BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES I' Aan allen! Vele rubriekertjes hebben mij een nieuw- jaar.swen.sch doen toekomen waarvoor ik har telijk dank zeg. Innig hoop ik dat we ook ge durende 193S elkander geregeld mogen schrij ven en jullie trouw het clubwerk en later de visiteuurtjes kunnen bezoeken. Kinderen, wier ouders mij geschreven hebben of een nieuw- jaarswensch zonden, willen hun ouders zeker wel namens mij bedanken. Ons clubwerk is weer begonnen dus tot a.s. Woensdagmiddaj 2 uur. Beste JANNIE R. Je kerstversieringen hebben fijn dienst gedaan zeg. Als je alles net jes opbergt dan kan je ze volgend jaar weer dienst laten doen. Je tantes hebben je met Nieuwjaarsdag goed bedacht zeg. 'k Wil graa; gelooven dat je moeder heel blij was. Nu meisjelief tot Woensdag. Dag Jannie. Lief CROCUSJE. Je hebt vanmiddag ge zien dat ik nog springlevend ben en in uitste kende conditie verkeer. Dat Veronika ziek is, wist ik, maar ik wist niet dat ze de geheele vacantie al ziek is geweest. Ik hoop dat ik 16 Januari niet vergeet, maar als het toch mocht gebeuren, dan hoop ik, dat je me 't niet kwa lijk wilt nemen. Ik heb aan zooveel in den win ter te denken Dag Crocusje. Lief KRULLEKOiPJE. Ja, het is nu weer tijd om de gemaakte kerstversieringen op te bergen. Ze kunnen 't volgend jaar weer dienst doen.- tenminste als je ze goed opbergt. Zit Lorre weer te slapen? Eten, drinken en slapen, zoo nu en dan schreeuwen, is Lorre's tijdspas- seering. Wil je je ouders en grootouders m'n groeten terug doen? Dag Krullekopje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank ik je voor je teekening. Prettig dat je moeder je werk van vanmiddag (club 5 Jan.) erg mooi heeft gevonden. Doe je nu op school goed je best? Je weet wat we hebben afgespro ken. Tot Woensdag. Dag Teekenaarstertje. Best ZONDAGSKIND. Vanmiddag (Woens dag) hebben we elkander nog gezien. Je hebt dus gezien dat ik nog springlevend ben. Lief van je om je buurvrouw ook één van je kerst versieringen te geven. Ja, er zijn heel veel olie bollen verkocht. In twee dagen heeft het co mité dit jaar evenveel verkocht als verleden jaar in drie dagen. Sommige menschen kwa men tot vier maal toe aan de keuken halen, omdat de oliebollen zoo erg lekker waren. We hel&èn'dus nu reeds reclame voor het volgend jaar gemaakt. Tot Woensdag. Dag Zondags- kind. o x Beste VERONIKA. Wat jammer zeg dat je weer ziek bent en dus noch naar school noch naar de club kunt gaan. Jantje v. d. D. wordt nu door z'n ouders op school gebracht. Van harte hoop ik dat je weer spoedig beter bent en ik je weer op de club zie verschijnen. Dag Veronika. Lief BLAUWOOG JE. Prettig dat je zulke aangename feestdagen hebt gehad. Je bent dus ook nog uit geweest. Je grootvader zal je be zoek- natuurlijk erg gezellig gevonden hebben. Mag ik de nachtzak, als ze klaar is, eens zien? Tot Woensdag. Dag Blauwoogje. Lief ROZEKNOPJE. De sneeuw heeft 1.1. Woensdag niet door gezet. Wat zal je dat be treurd hebben zeg. Maar ik niet hoor. Ik mag liever regen, dan sneeuw. Gelukkig maar dat we het zelf niet kunnen uitmaken en maar moeten aanvaarden wat komt. Zie ik je a.s. Woensdag weer? Dag Rozeknopje. Beste KLEINE ZUS. Ja, je heet Kleine Zus en blijft Kleine Zus. Je wilt wel graag dat ieder je op de club helpt en laat je fijn verwennen. Jammer dat je zus ziek was en van de club moest verzuimen. Dag Kleine Zus. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Zoo heb je mij m het heele jaar nog niet gezien? Dat is toch verschrikkelijk als je bedenkt dat we van daag al 5 Januari hebben. Maar nu kom ik toch heusch heel spoedig. Misschien van avond reeds. Als je tante naar Indië is, kom ik wel wat meer om je moeder het gemis van je tan te eenigszins te vergoeden. Het zal haar zoo afvallen wanneer ze 's avonds geen gezelschap meer van je tante heeft. M'n werk breng ik dan, zooals voorheen, wel mede. Wat heb je een mooie Kerstgeschenken gehad. Je moeder heeft je echt verwend. Tot Woensdag. Dag Boodschapstertje. Beste MOEDER's OUDSTE. Ja hoor, ik heb prettige Kerstdagen, een gezellige Oude jaarsavond en Nieuwjaarsdag gehad. Je kaart heb ik ontvangen. Ik dank je er hartelijk voor. Aan 9 Februari hoop ik te denken. Mocht ik je verjaardag vergeten, dan is dat heusch niet opzettelijk. Er is zoo heel veel waar ik voor zorgen en aan denken moet. Het beste is me vlak voor je verjaardag er nog even aan te herinneren. Je naam en adres er bij. Dag Moeder's Oudste. Lief GOUDMUILTJE. Meisjelief wat heb je veel verjaarscadeaux gekregen. Prettig dat je nu ook zwemles kunt nemen. Je nieuwe postpapier vind ik snoezig. Het zal je goed te pas komen. Leuk dat je op de club ook getrac- teerd hebt. Tot Woensdag. Dag Goudmuiltje. Lief ZWEMSTERTJE. Je hebt je met de oliebollencampagne goed geweerd hoor. Een volgend jaar kom ik heusch weer om je hulp vragen. Zoo'n goed en ijverig verkoopstertje kan ik altijd goed gebruiken. Ja de verkoop ging fijn. Jammer dat je zus ziek is. Ip hoop haar weer spoedig op school te zien. Wil je haar m'n groeten terug doen? Dag Zwem- stertje. Best SPARRETJE. Jij hebt ook '38 niet goed ingezet zeg. Maar laten we hopen dat het een verkoudheidje van voorbijgaanden aard is. Wat was het 1 Januari gezellig bij je thuis. De avond vloog om. Wil je m'n groeten aan je moeder overbrengen? Het beste hoor. Dag Sparretje. Lief HANDWERKSTERTJE. Ja hoor. ik ben met Oudejaarsavond opgebleven. Na het' sluiten van de oliebollencampagne ben ik, na me thuis verkleed, enz. te hebben, naar fa milie te Haarlem gegaan. Om 3.30 lag ik te bed en om T.OO was ik weer op omdat ik vroeg te IJmuiden moest zijn. Je verjaardag hoop ik niet te vergeten, maar daar zal je denk ik wel voor zorgen. Dag Handwerkstertje. Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. - Al was het niet lang, toch ben je 1.1. Woensdag nog even op de club geweest. Was de dokter te vreden over je? Ja, het door je gewelkte ont- bïjtlaken zal echt gezellig staan. Wat zal je moeder er zuinig op zijn. Je hebt er ook heel v.eel vrije uurtjes en kwartiertjes voor opgeof ferd. Maar het was voor je moeder en om haar 'n plezier te doen is natuurlijk niets je te veel. Ik hoop dat je a.s. Woensdag niet naar den dokter behoeft, zoodat je op de club kunt ko men. Het beste hoor en tot kijk. Dag Zusjes beschermster tj e Veel groeten van MEJ. E. VIJLRRIEF. k denk niet dat één van jullie deze eerste dasen van 't jaar in Roemenië heeft doorgebracht. Mocht het wel zoo geweest zijn, dan is hij op 6 Januari in de gele genheid geweest een eigenaardige plechtigheid bij wonen. Op dien dag n.l. wordt door den koning- in 't bijzijn van tal van hooge geeste lijken een kruis in 't water der Dimbovila ge worpen, dat later door de boeren uit den om trek weer aan land gebracht wordt. Deze plechtigheid geschiedt ter wijding van het wa ter der Dimbovila. 6 Januari is dus hier een die plechtig gevierd wordt. Zoo is het nog verschillende landen en zoo was het ook eens in ons land. 6 Januari heet nog Drieko ningendag. Dit ter herinnering aan de drie wijzen uit het Oosten. Later heeft men er ko ningen van gemaakt, die het kindeke Jezus goud, myrrhe en wierook brachten. Ook in ons land heeft men lang vastgehouden aan de viering van Driekoningendag. Langzamerhand is deze dag voor ons een dag geworden als alle andere. Alleen in 't z. van ons land wordt deze dag nog gevierd. Daar gaat dan de jeugd ver kleed als de 3 wijzen nog zingende van huis tot huis om er voor in ruil te ontvangen ver snaperingen en soans wat geld. Een enkele keer komt ook nog bij dezen rondgang I-Iero- des te pas, die dan zeer belangstellend vraagt: „Hoe komt de jongste van de drie zoo zwart?' waarop dan het antwoord van den zwartge maakte luidt: „Al zijn ik zwart, 'k ben wel bekand, Ik zijn de koning van 't Morialand." Dit Morialand is een vermooiing van Moo- renland. Langen tijd is het gewoonte geweest de beginletters der drie koningen Balthazar, Melehior en Caspar op de deuren te schrijven, met het jaartal er bij. Dit geschiedde in den tijd, dat- men nog geen kalenders had. waarin men kon naslaan wanneer de een of andere feestdag was. Op Driekoningen werd dan in de kerk bekend gemaakt wanneer het Paschen was en men schreef dan op de deuren de feest dagen, die zich regelden naar Paschen. Maar ook toen er al kalenders waren, vond men dit gebruik nog bij onze bijgeloovige voorouders, want men meende dat men dit doende de booze geesten van zich weerde. Dat Driekoningen in ons land een belangrijke dag geweest is blijkt ook uit het feit dat Maximiliaan van Oosten rijk een nieuw dijkbestuur voor West-Fries land instelde, hetwelk zijn functie eerst mocht uitoefenen op Driekoningen en dat zelfs nog in de dagen van de Republiek der Vereenigde Nederlanden geen goederen voor schuld moch ten verkocht worden na Driekoningen. Dit mocht alleen tusschen 25 Dec. en 5 Jan. Wij hebben van al die eigenaardige gebruiken op Driekoningen alleen overgehouden het eten van Driekoningenbrood, maar van het koning schap van hem of haar die de in het brood verborgen boon treft, weten we niet meer. W. B.—Z. P.S. In mijn „Aan Allen" van 11 Dec. schreef ik, dat appels en peren oorspronkelijk steen vruchten waren en dat de wilde appel nog voorkomt in West-Azië. Dezer dagen ontdekte ik hem ook in één der voortuintjes van de hui zen in de Pleiadenstraat te Haarlem. W. B.—Z. DIE BOOZE KEE! door W. SZ. Wat is onze Kee toch kwaad, Wie ze met de pook daar slaat. En haar sloffen vallen uit, Wie heeft het toch zoo verbruid? Jongens, het is maar een muis. Die liep in het achterhuis, 't Muisje is direct verdwenen, Toen boos Keetje nam de beenen. Nu slaat Keetje met een zucht Met de pook maar in de lucht En de muis zit, dat staat vast Onder in de keukenkast. Booze Kee loopt als een haas Muis eet lekker van de kaas. Toen ze zich had goed gedaan, Is ze stil naar huis gegaan. JORIS EN DE POPPENMOEDERTJES Vreemde reis naar het land van het levende speelgoed. In een hoekje van de zonnige huiskamer speelden Rietje en Fietje met de poppen. Ze hadden er heel wat: van Rie waren Truida, de groote statige pop met het steenen gezicht en het echte haar, Annie, de mooie aangekleede prinses uit de kartonnen doos, die niet uitge kleed- kon worden en Baby met het echfè kin dergezichtje; van Fie was Frits, de jongenspop, die Oma had aangekleed. Mollie en Pollie, de tweelingen en Bruintje, de oude beer. Die laat ste was eigenlijk geen pop, maar hij speelde trouw meé en had ook een jurkje aan met een kanten kraagje en kleine roode knoopjes. „Erg gezellig. Mevrouw, dat u al uw kinderen hebt meegebracht!" zei mevrouw Fie. ,Ja mevrouw," antwoorde mevrouw Rie met een pruimenmondje, ,,'t ging wel héél erg moeilijk ziet u, want Truida'tjes haar was net opnieuw gepermanent en Annie's jurk is zóó teer, ziet u. En toen was ik zoo vreeselijk bang voor een regenbui, maar gelukkig, 't ging nog goed. Ja, ja, die kinderen „Een heele zorg, hè mevrouw? Ik heb nu al veertien dagen omgetobd met de tweelingen. Die krijgen tandjes, weet u. Daarom'heb ik ze ieder een doek om het hoofd gedaan en Bruin heeft een. zeere arm, kijkt u maar." En moeder Fie tilde voorzichtig het verband je op om moeder Rie te laten zien hoe de arme stakkerd heusch een heel gat in zijn bo venarm had, vlak bij den schouder. „Zielig hè?" „Hij moet zich vandaag maar erg rustig houden," raadde moeder Rie. En toen gingen ze heerlijk theevisite spelen met 't kleine ser viesje en daarna werden de kleintjes naar bed gebracht. En toenmidden in de gezelligheid en de pretdaar kwam opeens Jores binnen! Joris was een groote broer van de meisjes; hij was al acht jaar! Hij verveelde zich ver schrikkelijk, want z'n kleurboek was vol en nu wist hij eigenlijk niet recht, wat hij doen moest. Daar kreeg' hij de poppenmoedertjes in het oog en hij dacht: „die ga ik eens fijn plagen! Die malle kinderen ook met d'r poppengespeel. Wacht...." En wat deed Joris? Vóór de meisjes erop be dacht waren, kwam hij met afgrijselijk krijgs geschreeuw de kamer binnenstormen gewa pend met vader's oude wandelstok. Hij riep: „maak plaats voor de politie! Op zij, menschen, op zij. Twee vreeselijke boeven worden heden opgepakt! Maak dat je weg komt, menschen, anders ga je ook de gevan genis in!" En met nog een heeleboel onzin meer, greei hij eerst in het bedje van baby en toen op den vensterbank, waar Fie's kinderen zaten. En met Baby in de eene en den ouden Bruin in de andere hand stoof hij de kamer uit onder roepen van: „twee boeven worden opgepakt! Hoei, hoei! de gerechtigheid moet zijn loop hebben! Zie nu maar, dat je ze terugkrijgt'" Wat een vreeselijke jongenDe beide moeders stonden versteend van schrik en verontwaar diging en Rie barstte in tranen uit, zoo bang was ze voor haar babypopje. En toenwel, toen kwam moeder, die 't lawaai gehoord had en was vreeselijk boos op Joris (nèt goed!) en stuurde hem pardoes naar bed. Maar ach, Bruin's arm was door dat woeste geweld véél erger geworden; het zaagselbloed liep er met straaltjes uit! Hij moest direct op nieuw verhonden worden en eerst toen moe der Fie hem wel een half uur lang geknuffeld had, begon hij zachtjes bij te trekken. Joris lag in bed, met een woedend gezicht, te mopperen van belang! Aldoor begon hij weer over nieuw van „die malle kinderen" en „die dooie poppen". „Dooie poppen?" Hè, wie zei dat zoo schel, vlak bij z'n oor? Joris schrok en keek om zich heen. „Ja, ik ben het," zei toen dezelfde stem weer. En toen zag Joris, dat Bruin, de oude beer, in levenden lijve naast hem op 't kussen zat „Och, ga weg jij!" riep Joris „ik droom het toch immers maar?" Tenminste dat wilde hij zeggen, maar er kwam geen geluid. Maar blijk baar had Bruin het toch gehoord, want hij zei: „Dacht jij, dat je droomde? En dacht jij, dat poppen dood waren? Dacht je dat heusch, Joris? Nu dan ben je toch zeker nog nooit in het land van het levende speelgoed geweest!" „Jaik bedoelnee, nog nooit," zei Joris. En toen ging er opeens een deur open en ze stonden in een groote zaal met drie glazen deuren die uitkwamen op een prachtigen tuin vol bloemen. In de zaal stond het mooiste speelgoed, dat Joris ooit gezien had: auto's op gummibanden, prachtige spoortjes met echt brandende sein lichten, autopeds en vliegmachientjes ballen en tollen en kleurboeken en voor de meisjes wel duizend verschillende poppen van alle soort en grootte. En het mooiste was, dat al dit speelgoed leefde! De spoortjes liepen vanzelf en kleine levende menschjes stapten in en uit, de vlieg machientjes snorden door de zaal rond of vlogen een eindje den tuin in. Zo werden door heusche kleine vliegeniertjes bestuurd en de poppen konden echt loopen en praten eni lachen, behalve de kleine baby's die nog in de wieg lagen. Maar die schreeuwden soms van den honger en dan moest hun moedertje gauw komen aandraven met het fleschje. Sommige poppen waren erg zoet en gehoor zaam en anderen aldoor maar stout en bru taal. de moeders hadden daar heel wat mee te stellen! Joris keek z'n oogen uit! „Wat is 't hier fijn," zei hij tegen Bruin. Zou ik ook mo gen meespelen? „Zeker, ga je gang hoor!" En Bruin ging in een hoekje zitten en haalde een krant voor den dag, waarin hij ging zitten lezen. Joris vond, dat hij ondanks z'n jurk met roode knoopjes erg wijs en plechtig deed. Ofmisschien voerde hij iets in z'n schild? Hij zag eruit, of hij niet recht te vertrouwen was! Maar weldra vergat Joris den heelen Bruin bij 't gezicht van dat kostelijke speel goed! Wat zou hij Mezen: een spoortje vol le vende menschjes, een vliegmachientje of ha, hij wist het al: zoo'n prachtige doos met met wonder-Meurkrijtjes, die je maar vast te houden had om de mooiste schilderijen te maken! Ja, dat leek hem eenlg! Hij was im mers zoo dol op Meuren en teekenen! Stil nam hij de doos van een tafeltje, schoof ze voor zichtig open en ging zitten kleuren in een prachtig boek. O, wat een fijne heldere Meu ren waren dat! Toen 't plaatje af was, was het opeens een echt schilderij geworden, waar een mooie gouden lijst omheen zat. Er stond een boerenhuisje op en er kwam echte rook uit den schoorsteen! Een levend klein boerenmeisje kwam uit het huisje met een emmer aan den arm en liep naar de pomp, waar ze de emmer vol water liet stroomen. Joris zag de zon op het water schitteren en hoorde 't klaterend in de emmer vallen. Prachtig was het! Vol verrukMng zat Joris zijn levend schilderij te bewonderen. Had hij dat gemaakt? 't Was haast niet mogelijk! 't Was in één woordbom! Wat was dat? Een reuzegroote, harige vuist kwam plotseling dwars door het schilderij op hem af! 't Was Bruin, die met een woedende stem gromde. ,Weg met die dooie plaatjes, weg ermee!" En in een oogenblik lag het schilderij vertrapt en vernield op den grond. „Bruin!" riep Joris doo- delijk verschrikt, „zag je dan niet, dat ik een levend schilderij maakte?" Maar Bruin lachte hem uit. „Een levend schilderij! Laat naar je kijken, een dood plaatje is het!" „Nietwaar, het leefde!" „Zoo," zei Bruin toen, terwijl hij met de handen in de zij voor hem ging staan. „Zoo, dit plaatje was levend en ik ben maar een dooie beer hè? Ja, ik ben maar een dooie beer en daarom heb je met maar eventjes m'n arm uitgetrokken, hè? Wacht maar, mannetje!" En voor Joris erop bedacht was, was Bruin hem al op z'n rug gesprongen en rolden ze samen over den grond. 't Werd een vreeselijke vechtpartij! In een ommezien had Bruin Joris onder en zette hij een zwaren harigen pooto op z'n borst. „De gerechtigheid moet z'n loop hebben!" gilde Bruin en Joris verbeeldde zich, dat hij hatelijk glimlachte Met een schreeuw werd hij wakker. Hij lach te zichzelf uit, dat hij zóó bang geweest was en hij vertelde niemand iets van zijn boozen droom. Maar toch.nee, aan de Mnderen van Rietje en Fietje raakte hij niet meer! Hij had begrepen, dat poppen en beren voor Meine meisjes nèt zoo levend zijn als een schilderij voor een jongen, die dol op teekenen en Meu ren is. R. DE RUYTER-v. d. FEER. LEUK SPEELGOED door W. B.Z. SCHRAM GEZICHT EN ZONNEGOD. Een mooi sprookje uit het land der Indianen, Er was eens een dappere Incliaansclie jonge ling, die Schramgezicht heette. Hij had geen vader of moeder meer en was erg arm. De an dere helden van den stam staken vaak den draak met hem om het groote litteeken, dat over zijn linkerwang liep en dan zeiden ze: „Jij zult het niet ver brengen in de wereld, jij SchramgezichtMaar de oude Mijgers hiel den veel van hem, omdat hij verbazend moe dig en nog bovendien altijd zacht en vriende lijk was. Nu had het opperhoof d van dien stam een mooie, lieve dochter, die door alle jonge lingen om strijd bewonderd werd. Ook Schram gezicht hield veel van haar, maar hij wist haast wel zeker, dat hij nooit met haar zou kunnen trouwen. Maar eens op een dag stortte hij toch zijn hart voor haar uit. „Ik ben arm en leelijk", zei hij, „maar toch houd ik van je" „En ik houd van jou" antwoordde het meis je, „maar ik zal nooit trouwen. De Zonnegod wil het niet hebben; hij heeft me betooverd." Dat vond Schramgezicht vreeselijk. „Als je 't goed vindt", zei hij, „dan ga ik den Zonnegod opzoeken; misschien kan ik hem overhalen, de betoovering te verbreken." „Ik geloof niet, dat het je lukken zal. De Zonnegod is erg machtig. Maar als hij erin toestemt, vraag hem dan of hij die groote schram van je wil wegnemen ten teeken dat de betoovering verbroken is." Schramgezicht vertrok onmiddellijk. Hij trok door dichte wouden, hij klom over heu veltoppen, hij zwom over breede rivieren. En juist, toen hij een beetje moedeloos begon te worden, zag hij, half verborgen onder het lange gras, een pijl en boog liggen. Een oneerlijk man zou die misschien hebben opgeraapt en meegenomen, maar Schramgezicht was door en door eerlijk: hij zei hij zichzelf: „die zijn niet van mij" en liep door. Vlak daarop kwam hij een flinken jongen tegen van een jaar of twaalf, wiens blonde Mrullen schitterden als zonnestralen. nebben ^euK speelgoed gekregen fwee hondjes: een wit en een bruin. Ze liggen zoo leuk in hun mandje Maar mogen nog niet in den tuin. Ze stoeien zoo grappig tezamen. Ze bijten mekaar voor de pret, Soms zijn ze zoo wild en zoo dartel, Dan gooien z' elkaar uit hun bed, „Goeiendag" zei de jongen „ik ben m'n pijl en boog kwijt, hebt U die misschien ook ge zien?" „Ja zeker," zei Schramgezicht „ze liggen in 't gras op ongeveer twee honderd meter naar 't Westen." „Fijn," zei de jongen, „ik ben blij, dat U zoo eerlijk bent en ze hebt laten liggen. Waar gaat U naar'toe?" „Ik heet Schramgezicht en ik ben op weg n; aar den Zonnegod". „Kom dan maar met mij mee," zei de jon gen „ik ben het zoontje van den Zonnegod en ik heet Morgenster. Dan gaan we samen." Schramgezicht was overgelukkig, dat er nu eindelijk een eind aan zijn lange reis zou komen. En toen Morgenster zijn pijl en boog had opgezocht, gingen ze samen op weg naar het paleis van den Zonnegod. Daar was het zoo mooi en schitterend, dat Schramgezicht nauwelijks zijn oogen kon openhouden. Aan den ingang van het paleis stond een schoone vrouw: Morgenster's moeder. Ze heette hen hartelijk welkom en noodigde hen uit, binnen te gaan. Nu stond Schramgezicht eindelijk tegenover den grooten Zonnegod! Hij was erg vriendelijk en vroeg hem in het paleis te blijven over nachten. Den volgenden morgen wilde Morgenster op jacht gaan, maar zijn moeder wilde 't niet hebben. „Er zijn booze geesten in den vorm van vogels bij het Groote Water," zei ze „en die zullen je zeker kwaad doen." Maar Morgenster lachte er wat om. „Ik ben niet bang!" zei hij tegen Schramgezicht. „Ga jé mee de booze geesten doodschieten?" Schramgezicht ging mee. „Misschien kan ik den jongen beschermen," dacht hij. En dat was wel noodig ook, want nauwelijks waren ze bij het Groote Water aangekomen, of de booze vogels vielen op hen aan om hen dood te pikken. Wel een uur lang worstelde Schramgezicht met hen. Eerst schoot hij al zijn pijlen op hen af en tenslotte draaide hij ze allemaal den nek omMorgenster was gered en 's middags ver telde hij alles in geuren en kleuren aan zijn vader en moeder. En toen was de Zonnegod zóó dankbaar, dat hij tegen Schramgezicht zei: „Wensch wat je wilt, het zal vervuld worden." Onze held vertelde hem toen wat zijn lief ste wensch was, n.l. om te mogen trouwen met de dochter van het opperhoofd." „Dat is het mooiste en liefste meisje van heel het land", zei de Zonnegod. Ik had haar betooverd, omdat geen enkel jongeling goed genoeg voor haar was. Maar jij hebt getoond, dat je haar waardig bent. Ik geef je haar tot vrouw." En toen hij deze woorden gesproken had, was opeens de schram van het gezicht van onzen held verdwenen! Hij was nu niet leelijk meer. Hij ging naar huis terug en trouwde met de dochter van het opperhoofd. En voortaan heette hij geen Schramgezicht meer, maar „Gladgezicht", het broertje van de Zon.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8