Spoedige beslissing over
verlaging gedistilleerd-accijns
EEN INTERVIEW MET GENERAAL
HIRO-SJIMA,
Echt en goed
Televisie-uitzendingen
in voorbereiding?
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
Handelaren in foezel
gearresteerd.
WÖEN'SDA'G 26 JANUARI
1938
opper-bevelhebber der Japansche
troepen in Sjang-Hai.
Door
Mr. CRECORIUS FREIJDANCK,
praesident der Rijnlandsche
Academie te Haarlem.
Reeds lang had ik het plan opgevat generaal
Hiro Sjima, den leider der Japansche troepen
m China, te interviewen. De geruchten van
net Oostelijk front kwamen zoo verward
over, zoo vele verdichtsels over de wreedheden
der Japanners, de verwoestingen van het ge
schut, en de laagheden der Chineezen deden
de ronde, dat slechts 'n teug aan de oorspron
kelijke bron mijn wetenschappelijke dorst
vermocht te lesschen. En wie kon als zoodanig
beter worden aangemerkt dan generaal Hiro
Sjima zelf? Alleen, ik moest mij haasten. Men
gaat daar ginds met generaals even achteloos
om als in Mexico met presidenten, en de kans
was groot, dat, wanneer ik met de boot ging,
bij mijn aankomst geen sterveling nog iets
van generaal Hiro-Sjima zou afweten. Dus
bestelde ik bij de Trans-Siberische Lucht
vaartmaatschappij een plaatsje aan het raam
en vertrok op een vroegen zonnigen ochtend
naar China.
De reis duurde juist een week. Volgens den
piloot was zij voorspoedig, maar ik voor mij
hield bij den zandstorm boven Tobolsk en
vooral tijdens het nijpende benzine-gebrek
boven Lan-Tsjou mijn hart vast. Doch daar
over een ander maal. Sjang-Hai was de
plaats waar wij, volgens den prospectus, zou
den aankomen, en in Sjang-Hai kwamen wij
ook inderdaad aan. De stad was vol leven en
beweging. Behalve een paar omgeschoten
kerktorens verried niets dat de stad sinds
eenige weken belegerd werd. Ook had ik ge
legenheid op te merken dat de Chineezen nog
steeds staarten dragen. De geruchten, als zou
dit loffelijk gebruik afgeschaft zijn, berusten
opeen vergissing; integendeel, een oude Chi
nees verzekerde mij dat de staarten, aange
moedigd door het huidige conservatieve kabi
net, steeds langer worden. Aangenaam ge
troffen door dit bericht trad ik een café bin
nen, dicht bij de haven, en bestelde eenige
vogelnestjes met gebakken aardappelen. Want
het is op reis immer mijn gewoonte mij aan te
passen aan de inheemsche gebruiken. Hierop
vroeg ik den herbergier waar of generaal
Hiro-Sjima ergens lag. Ge weet, militairen
liggen altijd ergens, terwijl pastoors en do-
minés integendeel staan, gevangenis-boeven
gewoonlijk zitten; de reden van dit spraak
gebruik schijnt niet te achterhalen. Generaal
Hiro-Sjima bleek in het dorpje Sjing-Kiang
te liggen; wel waren er al eenige tegen-ge
neraals opgestaan, doch hij had kloek van zich
afgebeten en was wonder boven wonder nog
in leven. Onmiddellijk betaalde ik mijn vo
gelnestjes, sprong in een rickshaw*) en vloog
eenige minuten later over den weg van
Sjang-Hai naar Tsjing-Kiang. Ik dreef den
se ting tot den grootsten spoed aan en de ke
rel liep dan ook als een paard. Toch was het
al avond toen ik het vriendelijke plaatsje
Tsjing-Kiang binnenrolde. Daar, midden op
de markt, onder een parasol zat de generaal
en prikte roode vlaggetjes in een landkaart; af
een toe vloog er een Chineesche kanonskogel
over zijn steel, doch dit maakte evenveel in
druk op den grooten man alsof het een kievit
geweest was. De plaatselijke bevolking stond,
bleek van eerbied op een afstand toe te kij
ken; mijn eerste werk was hieronder een tolk
te vinden, want Japansch spreek ik tamelijk
slecht. Wat het Chineesch betreft, mijn om
gang met de Haarlemsche pinda-Chineezen
heeft mij die taal wel niet vloeiend doen spre
ken, doch de gewone omgangstaal is mij toch
tamelijk vertrouwd geworden. Het is trouwens
zulk een lastige taal niet als men wel beweert;
behalve eenige Tibetaansche woorden lijkt
het vreeselijk veel op Mongoolsch, terwijl het
m.i. ook iets van het Tartaarsch heeft. Doch
dit kan een persoonlijk oordeel zijn. Hoe het
ook zij, de tolk bleek voor eenige yens spoedig
gevonden, en na enkele Japansche buigingen
kon het onderhoud beginnen.
„Generaal" zoo ving ik aan, „de Europee-
sche kranten staan vol over de wreedheden
der Japanners, de onbarmhartigheid van hun
geschut, de meedoogenloosheid van hun optre
den. Zijn deze berichten niet eenigszins
overdreven?"
„Deze berichten", antwoordde de generaal,
terwijl de aderen op zijn voorhoofd zwollen,
„zijn niet slechts overdreven, zij zijn geheel
en al onwaar. Integendeel, wij rukken China
binnen met de beste bedoelingen".
„Met welkg bedoelingen, Excellentie?"
„Om de Japansche beschaving te brengen.
Deze veldtocht is uitsluitend met een philan-
tropisch oogmerk ondernomen".
„Maar generaal", waagde ik eerbiedig op te
merken, „de tien dorpen die gisteren plat
gebrand zijn?"
Moeten eveneens vanuit dezen gezichtshoek
beschouwd worden", vulde de generaal aan,
,het is de fout van uw kranten dat zij de
zaak uit den verkeerden gezichtsoek be
schouwen. Men moet zich in onze positie ver
plaatsen. Wij komen tot de Chineezen en
zeggen: kom, geef uw land maar aan ons, wij
zullen het beschaven. Gij behoeft hier niet
voor te betalen of iets dergelijks, gij hebt u
alleen maar over te geven. U moet toch toe
geven dat dit onbaatzuchtig gesproken is"
„Zeker, Excellentie".
„Juist. Met dit ©ultureele oogmerk trokken
wij dus uit. Doch wie beschrijft onze verba
zing toen de eerste stad die wij tegenkwamen,
tegenstand bood! Ik kon mijn oogen niet ge-
looven; het scheen werkelijk of de menschen
hun eigen belang niet meer begrepen. Ja, zij
begonnen zelfs te schieten! Stel u toch voor,
meneer, zij schoten op hun weldoeners l"
„Wat deed u toen, Excellentie?"
„Ik schoot natuurlijk terug. Wij kunnen
onze edelmoedigheid niet zoo ver drijven dat
wij ons weerloos laten neerschieten".
„Natuurlijk niet, Excellentie".
„Nu, binnen het kwartier was de stad plat
geschoten. Men kan dit wreedheid noemen,
doch vanuit ons standpunt was het noodweer.
En toen ook de volgende stad begon te schie
ten, hebben wij ook deze plat geschoten. En
zoo moesten wij de gansche streek hier uit
zelfverdediging verwoesten".
„Toonden uw mannen zich niet gekrenkt
door deze behandeling?"
„Och, zij waren meer verbaasd dan boos.
Het is natuurlijk een teleurstelling wanneer
men ondankbaarheid ontmoet waar men
warme erkentelijkheid had mogen verwach
ten. De geest in het leger is overigens uit
stekend".
„Generaal", vervolgde ik, „zoudt u mis
schien iets willen mededeelen omtrent het
incident met de „Panay"?"
„Ja, wat wilt ge daarvan weten?"
„Het is misschien een pijnlijke vraag", her
nam ik aarzelend, „maar hoe komt Japan er
toe om het schip eener neutrale mogend
heid te bombordeeren? De Amerikaansche
vlag woei toch in top?"
„Wij hebben geen van allen op die vlag
gelet", antwoordde de generaal. „Wel dacht
een van de matrozen: Kijk, wat een mooie
vlag! Van wie zou toch die vlag zijn? Maar in
de hitte van het gevecht is het hem toen weer
door het hoofd gegaan. Jammer."
„En wat betreft die mitrailleurs, Excellen
tie?"
„Wat mitrailleurs? Welke mitrailleurs?"
vroeg de generaal korzelig.
„Wel, toen de „Panay" zonk, is er toch met
mitrailleurs op de reddingbooten geschoten?"
„Wat daarover gezegd wordt", sprak gene
raal Hiro-Sjima in groote verontwaardiging,
„is vuige lastertaal. Er zijn inderdaad kranten
die beweren dat wij met mitrailleurs gescho
ten hebben. Wij met mitrailleurs schieten! In
geen geval".
,Hoe is het dan in zijn werk gegaan,
Excellentie?"
„Zij gingen vanzelf af" sprak generaal Hiro-
Sjima, „ik heb in mijn dertigjarigen dienst
nog nooit eerder zulk een geval meegemaakt.
Ik stond er zelf bij, op nog geen dertig pas af
stand. Niet waar, Ping?"
„Pang," antwoordde Ping eerbiedig.
„Nu goed, vijf en twintig," gaf de generaal
toe, en juist wou ik tot commandant Hiro-
Daro zeggen dat het tijd werd voor een extra
oorlam, toen ik plotseling zag dat alle mitrail
leurs langzaam opstonden, uit hun foudraal
kropen, en zich van bakboord naar stuurboord
begaven."
„Nee maar!" riep ik, de handen ineen-
slaandé.
„Ja, stel U voor," hernam de generaal, „wij
stonden ook perplex. Er waren geharde kerels
onder de bemanning die om hun moeder be
gonnen te roepen."
„En wat deed commandant Hiro-Daro?"
„Commandant Hiro-Daro? Ja, die stond als
versteend toe te kijken. Doch tenslotte herstel
de hij zich en riep: ho, ho! waar gaat dat
naar toe? Wat willen jullie gaan doen? En stel
u eens voor, meneer: daar maakt de grootste
mitrailleur een correcte buiging en zegt: wij
gaari schieten, met uw welnemen. En waarach
tig, ze deden 't!"
„Maar kon commandant. Hiro-Daro dit niet
verbieden?"
„Natuurlijk! Hij stond te razen en te tie
ren; willen jullie wel r's als de donder ophou
den! Maar denkt u dat ze ophielden? Geen
quaestie van! Ze lachten hem in z'n gezicht
uit! Stel U voor, in z'n gezicht! Ik beef nog als
ik er aan denk."
„Ik kan het mij levendig voorstellen, Excel
lentie."
'oeders alleen wanneer zij de I
zijn Poeders alleen wanneer zij de hand-
teekening dragen
van
Maagpoeders, Hoofdpijnpoeders, Kiespijn
poeders, Hoestpoeders, Wormpoeders, enz.
Per poeder 8 ct. Per doos van 6 stuks 45 ct.
(Adv. Ingez. Med.)
„En wanneer men dat alles heeft meegemaakt,
meneer," vervolgde generaal Hiro-Sjima,
„dan is het hard te moeten hoor en dat Japan
een buitenlandsche mogendheid heeft aan
gevallen."
„Maar een der vliegeniers heeft toch een
bom op het schip laten vallen?" waagde ik op
te werpen.
„Hij liet die bom niet vallen. Hij verloor die
bom. Opeens dacht hij: waar is die bom toch?
Hij kijkt en weg is de bom. Zoo'n prachtige
dure bom met nikkel beslag. Hij keerde onmid
dellijk terug om die bom te zoeken, en daar
ziet hij opeens de „Panay" in vlammen. Toen
schrok hij zoo geweldig dat hij een tweede
bom liet vallen."
„Dit laatste is toch wel wat zonderling"
„Zonderling? Heelemaal niet. Hoe dikwijls
hoort men niet van kippen die in piotselingen
schrik een ei leggen? Integendeel, de gansche
Japansche marine heeft het als een blijk van
medeleven beschouwd."
„Doch de Amerikaansche niet."
„Inderdaad. Wij zijn echter niet verantwoor
delijk voor een tekort aan logisch inzicht bij
de Amerikaansche marine."
„Doch het feit dat de Japanners den Ame
rikanen een nieuwen Panay willen aanbieden
duidt toch op een gevoel van schuld?"
„Neen," antwoordde de generaal op vasten
toon, „integendeel. Dit geschenk moet als een
symbool beschouwd worden van de vriendschap
tusschen Japan en Amerika. Hebt u dat niet
in de kranten gelezen?"
„Jawel Excellentie, maar ik dacht
„U moet niet denken. U hebt te gelooven wat
wij aan de kranten zeggen."
„Jawel Excellentie."
„En anders laat ik U door de wacht inre
kenen!" riep de generaal plotseling met
enorme stemverheffing.
Gelukkig stond mijn rickshaw vlak bij; met
één sprong zat ik in het wagentje.
„Loop wat je kunt!" riep ik den braven se-
ting toe.
Ik geloof niet dat in China ooit een Chinees
zóó geloopen heeft. Wel vlogen ons nog eenige
kanonskogels na, doch behouden kwam ik in
Sjang-Hai, waar ik aan een grooten rijst
schotel mijn bekommernissen verzwolg. Hierop
greep ik de pen en boekstaafde deze ervarin
gen, tot leering en misschien ook eenigszins
tot genoegen van mijn Vaderstad.
Een tweewielig wagentje, getrokken door
een z.g. seting.
Door auto gegrepen.
Arbeider ernstig gewond.
Dinsdagmiddag omstreeks half vijf is de
57-jarige C. óe Vlieger uit Haamstede, die
bezig was met het rooien van boomen, door
een auto gegrepen en tegen den grond l
smakt. Hevig bloedend en met ernstige ver
wondingen is het slachtoffer, dat doof was,
naar het ziekenhuis te Noordgouwe vervoerd.
Men vreest voor zijn leven.
De Prinses Dinsdag niet uitgereden
Weer veel te guur.
Zooals verwacht werd is de Prinses Dins
dag niet buiten het paleis geweest. Een bij
zonder voorteeken kon dit feit niet genoemd
worden, daar het weer guur en stormachtig
was, en in den namiddag, tegen het uur, dat
H. K. H. gewoonlijk uitrijdt, de regen bij
stroomen neerviel.
Voorstellen tegen ontgaan van inkomsten
belasting door N.V.'s vrijwel gereed.
In de Memorie van Antwoord over de begrooting van Financiën
deelt minister De Wilde aan de Eerste Kamer mede, dat een beslissing
van de regeering omtrent het vraagstuk van verlaging van de
accijnzen op gedistilleerd en bier spoedig kan worden te gemoet
gezien.
Verder acht de minister voor een algemeene herziening van ons
belastingstelsel den tijd nog niet gekomen de minister is bereid na
te gaan of op enkele concrete onderdeelen wijziging gewenscht is om
een „anti-sociale" werking te voorkomen. Afschaffing van de heffin
gen op zout, suiker, vleesch e.d. is voorshands onmogelijk. De Omzet
belasting kan nog niet worden gemist. Tot een hernieuwde koffie-
heffing zal de regeering alleen in zeer dringende omstandigheden
overgaandeze omstandigheden zijn op het oogenblik niet aanwezig.
Het denkbeeld eener Radiobelasting verwerpt de regeering.
Voorstellen, houdende maatregelen tegen het ontgaan van de
belastingen naar het inkomen door middel van naamlooze vennoot
schappen, zullen binnenkort bij de Staten-Generaai worden ingediend.
Dezer dagen heeft de televisiecom
missie aan den minister van Binnen-
landsche Zaken voorstellen gedaan
om met de instanties, die daarvoor
volgens de wettelijke regelingen zijn
aangewezen, t.w. de omroepvereeni-
gingen en de N.V. Nederlandsche
Omroep-Zender-Maatschappij (No-
zema), de organisatie van experimen-
teele televisie-uitzendingen voor te be
reiden.
Hiervan wordt door minister Van Boeyen
in de Memorie van Antwoord over de P.T.T.-
begrooting aan de Eerste Kamer mededeeling
gedaan.
De omroeporganisaties hebben er prijs op
gesteld reeds gedurende de periode van het
experiment met verzorging der programma's
te worden belast en in de hieruit voort
vloeiende kosten zelf te voorzien. De bedoeling-
van het experiment is om aan de televisie
commissie de gelegenheid te bieden onder
meer het vraagstuk van de financiering van
mogelijke regelmatige televisie-uitzendingen
onder de oogen te zien en haar het noodige
materiaal te verschaffen om met kennis van
zaken de vraag te beoordèelen, welke geld
middelen in de toekomst eventueel benoodigd
zullen zijn en op welke wijze daarin ware te
voorzien.
Nog iéts van den Hollandschen
Kunstenaarskring. Sted. Museum.
Amsterdam.
Ditmaal een Havengezicht van Schwarz
een der oudere, doch een der actiefste leden
van den Kring. Een schilder die veel in het
buitenland gereisd en gewerkt heeft: Italië,
Joego Slavië, de Adriatische Zee hebben ook
hem als zoovele anderen dezer generatie aan
getrokken, om, zooals ze dat vroeger zeiden,
nu eens eindelijk uit die eeuwige koetjes en
slootkantjes, binnen- en buitenhuizen te ge
raken. De gemakkelijkheid en de betrekkelijk
geringe kosten der reizerij hebben aan dien
trek naar het Zuiden en het Oosten echter
ook hun deel gehad, want ik ken er geen die
zijn afkeer van binnenhuis en slootkant ge
tracht heeft in Schotland of Scandinavië
kwijt te raken. Ook is het motief waarmee in
de zeventiende eeuw gansche groepen van
Hollandsche schilders naar Italië trokken
niet meer van kracht; die gingen om er van
de Italiaansche kunst ter plaatse te leeren
en er zelf blijvend te arbeiden. Nu geheele
museumafdeelingen tegenwoordig op reis gaan
en de kunstcentra met elkaar ruilen en men
zonder zich te verplaatsen, om zoo te zeggen
iedere maand een portie kunst thuis gebracht
krijgt, is al die inspanning overbodig en is
ook het her en derwaarts trekken van de
kunstenaars in vele gevallen een genoegelijk
uitstapje geworden, waarvan de indrukken na
een paar jaar weer door andere kunnen wor
den verdrongen. Al die dingen maken dat het
voor den tegenwoordigen kunstenaar niet ge
makkelijk is, zich rustig te ontwikkelen, zijn
capaciteiten op te voeren en tot rijpheid te
brengen; hij is ook veel meer dan vroeger een
maatschappelijk wezen geworden met al de
besognes die daaraan verbonden zijn; hij kan
niet meer tenzij hij zeer sterk op zich zelf
geconcentreerd blijft aan de geliefde me
lodie onzer dagen, het tempo-tempo, weer
stand bieden en ik meen dat het daarmee te
verklaren valt, wanneer men, ook aan
kunstenaars van talent, bij tijden dingen van
zoo ongelijke waarde ontmoet.
Het voorgaande slaat misschien maar voor
een deel op onzen schilder-van-de week,
om in Avro-stijl te spreken doch kan toch
ook bij mij opgekomen zijn, terwijl ik mij van
vroegere exposities etc., zijn werken trachtte
voor den geest te halen. Schwarz behoort zeer
zeker tot de mannen van talent in zijn kring
en voor zoover dat van een kleurlooze repro
ductie af te lezen valt, kan men zich daarvan
uit ons plaatje overtuigen. Een levendige,
Havengezicht.
sterk opgebouwde compositie, een mooie ver
deeling van licht en donker, een geestig te
voorschijn brengen van de accenten die dat
levendige, bewegingsrijke doen ontstaan,
steunen in het origineel een ditmaal rustig
verantwoorde kleur die in een blauw-grijs-
zilveren toonaard gehouden, als ensemble niet
nalaat, indruk te maken.
Mijnentwege zou de staande figuur in het
rechtsche schuitje gerust nog wat meer m
bedwang kunnen zijn gehouden,, maar al te
zeer verstoort hij met zijn blikjesglansen het
evenwichtige in de schilderij toch niet. Ook
in de stillevens en het bloemstuk heeft
Schwarz dit jaar een waardige vertegenwoor
diging van zijn arbeid gestuurd zoodat men
van een over 't geheel genomen, gelukkige in
zending spreken mag.
Het lijkt mij, dat de invloed van een Utnllo
nog al sterk op sommige jongere Hollanders
heeft ingewerkt. In de goede werken van dien
curieusen Parijzenaar zitten dan ook waarlijk
wel elementen die den Hollandschen geest
na staan. Ondanks zijn soms stuntelige ma
nier van schilderen bereikt Utrillo fijnheden
in zijn grijze groenen, grijze bruinen die wij
ook in de frissche jeugddingen van een Weis
senbach gewaardeerd hebben. Maar dan
komt er nog bij Utrillo die ongezochte gees
tigheid bij, waarmee hij met felle tikjes kleur
die fijnheid actief maakt en ze uit een zekere
verdroomdheid ophaalt. Er is over Utrillo veel
misverstand,veel onzuiver oordeel doordat veel
wat onder zijn vlag zeilt, noch naar het in
nerlijk noch geheel tactisch van hém is. Doch
wij kennen een groot aantal doeken van hem
die wij zeer bewonderen. En het zou mij niet
verwonderen, zoo onder de jongere schilders
een Croïn en Moolhuizen eveneens Utrillo's
kunst hoog schatten. Croïn heeft op de Am-
sterdamsche expositie een aantal zaken, die
minder receptmatig „école de Paris" zijn dan
gewoonlijk. In een stadsgezicht met Seine-
brug laat hij zich tot meer kleur verleiden,
wordt daardoor ook wat pittiger en minder
dogmatisch-vervelend en zou op dit moment
een zeer goede Hollandsche Utrillo kunnen
voorstellen. Een zeer begaafde maar onrustige
natuur lijkt deze schilder, die vandaag of
morgen wel eens met iets zeer bijzonders zou
kunnen voor den dag komen. Rustiger en in
volkomen zelfbedwang zoekt Moolhuizen ver
der. In zijn reeks Stranddorpen gaat hij door
op zijn vroegere visies opgevallen in de pol
ders rondom Amsterdam; ze nog wat een
voudiger van constructie en veel ruimer van
licht en lucht makend. En onderwijl schildert
hij een zeer knap stilleven, met bloemkool en
prei en appels, dat van bedrevenheid en ge
richt-zijn op gansch andere dingen getuigt.
Ook van dezen schilder volgt men gaarne de
ontwikkeling die zich zonder ophef of schok
ken voltrekt. Hordijk geeft vooralsnog den
beoordeelaar weinig houvast. In zijn Haan in
een landschap is de kleur of beter: de kleu
righeid het aardigst. In de reproductie in
zwart en wit in den catalogus valt het heele
ding uit elkaar: hij had beter iets anders kun
nen doen reprodueeeren. Maar dan nog, Hor
dij k's opvatting van een schilderij valt onge
veer samen met die welke wij van een sugges
tief benaderende illustratie hebben en om
dat dat twee geheel verschillende producties
zijn, die ieder haar eigen schoonheidswaarde
bezitten, kunnen wij zijn inzending als schil
derijkunst niet zoo waardeeren als we zouden
willen.
S. H. DE BOLS.
Oude man door auto aangereden
en gedood.
Op de Beilerstraat te Assen, ter hoogte van
het sanatorium „Port Natal" is Dinsdag de
68-jarige K. Bullema uit Graswijk door
een personenauto, bestuurd door den heer C.
uit Assen, aangereden. De man werd zeer
ernstig gewond en is enkele oogenblikken na
net ongeluk overleden.
De „Holland" zet de reis ver
moedelijk niet verder voort.
Dirk Hofman vijf weken ziek geweest.
PARAMARIBO, 25 Januari. (Aneta).
Nader wordt geseind omtrent de aankomst
van de zeilboot „Holland" welke in November
van Dakar in Cayenne is vertrokken en on
geveer een week geleden te Paramaribo is
aangekomen, dat de heer J. G, Kuyt de boot
gedurende dien tijd alleen bediend heeft, Zijn
jongere metgezel, Dirk Hofman, is de laatste
vijf weken ernstig ziek geweest. Hij is echter
thans weer in orde.
Vermoedelijk zullen beiden de reis niet ver
der voortzetten
Tien jaar wegens moord op
melkslijter.
Het drama in de Oleanderstraat te
Rotterdam.
De Rotterdamsehe rechtbank deed Dinsdag
middag uitspraak in de zaak tegen den 48-
jarigen schilder J. V„ uit Rotterdam, die er
van verdacht werd den melkslijter P. J. van
B., wonende in de Oleanderstraat te Rotter
dam, op 6 Juli 1937 te hebben vermoord.
De rechtbank achtte moord bewezen en mo
tiveerde dit met de bewering, dat V. na kalm.
overleg en rijp beraad immers hij had
eenige uren tevoren een mes gekocht en een
half uur vóór zijn misdaad B. met den dood
bedreigd tot zijn afschuwelijke daad is
overgegaan.
Rekening houdende met den psychischen
toestand van den verdachte veroordeelde de
rechtbank hem tot een gevangenisstraf voor
den tijd van tien jaar, door te brengen in een
bijzondere strafgevangenis en na afloop van
dezen straftijd ter beschikking stelling van
de regeering.
Drank bleek verdunde
brandspiritus te zijn.
Ontzaglijk groot
winstpercentage.
Politie en rijksambtenaren hebben
geconstateerd dat vóór Nieuwjaar in
de gemeente' Haaksbergen een zeer
drukke handel is gedreven in Duit-
sche foezel, welke zeer schadelijk voor
de gezondheid bleek te zijn. Een mi
nutieus onderzoek werd ingesteld
want 't bleek, dat de Duitsche foezel
z.g. methyl alcohol was, verdunde
brandspiritus, die zeer gevaarlijk is
voor de gezondheid, hetgeen eenigen
tijd geleden is gebleken in Limburg,
waar enkele personen aan het gebruik
van dezen drank zijn overleden. Het
onderzoek in deze zaak werd voort
gezet, en al spoedig had men de ven
ters van dit schadelijke goedje te
pakken, n.l. zekere H. V. uit Haaks
bergen en K. uit Rekken. Later wist
men ook de hand te leggen op de
grossiers J. KI. P. en J. W. uit Haaks
bergen en den leverancier, zekeren
J. K. uit Haaksbergen. Dat deze hee-
ren met hun jeneverhandel nogal
goede zaken hebben gemaakt blijkt
wel uit het feit, dat zij de foezel ver
kochten voor f2 per Liter, terwijl zij
het inkochten voor nog geen fl per
1 Liter. Tegen de betrokkenen is pro
ces-verbaal opgemaakt.