ONDERZEEËR TORPEDEERT
HOLLANDSCH SCHIP.
Minister Patijn wil aanpassing aan
nieuwen toestand.
VwwKOtcf
Insiantfne
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
WOENSDAG 12 JANUARI 1938
EERSTE KAMER.
Erkenning van Abessynië van belang geacht.
De interpellatie Vorrink.
Op de gereserveerde tribune tal van
Tweede-Kamerleden, vreemde diplomaten,
prof. Francois, chef van de Volkenbondaf-
deeling van Buitenlandsche Zaken, en vele
andere belangstellenden. .En op de publieke
tribune al evenzeer een geweldige opkomst.
Alles uiterlijke teekenen van het feit, dat
er 'heden in de Eerste Kamer een inderdaad
ook ver buiten de landsgrenzen met eenige
spanning tegemoet geziene discussie zou
plaats vinden.
Achter de Regeeringstafel Minister Patijn
en tevens de Minister-President Dr. Colijn,
die geenszins allen den rol van stillen ge
tuige vervulde, maar die vrij druk contact
met verschillende senatoren ontwikkelde,
soms door hoofdknikken een zichtbaar deel
aan het debat nam en zich soms tot minister
Patijn richtte.
Slechts van één groep, van de R.-K. frac
tie, bleek de woordvoerder, Mr. v. Lan-
schot, vrijwel onverdeelden steun aan den
Minister te willen geven. "Ook de christelijk-
historische fractie-aanvoerder Prof. d e
gavornin Lohman kan met Minister
Patijn meegaan, wat betreft het streven om
de inpalming van Abessynië te erkennen,
maarde wijze waarop droeg zijn instem
ming geenszins weg. Met name achtte hij
het verkeerd, dat de Minister tot polsen van
de overige Oslo-staten was overgegaan om
daarna nog weer te willen aankloppen bij
Engeland en Frankrijk. Aldus juist trad Ne
derland te veel op den voorgrond, waarbij
men bovendien een riskant zaakje ondernam,
want er konden wel eens heele of halve wei
geringen volgen. Daarom ware het in de
oogen van dezen spreker veel beter geweest
als we gewoonweg op ons eentje besloten
hadden een gezant bij den Koning van Italië,
Keizer .van Ethiopië te benoemen, aldus „ons
verlies nemend" dw.z. constateer end, dat we
ons bij het door Italië behaalde feitelijke
succes, na zijn „gruwelijke rechtsbreuk",
hadden neer te leggen.
Een soortgelijk verwijt het zich richten
tot de jpslostaten, in plaats van heelemaal
zelfstandig te werk te gaan had de Mi
nister ook van Mr. v Ves sem (nat. soc.)
in ontvangst te nemen, terwijl vele sprekers
van meening waren, dat het door de Regee
ring gemaakte onderscheid tusschen erken
ning-de facto en erkenning-de jure mis
plaatst was.
De interpellant Vorrink (s.-d.), die wel
een buitengewoon knap spreker is, verweet
bovenal aan de Regeering, dat het er lang
zamerhand veel van heeft alsof Nederland
bezig is ontrouw te worden aan de Volken
bondsbeginselen. Daargelaten nog, dat het
volgens spr. voor betwisting vatbaar is (Prof.
v. Embden sloot zich hierbij later aan), of
men inderdaad kan zeggen, dat de verove
ring van Abessynië een feit is, kon hij niet
inzien welk belang wij hadden bij het ma
ken van zulk een haast met een erkenning
van een door geweld tot stand gekomen ter
ritoriale regeling. Dit laatste ware in strijd
met wat niet alleen het Volkenbondshand
vest zelf inhoudt, maar ook met verschil
lende o.m. dank zij onze medewerking tot
stand gekomen uitspraken van Genève.
Nadat nu de interpellant een achttal vra
gen had gesteld, gaf Minister Patijn te ver
staan, dat zijn initiatief had plaats gehad
zonder eenige ruggespraak met wien ook en
dat hij beoogd had te bereiken', dat, als de
Oslo-staten het eens werden, zij van hun
plan tot de facto-erkenning aan Engeland
en Frankrijk kennis zouden geven. Van over
haasting kon men hier kwalijk spreken, want
de Koning van Italië had nu al bijkans twee
jaar geleden den titel van Keizer van Ethio
pië aangenomen. Den Minister had het ge
hinderd, dat wij iets wat een feit is de
bezetting van Ethiopië maar zouden moe
ten blijven negeeren, totdat het den grooten
mogendheden zou behagen, zelf tot erken
ning over te gaan.
Onze traditioneele zelfstandigheidspoli-
tiek eischte juist hier niet als schapen ach
ter Engeland en Frankrijk aan te loopen,
doch zelf uit te maken, wat wij wilden doen.
Dat Den Haag bij de Oslo-state.n had aan
geklopt was ook alweer niets bijzonders,
want aldus plegen wij immers nu reeds een
achttal jaren in tal van internationale kwes
ties te werk te gaan.
Tegenover 's heeren Vorrink's beroep op
vroegere Volkenbondsuitspraken, stelde de
Minister, dat er sedert juist zooveel is ver
anderd in en met betrekking tot den Volken
bond, dat wij aan die oude uitspraken niet
meer vastzitten.
'Minister Patijn ontkende met nadruk, dat
erkennen goedkeuren in zich zou sluiten.
Dus het constateeren van een feit kon nooit
in strijd wezen met een zedelijk beginsel.
„De geschiedenis, de natuur is vol hardhe
den. Door dat te zien. te erkennen, keuren
we het nog niet goed".
Het verzoek van den interpellant om nog
iets mee te deelen van den huidigen stand
van het overleg met de Oslo-staten, wees de
Minister vierkant af, gelijk hij evenmin uit
sluitsel wenschte te geven omtrent de vraag,
wat Den Haag zal doen, als de overige Oslo-
staten alleen of in meerderheid op het
oogenblik niet tot de bedoelde erkenning wil
len overgaan In tweede instantie merkte de
heer Vorrink o.m. nog op, dat wij dit initia
tief niet zonder dwingende noodzaak had
den moeten nemen en dat hem ontgaan was,
welke dwingende noodzaak er aanwezig was
geweest voor de stappen van Minister Patijn.
Wij hadden dit geval als een zaak moeten
behandelen, welke den Volkenbond aan
gaat, en zoolang de Bondsresoluties niet zijn
opgeheven, ging het niet aan in strijd daar
mee te handelen. De Regeering, zoo merkte
de interpellant, nog op, dient meer acht te
slaan op de gevoelsoverwegingen voortsprui
tend uit het rechtsbewustzijn. Ook Prof.
Anema liet een soortgelijk geluid hoor en,
toen hij de Regeering, nu zij eenmaal dit
initiatief genomen heeft, toch in zeer ern
stige overweging gaf zoowel om rechts als
om moreele motieven, verder de uiterste
voorzichtigheid in acht te nemen, en toen
hij te kennen gaf, dat het bij uitstek op den
weg van een Nederlandsche Regeering ligt
om te vermijden aanleiding te geven tot ver
zwakking van het teere internationale
rechtsbesef.
Na eerst duidelijk te hebben gemaakt, dat
erkennen niets anders beteekent dan da.t men
een staat beschouwt als lid van de staten
gemeenschap, waarmee men regelmatig wil
verkeeren, zoodat men dan bestaande verhou
dingen erkent, zonder zich uit te spreken
over de al of niet rechtmatigheid van de
wijze waarop de toestand in kwestie is ont
staan, en na onderstreept te hebben, dat de
Minister in dit geval nu maar beter deed
heel dat kunstmatige onderscheid tusschen
de facto- en de jure erkenning op te bergen,
kwam spr. tot een zeer belangrijk volken
rechtelijk punt In het oude volkenrecht, dat
geweld als normaal „rechtsmiddel kende, was
annexatie gelijk t.a.v. Ethiopië is toege
past een volkomen wettig middel. Maar.
er is iets veranderd in de wereld. Sinds den
Volkenbond en sinds allerlei in de laatste
20 jaren verkondigde leerstellingen (Stim-
sonleer) en uitgevaardigde resoluties van
Genève, heeft men tot plicht om te onder
zoeken^ of een nieuwe, bestaande, territo
riale situatie op rechtmatige wijze is ge
schapen. Zeker, in elk rechtsstelsel wordt
men soms ook wel genoodzaakt met onrecht
genoegen te nemen. b.v. na een zekere ver
jaringstermijn. Welaan, te snel heeft de
Regeering besloten in het geval van Abes
synië, het onrecht te aanvaarden. Te snel,
aangezien de heele toestand, waarvoor we
staan, uiterst moeilijk is.
Mag men nu maar zonder meer zeggen: de
Volkenbond van nu is niet meer die van 1932
en dus zijn we van de destijds aanvaarde ver
plichtingen ontslagen?
Zoo ja, dan zouden we bij een even-
tueele mededeeling in zake erkenning, toch
in elk geval een voorbehoud moeten ma
ken met betrekking tot de wijze waarop de
nieuwe situatie van Abessynië in het leven is
geroepen. Gezien alle moeilijkheden had Prof.
Anema echter liever gezien, «lat onze Regee
ring het initiatief achterwege had gelaten.
En wanneer de Minister het had over onze
nationale waardigheid, dan rees toch ook de
vraag, of het daarmee wel in overeenstemming
is, dat wij ons door Italië de wet laten voor
schrijven in zake de wijze, waarop wij een ge
zant bij dat rijk willen benoemen.
Prof. de Savornin Lohman (c.h.) on
derstreepte nog eens, dat het erkennen van
het feit, niets- te maken had met de recht
matigheid van hetgeen aan het feit was vooraf
gegaan. Spr. beschouwde hetgeen de Regee
ring had ondernomen, als een poging tot
stappen in de richting van opneming van
Italië in een blok van landen, die, los van
ideologieën den vrede willen dienen, zienswijze,
die Minister Colijn hartelijk ja deed schudden.
Prof. v. Embden (v.d.) noemde het oogen
blik voor het initiatief slecht gekozen, achtte
heel het gedoe met den titel van het Italiaan-
sche staatshoofd een „smakelooze overhaaste
glorificatie van de verovering", waaraan wij
niet moesten meewerken. Spr. keurde het af,
dat een kleine staat gaat aansporen om hoog
houding van het recht prijs te geven, zoodat
hij den Minister dringend verzocht zijn po
gingen verder te staken.
De Minister bleef volhouden, dat de facto-
erkenning precies uitdrukt, wat we willen, nl.
dat we op het oogenblik de souvereiniteit van
Italië over Abessynië erkennen, zonder ons
over de duurzaamheid uit te spreken. Op de
vraag hoe dan eenmaal zal blijken, dat we
eventueel tot een de-jure-erkenning overgaan
bleef hij echter het antwoord schuldig.
Tegenover de vraag, waarom wij het initia
tief hadden genomen, plaatste Mr. Patijn de
wedervraag, waarom niet? Om daarna te ver
kondigen, dat de Volkenbond van nu af buiten
deze zaak staat, dank zij de intrekking van de
sancties. Just ter gelegenheid daarvan heeft
echter de Volkenbondsvergadering een motie
aangenomen van trouw aan de Bondsbeginse-
len en aldus het wezen dier motie aan
het beginsel van niet-erkenning van met ge
weld geschapen territoriale regelingen!
Met allen eerbied voor andere gevoelsover
wegingen wenschte de Minister te onderstre
pen en dat verdient zeker nog aandacht
dat deze niet in den weg mochten staan aan
het groote internationale belang, dat z.i. wel
licht te bereiken viel, te weten: meehelpen aan
gedeeltelijke wegneming van internationale
spanningen.
Hierop gaf de interpellant nog te verstaan,
dat ontspanning in de groote internationale
politiek alleen deugdelijk had kunnen worden
nagestreefd door onderling; overleg van alle
landen, welke aan de saneties hadden deelge
nomen. Een motie bleef, terecht, achterwege.
Ongetwijfeld moet het debat den Minister
wel wat geleerd hebben. Thans dient verder
afgewacht of hij gehoor zal geven aan de
waarschuwende woorden door verschillende
sprekers tot hem gericht.
INBRAAK IN GOEDERENLOODS VAN DE
SPOORWEGEN.
In den nacht van Maandag op Dingdag
hebben inbrekers zich toegang verschaft tot
de goederenloods van de Nederlandsche spoor
wegen te Vriezenveen.
Door een raam zijn zij naar binnen geko
men. Een pak goederen van de firma Jansen
en Tilanus te Vriezenveen, dat daar was opge
slagen en een groote waarde vertegenwoor
digde, wordt vermist.
Enkele andere pakken werden opengebro-
'ken, doch daaruit is niets ontvreemd
Om wat migraine, zoo'n beetje schele
hoofdpijn de afspraak niet nakomen?
1 of twee tabletten Instantine en de
pijn is verdwenen!
Dus onthoudt
stilt «n voorkomt pijnon!
Op 47 mijl afstand van
Valencia.
Alle leden der beman
ning gered.
Volgens via Barcelona te Londen uit Alicante ontvangen berichten,
later bevestigd door een mededeeling van het Spaansche pers
agentschap te Valencia, is het Nederlandsche s.s. „Hannah" van de
N.V. Stoomschip Maatschappij Hannah (F. W. Uittenbogaart) te Rotter
dam, door een onbekenden onderzeeër op 47 mijl van Valencia, tus
schen deze stad en Alicante, zes mijl buiten de kaap San Antonio,
getorpedeerd. De onbekende duikboot verdween onmiddellijk na
den aanval.
Het kustwachtstation van de kaap San Antonio nam het eerst het
gebeurde waar. Het was toen 12.30 uur. De „Hannah" had de machines
reeds stop gezet en was bezig de reddingbooten uit te zetten. Ter
stond werd door de scheepvaartautoriteiten van Alicante en uit
Davea, een visschersdorp, assistentie derwaarts gezonden.
Spoedig was het schip bereikt. Alle opvarenden konden in veilig
heid worden gebracht.
De „Hannah" meet bruto 3730 ton, netto
2311 en is in 1913 te Newcastle gebouwd. Het
schip beoefende de wilde vaart, hoofdzakelijk
op de havens van de Middellandsche en de
Zwarte Zee. De laatste maal dat het in de
thuishaven, Rotterdam, geweest is was in
Mei van het vorige jaar. Het was toen op den
llden van die maand met een lading graan
uit Braila (Roemenië) in de Maashaven aan
gekomen. Op 22 Mei daaropvolgend was het in
ballast naar Bremen vertrokken en sinds dien
niet meer naar Nederland teruggekeerd. Op
1 Januari j.l. echter was het schip uit Ant
werpen naar Barcelona vertrokken. Uit het
telegram van het Spaansche persagentschap
te Valencia blijkt, dat de Hannah een lading
tarwe en boonen aan boord had, terwijl dit
telegram als plaats van bestemming Valencia
De roofmoord te Sittard.
(Adv. Ingez. Med.)
Twee werkloozcn aangehouden.
In verband met den roofmoord,
welke Zaterdagavond op den Berger-
weg nabij Sittard is gepleegd op den
19-jarigen kruideniersbediende Koop-
mans, heeft de politie te Sittard aan
gehouden den 23-jarigen E. en den
40-jarigen H. beiden uit Sittard en
werkloos.
Iets over Daumier en zijn
advocaten-charges.
Honoré Daumier, zeker een der machtigste
teekenaars van de negentiende eeuw, is bij
het groote publiek vooral door zijn scherpe,
maar magistraal uitgevoerde charges op de
hanteerders der geschreven wet, op de Gens
de Justice, populair geworden. Toch vormen
die slechts een kleine serie tusschen de meer
dan vier duizend prenten die hij voor de
geïllustreerde bladen van zijn tijd op den
steen teekende. Loys Delteil, die ze alle be
schreef, beweert dat van de litho, die wij
hierbij afbeelden, slechts enkele drukken be
waard zijn gebleven.
Eenigen tijd geleden kwam zoo'n zeldzame
druk in een Parijsche veiling voor en we re-
produceeren dus hier een rariteit. Doch dat
is bijzaak, die echter aanleiding werd, nog
eens over Daumier te spreken en vooral, het
nog eens over de waarschijnlijke bron dier
caricaturen op de justitie van zijn tijd te
hebben. Want ze zijn wel fel en hatelijk die
bladen, en de gemoedelijke spotternij van
zooveel ander werk van den kunstenaar mist
men er in.
Hij had het wel heel erg op die heeren in
toga en bef voorzien en die tegenzin was
waarschijnlijk nog blijven zitten uit de da
gen dat ze hem zes maanden gevangenisstraf
hadden opgelegd en het verblijf in de gevan
genis van Sainte-Pélagie hem niet bijster be
koord had.
Hij had noch gestolen, noch gemoord,
slechts een prent geteekend die voor de re-
geering beleedigend was geacht. En als die
prent iiï 1831 verschijnt, is het met het door
de vingers zien van de vrijheden, die journa
listen en teekenaars zich nu en dan namen,
gedaan
Men trof in Daumier natuurlijk ook het
blad, waaraan hij medewerkte: „La Carica
ture" dat kort daarop verboden werd. Doch
reeds in 1832 richtte de eigenlijke baas van
de zaak: Philipon, een nieuw blad met pla
ten op, de „Charivari", waaraan Daumier in
den loop der jaren het meerendeel van zijn
lithographisch werk zou afstaan, en er bo
ven de gansche groep van collega's-teeke
naars als G-avarni Trimolet, Benjamin etc.
etc. zou blijven uitsteken. En in de Charivari
zullen dan ook zijn Gens de Justice iets la
ter verschijnen, als éene der geslaagdste
reeksen van zijn vruchtbaar talent.
Behalve door zijn veroordeeling en verblijf
in Sainte Pélagie had Daumier al veel eerder
met de lieden der balie kennis gemaakt, zij
het op minder onaangename wijze. Want
zijn vader had hem, den zeventienjarige, op
een deurwaarderskantoor gedaan en het
klerkje, dat scherpe oogen in den kop, maar
weinig administratief talent bezat, had alle
gelegenheid gekregen die heeren van nabij
gade te slaan. Zijn plastisch genie, later zich
ontwikkelend, toen hij van den deurwaarder
was weggeloopen en bij een eenvoudig litho
graaf leerjongen geworden was, bleef niet
lang meer onopgemerkt en ons plaatje laat
zien hoe sterk hij in gelaats- en vormexpres-
sie worden zou. Wat speciaal die gelaatsex
pressies betreft, moet het ons opvallen hoe
Daumier bijna altijd de goedkoope effecten
van verteekende koppen, te groote neuzen en
derg. versmaadt. Zijn koppen blijven, bij
alle felheid waarmee hij domheid, gemeen
heid en verdere ondeugden uitbeeldt steeds
menschelijk-waarschijnlijk, en de figuren
staan, in rust of in actie, steeds met een
verbluffende vastheid neergeschreven, waar
bij iedere lijnkronkel iets zegt en niet te ver
vangen is. Als men van een artist van de
kracht van een Daumier (of neem Dürer,
Da Vinci, Menzel of welken anderen waarlij
ken meester ook) een boek met vele repro
ducties rustig bekijkt en bestudeert, leert
men beter wat teekenen is dan door de uit
gebreidste handleiding. Dat is tenminste
een goede zijde van de overproductie aan
plaatboeken van tegenwoordig. Van een zoo
kernachtig persoonlijk type als Daumier ge
weest is valt alleen reeds door de reproduc
ties veel te leeren.
Hij is kon het anders! in zijn eigen
tijd reeds veel nagevolgd, een enkel maal
door een collega geëvenaard maar nooit
overtroffen.
Hij kwam al heel jong uit Marseille, waar
hij in 1808 geboren was, naar Parijs en heeft
aanvankelijk van allerlei gedaan om den
kost te verdienen vóór dat hij van een mid
delmatig lithograaf, Ramelet, het vak van
den steenteekenaar leerde. In het Louvre
teekende hij dag in, dag uit de antieke beeld
houwwerken na en dat zal later aan zijn
beeldend vermogen wel dien opvallend sculp-
turalen draai hebben gegeven. Toen hij een
maal met Philipon in aanraking was geko
men, lag zijn weg open voor hem. Philipon,
zelf teekenaar, doch in hoofdzaak journalist,
kon hem in zijn democratische campagne te
gen Louis Philippe, den burger-koning, best
gebruiken. Om de voorstelling van 's vorsten
hoofd als een „poire" moet de koning zelf
gelachen hebben, maar zijn raadslieden zijn
van stonde aan Philipon en Daumier vijan
dig gezind geweest.
Tijdens een straatoproer in Lyon dat door
de troepen in bloed gesmoord werd (in 1834),
vielen er vele onschuldige slachtoffers, vrou
wen en kinderen, die in hun huizen door de
soldaten gedood werden. Een der beroemdste
litho's van Daumier: de „Rue Transnonain",
gruwzaam als voorstelling, maar van een
buitengewoon tragische kracht, bewaart dooi
de eeuwen heen de herinnering aan een
fataal moment in de Fransche geschiedenis
dat door de anti-regeeringspartij natuurlijk
hevig werd uitgebuit. Door de onpersoonlijk
heid van de aanklacht die in Daumier's
prent verscholen lag, bleef deze voor vervol
ging buiten bereik en een hoogtepunt in zijn
lithografisch werk.
Men heeft langen tijd Daumier als teeke
naar geëerd en hem als schilder niet gekend.
Toen hij in 1878 stierf liet hij echter ook een
belangrijk levenswerk aan schilderijen na.
De waardeering daarvoor is echter pas na
1900 ontwaakt buiten den kring zijner vrien
den, waartoe ook de oude Corot behoorde,
die den levensavond van den grooten kun
stenaar dragelijk maakte door hem een
huisje in Barbizon te schenken en hem ver
der behulpzaam te zijn. Want een fortuin
had zijn arbeid Daumier niet opgeleverd. In
tegendeel: het had zijn oogen verzwakt en
na '70 hem vrij hulpbehoevend gemaakt.
Een goede druk van de „Rue Transnonain"
kostte vóór den oorlog van 1914 tusschen de
zes en acht honderd gulden en voor een goed
schilderij van Daumier wordt zelfs in dezen
tijd nog een kapitaal besteed.
J. H. DE BOIS.
noemt. In het gezicht van de haven is de
Hannah dus in den grond geboord.
Hoe groot de bemanning van de Hannah
was, kan op dit oogenblik nog niet worden
nagegaan. Het staat echter wel vast dat alle
opvarenden gered zijn.
Twaalf jaar geëisclit.
Wegens den moord in de
Oleanderstraat te Dotterdam.
Verdachte gedraagt zich uiterst arrogant.
Op 6 Juli van het vorige jaar werd in de
Oleanderstraat te Rotterdam een veete tus
schen den werkloozen arbeider J. V. 47 jaar
en den winkelier P. J. van Berben op bloe
dige manier beëindigd. V. drong des avonds
zeven uur den winkel binnen en bracht den
winkelier met een mes eenige gevaarlijke
wonden toe. Deze waren van dien aard, dat
de man nog in den loop van den avond is
overleden.
Dinsdagmiddag stond V. voor de Rotter-
damsche rechtbank terecht.
Er waren 17 getuigen opgeroepen. Als eer
ste werd gehoord de inspecteur van politie
J. V. Tas. Deze had de misdaad gerecon
strueerd en was daarbij tot de overtuiging
gekomen, dat van de verschillende steken,
die V. zijn slachtoffer, dat achter de toon
bank moet hebben gestaan, heeft toe
gebracht één onder den oksel doodelijk
is geweest. Hij had echter nog de
kracht om te probeeren den winkel
uit te komen. V. moet hem toen van
achteren nog verschillende steken in den
rug hebben toegebracht en in de keuken
zakte Berben in elkaar.
Tragisch waren de mededeelingen van den
tweeden getuige, een zoon van het slachtof
fer, die verklaarde dat V. dien dag al eer
der in den winkel was geweest en bedreigin
gen geuit had. De winkelier had toen ge
zegd, dat men de politie moest waarschu
wen en dat is toen ook gebeurd.
Het adres is vermoedelijk echter foutief
overgekomen, waardoor de politie te laat is
gekomen om den moord te voorkomen. Deze
getuige gaf ook inlichtingen omtrent de
aanleiding van de veete. Het bleek een geld
kwestie te zijn, terwijl bovendien V. aan van
Berben verweet, dat hij hem bij den steun
verraden had.
Toen V, zelf gelegenheid kreeg verklarin
gen af te leggen, deed hij dit op een,uiter
mate arrogante manier en vertelde o.m., dat
Berben hem steeds had gesard, en hem
meermalen bij den steun had verraden.
De Officier van Justitie eischte 1'2 jaar ge
vangenisstraf.
DRIE RECLAME-COLPORTEURS
AANGEHOUDEN.
Zij hadden hun biljetten als
oud papier verkocht.
Een. winkelier in de Bilderdijkstraat te Am
sterdam had ter gelegenheid van de seizoen
opruiming een drietal jongelieden van om
streeks 25 jaar geëngageerd om strooibiljetten
voor reclamedoeleinden op straat en langs de
huizen te verspreiden. Hij moest echter tot de
merkwaardige ontdekking komen, dat zijn
paperassen niet te bestemder plaatse, d.w.z.
bij het kooplustig puibliek terecht kwamen,
maar rechtstreeks van zijn winkel door het
leepe drietal naar een opkooper in de binnen
stad werden gebracht, waar zij voor oud papier
grif werden aangenomen.,De winkelier zag zijn
oplettendheid beloond, want het duurde niet
lang of de politie, die hij had gewaarschuwd,
slaagde er in drie papierbezorgers aan te hou
den toen zij zich met een baal bij den opkoo
per meldden. Zij zijn opgesloten.
DOOR GEOPEND VALLUIK GEVALLEN.
Slachtoffer overleden.
Maandagavond is de 64-jarige stucadoor
P. Wijshoff te Papenhoven (L.) op den zol
der van zijn huis door een geopend valluik
gevallen. De man liep een ernstige hersen
schudding op, aan de gevolgen waarvan hij
Woensdag te zijnen huize is overleden.
Vader zette zijn stiefzoontje en
diens vriendje lot diefstal aan.
Rijwielachterlichtjes moesten het ontgelden.
Dinsdagmorgen is ter beschikking van de
juistitie te Arnhem gesteld een zekere G„ in
woner dier gemeente, die zijn 10-jarig stief
zoontje en diens 14-jarig vriendje aanzette
tot diefstal van rijwielachterlichtjes. De man
gaf den kinderen voor de ontvreemde lichtjes
eenige centen en verhandelde die op de week
markten. Veertien diefstallen werden bekend.
Nog niet alle eigenaren der gestolen achter
lichtjes hebben echter ao~-*ifte gedaan.