ONDERZEEËR TORPEDEERT HOLLANDSCH SCHIP. Minister Patijn wil aanpassing aan nieuwen toestand. VwwKOtcf Insiantfne Kunst in Haarlem en daarbuiten. WOENSDAG 12 JANUARI 1938 EERSTE KAMER. Erkenning van Abessynië van belang geacht. De interpellatie Vorrink. Op de gereserveerde tribune tal van Tweede-Kamerleden, vreemde diplomaten, prof. Francois, chef van de Volkenbondaf- deeling van Buitenlandsche Zaken, en vele andere belangstellenden. .En op de publieke tribune al evenzeer een geweldige opkomst. Alles uiterlijke teekenen van het feit, dat er 'heden in de Eerste Kamer een inderdaad ook ver buiten de landsgrenzen met eenige spanning tegemoet geziene discussie zou plaats vinden. Achter de Regeeringstafel Minister Patijn en tevens de Minister-President Dr. Colijn, die geenszins allen den rol van stillen ge tuige vervulde, maar die vrij druk contact met verschillende senatoren ontwikkelde, soms door hoofdknikken een zichtbaar deel aan het debat nam en zich soms tot minister Patijn richtte. Slechts van één groep, van de R.-K. frac tie, bleek de woordvoerder, Mr. v. Lan- schot, vrijwel onverdeelden steun aan den Minister te willen geven. "Ook de christelijk- historische fractie-aanvoerder Prof. d e gavornin Lohman kan met Minister Patijn meegaan, wat betreft het streven om de inpalming van Abessynië te erkennen, maarde wijze waarop droeg zijn instem ming geenszins weg. Met name achtte hij het verkeerd, dat de Minister tot polsen van de overige Oslo-staten was overgegaan om daarna nog weer te willen aankloppen bij Engeland en Frankrijk. Aldus juist trad Ne derland te veel op den voorgrond, waarbij men bovendien een riskant zaakje ondernam, want er konden wel eens heele of halve wei geringen volgen. Daarom ware het in de oogen van dezen spreker veel beter geweest als we gewoonweg op ons eentje besloten hadden een gezant bij den Koning van Italië, Keizer .van Ethiopië te benoemen, aldus „ons verlies nemend" dw.z. constateer end, dat we ons bij het door Italië behaalde feitelijke succes, na zijn „gruwelijke rechtsbreuk", hadden neer te leggen. Een soortgelijk verwijt het zich richten tot de jpslostaten, in plaats van heelemaal zelfstandig te werk te gaan had de Mi nister ook van Mr. v Ves sem (nat. soc.) in ontvangst te nemen, terwijl vele sprekers van meening waren, dat het door de Regee ring gemaakte onderscheid tusschen erken ning-de facto en erkenning-de jure mis plaatst was. De interpellant Vorrink (s.-d.), die wel een buitengewoon knap spreker is, verweet bovenal aan de Regeering, dat het er lang zamerhand veel van heeft alsof Nederland bezig is ontrouw te worden aan de Volken bondsbeginselen. Daargelaten nog, dat het volgens spr. voor betwisting vatbaar is (Prof. v. Embden sloot zich hierbij later aan), of men inderdaad kan zeggen, dat de verove ring van Abessynië een feit is, kon hij niet inzien welk belang wij hadden bij het ma ken van zulk een haast met een erkenning van een door geweld tot stand gekomen ter ritoriale regeling. Dit laatste ware in strijd met wat niet alleen het Volkenbondshand vest zelf inhoudt, maar ook met verschil lende o.m. dank zij onze medewerking tot stand gekomen uitspraken van Genève. Nadat nu de interpellant een achttal vra gen had gesteld, gaf Minister Patijn te ver staan, dat zijn initiatief had plaats gehad zonder eenige ruggespraak met wien ook en dat hij beoogd had te bereiken', dat, als de Oslo-staten het eens werden, zij van hun plan tot de facto-erkenning aan Engeland en Frankrijk kennis zouden geven. Van over haasting kon men hier kwalijk spreken, want de Koning van Italië had nu al bijkans twee jaar geleden den titel van Keizer van Ethio pië aangenomen. Den Minister had het ge hinderd, dat wij iets wat een feit is de bezetting van Ethiopië maar zouden moe ten blijven negeeren, totdat het den grooten mogendheden zou behagen, zelf tot erken ning over te gaan. Onze traditioneele zelfstandigheidspoli- tiek eischte juist hier niet als schapen ach ter Engeland en Frankrijk aan te loopen, doch zelf uit te maken, wat wij wilden doen. Dat Den Haag bij de Oslo-state.n had aan geklopt was ook alweer niets bijzonders, want aldus plegen wij immers nu reeds een achttal jaren in tal van internationale kwes ties te werk te gaan. Tegenover 's heeren Vorrink's beroep op vroegere Volkenbondsuitspraken, stelde de Minister, dat er sedert juist zooveel is ver anderd in en met betrekking tot den Volken bond, dat wij aan die oude uitspraken niet meer vastzitten. 'Minister Patijn ontkende met nadruk, dat erkennen goedkeuren in zich zou sluiten. Dus het constateeren van een feit kon nooit in strijd wezen met een zedelijk beginsel. „De geschiedenis, de natuur is vol hardhe den. Door dat te zien. te erkennen, keuren we het nog niet goed". Het verzoek van den interpellant om nog iets mee te deelen van den huidigen stand van het overleg met de Oslo-staten, wees de Minister vierkant af, gelijk hij evenmin uit sluitsel wenschte te geven omtrent de vraag, wat Den Haag zal doen, als de overige Oslo- staten alleen of in meerderheid op het oogenblik niet tot de bedoelde erkenning wil len overgaan In tweede instantie merkte de heer Vorrink o.m. nog op, dat wij dit initia tief niet zonder dwingende noodzaak had den moeten nemen en dat hem ontgaan was, welke dwingende noodzaak er aanwezig was geweest voor de stappen van Minister Patijn. Wij hadden dit geval als een zaak moeten behandelen, welke den Volkenbond aan gaat, en zoolang de Bondsresoluties niet zijn opgeheven, ging het niet aan in strijd daar mee te handelen. De Regeering, zoo merkte de interpellant, nog op, dient meer acht te slaan op de gevoelsoverwegingen voortsprui tend uit het rechtsbewustzijn. Ook Prof. Anema liet een soortgelijk geluid hoor en, toen hij de Regeering, nu zij eenmaal dit initiatief genomen heeft, toch in zeer ern stige overweging gaf zoowel om rechts als om moreele motieven, verder de uiterste voorzichtigheid in acht te nemen, en toen hij te kennen gaf, dat het bij uitstek op den weg van een Nederlandsche Regeering ligt om te vermijden aanleiding te geven tot ver zwakking van het teere internationale rechtsbesef. Na eerst duidelijk te hebben gemaakt, dat erkennen niets anders beteekent dan da.t men een staat beschouwt als lid van de staten gemeenschap, waarmee men regelmatig wil verkeeren, zoodat men dan bestaande verhou dingen erkent, zonder zich uit te spreken over de al of niet rechtmatigheid van de wijze waarop de toestand in kwestie is ont staan, en na onderstreept te hebben, dat de Minister in dit geval nu maar beter deed heel dat kunstmatige onderscheid tusschen de facto- en de jure erkenning op te bergen, kwam spr. tot een zeer belangrijk volken rechtelijk punt In het oude volkenrecht, dat geweld als normaal „rechtsmiddel kende, was annexatie gelijk t.a.v. Ethiopië is toege past een volkomen wettig middel. Maar. er is iets veranderd in de wereld. Sinds den Volkenbond en sinds allerlei in de laatste 20 jaren verkondigde leerstellingen (Stim- sonleer) en uitgevaardigde resoluties van Genève, heeft men tot plicht om te onder zoeken^ of een nieuwe, bestaande, territo riale situatie op rechtmatige wijze is ge schapen. Zeker, in elk rechtsstelsel wordt men soms ook wel genoodzaakt met onrecht genoegen te nemen. b.v. na een zekere ver jaringstermijn. Welaan, te snel heeft de Regeering besloten in het geval van Abes synië, het onrecht te aanvaarden. Te snel, aangezien de heele toestand, waarvoor we staan, uiterst moeilijk is. Mag men nu maar zonder meer zeggen: de Volkenbond van nu is niet meer die van 1932 en dus zijn we van de destijds aanvaarde ver plichtingen ontslagen? Zoo ja, dan zouden we bij een even- tueele mededeeling in zake erkenning, toch in elk geval een voorbehoud moeten ma ken met betrekking tot de wijze waarop de nieuwe situatie van Abessynië in het leven is geroepen. Gezien alle moeilijkheden had Prof. Anema echter liever gezien, «lat onze Regee ring het initiatief achterwege had gelaten. En wanneer de Minister het had over onze nationale waardigheid, dan rees toch ook de vraag, of het daarmee wel in overeenstemming is, dat wij ons door Italië de wet laten voor schrijven in zake de wijze, waarop wij een ge zant bij dat rijk willen benoemen. Prof. de Savornin Lohman (c.h.) on derstreepte nog eens, dat het erkennen van het feit, niets- te maken had met de recht matigheid van hetgeen aan het feit was vooraf gegaan. Spr. beschouwde hetgeen de Regee ring had ondernomen, als een poging tot stappen in de richting van opneming van Italië in een blok van landen, die, los van ideologieën den vrede willen dienen, zienswijze, die Minister Colijn hartelijk ja deed schudden. Prof. v. Embden (v.d.) noemde het oogen blik voor het initiatief slecht gekozen, achtte heel het gedoe met den titel van het Italiaan- sche staatshoofd een „smakelooze overhaaste glorificatie van de verovering", waaraan wij niet moesten meewerken. Spr. keurde het af, dat een kleine staat gaat aansporen om hoog houding van het recht prijs te geven, zoodat hij den Minister dringend verzocht zijn po gingen verder te staken. De Minister bleef volhouden, dat de facto- erkenning precies uitdrukt, wat we willen, nl. dat we op het oogenblik de souvereiniteit van Italië over Abessynië erkennen, zonder ons over de duurzaamheid uit te spreken. Op de vraag hoe dan eenmaal zal blijken, dat we eventueel tot een de-jure-erkenning overgaan bleef hij echter het antwoord schuldig. Tegenover de vraag, waarom wij het initia tief hadden genomen, plaatste Mr. Patijn de wedervraag, waarom niet? Om daarna te ver kondigen, dat de Volkenbond van nu af buiten deze zaak staat, dank zij de intrekking van de sancties. Just ter gelegenheid daarvan heeft echter de Volkenbondsvergadering een motie aangenomen van trouw aan de Bondsbeginse- len en aldus het wezen dier motie aan het beginsel van niet-erkenning van met ge weld geschapen territoriale regelingen! Met allen eerbied voor andere gevoelsover wegingen wenschte de Minister te onderstre pen en dat verdient zeker nog aandacht dat deze niet in den weg mochten staan aan het groote internationale belang, dat z.i. wel licht te bereiken viel, te weten: meehelpen aan gedeeltelijke wegneming van internationale spanningen. Hierop gaf de interpellant nog te verstaan, dat ontspanning in de groote internationale politiek alleen deugdelijk had kunnen worden nagestreefd door onderling; overleg van alle landen, welke aan de saneties hadden deelge nomen. Een motie bleef, terecht, achterwege. Ongetwijfeld moet het debat den Minister wel wat geleerd hebben. Thans dient verder afgewacht of hij gehoor zal geven aan de waarschuwende woorden door verschillende sprekers tot hem gericht. INBRAAK IN GOEDERENLOODS VAN DE SPOORWEGEN. In den nacht van Maandag op Dingdag hebben inbrekers zich toegang verschaft tot de goederenloods van de Nederlandsche spoor wegen te Vriezenveen. Door een raam zijn zij naar binnen geko men. Een pak goederen van de firma Jansen en Tilanus te Vriezenveen, dat daar was opge slagen en een groote waarde vertegenwoor digde, wordt vermist. Enkele andere pakken werden opengebro- 'ken, doch daaruit is niets ontvreemd Om wat migraine, zoo'n beetje schele hoofdpijn de afspraak niet nakomen? 1 of twee tabletten Instantine en de pijn is verdwenen! Dus onthoudt stilt «n voorkomt pijnon! Op 47 mijl afstand van Valencia. Alle leden der beman ning gered. Volgens via Barcelona te Londen uit Alicante ontvangen berichten, later bevestigd door een mededeeling van het Spaansche pers agentschap te Valencia, is het Nederlandsche s.s. „Hannah" van de N.V. Stoomschip Maatschappij Hannah (F. W. Uittenbogaart) te Rotter dam, door een onbekenden onderzeeër op 47 mijl van Valencia, tus schen deze stad en Alicante, zes mijl buiten de kaap San Antonio, getorpedeerd. De onbekende duikboot verdween onmiddellijk na den aanval. Het kustwachtstation van de kaap San Antonio nam het eerst het gebeurde waar. Het was toen 12.30 uur. De „Hannah" had de machines reeds stop gezet en was bezig de reddingbooten uit te zetten. Ter stond werd door de scheepvaartautoriteiten van Alicante en uit Davea, een visschersdorp, assistentie derwaarts gezonden. Spoedig was het schip bereikt. Alle opvarenden konden in veilig heid worden gebracht. De „Hannah" meet bruto 3730 ton, netto 2311 en is in 1913 te Newcastle gebouwd. Het schip beoefende de wilde vaart, hoofdzakelijk op de havens van de Middellandsche en de Zwarte Zee. De laatste maal dat het in de thuishaven, Rotterdam, geweest is was in Mei van het vorige jaar. Het was toen op den llden van die maand met een lading graan uit Braila (Roemenië) in de Maashaven aan gekomen. Op 22 Mei daaropvolgend was het in ballast naar Bremen vertrokken en sinds dien niet meer naar Nederland teruggekeerd. Op 1 Januari j.l. echter was het schip uit Ant werpen naar Barcelona vertrokken. Uit het telegram van het Spaansche persagentschap te Valencia blijkt, dat de Hannah een lading tarwe en boonen aan boord had, terwijl dit telegram als plaats van bestemming Valencia De roofmoord te Sittard. (Adv. Ingez. Med.) Twee werkloozcn aangehouden. In verband met den roofmoord, welke Zaterdagavond op den Berger- weg nabij Sittard is gepleegd op den 19-jarigen kruideniersbediende Koop- mans, heeft de politie te Sittard aan gehouden den 23-jarigen E. en den 40-jarigen H. beiden uit Sittard en werkloos. Iets over Daumier en zijn advocaten-charges. Honoré Daumier, zeker een der machtigste teekenaars van de negentiende eeuw, is bij het groote publiek vooral door zijn scherpe, maar magistraal uitgevoerde charges op de hanteerders der geschreven wet, op de Gens de Justice, populair geworden. Toch vormen die slechts een kleine serie tusschen de meer dan vier duizend prenten die hij voor de geïllustreerde bladen van zijn tijd op den steen teekende. Loys Delteil, die ze alle be schreef, beweert dat van de litho, die wij hierbij afbeelden, slechts enkele drukken be waard zijn gebleven. Eenigen tijd geleden kwam zoo'n zeldzame druk in een Parijsche veiling voor en we re- produceeren dus hier een rariteit. Doch dat is bijzaak, die echter aanleiding werd, nog eens over Daumier te spreken en vooral, het nog eens over de waarschijnlijke bron dier caricaturen op de justitie van zijn tijd te hebben. Want ze zijn wel fel en hatelijk die bladen, en de gemoedelijke spotternij van zooveel ander werk van den kunstenaar mist men er in. Hij had het wel heel erg op die heeren in toga en bef voorzien en die tegenzin was waarschijnlijk nog blijven zitten uit de da gen dat ze hem zes maanden gevangenisstraf hadden opgelegd en het verblijf in de gevan genis van Sainte-Pélagie hem niet bijster be koord had. Hij had noch gestolen, noch gemoord, slechts een prent geteekend die voor de re- geering beleedigend was geacht. En als die prent iiï 1831 verschijnt, is het met het door de vingers zien van de vrijheden, die journa listen en teekenaars zich nu en dan namen, gedaan Men trof in Daumier natuurlijk ook het blad, waaraan hij medewerkte: „La Carica ture" dat kort daarop verboden werd. Doch reeds in 1832 richtte de eigenlijke baas van de zaak: Philipon, een nieuw blad met pla ten op, de „Charivari", waaraan Daumier in den loop der jaren het meerendeel van zijn lithographisch werk zou afstaan, en er bo ven de gansche groep van collega's-teeke naars als G-avarni Trimolet, Benjamin etc. etc. zou blijven uitsteken. En in de Charivari zullen dan ook zijn Gens de Justice iets la ter verschijnen, als éene der geslaagdste reeksen van zijn vruchtbaar talent. Behalve door zijn veroordeeling en verblijf in Sainte Pélagie had Daumier al veel eerder met de lieden der balie kennis gemaakt, zij het op minder onaangename wijze. Want zijn vader had hem, den zeventienjarige, op een deurwaarderskantoor gedaan en het klerkje, dat scherpe oogen in den kop, maar weinig administratief talent bezat, had alle gelegenheid gekregen die heeren van nabij gade te slaan. Zijn plastisch genie, later zich ontwikkelend, toen hij van den deurwaarder was weggeloopen en bij een eenvoudig litho graaf leerjongen geworden was, bleef niet lang meer onopgemerkt en ons plaatje laat zien hoe sterk hij in gelaats- en vormexpres- sie worden zou. Wat speciaal die gelaatsex pressies betreft, moet het ons opvallen hoe Daumier bijna altijd de goedkoope effecten van verteekende koppen, te groote neuzen en derg. versmaadt. Zijn koppen blijven, bij alle felheid waarmee hij domheid, gemeen heid en verdere ondeugden uitbeeldt steeds menschelijk-waarschijnlijk, en de figuren staan, in rust of in actie, steeds met een verbluffende vastheid neergeschreven, waar bij iedere lijnkronkel iets zegt en niet te ver vangen is. Als men van een artist van de kracht van een Daumier (of neem Dürer, Da Vinci, Menzel of welken anderen waarlij ken meester ook) een boek met vele repro ducties rustig bekijkt en bestudeert, leert men beter wat teekenen is dan door de uit gebreidste handleiding. Dat is tenminste een goede zijde van de overproductie aan plaatboeken van tegenwoordig. Van een zoo kernachtig persoonlijk type als Daumier ge weest is valt alleen reeds door de reproduc ties veel te leeren. Hij is kon het anders! in zijn eigen tijd reeds veel nagevolgd, een enkel maal door een collega geëvenaard maar nooit overtroffen. Hij kwam al heel jong uit Marseille, waar hij in 1808 geboren was, naar Parijs en heeft aanvankelijk van allerlei gedaan om den kost te verdienen vóór dat hij van een mid delmatig lithograaf, Ramelet, het vak van den steenteekenaar leerde. In het Louvre teekende hij dag in, dag uit de antieke beeld houwwerken na en dat zal later aan zijn beeldend vermogen wel dien opvallend sculp- turalen draai hebben gegeven. Toen hij een maal met Philipon in aanraking was geko men, lag zijn weg open voor hem. Philipon, zelf teekenaar, doch in hoofdzaak journalist, kon hem in zijn democratische campagne te gen Louis Philippe, den burger-koning, best gebruiken. Om de voorstelling van 's vorsten hoofd als een „poire" moet de koning zelf gelachen hebben, maar zijn raadslieden zijn van stonde aan Philipon en Daumier vijan dig gezind geweest. Tijdens een straatoproer in Lyon dat door de troepen in bloed gesmoord werd (in 1834), vielen er vele onschuldige slachtoffers, vrou wen en kinderen, die in hun huizen door de soldaten gedood werden. Een der beroemdste litho's van Daumier: de „Rue Transnonain", gruwzaam als voorstelling, maar van een buitengewoon tragische kracht, bewaart dooi de eeuwen heen de herinnering aan een fataal moment in de Fransche geschiedenis dat door de anti-regeeringspartij natuurlijk hevig werd uitgebuit. Door de onpersoonlijk heid van de aanklacht die in Daumier's prent verscholen lag, bleef deze voor vervol ging buiten bereik en een hoogtepunt in zijn lithografisch werk. Men heeft langen tijd Daumier als teeke naar geëerd en hem als schilder niet gekend. Toen hij in 1878 stierf liet hij echter ook een belangrijk levenswerk aan schilderijen na. De waardeering daarvoor is echter pas na 1900 ontwaakt buiten den kring zijner vrien den, waartoe ook de oude Corot behoorde, die den levensavond van den grooten kun stenaar dragelijk maakte door hem een huisje in Barbizon te schenken en hem ver der behulpzaam te zijn. Want een fortuin had zijn arbeid Daumier niet opgeleverd. In tegendeel: het had zijn oogen verzwakt en na '70 hem vrij hulpbehoevend gemaakt. Een goede druk van de „Rue Transnonain" kostte vóór den oorlog van 1914 tusschen de zes en acht honderd gulden en voor een goed schilderij van Daumier wordt zelfs in dezen tijd nog een kapitaal besteed. J. H. DE BOIS. noemt. In het gezicht van de haven is de Hannah dus in den grond geboord. Hoe groot de bemanning van de Hannah was, kan op dit oogenblik nog niet worden nagegaan. Het staat echter wel vast dat alle opvarenden gered zijn. Twaalf jaar geëisclit. Wegens den moord in de Oleanderstraat te Dotterdam. Verdachte gedraagt zich uiterst arrogant. Op 6 Juli van het vorige jaar werd in de Oleanderstraat te Rotterdam een veete tus schen den werkloozen arbeider J. V. 47 jaar en den winkelier P. J. van Berben op bloe dige manier beëindigd. V. drong des avonds zeven uur den winkel binnen en bracht den winkelier met een mes eenige gevaarlijke wonden toe. Deze waren van dien aard, dat de man nog in den loop van den avond is overleden. Dinsdagmiddag stond V. voor de Rotter- damsche rechtbank terecht. Er waren 17 getuigen opgeroepen. Als eer ste werd gehoord de inspecteur van politie J. V. Tas. Deze had de misdaad gerecon strueerd en was daarbij tot de overtuiging gekomen, dat van de verschillende steken, die V. zijn slachtoffer, dat achter de toon bank moet hebben gestaan, heeft toe gebracht één onder den oksel doodelijk is geweest. Hij had echter nog de kracht om te probeeren den winkel uit te komen. V. moet hem toen van achteren nog verschillende steken in den rug hebben toegebracht en in de keuken zakte Berben in elkaar. Tragisch waren de mededeelingen van den tweeden getuige, een zoon van het slachtof fer, die verklaarde dat V. dien dag al eer der in den winkel was geweest en bedreigin gen geuit had. De winkelier had toen ge zegd, dat men de politie moest waarschu wen en dat is toen ook gebeurd. Het adres is vermoedelijk echter foutief overgekomen, waardoor de politie te laat is gekomen om den moord te voorkomen. Deze getuige gaf ook inlichtingen omtrent de aanleiding van de veete. Het bleek een geld kwestie te zijn, terwijl bovendien V. aan van Berben verweet, dat hij hem bij den steun verraden had. Toen V, zelf gelegenheid kreeg verklarin gen af te leggen, deed hij dit op een,uiter mate arrogante manier en vertelde o.m., dat Berben hem steeds had gesard, en hem meermalen bij den steun had verraden. De Officier van Justitie eischte 1'2 jaar ge vangenisstraf. DRIE RECLAME-COLPORTEURS AANGEHOUDEN. Zij hadden hun biljetten als oud papier verkocht. Een. winkelier in de Bilderdijkstraat te Am sterdam had ter gelegenheid van de seizoen opruiming een drietal jongelieden van om streeks 25 jaar geëngageerd om strooibiljetten voor reclamedoeleinden op straat en langs de huizen te verspreiden. Hij moest echter tot de merkwaardige ontdekking komen, dat zijn paperassen niet te bestemder plaatse, d.w.z. bij het kooplustig puibliek terecht kwamen, maar rechtstreeks van zijn winkel door het leepe drietal naar een opkooper in de binnen stad werden gebracht, waar zij voor oud papier grif werden aangenomen.,De winkelier zag zijn oplettendheid beloond, want het duurde niet lang of de politie, die hij had gewaarschuwd, slaagde er in drie papierbezorgers aan te hou den toen zij zich met een baal bij den opkoo per meldden. Zij zijn opgesloten. DOOR GEOPEND VALLUIK GEVALLEN. Slachtoffer overleden. Maandagavond is de 64-jarige stucadoor P. Wijshoff te Papenhoven (L.) op den zol der van zijn huis door een geopend valluik gevallen. De man liep een ernstige hersen schudding op, aan de gevolgen waarvan hij Woensdag te zijnen huize is overleden. Vader zette zijn stiefzoontje en diens vriendje lot diefstal aan. Rijwielachterlichtjes moesten het ontgelden. Dinsdagmorgen is ter beschikking van de juistitie te Arnhem gesteld een zekere G„ in woner dier gemeente, die zijn 10-jarig stief zoontje en diens 14-jarig vriendje aanzette tot diefstal van rijwielachterlichtjes. De man gaf den kinderen voor de ontvreemde lichtjes eenige centen en verhandelde die op de week markten. Veertien diefstallen werden bekend. Nog niet alle eigenaren der gestolen achter lichtjes hebben echter ao~-*ifte gedaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 5