die in onze burcht uitkomt. Want we moeten als 't 's winters soms erg koud wordt, zoodat de grond boven ons huis heelemaal hard is, altijd een uitgang hebben, anders zouden we in onze burcht opgesloten zitten." Lili begreep het. „Ja maar," zei ze en dat was een heel verstandige vraag! „wat doen jullie nu als 't eens zóó koud wordt, dat het water bevriest?" „Dat kan hier niet," zei de bever. Al bevriest alles boven ons hoofd stijf dicht, dan staat hier nog altijd genoeg water om onze provisie te bergen en ook om eens heerlijk te kunnen rondzwemmen en spelen. De kleintjes moeten toch wat beweging hebben, anders worden ze te lui. Want het bouwwerk is nu gedaan en dus hoeven ze niet meer iederen dag zoo hard mee te werken." „Hebben de kinderen dan ook geholpen bij 't bouwen van uw huis?" vroeg Lili. „En óf!" zei de bever. Eerst hebben we met "z'n alleen een grooten dam in de rivier ge maakt om het water op peil te houden voor onze voorraadschuur. Een werk dat dat ge weest is! Wel honderd boomen hebben we moeten afknagen en daarna hebben we net jes de takken afgebroken en de stammen in mooie .gelijke stukken geknaagd. En toen heb ben we ze rechtop in den bodem gegraven en ze verbonden door een heel netwerk van: riet en takken, dat we tenslotte volsmeerden met klei. En toen werd onze dam zóó sterk, dat het water ervoor blijft staan. Kijk maar!" Lili en Lijs kwamen er met de neusjes vlak bijstaan en ja hoor: ze zagen een prachtigen stevigen dam en het water stond aan den eenen kant veel hooger dan aan den anderen. „Toen dat klaar was," vertelde de bever verder, „zijn we met z'n allen wintervoorraad gaan verzamelen. Duizenden takken hebben die flinke jongens en meisjes van me afge knaagd en naar de schuur gesleept. En toen dat klaar was,, ja, toen begon eigenlijk pas het groote werk. Toen zijn we onze burcht gaan bouwen." „Hè toe" zei Lili, „mag ik er nu eens in?" „Ja, kom maar mee. Hier is de tunnel". De bever liep voor en Lili en Lijs volgden. De tun nel liep eerst onder water maar de bodem steeg en weldra stapten hun voeten op drogen grond. De tunnel was vrij lang, maar eindelijk zei de bever toch: „Ziezoo, hier zijn we er". Ze kwa men nu eerst in een kleine kamer, die vlak boven de tunnel lag. „Hier is ons voorhuis," zei de bever. „We eten hier en als de kinderen binnenkomen, moeten ze hier eerst keurig netjes het water uit hun vacht schudden. Want anders wordt de huis kamer nat." „O," zei Lili en ze veegde netjes haar voet jes en wrong haar rokje en dat van Lijs stevig uit. En toen klauterden ze verder naar boven Van het eene eind van het voorhuis liep een gang schuin omhoog naar de woonkamer. Wat was het daar gezellig! Het dak was mooi ge welfd en zeker wel twee meter hoog en de ron de kamer leek wel een zaal: veel en veel groo- tre dan de huiskamer bij Lili thuis. En rond om waren aarden banken aangebracht, be dekt met hooi. „Daar slapen de kindertjes" zei de bever. Maar nauwelijks had hij dit gezegd of een der kleintjes werd wakker en sprong met een vroolijk gesnuffel van zijn kleine neusje op hen af. En nu werden ook de anderen wakker. „Vader! Daar is Vader!" riepen ze in de be vertaai. En ze tuimelden van vreugde om en om voor Lili's voeten. Er waren bevertjes van allerlei grootte: van twee jaar, van een jaar en een paar heele kleintjes die pas gebo ren waren. En moeder Bever kwam nu ook voor den dag. „Zijn de kinderen zoet geweest?" vroeg vader „Ja hoor, erg zoet. Ze hebben vanmorgen allemaal meegeholpen de huiskamer op ruimen". „Wat leuk", zei Lili. „Ja, ja," zei mevrouw Bever, „kinderen moe ten vroeg netheid leeren, daar ben ik erg voor." „Ik ook," zei de bevervader. „Ben jij ook wel altijd keurig netjes op je kamertje,Lili?" „Nu ook weieens een keertje niet." En Lili dacht aan haar kleeren, die ze gisteravond omdat 't zoo koud was! maar heel vlug en slordig op den stoel had gegooid en *t was net of ze moeder's stem hoorde zeggen: „Maar Lilitje, Lilitje, wanneer word jij netjes?" Lili zuchtte eens diep en keek naar moe der, die bezig was haar stoel op te ruimen. En toen zei ze: „Hèwaar zijn de be vertjes?" „De bevers zijn in het boek en Lili en Lijs moeten opstaan,", zei moeder. R. DE RUYTER-v.d. FEER. Hoe komen we aan de uitdrukking: Wie het eerst komt, eerst maalt. In den ouden tijd, in den graventijd n.l. en ook nog wel daarna wa ren de boeren verplicht hun koren te laten ma len op den molen van den heer van 't dorp. En als dan de wind flink woei of het water hard stroomde haastte natuurlijk een ieder zich naar den molen om zijn koren gauw gemalen te ekrijgen en dan gold voor ieder, wachten tot het zijn beurt was, en wie het eerst gekomen was, diens koren wred het eerst gemalen. Een poosje geleden deed één van jullie me aan 't slot van zijn briefje een vraag, waarop ik toen geen antwoord heb gegeven om de doodeenvoudige reden, dat ik het niet wist. Hij schreef me dat ze 't vorige jaar verhuisd waren en bij dé verhuizing een pereboom hadden overgeplant En nu was het wondere, dat er dit jaar on der de peren, die de overgeplante boom ge geven had, verschillende waren, die een heel hard stuk dicht bij 't klokhuis hadden. En nu vroeg hij: „Weet U of zou U kunnen denken hoe dat komt?" 'k Wist het niet. Mijn rubrie- kertje heeft zeker gedacht aan 't gezegde: „al vragend wordt men wijs" en zoo is 't mij nu gegaan niet al vragende maar al lezende. Want dezer dagen heb ik al lezende, het antwoord oo die vraag gevonden. Wat is n.l. het geval? De peer is oorspronkelijk een steenvrucht geweest zooals de kers en de pruim. Het zaad was bij deze peer omgeven door een steenhard omhulsel. Dit harde omhulsel is bij de ver edeling van de peer voortdurend zachter ge worden en bij de fijnste peren is het vrucht- vleesch zoo zacht, dat we ons moeilijk kunnen voorstellen, dat het eens zoo hard als steen geweest is. Gaat nu een peer om de een of an dere reden achteruit, dan begint ze weer ver schijnselen te vertoonen van haar wilde voor ouders. In dit geval zal dus de overplanting den achteruitgang' bevorderd hebben en ik ver moed, dat bij goede verzorging, bemesting b.v. 't volgende jaar of misschien volgende jaren de peren weer even lekker zullen smaken als voor de verhuizing. Want hoe goedkooper pe resoort, hoe vaker zich dit verschijnsel, dit harde korrelige stuk, voordoet. En bij wilde peren is het omhulsel nog altijd steenhard. Die wilde peer komt nog voor in West-Azië, waar onze peer dan ook van afstamt. Ook onze appel stamt af van een wild soort uit West- Azië, waar hij ook nu nog in 't wild voorkomt. Reeds in de 10de eeuw voor Christus kwam de appel uit Azië naar Griekenland. Sinds dien tijd is men steeds aan 't veredelen van den appel bezig geweest, zoodat we nu meer dan 600 soorten bezitten. Appels en peren gedijen het best in een gematigd klimaat. In warme landen, Egypte b.v. komen ze niet voor. Be halve appel en peer komen er meer van onze ooftsoorten uit Azië. De mispel komt uit Per- zië; van hier kwam ze via Griekenland in Italië en de Romeinen brachten haar naar Duitsch- land. Ook is Azië het vaderland van onze kers. Ze werd door den Romeinschen veldheer.hu- cullus (1145t v.. C.) vaii Kerasos een stad aan de Zuidkust der Zwarte Zee naar.Ita lië gebracht en ruim 100 jaar later vinden we haar al in het tegenwoordige Engeland. Ook onze pruimensoorten komen oorspronkelijk uit Azië, evenals perziken en abrikozen en noten en kastanjes. Al deze vruchten zijn van daar via Griekenland en Italië in het overige Europa gekomen. Zooals we bij ons hazelno ten in 't wild vinden, komt in Zuid-Europa onze tamme kastanje in 't wild voor, maar heeft daar maar kleine vruchten. Ook de druif komt oorspronkelijk uit Azië; 2000 jaar v. Chr. oefende men in China al den wijn bouw uit. Aalbessen schijnt men in dien ouden tijd niet gekend te hebben. Eerst in de Mid deleeuwen kweekt men ze in de kloostertui nen, maar waar ze oorspronkelijk vandaan gekomen zijn, schijnt in 't duister te liggen. W. B.—Z. Een hospitaal voor visschen. Dat vind men op een der vele eilandjes in de omge ving van Stockholm. Daar wordt zieke visch bestudeerd en tevens wordt er nagegaan, welk gevaar ze opleveren voor den vischstand en wat men tegen de uitbreiding van de ziekte kan doen. Eiereters. De grootste eiereters ter we reld zijn de Canadeezen. Ze eten gemiddeld 400 eieren per jaar per persoon. Wist je dat? Onze lelies komen oor spronkelijk uit China en Japan, waar ze in 't wild groeien Dure thee. In de laatste helft der 17de eeuw kostte een pond thee te Amsterdam nog ongeveer 20 gulden. WE HEBBEN ZOOVEEL GEKREGEN, door W. B.—Z. We hebben zooveel gekregen Al van dien goeden Sint. Een bal, een tol, twee poppen En nog een haarstriklint, We zitten nu saam te spelen Ik kleed mijn popje aan. Zus maakt een kx-uispatroontje Zooals in 't boekje staan. Ze kreeg een mooie handwerkdoo- Met kleedjes, o zoo fijn. Ze maakt er een voor moeder. Daarvoor ben ik te klein. Straks is onze Oma jarig, Het kleedje is dan klaar. Ik geef heel mooie bloemen. Net als verleden jaar. We hebben zooveel gekregen Al van dien goeden Sint. Ik weet dan ook wel zeker, Dat hij ons heel lief vindt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1937 | | pagina 10