BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
I'
Aan allen!
Vele rubriekertjes hebben mij een nieuw-
jaar.swen.sch doen toekomen waarvoor ik har
telijk dank zeg. Innig hoop ik dat we ook ge
durende 193S elkander geregeld mogen schrij
ven en jullie trouw het clubwerk en later de
visiteuurtjes kunnen bezoeken. Kinderen, wier
ouders mij geschreven hebben of een nieuw-
jaarswensch zonden, willen hun ouders zeker
wel namens mij bedanken. Ons clubwerk is
weer begonnen dus tot a.s. Woensdagmiddaj
2 uur.
Beste JANNIE R. Je kerstversieringen
hebben fijn dienst gedaan zeg. Als je alles net
jes opbergt dan kan je ze volgend jaar weer
dienst laten doen. Je tantes hebben je met
Nieuwjaarsdag goed bedacht zeg. 'k Wil graa;
gelooven dat je moeder heel blij was. Nu
meisjelief tot Woensdag. Dag Jannie.
Lief CROCUSJE. Je hebt vanmiddag ge
zien dat ik nog springlevend ben en in uitste
kende conditie verkeer. Dat Veronika ziek is,
wist ik, maar ik wist niet dat ze de geheele
vacantie al ziek is geweest. Ik hoop dat ik 16
Januari niet vergeet, maar als het toch mocht
gebeuren, dan hoop ik, dat je me 't niet kwa
lijk wilt nemen. Ik heb aan zooveel in den win
ter te denken Dag Crocusje.
Lief KRULLEKOiPJE. Ja, het is nu weer
tijd om de gemaakte kerstversieringen op te
bergen. Ze kunnen 't volgend jaar weer dienst
doen.- tenminste als je ze goed opbergt. Zit
Lorre weer te slapen? Eten, drinken en slapen,
zoo nu en dan schreeuwen, is Lorre's tijdspas-
seering. Wil je je ouders en grootouders m'n
groeten terug doen? Dag Krullekopje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk
dank ik je voor je teekening. Prettig dat je
moeder je werk van vanmiddag (club 5 Jan.)
erg mooi heeft gevonden. Doe je nu op school
goed je best? Je weet wat we hebben afgespro
ken. Tot Woensdag. Dag Teekenaarstertje.
Best ZONDAGSKIND. Vanmiddag (Woens
dag) hebben we elkander nog gezien. Je hebt
dus gezien dat ik nog springlevend ben. Lief
van je om je buurvrouw ook één van je kerst
versieringen te geven. Ja, er zijn heel veel olie
bollen verkocht. In twee dagen heeft het co
mité dit jaar evenveel verkocht als verleden
jaar in drie dagen. Sommige menschen kwa
men tot vier maal toe aan de keuken halen,
omdat de oliebollen zoo erg lekker waren. We
hel&èn'dus nu reeds reclame voor het volgend
jaar gemaakt. Tot Woensdag. Dag Zondags-
kind. o x
Beste VERONIKA. Wat jammer zeg dat
je weer ziek bent en dus noch naar school
noch naar de club kunt gaan. Jantje v. d. D.
wordt nu door z'n ouders op school gebracht.
Van harte hoop ik dat je weer spoedig beter
bent en ik je weer op de club zie verschijnen.
Dag Veronika.
Lief BLAUWOOG JE. Prettig dat je zulke
aangename feestdagen hebt gehad. Je bent dus
ook nog uit geweest. Je grootvader zal je be
zoek- natuurlijk erg gezellig gevonden hebben.
Mag ik de nachtzak, als ze klaar is, eens zien?
Tot Woensdag. Dag Blauwoogje.
Lief ROZEKNOPJE. De sneeuw heeft 1.1.
Woensdag niet door gezet. Wat zal je dat be
treurd hebben zeg. Maar ik niet hoor. Ik mag
liever regen, dan sneeuw. Gelukkig maar dat
we het zelf niet kunnen uitmaken en maar
moeten aanvaarden wat komt. Zie ik je a.s.
Woensdag weer? Dag Rozeknopje.
Beste KLEINE ZUS. Ja, je heet Kleine Zus
en blijft Kleine Zus. Je wilt wel graag dat ieder
je op de club helpt en laat je fijn verwennen.
Jammer dat je zus ziek was en van de club
moest verzuimen. Dag Kleine Zus.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Zoo heb je
mij m het heele jaar nog niet gezien? Dat is
toch verschrikkelijk als je bedenkt dat we van
daag al 5 Januari hebben. Maar nu kom ik
toch heusch heel spoedig. Misschien van avond
reeds. Als je tante naar Indië is, kom ik wel
wat meer om je moeder het gemis van je tan
te eenigszins te vergoeden. Het zal haar zoo
afvallen wanneer ze 's avonds geen gezelschap
meer van je tante heeft. M'n werk breng ik
dan, zooals voorheen, wel mede. Wat heb je
een mooie Kerstgeschenken gehad. Je moeder
heeft je echt verwend. Tot Woensdag. Dag
Boodschapstertje.
Beste MOEDER's OUDSTE. Ja hoor, ik
heb prettige Kerstdagen, een gezellige Oude
jaarsavond en Nieuwjaarsdag gehad. Je kaart
heb ik ontvangen. Ik dank je er hartelijk voor.
Aan 9 Februari hoop ik te denken. Mocht ik je
verjaardag vergeten, dan is dat heusch niet
opzettelijk. Er is zoo heel veel waar ik voor
zorgen en aan denken moet. Het beste is me
vlak voor je verjaardag er nog even aan te
herinneren. Je naam en adres er bij. Dag
Moeder's Oudste.
Lief GOUDMUILTJE. Meisjelief wat heb
je veel verjaarscadeaux gekregen. Prettig dat
je nu ook zwemles kunt nemen. Je nieuwe
postpapier vind ik snoezig. Het zal je goed te
pas komen. Leuk dat je op de club ook getrac-
teerd hebt. Tot Woensdag. Dag Goudmuiltje.
Lief ZWEMSTERTJE. Je hebt je met de
oliebollencampagne goed geweerd hoor. Een
volgend jaar kom ik heusch weer om je hulp
vragen. Zoo'n goed en ijverig verkoopstertje
kan ik altijd goed gebruiken. Ja de verkoop
ging fijn. Jammer dat je zus ziek is. Ip hoop
haar weer spoedig op school te zien. Wil je
haar m'n groeten terug doen? Dag Zwem-
stertje.
Best SPARRETJE. Jij hebt ook '38 niet
goed ingezet zeg. Maar laten we hopen dat het
een verkoudheidje van voorbijgaanden aard
is. Wat was het 1 Januari gezellig bij je thuis.
De avond vloog om. Wil je m'n groeten aan je
moeder overbrengen? Het beste hoor. Dag
Sparretje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Ja hoor. ik
ben met Oudejaarsavond opgebleven. Na het'
sluiten van de oliebollencampagne ben ik, na
me thuis verkleed, enz. te hebben, naar fa
milie te Haarlem gegaan. Om 3.30 lag ik te
bed en om T.OO was ik weer op omdat ik vroeg
te IJmuiden moest zijn. Je verjaardag hoop ik
niet te vergeten, maar daar zal je denk ik wel
voor zorgen. Dag Handwerkstertje.
Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. - Al
was het niet lang, toch ben je 1.1. Woensdag
nog even op de club geweest. Was de dokter te
vreden over je? Ja, het door je gewelkte ont-
bïjtlaken zal echt gezellig staan. Wat zal je
moeder er zuinig op zijn. Je hebt er ook heel
v.eel vrije uurtjes en kwartiertjes voor opgeof
ferd. Maar het was voor je moeder en om haar
'n plezier te doen is natuurlijk niets je te veel.
Ik hoop dat je a.s. Woensdag niet naar den
dokter behoeft, zoodat je op de club kunt ko
men. Het beste hoor en tot kijk. Dag Zusjes
beschermster tj e
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLRRIEF.
k denk niet dat één van jullie deze eerste
dasen van 't jaar in Roemenië heeft
doorgebracht. Mocht het wel zoo geweest
zijn, dan is hij op 6 Januari in de gele
genheid geweest een eigenaardige plechtigheid
bij wonen. Op dien dag n.l. wordt door den
koning- in 't bijzijn van tal van hooge geeste
lijken een kruis in 't water der Dimbovila ge
worpen, dat later door de boeren uit den om
trek weer aan land gebracht wordt. Deze
plechtigheid geschiedt ter wijding van het wa
ter der Dimbovila. 6 Januari is dus hier een
die plechtig gevierd wordt. Zoo is het nog
verschillende landen en zoo was het ook
eens in ons land. 6 Januari heet nog Drieko
ningendag. Dit ter herinnering aan de drie
wijzen uit het Oosten. Later heeft men er ko
ningen van gemaakt, die het kindeke Jezus
goud, myrrhe en wierook brachten. Ook in
ons land heeft men lang vastgehouden aan de
viering van Driekoningendag. Langzamerhand
is deze dag voor ons een dag geworden als alle
andere. Alleen in 't z. van ons land wordt deze
dag nog gevierd. Daar gaat dan de jeugd ver
kleed als de 3 wijzen nog zingende van huis
tot huis om er voor in ruil te ontvangen ver
snaperingen en soans wat geld. Een enkele
keer komt ook nog bij dezen rondgang I-Iero-
des te pas, die dan zeer belangstellend vraagt:
„Hoe komt de jongste van de drie zoo zwart?'
waarop dan het antwoord van den zwartge
maakte luidt:
„Al zijn ik zwart, 'k ben wel bekand,
Ik zijn de koning van 't Morialand."
Dit Morialand is een vermooiing van Moo-
renland. Langen tijd is het gewoonte geweest
de beginletters der drie koningen Balthazar,
Melehior en Caspar op de deuren te schrijven,
met het jaartal er bij. Dit geschiedde in den
tijd, dat- men nog geen kalenders had. waarin
men kon naslaan wanneer de een of andere
feestdag was. Op Driekoningen werd dan in de
kerk bekend gemaakt wanneer het Paschen
was en men schreef dan op de deuren de feest
dagen, die zich regelden naar Paschen. Maar
ook toen er al kalenders waren, vond men dit
gebruik nog bij onze bijgeloovige voorouders,
want men meende dat men dit doende de booze
geesten van zich weerde. Dat Driekoningen in
ons land een belangrijke dag geweest is blijkt
ook uit het feit dat Maximiliaan van Oosten
rijk een nieuw dijkbestuur voor West-Fries
land instelde, hetwelk zijn functie eerst mocht
uitoefenen op Driekoningen en dat zelfs nog
in de dagen van de Republiek der Vereenigde
Nederlanden geen goederen voor schuld moch
ten verkocht worden na Driekoningen. Dit
mocht alleen tusschen 25 Dec. en 5 Jan. Wij
hebben van al die eigenaardige gebruiken op
Driekoningen alleen overgehouden het eten
van Driekoningenbrood, maar van het koning
schap van hem of haar die de in het brood
verborgen boon treft, weten we niet meer.
W. B.—Z.
P.S. In mijn „Aan Allen" van 11 Dec. schreef
ik, dat appels en peren oorspronkelijk steen
vruchten waren en dat de wilde appel nog
voorkomt in West-Azië. Dezer dagen ontdekte
ik hem ook in één der voortuintjes van de hui
zen in de Pleiadenstraat te Haarlem.
W. B.—Z.
DIE BOOZE KEE!
door W. SZ.
Wat is onze Kee toch kwaad,
Wie ze met de pook daar slaat.
En haar sloffen vallen uit,
Wie heeft het toch zoo verbruid?
Jongens, het is maar een muis.
Die liep in het achterhuis,
't Muisje is direct verdwenen,
Toen boos Keetje nam de beenen.
Nu slaat Keetje met een zucht
Met de pook maar in de lucht
En de muis zit, dat staat vast
Onder in de keukenkast.
Booze Kee loopt als een haas
Muis eet lekker van de kaas.
Toen ze zich had goed gedaan,
Is ze stil naar huis gegaan.
JORIS EN DE POPPENMOEDERTJES
Vreemde reis naar het land van het levende
speelgoed.
In een hoekje van de zonnige huiskamer
speelden Rietje en Fietje met de poppen. Ze
hadden er heel wat: van Rie waren Truida, de
groote statige pop met het steenen gezicht en
het echte haar, Annie, de mooie aangekleede
prinses uit de kartonnen doos, die niet uitge
kleed- kon worden en Baby met het echfè kin
dergezichtje; van Fie was Frits, de jongenspop,
die Oma had aangekleed. Mollie en Pollie, de
tweelingen en Bruintje, de oude beer. Die laat
ste was eigenlijk geen pop, maar hij speelde
trouw meé en had ook een jurkje aan met een
kanten kraagje en kleine roode knoopjes. „Erg
gezellig. Mevrouw, dat u al uw kinderen hebt
meegebracht!" zei mevrouw Fie.
,Ja mevrouw," antwoorde mevrouw Rie met
een pruimenmondje, ,,'t ging wel héél erg
moeilijk ziet u, want Truida'tjes haar was net
opnieuw gepermanent en Annie's jurk is zóó
teer, ziet u. En toen was ik zoo vreeselijk bang
voor een regenbui, maar gelukkig, 't ging nog
goed. Ja, ja, die kinderen
„Een heele zorg, hè mevrouw? Ik heb nu al
veertien dagen omgetobd met de tweelingen.
Die krijgen tandjes, weet u. Daarom'heb ik ze
ieder een doek om het hoofd gedaan en Bruin
heeft een. zeere arm, kijkt u maar."
En moeder Fie tilde voorzichtig het verband
je op om moeder Rie te laten zien hoe de
arme stakkerd heusch een heel gat in zijn bo
venarm had, vlak bij den schouder. „Zielig
hè?" „Hij moet zich vandaag maar erg rustig
houden," raadde moeder Rie. En toen gingen
ze heerlijk theevisite spelen met 't kleine ser
viesje en daarna werden de kleintjes naar bed
gebracht.
En toenmidden in de gezelligheid en de
pretdaar kwam opeens Jores binnen!
Joris was een groote broer van de meisjes;
hij was al acht jaar! Hij verveelde zich ver
schrikkelijk, want z'n kleurboek was vol en nu
wist hij eigenlijk niet recht, wat hij doen
moest.
Daar kreeg' hij de poppenmoedertjes in het
oog en hij dacht: „die ga ik eens fijn plagen!
Die malle kinderen ook met d'r poppengespeel.
Wacht...."
En wat deed Joris? Vóór de meisjes erop be
dacht waren, kwam hij met afgrijselijk krijgs
geschreeuw de kamer binnenstormen gewa
pend met vader's oude wandelstok.
Hij riep: „maak plaats voor de politie! Op
zij, menschen, op zij. Twee vreeselijke boeven
worden heden opgepakt! Maak dat je weg
komt, menschen, anders ga je ook de gevan
genis in!"
En met nog een heeleboel onzin meer, greei
hij eerst in het bedje van baby en toen op den
vensterbank, waar Fie's kinderen zaten. En
met Baby in de eene en den ouden Bruin in de
andere hand stoof hij de kamer uit onder
roepen van: „twee boeven worden opgepakt!
Hoei, hoei! de gerechtigheid moet zijn loop
hebben! Zie nu maar, dat je ze terugkrijgt'"
Wat een vreeselijke jongenDe beide moeders
stonden versteend van schrik en verontwaar
diging en Rie barstte in tranen uit, zoo bang
was ze voor haar babypopje.
En toenwel, toen kwam moeder, die 't
lawaai gehoord had en was vreeselijk boos op
Joris (nèt goed!) en stuurde hem pardoes
naar bed.
Maar ach, Bruin's arm was door dat woeste
geweld véél erger geworden; het zaagselbloed
liep er met straaltjes uit! Hij moest direct op
nieuw verhonden worden en eerst toen moe
der Fie hem wel een half uur lang geknuffeld
had, begon hij zachtjes bij te trekken.
Joris lag in bed, met een woedend gezicht,
te mopperen van belang!
Aldoor begon hij weer over nieuw van „die
malle kinderen" en „die dooie poppen".
„Dooie poppen?"
Hè, wie zei dat zoo schel, vlak bij z'n oor?
Joris schrok en keek om zich heen.
„Ja, ik ben het," zei toen dezelfde stem weer.
En toen zag Joris, dat Bruin, de oude beer, in
levenden lijve naast hem op 't kussen zat
„Och, ga weg jij!" riep Joris „ik droom het
toch immers maar?" Tenminste dat wilde hij
zeggen, maar er kwam geen geluid. Maar blijk
baar had Bruin het toch gehoord, want hij
zei: „Dacht jij, dat je droomde? En dacht jij,
dat poppen dood waren? Dacht je dat heusch,
Joris? Nu dan ben je toch zeker nog nooit in
het land van het levende speelgoed geweest!"
„Jaik bedoelnee, nog nooit," zei Joris.
En toen ging er opeens een deur open en ze
stonden in een groote zaal met drie glazen
deuren die uitkwamen op een prachtigen tuin
vol bloemen.
In de zaal stond het mooiste speelgoed, dat
Joris ooit gezien had: auto's op gummibanden,
prachtige spoortjes met echt brandende sein
lichten, autopeds en vliegmachientjes ballen en
tollen en kleurboeken en voor de meisjes wel
duizend verschillende poppen van alle soort
en grootte.
En het mooiste was, dat al dit speelgoed
leefde! De spoortjes liepen vanzelf en kleine
levende menschjes stapten in en uit, de vlieg
machientjes snorden door de zaal rond of
vlogen een eindje den tuin in. Zo werden door
heusche kleine vliegeniertjes bestuurd en de
poppen konden echt loopen en praten eni
lachen, behalve de kleine baby's die nog in de
wieg lagen. Maar die schreeuwden soms van
den honger en dan moest hun moedertje gauw
komen aandraven met het fleschje.
Sommige poppen waren erg zoet en gehoor
zaam en anderen aldoor maar stout en bru
taal. de moeders hadden daar heel wat mee te
stellen! Joris keek z'n oogen uit! „Wat is 't
hier fijn," zei hij tegen Bruin. Zou ik ook mo
gen meespelen? „Zeker, ga je gang hoor!" En
Bruin ging in een hoekje zitten en haalde een
krant voor den dag, waarin hij ging zitten
lezen. Joris vond, dat hij ondanks z'n jurk met
roode knoopjes erg wijs en plechtig deed.
Ofmisschien voerde hij iets in z'n schild?
Hij zag eruit, of hij niet recht te vertrouwen
was! Maar weldra vergat Joris den heelen
Bruin bij 't gezicht van dat kostelijke speel
goed! Wat zou hij Mezen: een spoortje vol le
vende menschjes, een vliegmachientje of
ha, hij wist het al: zoo'n prachtige doos met
met wonder-Meurkrijtjes, die je maar vast te
houden had om de mooiste schilderijen te
maken! Ja, dat leek hem eenlg! Hij was im
mers zoo dol op Meuren en teekenen! Stil nam
hij de doos van een tafeltje, schoof ze voor
zichtig open en ging zitten kleuren in een
prachtig boek. O, wat een fijne heldere Meu
ren waren dat! Toen 't plaatje af was, was het
opeens een echt schilderij geworden, waar een
mooie gouden lijst omheen zat. Er stond een
boerenhuisje op en er kwam echte rook uit
den schoorsteen!
Een levend klein boerenmeisje kwam uit het
huisje met een emmer aan den arm en liep
naar de pomp, waar ze de emmer vol water
liet stroomen. Joris zag de zon op het water
schitteren en hoorde 't klaterend in de emmer
vallen.
Prachtig was het! Vol verrukMng zat Joris
zijn levend schilderij te bewonderen. Had hij
dat gemaakt? 't Was haast niet mogelijk! 't
Was in één woordbom! Wat was dat? Een
reuzegroote, harige vuist kwam plotseling
dwars door het schilderij op hem af! 't Was
Bruin, die met een woedende stem gromde.
,Weg met die dooie plaatjes, weg ermee!" En
in een oogenblik lag het schilderij vertrapt en
vernield op den grond. „Bruin!" riep Joris doo-
delijk verschrikt, „zag je dan niet, dat ik een
levend schilderij maakte?" Maar Bruin lachte
hem uit. „Een levend schilderij! Laat naar je
kijken, een dood plaatje is het!"
„Nietwaar, het leefde!"
„Zoo," zei Bruin toen, terwijl hij met de
handen in de zij voor hem ging staan. „Zoo,
dit plaatje was levend en ik ben maar een
dooie beer hè? Ja, ik ben maar een dooie beer
en daarom heb je met maar eventjes m'n arm
uitgetrokken, hè? Wacht maar, mannetje!"
En voor Joris erop bedacht was, was Bruin
hem al op z'n rug gesprongen en rolden ze
samen over den grond.
't Werd een vreeselijke vechtpartij! In een
ommezien had Bruin Joris onder en zette hij
een zwaren harigen pooto op z'n borst.
„De gerechtigheid moet z'n loop hebben!"
gilde Bruin en Joris verbeeldde zich, dat hij
hatelijk glimlachte
Met een schreeuw werd hij wakker. Hij lach
te zichzelf uit, dat hij zóó bang geweest was
en hij vertelde niemand iets van zijn boozen
droom.
Maar toch.nee, aan de Mnderen van
Rietje en Fietje raakte hij niet meer! Hij had
begrepen, dat poppen en beren voor Meine
meisjes nèt zoo levend zijn als een schilderij
voor een jongen, die dol op teekenen en Meu
ren is.
R. DE RUYTER-v. d. FEER.
LEUK SPEELGOED
door W. B.Z.
SCHRAM GEZICHT EN ZONNEGOD.
Een mooi sprookje uit het land der Indianen,
Er was eens een dappere Incliaansclie jonge
ling, die Schramgezicht heette. Hij had geen
vader of moeder meer en was erg arm. De an
dere helden van den stam staken vaak den
draak met hem om het groote litteeken, dat
over zijn linkerwang liep en dan zeiden ze: „Jij
zult het niet ver brengen in de wereld, jij
SchramgezichtMaar de oude Mijgers hiel
den veel van hem, omdat hij verbazend moe
dig en nog bovendien altijd zacht en vriende
lijk was. Nu had het opperhoof d van dien stam
een mooie, lieve dochter, die door alle jonge
lingen om strijd bewonderd werd. Ook Schram
gezicht hield veel van haar, maar hij wist
haast wel zeker, dat hij nooit met haar zou
kunnen trouwen. Maar eens op een dag stortte
hij toch zijn hart voor haar uit. „Ik ben arm
en leelijk", zei hij, „maar toch houd ik van je"
„En ik houd van jou" antwoordde het meis
je, „maar ik zal nooit trouwen. De Zonnegod
wil het niet hebben; hij heeft me betooverd."
Dat vond Schramgezicht vreeselijk. „Als je
't goed vindt", zei hij, „dan ga ik den Zonnegod
opzoeken; misschien kan ik hem overhalen,
de betoovering te verbreken."
„Ik geloof niet, dat het je lukken zal. De
Zonnegod is erg machtig. Maar als hij erin
toestemt, vraag hem dan of hij die groote
schram van je wil wegnemen ten teeken dat
de betoovering verbroken is."
Schramgezicht vertrok onmiddellijk. Hij
trok door dichte wouden, hij klom over heu
veltoppen, hij zwom over breede rivieren. En
juist, toen hij een beetje moedeloos begon te
worden, zag hij, half verborgen onder het lange
gras, een pijl en boog liggen. Een oneerlijk
man zou die misschien hebben opgeraapt en
meegenomen, maar Schramgezicht was door
en door eerlijk: hij zei hij zichzelf: „die zijn
niet van mij" en liep door. Vlak daarop kwam
hij een flinken jongen tegen van een jaar of
twaalf, wiens blonde Mrullen schitterden als
zonnestralen.
nebben ^euK speelgoed gekregen
fwee hondjes: een wit en een bruin.
Ze liggen zoo leuk in hun mandje
Maar mogen nog niet in den tuin.
Ze stoeien zoo grappig tezamen.
Ze bijten mekaar voor de pret,
Soms zijn ze zoo wild en zoo dartel,
Dan gooien z' elkaar uit hun bed,
„Goeiendag" zei de jongen „ik ben m'n pijl
en boog kwijt, hebt U die misschien ook ge
zien?"
„Ja zeker," zei Schramgezicht „ze liggen in
't gras op ongeveer twee honderd meter naar
't Westen."
„Fijn," zei de jongen, „ik ben blij, dat U zoo
eerlijk bent en ze hebt laten liggen. Waar gaat
U naar'toe?"
„Ik heet Schramgezicht en ik ben op weg
n; aar den Zonnegod".
„Kom dan maar met mij mee," zei de jon
gen „ik ben het zoontje van den Zonnegod en
ik heet Morgenster. Dan gaan we samen."
Schramgezicht was overgelukkig, dat er
nu eindelijk een eind aan zijn lange reis zou
komen. En toen Morgenster zijn pijl en boog
had opgezocht, gingen ze samen op weg naar
het paleis van den Zonnegod. Daar was het
zoo mooi en schitterend, dat Schramgezicht
nauwelijks zijn oogen kon openhouden. Aan
den ingang van het paleis stond een schoone
vrouw: Morgenster's moeder. Ze heette hen
hartelijk welkom en noodigde hen uit, binnen
te gaan.
Nu stond Schramgezicht eindelijk tegenover
den grooten Zonnegod! Hij was erg vriendelijk
en vroeg hem in het paleis te blijven over
nachten.
Den volgenden morgen wilde Morgenster op
jacht gaan, maar zijn moeder wilde 't niet
hebben. „Er zijn booze geesten in den vorm
van vogels bij het Groote Water," zei ze „en
die zullen je zeker kwaad doen."
Maar Morgenster lachte er wat om. „Ik ben
niet bang!" zei hij tegen Schramgezicht. „Ga
jé mee de booze geesten doodschieten?"
Schramgezicht ging mee. „Misschien kan ik
den jongen beschermen," dacht hij. En dat
was wel noodig ook, want nauwelijks waren
ze bij het Groote Water aangekomen, of de
booze vogels vielen op hen aan om hen dood
te pikken.
Wel een uur lang worstelde Schramgezicht
met hen. Eerst schoot hij al zijn pijlen op hen
af en tenslotte draaide hij ze allemaal den nek
omMorgenster was gered en 's middags ver
telde hij alles in geuren en kleuren aan zijn
vader en moeder.
En toen was de Zonnegod zóó dankbaar, dat
hij tegen Schramgezicht zei: „Wensch wat je
wilt, het zal vervuld worden."
Onze held vertelde hem toen wat zijn lief
ste wensch was, n.l. om te mogen trouwen met
de dochter van het opperhoofd."
„Dat is het mooiste en liefste meisje van
heel het land", zei de Zonnegod. Ik had haar
betooverd, omdat geen enkel jongeling goed
genoeg voor haar was. Maar jij hebt getoond,
dat je haar waardig bent. Ik geef je haar tot
vrouw."
En toen hij deze woorden gesproken had,
was opeens de schram van het gezicht van
onzen held verdwenen! Hij was nu niet leelijk
meer. Hij ging naar huis terug en trouwde met
de dochter van het opperhoofd. En voortaan
heette hij geen Schramgezicht meer, maar
„Gladgezicht", het broertje van de Zon.