Het groote Avontuur Met immer groeiende spanning verbeidt het Nederlandsche volk het bericht van het blijde gebeuren in zijn vorstenhuis. De enorme belangstelling welke Zaterdag bij paleis Soestdijk heerschte geeft een treffend beeld van dit intens medeleven Ir. W. Kamp hoofdingenieur bij den dienst der Zuiderzeewerken, die, tijdens het buitenlandsch verlof van prof. ir. J. J. I. Sprenger, diens colleges aan de Technische Hoogeschool te Bandoeng zal v/aarnemen Teneinde ook des avonds op de wegen rond het paleis Soestdijk stilte te verzeke ren, zijn aan de borden die straks het verkeer rich ting zullen geven lantaarns aange bracht Minister-president dr. H. Colijn bezocht Zaterdag de auto mobielen-tentoonstelling in het R.A.I.-gebouw te Amster dam. Z. Exc. tijdens den rondgang Zuster Trijntje Boonstra, die als verpleegster van H. K. H. Prinses Juliana op het paleis Soestdijk verblijft, maakte Zaterdag een wandeling in de omgeving van het paleis Z. K. H. Prins Bernhard maakte Zaterdag wederom een autorit in Zijn nieuwe auto. De Prins, wiens oogen door een donkeren bril tegen het felle zonlicht beschermd zijn, be antwoordt vriendelijk de begroetingen De sneltrein Londen Bradford liep nabij Bedford in volle vaart op een stil- staanden trein waarbij 1 persoon werd gedood en velen gewond werden. Een detail van den geweldigen chaos die door de botsing werd veroorzaakt FEUILLETON 13) Roman uit de Tropen door FRANS DEMERS. De eerste ochtend was voor Riefenberg rijk aan afwisseling. Hij was de eenige passagier, die te Evennaarsstad aan boord was gekomen en knoopte kennis aan met een paar staats ambtenaren, die de reis meemaakten. Zijn belangstelling ging vooral naar de kakelende inlanders, die op het onderdek door elkaar wemelden. Soms wees men hem de duikende gedaante van een krokodil of de zwarte sil houetten van in de boomkruinen dansende apen. Zoo kwam de eerste namiddag. De zon brandde geweldig en op het bootje was het snikheet, De wanne lucht trilde boven het water. De passagiers lagen loom in hun vouw stoelen. De reuk van zweetende negers, macbyne-olie en maniokbloem, zweefde over het aek. Tegen den avond legde men aan bij den oever en toen het licht brandde, kwamen „ephemeren", muskieten en nachtvlinders rond de lampen dansen en tuimelden in en op alles wat zich op de eettafel bevond. Gansch den nacht dreunde het onder het dek van de houtblokken, die tierende negers er neersmakten, want bij elk oponthoud moest de voorraad brandstoffen worden aangevuld De eenige toevlucht voor de passagiers wa ren de enge kajuitenen dan nog Riefenberg lag bijna naakt op zijn brits, voet de zich onpasselijk tengevolge van de hitte en onaangename geuren. Met een handdoek veegde hij voortdurend het zweet van zijn ge acht en als eenige afleiding volgde bü op den wand van de kajuit het zenuwachtige spel van reusachtige bruine kakkerlakken, die met schuwe schokken heen en weer schoten of ergens stil bleven zitten, terwijl hun voelsprieten door elkaar wriemelden. En den volgenden morgen was de fut bij den journalist er uit, tot groote voldoening- van zijn medereizigers, de oude kolonisten, die hem den vorigen dag medelijdend had den aangezien, toen hij den boottocht als een prettig reisje bestempelde. Soms legde de „Duc de Brabant" even aan bij een hout- of staatspost. Dan kwamen negers met kleine prauwen en boden vruchten te koop aan. Zij plonsden in het water om leege flesschen op te halen, die de blanken overboord wierpen. Riefenberg kon ook even aan wal gaan en keek inet belangstelling naar de zwarte oeverbewoners en hun pri mitieve, armoedige hutten. Dat was nog de eenige afleiding. Het doellooze leven aan boord werd even wel met den dag zwaarder en eentoniger en het trage tempo, waarmede het bootje vor derde, maakte Riefenberg razend. Daarom ook was hij zoo verheugd, toen eindelijk in den namiddag van den achtsten dag, Wa- henia in zicht kwam. Een aanlegkade was er niet. De „Duc de Brabant" gleed langs den met sierlijke palm- boomen begroeiden oever en bleef eindelijk stil liggen tegenover een reeks van gebouwtjes Daar werd het anker uitgeworpen. Naakte glimmende inlanders sprongen te water met kabels, die zij aan betonnen palen vastleg den. De loopplank werd uitgelegd en Riefen berg stapte aan wal. Eindelijk dus bevond hij zich te Wahenia. bet uitgangspunt van zijn tocht naar de goud mijnen, het gebied waar Ada rijen had ge leefd. Een oogenblik had de journalist gevreesd, dat de troostelooze indruk van Evenaarsstad zich zou herhalen maar dadelijk bemerkte hij, dat Wahenia een geheel ander centrum was. Hier heerschten deukte en beweging; zware vrachtauto's en sierlijke personenwagens snorden over de asfaltwegen langs prachtige gebouwen. Terwijl hij om zich heen keek, hadden twee in smetteloos blank gekleede negers zijn bagage gegrepen. Op het hoofd droegen zij een mutsje, waarop stond te lezen „Hotel des Chutes". Zij maakten dadelijk aanstalten om te vertrekken. Riefenberg knikte. „Hotel des Chutes", of een ander dacht hij en volgde de dragers. Niet ver van den stroom las hij inderdaad op een groot, blank gebouw den naam van het hotel. Er omheen strekte zich een terrein met in drukwekkende palmboomen uit, temidden waarvan twee tennisvelden waren aangelegd. In de gelagzaal zaten verscheidene gasten en de hoffelijke waard leidde hem naar een frissche kamer met moderne badinrichting. De journalist kon niet nalaten zijn verheug de verwondering uit te drukken over het aangename verschil met het hotel uit Eve naarsstad. O, antwoordde de waard, er is geen ver gelijking mogelijk, dat zult u nog beter kun nen zien bij nadere kennismaking met de stad. Wahenia, mijnheer, is een bedrijvig centrum dat zijn bloei heeft te danken aan de goudmijnen van Loepoeta. Nadat Riefenberg een bad genomen en van kleeren verwisseld had, voelde hij zich een heel ander mensch en was de beklemming van de vorige dagen geweken. Vóór het avondmaal slenterde hij even door de tuinen van het ho tel, waar bij electrisch licht werd getennist. In, de stemmige eetzaal stonden de tafels rijkelijk gedekt en de journalist liet zich het figuurtjes op het papier. Morgen, daclit hij, begint pas het leven Zijn plan stond vast. Hij zou zich eerst van zijn journalistieke taak kwijten: een reeks artikelen ever het goudland, om zich dan aan de Ada Hjenzaak te wijden. Hij was zeer om zichtig te werk gegaan. Nergens, sedert zijn aankomst in Kongo, had hij verteld, dat hij journalist was. In het hotel te Wahenia viel niemand hem lastig en geen enkele van de gasten scheen belang in hem te stellen. Dit verheugde hem, want hier immers moest hij nu alles verwachten. Eerst zou hij zich in verbinding stellen met den gouverneur van de provincie. Dit was langs officieelen weg van zijn komst gewaar schuwd en zou vermoedelijk nieuws hebben over de wijze waarop hij zich naar de mijnen moes. begeven. Vóór zijn vertrek zou hij dan ook trachten kennis te maken met den heer Reading, want daar immers lag het uitgangs punt van zijn onderzoek. Den volgenden morgen telefoneerde Rie fenberg naar het kabinet van den gouverneur. Een secretaris antwoordde, dat Zijne Excellentie op hem wachtte en vijf minuten later stopte een regeeringsauto voor het hotel om hem te halen. De ontvangst was zeer gul, te meer daar de heer De Bafort reeds een en ander van Riefenberg had gelezen in verband met zijn vorige reizen. Ja, zei de gouverneur, als ik had gewe ten, dat u liefst zoo vlug mogelijk kennis wou maken met de goudmijnen, dan zou ik het noodige hebben gedaan. Nu, dat zal wel te regelen zijn, daar de directeur-generaal van de mijnen in den afgeloopen nacht naar Wa henia is gekomen. Wij zullen hem straks even opbellen. Er ontwikkelde zich een' 'gesprek tusschen de twee mannen en de journalist toekende enkele verklaringen op aangaande den toe stand van de Oostelijke provincie. Tenslotte stelde de gouverneur voor per auto een klein ritje door de stad te maken. Toen zij aanstalten maakten om te vertrek ken, rinkelde de telefoon. Een oogenblik, verontschuldigde zich de beer De Bafort. Riefenberg hoorde hem zeg gen: Nee, dat kan nu niet, waarde vriend, ik heb bezoekDe heer RiefenbergDaar op volgde een stilte. Dan ging de ambtenaar voort: Ja, natuurlijk. Ik had vanavond.Aan de andere zijde van de draad werd die zin onderbroken. Wacht even, zei dan de gouverneur, en wendde zich tot den journalist, terwijl hij de hand op de schelp van den spreekhoorn legde. Dat is een gelukkig toeval. Kent u den heer Reading? Jawel, antwoordde de journalist ver baasd, op het ministerie van Koloniën heeft men mij een en ander over hem verteld. Wel, ik heb hem hier juist aan den draad. Hij is in gezelschap van den directeur- generaal naar de hoofdstad gekomen. Ik noemde uw naam en hij heeft toevallig ver nomen dat, met het oog op uw bezoek aan de goudmijnen, het noodige werd gedaan. Samen met den heer Benoit moet ik vanavond bij hem dineeren en de heer Reading vraagt of u meekomt. Dan kunt u meteen uw zaken rege len. Graag, antwoordde Riefenberg, Dat Is erg vriendelijk. In orde, riep de gouverneur in de tele foon. Even later reed de auto met de tweie man nen door de lanen van den post. Zij bezochten de centrale gevangenis, het hospitaal, het liefdadigheidswerk voor de inlandsche kinde ren en de vakschool voor negers, Riefenberg werd aan entelbare personen voorgesteld er snel toekende hij de bijzonderheden op, dif hem over alles en nog wat werden medege deeld. Daarna begaven zij zich tot even buiten d< stad, liepen door een strook kreupelhout ei kwamen bij de bekende Tshopo-watervallea (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 10