BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
Veel nieuws heb ik niet en ik zal daarom
m'n briefje vooraf maar achterwege laten.
Best ZWEMSTERTJE. Van harte welkom
meisje. Je schuilnaam vind ik uitstekend. On
der mijn vriendinnenschaar had ik nog geen
kind, dat zwemstertje als schuilnaam draagt.
Zal je me trouw schrijven en geregeld de club
bezoeken? Hoe heb je het uurtje 1.1. Woensdag
middag gevonden? Dag Zwemstertje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Nog wel ge
feliciteerd zeg. Wat lief van je moeder om
even wat tractatie op de club te komen bren
gen. Zoo iets lekkers valt altijd in den smaak
Heb je een goeden verjaardag gehad? Het ca
deau van je tante had je al heel vroeg. Is het
een bewerkt schortje? Volgende week vertel
je me in je briefje maar eens wat je alzoo ge
kregen hebt. Dag Teekenaarstertje.
Best LEZERESJE. Meisjelief wat is de
Sint goed op je geweest. Een paar nieuwe kou
sen, een taschje, een legkaart, een zak lekkers
en dan nog iets dat Sint bij je tante gebracht
heeft. Je hebt den goeden man zeker wel be
dankt? Heb je t huis nog geprobeerd ook een
ster te maken en is het je nog gelukt? Suze
H. zal het werk misschien wel-foed kennen. Op
de club pakte ze het handig aan.
Dag Lezeres je.
Beste KRUIDJE ROER ME NIET. Zoo
meisje, heeft de Sint je goed bediend? Je be
doelt natuurlijk goed bedacht. Dat vind ik ook.
Een leesboek, een kleurboek en kleurkrijtjes.
wat wensch je nog meer? Het feest van het
N. V. V. is je ook goed bevallen? Er was dan
ook maar niet veel te beleven. Poppenkast,
goochelen en muziek. Denk je dat de Sint mij
ook goed bedacht heeft? Dag Kruidje roer
me niet.
Lief KRULLEKOPJE. Wat een feesten
zeg. 'k Begrijp dat je moeder blij zal zijn als
alles weer gewoon verloopt. Vooral je zus is er
druk en nerveus van. Het laat te bed gaan is
voor jou echter ook verre van goed. Waren de
boer en boerin die je gekregen hebt van taai
taai of zijn het echte popjes? Was de dag van
eergisteren gezellig? Nog wel gefeliciteerd
hoor. Dag Krullekopje.
Best ZONDAGSKIND. De Sint heeft je
goed bedacht zeg. Jammer dat je 1.1. Woens
dag niet op de club kon komen. Je zus heeft je
werk voor je medegenomen. Ik hoop dat zij
het je kan leeren. A.s. Woensdagmiddag be
ginnen we aan een groote roode ster met zil
verdraden. Een pracht Kerstversiering dus.
Tot Woensdag. Dag Zondagskind.
Lief CROCUSJE. Je grootmoeder zal wel
blij met de door je zelf gemaakte Sinterklaas-
cadeaux zijn geweest. Heerlijk dat Sint zoo
goed aan je gedacht heeft. Ja, ook mij heeft
hij niet vergeten. Ik was dus in z'n oogen nog
niet zoo heel erg stout gew'eest. Gelukkig maar
zeg. Heb je thuis nog gewerkt en heb je je
zus al wat op weg geholpen? Ik ben beniuwd
naar de resultaten die ik a.s. Woensdag te zien
zal krijgen. Tot ziens hoor. Dag Crocusje.
Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. LI.
Maandagavond vond ik het heel gezellig. Wat
had Gré een pret zeg. Leuk dat ze zoo echt
nog in den goeden man en zijn knecht opgaat.
Lief van je haar één van je armbanden te ge
ven. Ze is zoo graag mooi en .e doet er haar
zoo'n groot pleizier mede. Hoe gaat het je? Ga
je weer naar school of blijf je tot Maandag
thuis? Het beste hoor. Dag Zusjesbescherm-
stertje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Ja, je muziek
doos vonden de kinderen op school echt leuk.
De houten beesten zullen ze, denk ik, ook heel
grappig vinden. Een vet varken en een kever.
Hoe krijgt de Sint het bij elkander? Maar ja.
die goede man is zoo knap en kan zoo goed
inkoopen doen, dat wij het zelf haast niet
kunnen gelooven. Leuk, dat jij en je zus ieder
nog een kaart gekregen hebt. Als ik eens kom.
mag ik ze zeker wel bewonderen? Dae Hand-
werkstertje
Beste MOEDERS OUDSTE. Wat heeft
Sint je rijk bedacht zeg. Ik tel zoo maar even
tjes elf cadeaux. Is dat niet een beetje te veel
van het goede? Prettig dat je ouders blij wa
ren met de door je op de club gemaakte, ver
rassingen. Ja, nu zijn de Kerstdagen in aan
tocht en moeten we flink werken om eenige
versieringen tijdig klaar te krijgen. Maar flink
werken dat doen jullie graag, daar heb ik niet
over te klagen. Dag Moeders Oudste.
Beste BEREND MAN. Weet je wat ik ver
geten ben? Je te danken voor de groeten die
je ouders, je broers en jij voor me met Mevr.
T. hebben mede gegeven. Ik vond het grappig
dat zij, tijdens haar ééndaags verblijf te Er-
melo, je gesproken heeft. Wat is Sint goed op
je geweest. Je bent met recht goed bedacht.
Ja, nu gaan we met vlugge schreden naar de
Kerstdagen en 31 Dec. Het jaar is spoedig ten
einde. Dag Berendman.
Beste POLLY. Ja, nu kan ik je vertellen
wat de kinderen op de club gemaakt hebben.
Het waren in totaal drie presentjes nJ. een lu
cifershanger, een portretlijstje waarin een
kaart en een kalenderschild met bloekje 1938.
Li. Woensdagmiddag zijn we aan de Kerstver
sieringen begonnen. Het was weer echt gezellig
en de vijf kwartiertjes vlogen om. Leuk dat je
nog verschillende voorwerpjes, die je op de
club gemaakt hebt, bezit. Aanzien doet ge
denken. Als je ze ziet, denk je natuurlijk van
zelf aan mij. Gelukkig dat P. en J. het goed
maken. M'n dank voor de teekening. Dag Polly.
Best KALFJE. Wat prettig dat Sint je
niet vergeten heeft. Hij schijnt de rijmkunst
ook te verstaan. Of zou z'n knecht zoo knap
zijn? Wat een fijne verrassing zeg op school
iets lekkers in je kastje te vinden. Of Sint ook
bij mij is geweest? Ja hoor. Wat ik alzoo ge
kregen heb? Een schip (pronkstuk), een bowl-
stel voor 12 personen en nog veel meer. Eigen
lijk veel te veel en een groote verwennerij. Ik
hoop echter te toonen de verwennerij waard
te zijn. Als ik Hector eens spreek hoop ik hem
je groeten te doen toekomen. Het beste hoor
en m'n groeten aan je ouders. Dag Kalfje.
Lief SPARRETJE. Wel meisjelief hoe gaat
het je sinds Maandag? Heb je al in het boek
gelezen? Ik geloof wel dat het mooi is. Je al
bum heb ik ontvangen. As. Zondag hoop ik
gelegenheid te hebben, er in te schrijven. De
verzen die er reeds in staan vind ik heel mooi.
Krijg ik a.s. week weer een schrijven van je?
Dag Sparretje.
Beste HECTOR. Van harte gefeliciteerd
met het behalen van je jaarster. Flink zoo.
Waarvoor was de bazar waar jé zus voor ge
werkt heeft? Ja, ja, Sint zal ook blij -zijn, dat
z'n verjaardag weer voor een jaartje tot het
verleden behoort. Wat heef de goede grijsaard
hte druk gehad. Z'n komst bij je thuis wilde hij
zeker door middel van de pindastrooierij aan
kondigen. Heb je op school ook feest gehad?
Bij mij op schoool is alles uitnemend geslaagd.
Sint kon niet persoonlijk komen. De kinderen
hebben volop genoten. Het feest begon met de
vertooning van platen op het witte doek (epe-
dioscoop). Piet sloop tegen het einde van de
vertooning stilletjes binnen. Dat was een
vreugd. In de gymnastiekzaal ging Piet aan
het strooien. Hij was heusch niet zuinig met
z'n lekkernijen. In de klas deelde Piet aan ieder
kind eenige pakjes uit en hield tegen verschil
lende kinderen een predikatie. Tot slot kre
gen allen een beker chocolademelk met spe
culaas, waarna allen hoogst voldaan de school
verlieten. Dag Hector.
Best BOODSCHAPSTERTJE. Zeg meisje-
lief heb je vergeten mij 1.1. Woensdag je briefje
af te geven? Ik kan het tusschen de ontvangen
briefjes niet vinden. Het beste hoor en tot
Woensdag. Dag Boodschapstertje.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
WAAR KIJKT DE KIKVORSCH NAAR?
Als je alle cijfers verbindt.
Dan wed ik, dat je het antwoord vindt.
W. B.—Z.
Een eigenaardig kerkje. Dit is het kerkje
der Baptisten te Santa Rosa in Californië, dat
gebouwd is van het hout van slechts één boom.
Het kerkje biedt plaats aan 400 personen, het
is 18 meter breed en 30 meter lang en draagt
een toren van 30 meter hoogte. Slechts 2/3 van
al het hout van dezen boom was noodig voor
den bouw van dit kerkje. Nog 60.000 planken
bleven er over. Deze boom is de zoogenaamde
roodhout-boom en komt aan de kust van den
Stillen Oceaan zeer veel voor. Boomen van
dit soort van ruim 100 meter hoogte en een
omvang van 25 meter zijn daar geen zeld
zaamheid.
Wegen van zout. In Amerika heeft men
indertijd proeven genomen met het aanleg
gen van wegen, waarvan een voornaam be
standdeel was ruw zout. Deze proeven zijn zoo
goed bevallen dat men thans tal van dit soort
wegen zal aanleggen. Het zout wordt met klei,
zand en nog enkele andere stoffen vermengd
en geeft dan een wegdek, dat minder aan
slijtage onderhevig is dan een van asphalt of
beton.
HUP ZWALUW-CLUB.
Jongens, wat weert zich die Zwaluw-club
Hup, hup!
Kijk Jantje Blauw trappen
En Pietje Berg stappen.
Geloof me maar vrij.
Dat wordt verlies voor de tegenpartij.
Jongens, wat weert zich die Zwaluw-club
Hup, hup!
Wim Been kan ook hollen,
Laat niet met zich sollen,
En vraag je het mij
Dan wint vast en zeker de tegenpartij.
Jongens, hoe suf speelt die Zwaluw-club
Hup, hup!
Kom flink weer begonnen,,
Die goal is gewonnen.
Geloof me maar vrij
Dat wordt gelijk spel met tegenpartij.
W. B.—Z.
Hoe de beverouders voor hun kindertjes
zorgen.
,Xili, waar ben je?" riep moeder.
„Hier, Moes!" klonk een zacht stemmetje
van den zolder.
„Kom eens gauw hier, kindje, 't Is veel te
koud boven!"
„Ja, Moes, ik kom!" En twee minutjes la
ter was de kleine blonde Lili met haar roode
wangen en vriendelijke blauwe oogen al. be
neden. Ze droeg een bundeltje in haar armen,
waar een paar lange slappe beenen uithingen.
„Ik vond het zoo vreeselijk koud voor Lijs",
zuchtte Lili. En daarom heb ik haar maar een
beetje ingepakt met een oud dekentje, maar
haar beentjes steken er nog uit, kijk maar."
Moeder moest erom lachem „Die oude Lijs
toch! Ik geloof, dat je nog meer van haar houdt
dan van al je andere poppen, is 't niet?"
„Ja Moes", zei Lili. ,,'t Is toch ook m'n
kindje! En u had eens moeten voelen hoe koud
haar armpjes waren en haar gezichtje! Vree
selijk gewoon! Ik kruip gauw met haar bij de
kachel. U zorgt toch ook voor Uw kinderen als
't koud wordt?" „Zeker," zei moeder, „alle
moeders en vaders gaan in den winter extra
goed voor hun kindertjes zorgen."
Toen Lili 's avonds naar bedje moest, nam
ze de oude Lijs in haar armen.
„Mag ze vannacht bij me slapen, moes?"
„Wel op je kamertje, Lili, maar niet in bed.
Want ze is zoo erg oud en haar armen en bee
nen zouden misschien gaan strooien en dan
komt je bed vol zemelen. Maar ik weet wat:
ik heb een fijn warm dekentje voor Lijs. Rol
haar daarin en leg haar op het voeteneind.
„Fijn," zei Lili. „Dank u wel. moes". Het de
kentje, dat moeder meebracht, was erg zacht
en warm.
,,'t Is een velletje." zei Lili.
„Ja, 't is een stukje van een bontkraag, 't Is
beverbont, voel eens, hoe heerlijk zacht."
En moeder vertelde haar meisje van alles en
nog wat over de bevers, die ook zoo goed voor
hun kindertjes zorgen, als 't winter wordt. En
ze haalde een dik boek en liet Lili een plaatje
van een bever zien met z'n log, bruin lichaam,
z'n stompen snuit en z'n langen, platten, met
schubben bedekten staart.
„Leuk", zei Lili en ze gaapte heel hard. En
toen stopte moeder haar vlug onder de wol.
Moes had Lili heel heerlijk toegestopt met
de dekens in haar ruggetje, en toch kon ze
niet slapen, 't Licht van een straatlantaarn
scheen het venster binnen en viel juist op Lijs,
die dutte onder het zachte bevervelletje. Nu
leek het net of daar een echt dier lag, vond
Lili. Een echter bever, met z'n snuitje tus
schen de pooten.
„O maar, dat kan niet," zei ze hardap. „Je
bent niet echt!"
Maar toen werd de bever boos. Hij hief z'n
snuitje op, keek Lili met een paar zwarte
oogen recht aan en zei: „Dacht je van niet?
Nu.of ik echt ben."
„Heusch?" vroeg Lili. „En is het waar dat je
zoo goed voor je kindertjes zorgt, als het
winter wordt?"
„Natuurlijk," zei de bever. „Wou je soms
m'n burcht eens zien?"
Dolgraag! Als Lijs tenminste ook meemag."
„Nu," zei de bever, „vooruit dan maar. Klim
dan samen op m'n staart en houd je goed vast
hoor!"
„Fijn, fijn!" juicht Lili. Ze was heelemaal
niets bang. Ze greep de staart stevig vast en
nam Lijs op haar schoot.
„Zul je stilzitten, liefje?" vroeg Lili.
„Ja, moedertje," fluisterde Lijs, „zoo stil als
een muisje!"
O, wat liep die bever hard en wat reisden ze
ver met z'n drieën! Over stille wegen, waar
de sneeuw voeten hoog lag, over bergen en
door dalenen zoo nu en dan sprong de
bever met een plons in 't water en zwom hij
over een rivier of kanaal, waarbij hij zijn
dikke staart als roer gebruikte.
Heerlijk vond Lili die reis! Wat zag je veel
en wat was dat alles nieuw voor haar! En ein
delijk waren ze er! Ze zagen een groote breede
rivier midden in een woest landschap.
„We zijn al heelemaal in Siberië," zei de be
ver „en hier is mijn burcht, kijk maai-."
„Dat slordige hoopje takjes?" vroeg Lili, en
ze wees naar een grijzen berg takken aan den
oever.
„Slordig? Allesbehalve! Jouw kamertje ziet
er soms heel wat slordiger uit, hoor! Kijk
maar eens door het luchtgat."
Lili en Lijs deden het en wat zagen ze? Een
keurig nette kamer met stevig aangeplempte
wanden en daarin lagen een stuk of twaalf
jonge beverkindertjes heerlijk te slapen.
,,'t Zijn echte schatten!" zei de bevervader.
„en liggen ze daar niet heerlijk warm?"
„Fijn." zei Lili „en mogen we er nu ook
eens in?"
„Zeker, Kom maar mee. Maar dan moet je
niet bang zijn voor een beetje nattigheid!"
„O nee, heelemaal niet," zei Lili. En toen
nam de bever opeens een duik en alle drie
kwamen ze op den bodem van de rivier terecht
't Was daar wel een beetje koud en schemerig,
maar toch erg interessant. Er lagen een massa
takken opgehoopt.
„Dat is onze schuur," zei de bever, „en hier
zie je nu onzen wintervoorraad voor 't heele
gezin. Als we honger krijgen hebben wij maar
even hierin te duiken en dar. vinden we zoo
veel heerlijk boomschors als we maar willen
en plantenwortels bovendien".
Ik
„Kunnen jullie dan uit je burcht hier bene-,
den komen?"
„Ja zeker, we hebben een lange tunnel ge
graven, die in onze burcht uitkomt. Want we
moeten als 't 's winters soms erg koud wordt,
zoodat de grond boven ons huis heelemaal hard
is, altijd een uitgang hebben, anders zouden
we in onze burcht opgesloten zitten."
Lili begreep het. „Ja maar," zei ze en dat
was een heel verstandige vraag! „wat doen
jullie nu als 't eens zóó koud wordt, dat het
water bevriest?"
„Dat kan hier niet," zei de bever. Al bevriest
alles boven ons hoofd stijf dicht, dan staat hier
nog altijd genoeg water om onze provisie te
bergen en ook om eens heerlijk te kunnen
rondzwemmen en spelen. De kleintjes moeten
toch wat beweging hebben, anders worden ze
te lui. Want het bouwwerk is nu gedaan en
dus hoeven ze niet meer iederen dag zoo hard
mee te werken."
„Hebben de kinderen dan ook geholpen bij
't bouwen van uw huis?" vroeg Lili.
„En óf!" zei de bever. Eerst hebben we met
"z'n alleen een grooten dam in de rivier ge
maakt om het water op peil te houden voor
onze voorraadschuur. Een werk dat dat ge
weest is! Wel honderd boomen hebben we
moeten afknagen en daarna hebben we net
jes de takken afgebroken en de stammen in
mooie .gelijke stukken geknaagd. En toen heb
ben we ze rechtop in den bodem gegraven en
ze verbonden door een heel netwerk van: riet
en takken, dat we tenslotte volsmeerden met
klei. En toen werd onze dam zóó sterk, dat het
water ervoor blijft staan. Kijk maar!"
Lili en Lijs kwamen er met de neusjes vlak
bijstaan en ja hoor: ze zagen een prachtigen
stevigen dam en het water stond aan den
eenen kant veel hooger dan aan den anderen.
„Toen dat klaar was," vertelde de bever
verder, „zijn we met z'n allen wintervoorraad
gaan verzamelen. Duizenden takken hebben
die flinke jongens en meisjes van me afge
knaagd en naar de schuur gesleept. En toen
dat klaar was,, ja, toen begon eigenlijk pas het
groote werk. Toen zijn we onze burcht gaan
bouwen."
„Hè toe" zei Lili, „mag ik er nu eens in?"
„Ja, kom maar mee. Hier is de tunnel". De
bever liep voor en Lili en Lijs volgden. De tun
nel liep eerst onder water maar de bodem steeg
en weldra stapten hun voeten op drogen grond.
De tunnel was vrij lang, maar eindelijk zei de
bever toch: „Ziezoo, hier zijn we er". Ze kwa
men nu eerst in een kleine kamer, die vlak
boven de tunnel lag.
„Hier is ons voorhuis," zei de bever. „We eten
hier en als de kinderen binnenkomen, moeten
ze hier eerst keurig netjes het water uit hun
vacht schudden. Want anders wordt de huis
kamer nat."
„O," zei Lili en ze veegde netjes haar voet
jes en wrong haar rokje en dat van Lijs stevig
uit. En toen klauterden ze verder naar boven
Van het eene eind van het voorhuis liep een
gang schuin omhoog naar de woonkamer. Wat
was het daar gezellig! Het dak was mooi ge
welfd en zeker wel twee meter hoog en de ron
de kamer leek wel een zaal: veel en veel groo-
tre dan de huiskamer bij Lili thuis. En rond
om waren aarden banken aangebracht, be
dekt met hooi.
„Daar slapen de kindertjes" zei de bever.
Maar nauwelijks had hij dit gezegd of een
der kleintjes werd wakker en sprong met een
vroolijk gesnuffel van zijn kleine neusje op hen
af. En nu werden ook de anderen wakker.
„Vader! Daar is Vader!" riepen ze in de be
vertaai. En ze tuimelden van vreugde om
en om voor Lili's voeten. Er waren bevertjes
van allerlei grootte: van twee jaar, van een
jaar en een paar heele kleintjes die pas gebo
ren waren. En moeder Bever kwam nu ook
voor den dag.
„Zijn de kinderen zoet geweest?" vroeg vader
„Ja hoor, erg zoet. Ze hebben vanmorgen
allemaal meegeholpen de huiskamer op
ruimen".
„Wat leuk", zei Lili.
„Ja, ja," zei mevrouw Bever, „kinderen moe
ten vroeg netheid leeren, daar ben ik erg voor."
„Ik ook," zei de bevervader. „Ben jij ook wel
altijd keurig netjes op je kamertje,Lili?"
„Nu ook weieens een keertje niet." En Lili
dacht aan haar kleeren, die ze gisteravond
omdat 't zoo koud was! maar heel vlug
en slordig op den stoel had gegooid en *t was
net of ze moeder's stem hoorde zeggen: „Maar
Lilitje, Lilitje, wanneer word jij netjes?"
Lili zuchtte eens diep en keek naar moe
der, die bezig was haar stoel op te ruimen.
En toen zei ze: „Hèwaar zijn de be
vertjes?"
„De bevers zijn in het boek en Lili en Lijs
moeten opstaan,", zei moeder.
R. DE RUYTER-v.d. FEER.
Hoe komen we aan de uitdrukking: Wie het
eerst komt, eerst maalt. In den ouden tijd, in
den graventijd n.l. en ook nog wel daarna wa
ren de boeren verplicht hun koren te laten ma
len op den molen van den heer van 't dorp. En
als dan de wind flink woei of het water hard
stroomde haastte natuurlijk een ieder zich
naar den molen om zijn koren gauw gemalen
te ekrijgen en dan gold voor ieder, wachten tot
het zijn beurt was, en wie het eerst gekomen
was, diens koren wred het eerst gemalen.
Een poosje geleden deed één van jullie
me aan 't slot van zijn briefje een
vraag, waarop ik toen geen antwoord
heb gegeven om de doodeenvoudige
reden, dat ik het niet wist. Hij schreef me
dat ze 't vorige jaar verhuisd waren en bij dé
verhuizing een pereboom hadden overgeplant
En nu was het wondere, dat er dit jaar on
der de peren, die de overgeplante boom ge
geven had, verschillende waren, die een heel
hard stuk dicht bij 't klokhuis hadden. En nu
vroeg hij: „Weet U of zou U kunnen denken
hoe dat komt?" 'k Wist het niet. Mijn rubrie-
kertje heeft zeker gedacht aan 't gezegde: „al
vragend wordt men wijs" en zoo is 't mij nu
gegaan niet al vragende maar al lezende. Want
dezer dagen heb ik al lezende, het antwoord oo
die vraag gevonden. Wat is n.l. het geval?
De peer is oorspronkelijk een steenvrucht
geweest zooals de kers en de pruim. Het zaad
was bij deze peer omgeven door een steenhard
omhulsel. Dit harde omhulsel is bij de ver
edeling van de peer voortdurend zachter ge
worden en bij de fijnste peren is het vrucht-
vleesch zoo zacht, dat we ons moeilijk kunnen
voorstellen, dat het eens zoo hard als steen
geweest is. Gaat nu een peer om de een of an
dere reden achteruit, dan begint ze weer ver
schijnselen te vertoonen van haar wilde voor
ouders. In dit geval zal dus de overplanting den
achteruitgang' bevorderd hebben en ik ver
moed, dat bij goede verzorging, bemesting b.v.
't volgende jaar of misschien volgende jaren
de peren weer even lekker zullen smaken als
voor de verhuizing. Want hoe goedkooper pe
resoort, hoe vaker zich dit verschijnsel, dit
harde korrelige stuk, voordoet. En bij wilde
peren is het omhulsel nog altijd steenhard.
Die wilde peer komt nog voor in West-Azië,
waar onze peer dan ook van afstamt. Ook onze
appel stamt af van een wild soort uit West-
Azië, waar hij ook nu nog in 't wild voorkomt.
Reeds in de 10de eeuw voor Christus kwam de
appel uit Azië naar Griekenland. Sinds dien
tijd is men steeds aan 't veredelen van den
appel bezig geweest, zoodat we nu meer dan
600 soorten bezitten. Appels en peren gedijen
het best in een gematigd klimaat. In warme
landen, Egypte b.v. komen ze niet voor. Be
halve appel en peer komen er meer van onze
ooftsoorten uit Azië. De mispel komt uit Per-
zië; van hier kwam ze via Griekenland in Italië
en de Romeinen brachten haar naar Duitsch-
land. Ook is Azië het vaderland van onze kers.
Ze werd door den Romeinschen veldheer.hu-
cullus (1145t v.. C.) vaii Kerasos een stad
aan de Zuidkust der Zwarte Zee naar.Ita
lië gebracht en ruim 100 jaar later vinden we
haar al in het tegenwoordige Engeland. Ook
onze pruimensoorten komen oorspronkelijk
uit Azië, evenals perziken en abrikozen en
noten en kastanjes. Al deze vruchten zijn van
daar via Griekenland en Italië in het overige
Europa gekomen. Zooals we bij ons hazelno
ten in 't wild vinden, komt in Zuid-Europa
onze tamme kastanje in 't wild voor, maar
heeft daar maar kleine vruchten. Ook de
druif komt oorspronkelijk uit Azië; 2000 jaar
v. Chr. oefende men in China al den wijn
bouw uit. Aalbessen schijnt men in dien ouden
tijd niet gekend te hebben. Eerst in de Mid
deleeuwen kweekt men ze in de kloostertui
nen, maar waar ze oorspronkelijk vandaan
gekomen zijn, schijnt in 't duister te liggen.
W. B.—Z.
Een hospitaal voor visschen. Dat vind
men op een der vele eilandjes in de omge
ving van Stockholm. Daar wordt zieke visch
bestudeerd en tevens wordt er nagegaan, welk
gevaar ze opleveren voor den vischstand en
wat men tegen de uitbreiding van de ziekte
kan doen.
Eiereters. De grootste eiereters ter we
reld zijn de Canadeezen. Ze eten gemiddeld
400 eieren per jaar per persoon.
Wist je dat? Onze lelies komen oor
spronkelijk uit China en Japan, waar ze in
't wild groeien
Dure thee. In de laatste helft der 17de
eeuw kostte een pond thee te Amsterdam nog
ongeveer 20 gulden.
WE HEBBEN ZOOVEEL GEKREGEN,
door W. B.—Z.
We hebben zooveel gekregen
Al van dien goeden Sint.
Een bal, een tol, twee poppen
En nog een haarstriklint,
We zitten nu saam te spelen
Ik kleed mijn popje aan.
Zus maakt een kx-uispatroontje
Zooals in 't boekje staan.
Ze kreeg een mooie handwerkdoo-
Met kleedjes, o zoo fijn.
Ze maakt er een voor moeder.
Daarvoor ben ik te klein.
Straks is onze Oma jarig,
Het kleedje is dan klaar.
Ik geef heel mooie bloemen.
Net als verleden jaar.
We hebben zooveel gekregen
Al van dien goeden Sint.
Ik weet dan ook wel zeker,
Dat hij ons heel lief vindt.