Spoedige beslissing over verlaging gedistilleerd-accijns EEN INTERVIEW MET GENERAAL HIRO-SJIMA, Echt en goed Televisie-uitzendingen in voorbereiding? Kunst in Haarlem en daarbuiten. Handelaren in foezel gearresteerd. WÖEN'SDA'G 26 JANUARI 1938 opper-bevelhebber der Japansche troepen in Sjang-Hai. Door Mr. CRECORIUS FREIJDANCK, praesident der Rijnlandsche Academie te Haarlem. Reeds lang had ik het plan opgevat generaal Hiro Sjima, den leider der Japansche troepen m China, te interviewen. De geruchten van net Oostelijk front kwamen zoo verward over, zoo vele verdichtsels over de wreedheden der Japanners, de verwoestingen van het ge schut, en de laagheden der Chineezen deden de ronde, dat slechts 'n teug aan de oorspron kelijke bron mijn wetenschappelijke dorst vermocht te lesschen. En wie kon als zoodanig beter worden aangemerkt dan generaal Hiro Sjima zelf? Alleen, ik moest mij haasten. Men gaat daar ginds met generaals even achteloos om als in Mexico met presidenten, en de kans was groot, dat, wanneer ik met de boot ging, bij mijn aankomst geen sterveling nog iets van generaal Hiro-Sjima zou afweten. Dus bestelde ik bij de Trans-Siberische Lucht vaartmaatschappij een plaatsje aan het raam en vertrok op een vroegen zonnigen ochtend naar China. De reis duurde juist een week. Volgens den piloot was zij voorspoedig, maar ik voor mij hield bij den zandstorm boven Tobolsk en vooral tijdens het nijpende benzine-gebrek boven Lan-Tsjou mijn hart vast. Doch daar over een ander maal. Sjang-Hai was de plaats waar wij, volgens den prospectus, zou den aankomen, en in Sjang-Hai kwamen wij ook inderdaad aan. De stad was vol leven en beweging. Behalve een paar omgeschoten kerktorens verried niets dat de stad sinds eenige weken belegerd werd. Ook had ik ge legenheid op te merken dat de Chineezen nog steeds staarten dragen. De geruchten, als zou dit loffelijk gebruik afgeschaft zijn, berusten opeen vergissing; integendeel, een oude Chi nees verzekerde mij dat de staarten, aange moedigd door het huidige conservatieve kabi net, steeds langer worden. Aangenaam ge troffen door dit bericht trad ik een café bin nen, dicht bij de haven, en bestelde eenige vogelnestjes met gebakken aardappelen. Want het is op reis immer mijn gewoonte mij aan te passen aan de inheemsche gebruiken. Hierop vroeg ik den herbergier waar of generaal Hiro-Sjima ergens lag. Ge weet, militairen liggen altijd ergens, terwijl pastoors en do- minés integendeel staan, gevangenis-boeven gewoonlijk zitten; de reden van dit spraak gebruik schijnt niet te achterhalen. Generaal Hiro-Sjima bleek in het dorpje Sjing-Kiang te liggen; wel waren er al eenige tegen-ge neraals opgestaan, doch hij had kloek van zich afgebeten en was wonder boven wonder nog in leven. Onmiddellijk betaalde ik mijn vo gelnestjes, sprong in een rickshaw*) en vloog eenige minuten later over den weg van Sjang-Hai naar Tsjing-Kiang. Ik dreef den se ting tot den grootsten spoed aan en de ke rel liep dan ook als een paard. Toch was het al avond toen ik het vriendelijke plaatsje Tsjing-Kiang binnenrolde. Daar, midden op de markt, onder een parasol zat de generaal en prikte roode vlaggetjes in een landkaart; af een toe vloog er een Chineesche kanonskogel over zijn steel, doch dit maakte evenveel in druk op den grooten man alsof het een kievit geweest was. De plaatselijke bevolking stond, bleek van eerbied op een afstand toe te kij ken; mijn eerste werk was hieronder een tolk te vinden, want Japansch spreek ik tamelijk slecht. Wat het Chineesch betreft, mijn om gang met de Haarlemsche pinda-Chineezen heeft mij die taal wel niet vloeiend doen spre ken, doch de gewone omgangstaal is mij toch tamelijk vertrouwd geworden. Het is trouwens zulk een lastige taal niet als men wel beweert; behalve eenige Tibetaansche woorden lijkt het vreeselijk veel op Mongoolsch, terwijl het m.i. ook iets van het Tartaarsch heeft. Doch dit kan een persoonlijk oordeel zijn. Hoe het ook zij, de tolk bleek voor eenige yens spoedig gevonden, en na enkele Japansche buigingen kon het onderhoud beginnen. „Generaal" zoo ving ik aan, „de Europee- sche kranten staan vol over de wreedheden der Japanners, de onbarmhartigheid van hun geschut, de meedoogenloosheid van hun optre den. Zijn deze berichten niet eenigszins overdreven?" „Deze berichten", antwoordde de generaal, terwijl de aderen op zijn voorhoofd zwollen, „zijn niet slechts overdreven, zij zijn geheel en al onwaar. Integendeel, wij rukken China binnen met de beste bedoelingen". „Met welkg bedoelingen, Excellentie?" „Om de Japansche beschaving te brengen. Deze veldtocht is uitsluitend met een philan- tropisch oogmerk ondernomen". „Maar generaal", waagde ik eerbiedig op te merken, „de tien dorpen die gisteren plat gebrand zijn?" Moeten eveneens vanuit dezen gezichtshoek beschouwd worden", vulde de generaal aan, ,het is de fout van uw kranten dat zij de zaak uit den verkeerden gezichtsoek be schouwen. Men moet zich in onze positie ver plaatsen. Wij komen tot de Chineezen en zeggen: kom, geef uw land maar aan ons, wij zullen het beschaven. Gij behoeft hier niet voor te betalen of iets dergelijks, gij hebt u alleen maar over te geven. U moet toch toe geven dat dit onbaatzuchtig gesproken is" „Zeker, Excellentie". „Juist. Met dit ©ultureele oogmerk trokken wij dus uit. Doch wie beschrijft onze verba zing toen de eerste stad die wij tegenkwamen, tegenstand bood! Ik kon mijn oogen niet ge- looven; het scheen werkelijk of de menschen hun eigen belang niet meer begrepen. Ja, zij begonnen zelfs te schieten! Stel u toch voor, meneer, zij schoten op hun weldoeners l" „Wat deed u toen, Excellentie?" „Ik schoot natuurlijk terug. Wij kunnen onze edelmoedigheid niet zoo ver drijven dat wij ons weerloos laten neerschieten". „Natuurlijk niet, Excellentie". „Nu, binnen het kwartier was de stad plat geschoten. Men kan dit wreedheid noemen, doch vanuit ons standpunt was het noodweer. En toen ook de volgende stad begon te schie ten, hebben wij ook deze plat geschoten. En zoo moesten wij de gansche streek hier uit zelfverdediging verwoesten". „Toonden uw mannen zich niet gekrenkt door deze behandeling?" „Och, zij waren meer verbaasd dan boos. Het is natuurlijk een teleurstelling wanneer men ondankbaarheid ontmoet waar men warme erkentelijkheid had mogen verwach ten. De geest in het leger is overigens uit stekend". „Generaal", vervolgde ik, „zoudt u mis schien iets willen mededeelen omtrent het incident met de „Panay"?" „Ja, wat wilt ge daarvan weten?" „Het is misschien een pijnlijke vraag", her nam ik aarzelend, „maar hoe komt Japan er toe om het schip eener neutrale mogend heid te bombordeeren? De Amerikaansche vlag woei toch in top?" „Wij hebben geen van allen op die vlag gelet", antwoordde de generaal. „Wel dacht een van de matrozen: Kijk, wat een mooie vlag! Van wie zou toch die vlag zijn? Maar in de hitte van het gevecht is het hem toen weer door het hoofd gegaan. Jammer." „En wat betreft die mitrailleurs, Excellen tie?" „Wat mitrailleurs? Welke mitrailleurs?" vroeg de generaal korzelig. „Wel, toen de „Panay" zonk, is er toch met mitrailleurs op de reddingbooten geschoten?" „Wat daarover gezegd wordt", sprak gene raal Hiro-Sjima in groote verontwaardiging, „is vuige lastertaal. Er zijn inderdaad kranten die beweren dat wij met mitrailleurs gescho ten hebben. Wij met mitrailleurs schieten! In geen geval". ,Hoe is het dan in zijn werk gegaan, Excellentie?" „Zij gingen vanzelf af" sprak generaal Hiro- Sjima, „ik heb in mijn dertigjarigen dienst nog nooit eerder zulk een geval meegemaakt. Ik stond er zelf bij, op nog geen dertig pas af stand. Niet waar, Ping?" „Pang," antwoordde Ping eerbiedig. „Nu goed, vijf en twintig," gaf de generaal toe, en juist wou ik tot commandant Hiro- Daro zeggen dat het tijd werd voor een extra oorlam, toen ik plotseling zag dat alle mitrail leurs langzaam opstonden, uit hun foudraal kropen, en zich van bakboord naar stuurboord begaven." „Nee maar!" riep ik, de handen ineen- slaandé. „Ja, stel U voor," hernam de generaal, „wij stonden ook perplex. Er waren geharde kerels onder de bemanning die om hun moeder be gonnen te roepen." „En wat deed commandant Hiro-Daro?" „Commandant Hiro-Daro? Ja, die stond als versteend toe te kijken. Doch tenslotte herstel de hij zich en riep: ho, ho! waar gaat dat naar toe? Wat willen jullie gaan doen? En stel u eens voor, meneer: daar maakt de grootste mitrailleur een correcte buiging en zegt: wij gaari schieten, met uw welnemen. En waarach tig, ze deden 't!" „Maar kon commandant. Hiro-Daro dit niet verbieden?" „Natuurlijk! Hij stond te razen en te tie ren; willen jullie wel r's als de donder ophou den! Maar denkt u dat ze ophielden? Geen quaestie van! Ze lachten hem in z'n gezicht uit! Stel U voor, in z'n gezicht! Ik beef nog als ik er aan denk." „Ik kan het mij levendig voorstellen, Excel lentie." 'oeders alleen wanneer zij de I zijn Poeders alleen wanneer zij de hand- teekening dragen van Maagpoeders, Hoofdpijnpoeders, Kiespijn poeders, Hoestpoeders, Wormpoeders, enz. Per poeder 8 ct. Per doos van 6 stuks 45 ct. (Adv. Ingez. Med.) „En wanneer men dat alles heeft meegemaakt, meneer," vervolgde generaal Hiro-Sjima, „dan is het hard te moeten hoor en dat Japan een buitenlandsche mogendheid heeft aan gevallen." „Maar een der vliegeniers heeft toch een bom op het schip laten vallen?" waagde ik op te werpen. „Hij liet die bom niet vallen. Hij verloor die bom. Opeens dacht hij: waar is die bom toch? Hij kijkt en weg is de bom. Zoo'n prachtige dure bom met nikkel beslag. Hij keerde onmid dellijk terug om die bom te zoeken, en daar ziet hij opeens de „Panay" in vlammen. Toen schrok hij zoo geweldig dat hij een tweede bom liet vallen." „Dit laatste is toch wel wat zonderling" „Zonderling? Heelemaal niet. Hoe dikwijls hoort men niet van kippen die in piotselingen schrik een ei leggen? Integendeel, de gansche Japansche marine heeft het als een blijk van medeleven beschouwd." „Doch de Amerikaansche niet." „Inderdaad. Wij zijn echter niet verantwoor delijk voor een tekort aan logisch inzicht bij de Amerikaansche marine." „Doch het feit dat de Japanners den Ame rikanen een nieuwen Panay willen aanbieden duidt toch op een gevoel van schuld?" „Neen," antwoordde de generaal op vasten toon, „integendeel. Dit geschenk moet als een symbool beschouwd worden van de vriendschap tusschen Japan en Amerika. Hebt u dat niet in de kranten gelezen?" „Jawel Excellentie, maar ik dacht „U moet niet denken. U hebt te gelooven wat wij aan de kranten zeggen." „Jawel Excellentie." „En anders laat ik U door de wacht inre kenen!" riep de generaal plotseling met enorme stemverheffing. Gelukkig stond mijn rickshaw vlak bij; met één sprong zat ik in het wagentje. „Loop wat je kunt!" riep ik den braven se- ting toe. Ik geloof niet dat in China ooit een Chinees zóó geloopen heeft. Wel vlogen ons nog eenige kanonskogels na, doch behouden kwam ik in Sjang-Hai, waar ik aan een grooten rijst schotel mijn bekommernissen verzwolg. Hierop greep ik de pen en boekstaafde deze ervarin gen, tot leering en misschien ook eenigszins tot genoegen van mijn Vaderstad. Een tweewielig wagentje, getrokken door een z.g. seting. Door auto gegrepen. Arbeider ernstig gewond. Dinsdagmiddag omstreeks half vijf is de 57-jarige C. óe Vlieger uit Haamstede, die bezig was met het rooien van boomen, door een auto gegrepen en tegen den grond l smakt. Hevig bloedend en met ernstige ver wondingen is het slachtoffer, dat doof was, naar het ziekenhuis te Noordgouwe vervoerd. Men vreest voor zijn leven. De Prinses Dinsdag niet uitgereden Weer veel te guur. Zooals verwacht werd is de Prinses Dins dag niet buiten het paleis geweest. Een bij zonder voorteeken kon dit feit niet genoemd worden, daar het weer guur en stormachtig was, en in den namiddag, tegen het uur, dat H. K. H. gewoonlijk uitrijdt, de regen bij stroomen neerviel. Voorstellen tegen ontgaan van inkomsten belasting door N.V.'s vrijwel gereed. In de Memorie van Antwoord over de begrooting van Financiën deelt minister De Wilde aan de Eerste Kamer mede, dat een beslissing van de regeering omtrent het vraagstuk van verlaging van de accijnzen op gedistilleerd en bier spoedig kan worden te gemoet gezien. Verder acht de minister voor een algemeene herziening van ons belastingstelsel den tijd nog niet gekomen de minister is bereid na te gaan of op enkele concrete onderdeelen wijziging gewenscht is om een „anti-sociale" werking te voorkomen. Afschaffing van de heffin gen op zout, suiker, vleesch e.d. is voorshands onmogelijk. De Omzet belasting kan nog niet worden gemist. Tot een hernieuwde koffie- heffing zal de regeering alleen in zeer dringende omstandigheden overgaandeze omstandigheden zijn op het oogenblik niet aanwezig. Het denkbeeld eener Radiobelasting verwerpt de regeering. Voorstellen, houdende maatregelen tegen het ontgaan van de belastingen naar het inkomen door middel van naamlooze vennoot schappen, zullen binnenkort bij de Staten-Generaai worden ingediend. Dezer dagen heeft de televisiecom missie aan den minister van Binnen- landsche Zaken voorstellen gedaan om met de instanties, die daarvoor volgens de wettelijke regelingen zijn aangewezen, t.w. de omroepvereeni- gingen en de N.V. Nederlandsche Omroep-Zender-Maatschappij (No- zema), de organisatie van experimen- teele televisie-uitzendingen voor te be reiden. Hiervan wordt door minister Van Boeyen in de Memorie van Antwoord over de P.T.T.- begrooting aan de Eerste Kamer mededeeling gedaan. De omroeporganisaties hebben er prijs op gesteld reeds gedurende de periode van het experiment met verzorging der programma's te worden belast en in de hieruit voort vloeiende kosten zelf te voorzien. De bedoeling- van het experiment is om aan de televisie commissie de gelegenheid te bieden onder meer het vraagstuk van de financiering van mogelijke regelmatige televisie-uitzendingen onder de oogen te zien en haar het noodige materiaal te verschaffen om met kennis van zaken de vraag te beoordèelen, welke geld middelen in de toekomst eventueel benoodigd zullen zijn en op welke wijze daarin ware te voorzien. Nog iéts van den Hollandschen Kunstenaarskring. Sted. Museum. Amsterdam. Ditmaal een Havengezicht van Schwarz een der oudere, doch een der actiefste leden van den Kring. Een schilder die veel in het buitenland gereisd en gewerkt heeft: Italië, Joego Slavië, de Adriatische Zee hebben ook hem als zoovele anderen dezer generatie aan getrokken, om, zooals ze dat vroeger zeiden, nu eens eindelijk uit die eeuwige koetjes en slootkantjes, binnen- en buitenhuizen te ge raken. De gemakkelijkheid en de betrekkelijk geringe kosten der reizerij hebben aan dien trek naar het Zuiden en het Oosten echter ook hun deel gehad, want ik ken er geen die zijn afkeer van binnenhuis en slootkant ge tracht heeft in Schotland of Scandinavië kwijt te raken. Ook is het motief waarmee in de zeventiende eeuw gansche groepen van Hollandsche schilders naar Italië trokken niet meer van kracht; die gingen om er van de Italiaansche kunst ter plaatse te leeren en er zelf blijvend te arbeiden. Nu geheele museumafdeelingen tegenwoordig op reis gaan en de kunstcentra met elkaar ruilen en men zonder zich te verplaatsen, om zoo te zeggen iedere maand een portie kunst thuis gebracht krijgt, is al die inspanning overbodig en is ook het her en derwaarts trekken van de kunstenaars in vele gevallen een genoegelijk uitstapje geworden, waarvan de indrukken na een paar jaar weer door andere kunnen wor den verdrongen. Al die dingen maken dat het voor den tegenwoordigen kunstenaar niet ge makkelijk is, zich rustig te ontwikkelen, zijn capaciteiten op te voeren en tot rijpheid te brengen; hij is ook veel meer dan vroeger een maatschappelijk wezen geworden met al de besognes die daaraan verbonden zijn; hij kan niet meer tenzij hij zeer sterk op zich zelf geconcentreerd blijft aan de geliefde me lodie onzer dagen, het tempo-tempo, weer stand bieden en ik meen dat het daarmee te verklaren valt, wanneer men, ook aan kunstenaars van talent, bij tijden dingen van zoo ongelijke waarde ontmoet. Het voorgaande slaat misschien maar voor een deel op onzen schilder-van-de week, om in Avro-stijl te spreken doch kan toch ook bij mij opgekomen zijn, terwijl ik mij van vroegere exposities etc., zijn werken trachtte voor den geest te halen. Schwarz behoort zeer zeker tot de mannen van talent in zijn kring en voor zoover dat van een kleurlooze repro ductie af te lezen valt, kan men zich daarvan uit ons plaatje overtuigen. Een levendige, Havengezicht. sterk opgebouwde compositie, een mooie ver deeling van licht en donker, een geestig te voorschijn brengen van de accenten die dat levendige, bewegingsrijke doen ontstaan, steunen in het origineel een ditmaal rustig verantwoorde kleur die in een blauw-grijs- zilveren toonaard gehouden, als ensemble niet nalaat, indruk te maken. Mijnentwege zou de staande figuur in het rechtsche schuitje gerust nog wat meer m bedwang kunnen zijn gehouden,, maar al te zeer verstoort hij met zijn blikjesglansen het evenwichtige in de schilderij toch niet. Ook in de stillevens en het bloemstuk heeft Schwarz dit jaar een waardige vertegenwoor diging van zijn arbeid gestuurd zoodat men van een over 't geheel genomen, gelukkige in zending spreken mag. Het lijkt mij, dat de invloed van een Utnllo nog al sterk op sommige jongere Hollanders heeft ingewerkt. In de goede werken van dien curieusen Parijzenaar zitten dan ook waarlijk wel elementen die den Hollandschen geest na staan. Ondanks zijn soms stuntelige ma nier van schilderen bereikt Utrillo fijnheden in zijn grijze groenen, grijze bruinen die wij ook in de frissche jeugddingen van een Weis senbach gewaardeerd hebben. Maar dan komt er nog bij Utrillo die ongezochte gees tigheid bij, waarmee hij met felle tikjes kleur die fijnheid actief maakt en ze uit een zekere verdroomdheid ophaalt. Er is over Utrillo veel misverstand,veel onzuiver oordeel doordat veel wat onder zijn vlag zeilt, noch naar het in nerlijk noch geheel tactisch van hém is. Doch wij kennen een groot aantal doeken van hem die wij zeer bewonderen. En het zou mij niet verwonderen, zoo onder de jongere schilders een Croïn en Moolhuizen eveneens Utrillo's kunst hoog schatten. Croïn heeft op de Am- sterdamsche expositie een aantal zaken, die minder receptmatig „école de Paris" zijn dan gewoonlijk. In een stadsgezicht met Seine- brug laat hij zich tot meer kleur verleiden, wordt daardoor ook wat pittiger en minder dogmatisch-vervelend en zou op dit moment een zeer goede Hollandsche Utrillo kunnen voorstellen. Een zeer begaafde maar onrustige natuur lijkt deze schilder, die vandaag of morgen wel eens met iets zeer bijzonders zou kunnen voor den dag komen. Rustiger en in volkomen zelfbedwang zoekt Moolhuizen ver der. In zijn reeks Stranddorpen gaat hij door op zijn vroegere visies opgevallen in de pol ders rondom Amsterdam; ze nog wat een voudiger van constructie en veel ruimer van licht en lucht makend. En onderwijl schildert hij een zeer knap stilleven, met bloemkool en prei en appels, dat van bedrevenheid en ge richt-zijn op gansch andere dingen getuigt. Ook van dezen schilder volgt men gaarne de ontwikkeling die zich zonder ophef of schok ken voltrekt. Hordijk geeft vooralsnog den beoordeelaar weinig houvast. In zijn Haan in een landschap is de kleur of beter: de kleu righeid het aardigst. In de reproductie in zwart en wit in den catalogus valt het heele ding uit elkaar: hij had beter iets anders kun nen doen reprodueeeren. Maar dan nog, Hor dij k's opvatting van een schilderij valt onge veer samen met die welke wij van een sugges tief benaderende illustratie hebben en om dat dat twee geheel verschillende producties zijn, die ieder haar eigen schoonheidswaarde bezitten, kunnen wij zijn inzending als schil derijkunst niet zoo waardeeren als we zouden willen. S. H. DE BOLS. Oude man door auto aangereden en gedood. Op de Beilerstraat te Assen, ter hoogte van het sanatorium „Port Natal" is Dinsdag de 68-jarige K. Bullema uit Graswijk door een personenauto, bestuurd door den heer C. uit Assen, aangereden. De man werd zeer ernstig gewond en is enkele oogenblikken na net ongeluk overleden. De „Holland" zet de reis ver moedelijk niet verder voort. Dirk Hofman vijf weken ziek geweest. PARAMARIBO, 25 Januari. (Aneta). Nader wordt geseind omtrent de aankomst van de zeilboot „Holland" welke in November van Dakar in Cayenne is vertrokken en on geveer een week geleden te Paramaribo is aangekomen, dat de heer J. G, Kuyt de boot gedurende dien tijd alleen bediend heeft, Zijn jongere metgezel, Dirk Hofman, is de laatste vijf weken ernstig ziek geweest. Hij is echter thans weer in orde. Vermoedelijk zullen beiden de reis niet ver der voortzetten Tien jaar wegens moord op melkslijter. Het drama in de Oleanderstraat te Rotterdam. De Rotterdamsehe rechtbank deed Dinsdag middag uitspraak in de zaak tegen den 48- jarigen schilder J. V„ uit Rotterdam, die er van verdacht werd den melkslijter P. J. van B., wonende in de Oleanderstraat te Rotter dam, op 6 Juli 1937 te hebben vermoord. De rechtbank achtte moord bewezen en mo tiveerde dit met de bewering, dat V. na kalm. overleg en rijp beraad immers hij had eenige uren tevoren een mes gekocht en een half uur vóór zijn misdaad B. met den dood bedreigd tot zijn afschuwelijke daad is overgegaan. Rekening houdende met den psychischen toestand van den verdachte veroordeelde de rechtbank hem tot een gevangenisstraf voor den tijd van tien jaar, door te brengen in een bijzondere strafgevangenis en na afloop van dezen straftijd ter beschikking stelling van de regeering. Drank bleek verdunde brandspiritus te zijn. Ontzaglijk groot winstpercentage. Politie en rijksambtenaren hebben geconstateerd dat vóór Nieuwjaar in de gemeente' Haaksbergen een zeer drukke handel is gedreven in Duit- sche foezel, welke zeer schadelijk voor de gezondheid bleek te zijn. Een mi nutieus onderzoek werd ingesteld want 't bleek, dat de Duitsche foezel z.g. methyl alcohol was, verdunde brandspiritus, die zeer gevaarlijk is voor de gezondheid, hetgeen eenigen tijd geleden is gebleken in Limburg, waar enkele personen aan het gebruik van dezen drank zijn overleden. Het onderzoek in deze zaak werd voort gezet, en al spoedig had men de ven ters van dit schadelijke goedje te pakken, n.l. zekere H. V. uit Haaks bergen en K. uit Rekken. Later wist men ook de hand te leggen op de grossiers J. KI. P. en J. W. uit Haaks bergen en den leverancier, zekeren J. K. uit Haaksbergen. Dat deze hee- ren met hun jeneverhandel nogal goede zaken hebben gemaakt blijkt wel uit het feit, dat zij de foezel ver kochten voor f2 per Liter, terwijl zij het inkochten voor nog geen fl per 1 Liter. Tegen de betrokkenen is pro ces-verbaal opgemaakt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 7