z
Prinses Beatrix-fonds
ingesteld.
DE GEBOORTE-ACTE
-» z\
K -f
Cunst in Haarlem en
daarbuiten.
Den Haag Jubelt.
WOENSDAG 2 FEBRUARI 1938
Het Nationaal Fonds voor Bijzondere Noo-
den verzoekt ons het volgende op te nemen:
Landgenooten in Nederland en in
de Indien.
In deze dagen gaan meer dan ooit de ge>
dachten en gevoelens van alle Nederlanders
uit naar onze Prinses.
Hare Koninklijke Hoogheid heeft doen we
ten. dat zij hij de geboorte van 1-Iare eerste
ling geen geschenken wenscht. dat inzame
lingen voor dit doel Haar niet aangenaam
zouden zijn.
Toch zullen zeer velen In de oprechte
vreugde over de geboorte van een Prinses in
het Huis van Oranje uiting willen geven aan
hun ware gevoelens van aanhankelijkheid
aan het Vorstenhuis en aan hun vaderlands
liefde.
Tot dit doel heeft het Nationaal Fonds voor
Bijzondere Nooden, dat onder de hooge be
scherming van Hare Majesteit de Koningin
staat en Hare Koninklijke Hoogheid Prinses
Juliana zijn eere-voorzitster mag noemen, in
overleg met het Prinses Juliana Noodfonds
van „Simavi" besloten in te stellen het Prin
ses Beatrix-fonds.
De uit vreugde en dankbaarheid uit het
geheele koninkrijk te schenken gelden zullen
in dit fonds vloeien. Het Nationaal Fonds
voor Bijzondere Nooden en het Prinses Ju
liana noodfonds zullen hieruit gelijkelijk
kunnen putten.
In Nederland zal door het Nationaal Fonds
voor Bijzondere Nooden, hetwelke alle lagen
der bevolking bereikt, individueel» steun
worden verleend, ingeval door ziekte van
kinderen, of door kinderrijkheid van het ge
zin bijzondere behoefte is ontstaan,
In de Indiën zal het Prinses Juliana Nood
fonds steun bieden aan alle instelingen,
welke hulp verleenen aan kraamvrouwen en
zieke kinderen.
De samenwerkende besturen zijn overtuigd,
dat dit streven door H.K.H. Prinses Juliana
met groote instemming zal worden begroet,
wijl zoodoende haar gelukkig moederschap
het middel kan worden om rijkelijk te bevor
deren, dat allerwege hulp kan worden gebo
den.
Een spontanen en kraehtigen weerslag
vïnde deze oproep door een storting in het
Beatrix-fonds, voor Nederland op de post
rekening' nr. 75000, voor Nederlandsch-Indië
op de rekening bij de Nederlandsche Handel
maatschappij N.V. (Factory) Batavia, voor
Suriname op de rekening bij de Surinaam-
sche Bank N.V. en voor Curacao op rekening
bij de Hollandsche Bank Unie N.V.
Het Prinses Juliana Noodfonds: dr. G.
Royer. voorzitter, dr. Ch. W. F. Winckel, se
cretaris-penningmeester.
Het Nationaal Fonds voor Bijzondere Noo
den: mr. A. J. A. A. baron van Heemstra,
voorzitter; mr. H. M. L. II. Sark, algemeen
secretaris; mr. E. E. Men ten, penningmeester
TRAGISCHE AFLOOP VAN EEN RECEPTIE.
Dinsdagmorgen had op het- gemeentehuis
te Kerkrade een receptie plaats ter gelegen
heid van den nationalen feestdag. Tegen, het
einde van de receptie werd door den voor
zitter van het Oranje-comité, den heer M.
Damonseaux aan den burgemeester een dooi
de Kerkradenaren gedicht en getoonzet mu
ziekstuk aangeboden. Nadat de heer D dit
werk aan den burgemeester had overhandigd,
zakte de 73-jarige grijsaard in elkaar. Onmid
dellijk waren geneèsheeren bij de hand. Hulp
mocht echter niet meer baten. De heer D. was
een zeer geziene persoonlijkheid.
Rukwind oorzaak van ernstig
ongeluk.
Arbeider van ladder gestort en overleden.
Tijdens de feestviering te Gouda is -een tra
gisch ongeluk gebeurd. Tengevolge van een
rukwind is Dinsdagmiddag op de markt een
veertien meter hooge ladderwagen, waarop de
33-jarige monteur der gemeente-lichtfabrie
ken, J. van Petegem uit Gouda, stond, die
bezig was lampen voor de feestverlichting op
de markt aan te brengen, omgeslagen. De man
die zich op ruim tien meter hoogte bevond,
kwam met den ladderwagen -op de steenen
terecht. Van P. bleef bewusteloos liggen Een
geneesheer liet het slachtoffer naar het van
Ittersonziekenhuis overbrengen. Kort na aan
komst is de man daar overleden. Van Petegem
was sinds Juli in tijdelijken dienst bij de ge
meente lichtfabrieken te Gouda
Oud kanon ontploft bij het lossen
van vreugdeschoten.
Jongeman op slag gedood.
Vier andere menschen licht gewond.
De viering van den Nationalen
feestdag is in het dorp Goedereede
wreed verstoord door een ernstig on
geluk, dat aan een 28-jarigen jonge
man het leven heeft gekost.
Op de Markt te Goedereede zouden 's mid
dags omstreeks half drie vreugdeschoten
worden gelost in een oud kanon, dat sinds
jaren bij de volksfeesten wordt gebruikt.
Tegen het tijdstip, dat de schoten zouden
worden afevuurd, hadden talrijke bewoners,
onder wie zeer veel jongeren, zich op de
Markt verzameld. De menschen stonden
dicht om het kanon geschaard en keken met
belangstelling toe, hoe het kleine kanon met
■buskruit geladen werd en een prop papier
in de uitlaat werd aangebracht.
De spanning steeg toen de man, die het
geschut bediende, het kruit tot ontploffing-
bracht voor het eerste schot. Tot grooten
schrik sprong echter het kanon met een ont-
zettenden slag uit elkaar. De ontsteltenis
was algemeen en ieder maakte dat hij weg
kwam. Nabij het kanon lag het lichaam van
den 28-jarigen F. den Eerzame, die door de
wegvliegende deelen ernstig aan het hoofd
getroffen was. Verder waren vier der om
standers gewond aan hoofd, armen en bee-
nen.
Geneeskundige hulp mocht voor den Eer
zame niet meer baten. Hij moet op slag zijn
gedood. De wonden der vier andere personen
waren niet van ernstigen aard. De feeste
lijkheden zijn na het gebeurde afgelast.
s
/v&f C+v Cpy'-Cistésst-,;, sïh**.
fSftiZkcA (Shs*uZtSyZzi
s/j..s
•*CtZ>-/b€
tfe. u {f&tcz Zi A&Z v*-#pZx-Ze-Zf
ZZ - ï&x X.Cjr'.
ttréTh ziZnéW
*df <z
Z&'l
gZmA/js&i IZZ*r
Jfe-tsTje, cf'Z
./&u/LdZtoZs**.
De beleekenis van den naam
Beatrix.
Beatrix is een Latijnsch woord en de betee-
kenis ervan is: „Zij, die gelukkig maakt".
In het oude Rome kende men het woord
Beatrix echter nog niet als naam. Het Latijn-
sche beata (vrouwelijke vorm van beatus) wil
zeggen „gelukkige", beare beteekent „geluk
kigmaken" en Beatrix: „zij die gelukkig
maakt".
Beatrix of Beatrice komt als naam veelvul
dig in de historie van verschillende landen
voor. In ons land drong de naam in den ver-
dietschten vorm van „Beatrys" door.
Thans leven nog twee prinsessen, die dezen
naam dragen; de op 18 Maart 1848 geboren
dochter van Koningin Victoria van Engeland
en haar Prins Gemaal Albert. Prinses Beatrice,
die op 23 Juli 1885 huwde met den 20 Januari
1896 gestorven Henry Maurice of Battenbérg
(welke familie tegenwoordig' Mountbatten
heet), moeder van 2 zoons en 2 dochters was,
en de dochter van den ex-koning Alfons, de
infante Prinses Beatrice, die 14 Januari 1935
met een grootsche plechtigheid, waarbij vele
vorstelijke personen tegenwoordig waren, te
Rome in het huwelijk trad met Prins Alles-
sandro Torlonia, zoon van den hertog van
Poli.
In de Beatryslegende, middelnederlandsch
verhalend gedicht of „Sproke" zien we den
naam in den zin van „Heilige". In deze „Spro
ke" wordt een motief behandeld dat terug
gaat tot een Marialegende.
Ook in de door den grootsten Italiaanschen
dichter Dante geschapen literatuur treffen
wij den naam Beatrice aan, eerst in zijn jeugd
werk „Vita Nuova" en later in zijn „Divina
Commedia".
Ernstige stormschade in de
Residentie.
De storm, welke Maandagavond en vooral
in den nacht van Maandag óp Dinsdag over
ons land heeft gewoed, is ook in de residentie
niet zonder uitwerking gebleven. Behalve dat
eenige tientallen vlaggen en feestversieringen
werden afgerukt om elders soms vele hon
derden meters verder totaal vernield te
worden gedeponeerd, gebeurde te ruim 3 uur
's nachts aan den Meerweg in het Zuiderpark
te 'sGravenhage tengevolge van den hevigen
storm een ongeluk, dat wonder boven wonder
zonder persoonlijke ongelukken is afgeloopen.
De storm, die te circa 3 uur wel op haar
hevigst woedde, speelde het klaar om een
groot stuk dak van een huis op den hoek van
den MoerwegVier Heemskinderen los te
werken, op te nemen en door het luchtruim te
slingeren, waarna het geheele geval ongeveer
50 Meter verder in de Boendalestraat werd
neergesmakt. Het weggeslingerde materiaal
vormde tezamen een groot stuk plat dak en
bestond uit een ijzeren balk van bijna 3 Me
ter lengte, met een gewicht" van eenige hon
derden kilo's, voorts stukken hout, zink en
vele steenen, kleine en groote, welke op het
dak hadden gelegen. Deze weggeslagen deelen
kwamen deels in naburige straten, deels tegen
en op de omliggende huizen terecht en vooral
een tiental huizen in de Boendalestraat werd
ernstig beschadigd. Van sommige huizen
bleef aan de voorzijde geen ruit heel, de weg
geslingerde stukken hout en steenen hadden
het glas in gruizelementen geslagen. Het dak,
waarop de ijzeren balk was terechtgekomen,
werd ernstig beschadigd. Het mag een groot
wonder worden geheeten, dat niemand letsel
heeft gekregen. Het is echter te begrijpen,
dat het gebeuren in de getroffen huizen groote
consternatie heeft gewekt.
Cézanne's portret van Gustave
Geoffroy en iets over Zola.
Na Rembrandt, Frans Hals enz. is ook de
groote heer der modernen, Paul Cézanne,
thans, zij het in een bijrol, op het Haarlem-
sche witte doek verschenen. Het lijkt dus zeer
ter zake in dit rubriekje een echt werk van
hem te vertoonen en iets uit de beginjaren
van zijn roem te vertellen en van den criticus
te verhalen, die Geoffroy heette, en voor al
zijn tijdgenooten door zijn veel gelezen arti
kelen een belangrijke steun geweest is.
Het portret dat wij hierbij afbeelden zal in
ieder geval van Geoffroy een juister beeld ge
ven dan de overigens fantastiek geënsceneerde
film over het leven van Emile Zola, van den
jongen Cézanne vertoont. De Amerikaansche
fantasie over de Parijsche mansarde waarin
Zola en Cézanne samen honger lijden, zullen
we moeten aanvaarden, omdat dat zoo in het
filmrijm te pas komt. Het zal anders geweest
zijn.
Als in 1893 Geoffroy zijn verslag van de Sa
lons schrijft en er een schetsmatige historie
der Impressionisten op laat volgen, is de waar
deering voor Cézanne nog niet in die mate tot
een cultus uitgegroeid als wij dat in de eerste
vijftien jaren dezer eeuw zouden zien gebeu
ren. Misschien ziet Geoffroy de figuur van
Cézanne dan wel zuiverder, wijl rustiger en
minder beïnvloed door den lateren wereld
roem. Wat hem niet verhindert de beteekenis
van den schilder in de evolutie der kunst te
onderkennen en er van te getuigen.
Hij herinnert er aan hoe de faam rondom
Cézanne's persoonlijkheid geruimen tijd een
zekere geheimzinnigheid gehad heeft. Onder
de schilders, de liefhebbers en hen die altijd
en overal de laatste snufjes weten, werd veel
over het werk van den eenzaam te Aix wonen
den schilder gesproken, doch zijn werk zag
men zelden. Na de eerste tentoonstelling der
Independents in 1874 had hij geen werken
meer ingezonden en men wist elkaar (het is
nog steeds 1893) alleen te vertellen dat de
schrijvers Duret en Paul Alexis werk van hem
bezaten, dat Zola een portret door hem bezat,
dat verder de bekende Dr. Gaehet in Auvers,
(bekend ook uit de Van Gogh tragedie) en de
heeren Choquet in Parijs en Murer in Rouaan
schilderijen van Cézanne in hun coUecties
hadden. Bij den verfkoopman Tanguy stond
er soms eens een voor het raam, maar was
dan weer even spoedig verdwenen. Er was
blijkbaar een kleine kring van ingewijden,
voor wie de latere vereering' geen verrassing
geweest moet zijn. Cézanne is zegt Geoffroy
een soort voorlooper geworden, dien, onder
anderen, de symbolisten zich tot patroon ge
kozen hebben, en inderdaad zijn er directe re
laties aan te wijzen tusschen het werk van
Cezanne en dat van Gauguin, Bernard en Van
Gogh. Dat wij veertig jaar later vooral
den laatste niet zonder voorbehoud tot de
symbolisten rekenen, zij in het voorbijgaan
opgemerkt.
Hoe dat alles ook zij, Cézanne is in zeker op
zicht een wegwijzer geweest. ,De kunsthistorie
wordt doorkruisd door hoofdwegen en zijla
nen en op één dier bijwegen is het Cézanne
die de richting aangeeft. Dat hij niet ten volle
zooals hij wenschte den droom verwezenlijkte,
dien de pracht der natuur hem ingaf, is vrij
zeker en is het lot van veel voorloopers. Maar
even zeker is hefc dat zijn denken een vorm
heeft gekregen en dat een verzameling zijner
werken een diepe gevoeligheid en een sterke
levenseenheid zou aantoonen. Zonder twijfel
doorleefde en doorleeft deze man een praeh-
tigen innerlijken roman en woont de demon
der schoonheid binnen in hem" aldus Geof
froy in 1893. Reeds weinige jaren later zou
over den schilder in uitbundiger vervoering
geschreven worden, maar juist in Geoffroy's
bezonnenheid vindt men misschien de op
rechtste bewondering. Oprecht was Geoffroy
als kunstcriticus zeker, oprecht enbe
scheiden. Hij heeft aardige en behartigens
waarde dingen over ons vak geschreven, en
ik citeer gaarne zijn definitie van die levens-
bezigheid: „De geheele kunstcritiek zegt hij
ergens anders is slechts de gewaarwording,
de aandoening bij een voorbijganger, die opge
wekt worden door een zichtbaar iets en een
vergelijking'; door het zichtbare iets en de
verklaring, de vertolking die de kunst daarvan
geeft, te vergelijken. Alles berust op en is ver
bonden met de natuur en met de menschelijk-
heid, die deel der natuur is. De mensch staat
daar als ooggetuige van zijn eigen daar-zijn
en van de hem omringende wereld. De kunst
is het getuigenis dat hij achterlaat, zooals hij
zijn denken, zijn geschriften, zijn daden ach
terlaat. De waarheid kan nimmer in een for
mule gedrongen worden, ieder individu is een
klein deeltje dier waarheid, dat in het leven
wordt opgezogen".
Het portret dat Cézanne van Geoffroy schil
derde mag bewijzen dat de schilder den cri
ticus erkentelijk en genegen was. Maar zijn
eerste verdediger blijft Emile Zola die al in
1866 als verslaggever den Parijschen salon te
„verslaan" kreeg en dat geschrift aan zijn
jeugdvriend opdroeg: „A mon ami Paul Cé
zanne. Hoe innig verheugt het mij, beste
vriend, eens oog in oog met je te kunnen
pratenHij herinnert den schilder aan
beider schooljaren in Aix, aan hun gezamen
lijk enthousiasme, hun discussies, en consta
teert met vreugde dat ook Cézanne de schoon
heid 'gevonden heeft in het vertrouwen op een
machtig en prachtig individueel bestaan. Het
heeft mij altijd willen voorkomen, dat de la
tere scheiding tusschen de twee kunstenaars
te simplistisch verklaard wordt door Cézanne's
misnoegdheid over het feit dat hij zich in den
schilder in Zola's L'Oeuvre had herkend.
Ook het bezoek dat Cézanne in de film aan
zijn rijk en beroemd geworden jeugdvriend
brengt om hem daarna voor goed te verlaten
met het verwijt dat hij te rijk en te dik ge
worden is, lijkt me meer een Amerikaanscb
luchtige oplossing van de quaestie dan een
logisch gefundeerde verklaring van de verwij
dering. Doch die zal niemand van de film ver
langen. Deze heeft andere verdiensten, waar
wij niet aan zullen tornen.
Juist dezer dagen is er in Frankrijk een ver
zameling brieven van Cézanne verschenen,
die wij nog niet in ons bezit hebben, doch
die misschien over het conflict-Zola-Cézanne
iéts brengen dat opheldering geeft. Mocht dat
het geval wezen, dan komen we nog wel op die
verbroken relatie tusschen twee waarlijk groo
te artisten terug. Beiden zijn zeer zeker de
moeite waard kennis te nemen van de motie
ven waardoor die verbreking bevorderd werd.
Beider karakter zal daardoor vermoedelijk
weer iets helderder belicht worden.
J. H. DE BOIS
De Nationale Feestdag
was een feestdag.
Ja, de Nationale Feestdag was een feest
dag, een dag waaraan de geheele bevolking in
groote eensgezinde vreugde heeft deelgeno
men, al heeft zij het vooral zélf moeten zoeken
en al ontbreekt er in zoo'n stad als Den Haag
eigenlijk altijd die georganiseerde vreugde, die
zulke dagen in kleinere steden kenmerkt, die
daar zeker niet minder hartelijk om is en die
zich daarentegen dan toch wel geconcen
treerder en gemeenschappelijker uit. Het
zonderlinge van zulke Haagsche feestelijkhe
den is dat ge, buiten de café's en wanneer er
niet toevallig net een troepje straatmuzikan
ten in uw buurt staat, eigenlijk heelemaal geen
muziek hoort. En muziek is toch eigenlijk het
a. b. c. van alle feestvierderij.
Maar ook het licht is feestelijk en daar
van hebben wij de beide avonden van deze
beide mooie dagen dan toch wel volop kunnen
genieten.
Wij prozaïsche .stervelingen, die na den
arbeidsdag reeds zoo plegen te genieten van
het licht dat onze huiskamerlamp uitstraalt,
zouden wij dan niet verrukt en opgetogen zijn
van het lichtfestijn dat op groote dagen het
hart onzer stad en de harten harer inwoners
in letterlijke vuur en vlam pleegt te zetten?
Wij kijken onze licht-onwennige oogen uit
naar de profusie van licht die uit het middel
punt van onze stad opstijgt en den hemel in
rossen gloed zet. Wij, die boekhouder of slager
of Raadsheer in den Hoogen Raad der Neder
landen zijn en dus veel romantiek-des-levens
te kort komen, wij staren met brandende
oogen naar de wapperende, waaierende gas
vlammen. Wij die lid van den Raad van State
of broodbakker of onderwijzer zijn en die dus
weinig kleur in ons leven zien, wij genieten
met vervoerde blikken van de roode en blauwe
en oranje lampjes, naar de dikke trossen kleu
rige lichtbollen die in de warrelige naaktheid
van de boomen hangen, naar de vurige Neon-
lijnen die de statige strakheid onzer gevels een
weinig onwezenlijk maken. Wij genieten van
zooveel waarvan wij op andere dan feestelijke
en (dus) uithuizige dagen nooit genieten.
Het is wonderlijk dat overal, waar men
vreugde en jolijt vindt, ook poffertjesla-amen
zijn. Wanneer een Franschman vroolijk is,
drinkt hij champagne; wanneer een Belg
vroolijk is, drinkt hij een lambiekske; wan
neer een Brit vroolijk is, laat hij het niet mer
ken; wanneer een Rus vroolijk is, maakt hij
een kuitenflikker met een dolk op zijn kin;
wanneer een Nederlander, althans een Hage
naar, vroolijk is, gaat hij poffertjes eten. Wie
zou daartegen bezwaar kunnen hebben?
Poffertjes-eten is plezierig. Het is meer dan
plezierig, het is romantisch. Missehieji zijn
poffertjes nog wel eerder romantisch dan lek
ker. Ik geloof niet, dat er veel Hagenaars zijn
die thuis poffertjes eten. Er zijn nu eenmaal
dingen, die thuis niet eet en die je buitens
huis wel eet. E11 andersom. Niemand eet bui
tenshuis hang-op, een boterham met koek of
een broodje chocolade hagelslag. Niemand eet
thuis caviaar, oesters, Zweedsche koffietafel
en poffertjes. Alleen daarom reeds zijn poffer
tjes. feestelijk. Die kleine, ronde, weeë vetklod-
dertjes met poedersuiker brengen ons in de
stemming van: „Hier zit ik in een kermisspul,
hier heb ik plezier en wie doet me wat!"
Ik heb thuis nog nooit poffertjes gegeten.
En ik wil wel wedden: 99 procent van de Ha
genaars hebben thuis nog nooit, pofferjtes ge
geten. Maar gisteravond hebben we allemaal
poffertje gegeten.
Feestelijk.
't Is aardig om een feestvierende massa te
bekijken, wanneer ge er als een persoonlijkheid
zoo gezeid midden in opgenomen zijt. Ik denk:
wat gèk eigenlijk dat de vierende mensch
zulke eigenaardige attributen noodig heeft om
aan zijn vreugde uiting te geven. Wandelstok
ken, die feeststokken heeten en mutsen en
neusjes en rare kleedingstukken. Ik zag zelfs
een heer, dien ik niet direct een heer zou
durven noemen, met een hemelsblauw jumper-
tje van z'n zussie an.
Dat komt omdat de mensch, wanneer hij
vieren wil, zich zelf niet wil zijn.
De mensch verveelt zich zelf.
Hij is gewend aan zich zelf. Hij loopt zoo
lang hij leeft met zich zelf rond. Wanneer je
dan van huis uit toch al niet zoo bijster bij
zonder bent, hang je je zelf wel eens de
keel uit.
Daarom wil de mensch zich zelf niet zijn en
tracht hij zich zelf voor zich zelf te verbergen:
achter een neusje, onder een vreemdsoortig
petje of in een jumper van z'n zussie.
En in de maar prijzige tenten des vermaaks
daar was het al eigenlijk niet anders. E11 daar
heb ik stiekum voor me zelf den rok en
de smoking brutaalweg vergeleken met kar
tonnen neusjes en blauwe jumipers van zussie.
Als mijn meening heb ik er aan mij zelf te
kennen gegeven dat ook deze nette heeren in
avondtoilet (en zéér begrijpelijk: gezien hun
hoofden, gehoord hun conversatie) zich zelf
trachten te ontloopen door zich in het habijt
der weelde te steken.
Die advocaat met zijn nogal slordige col
bertje werd in en door zijn rok toch wel een
kostbaar heer-van-bétere-huize en die procu
ratiehouder die de elleboogjes van zijn kan
toorpakje glad en glimmend geschuurd heeft
op zijn bureau-ministre, die was nü, in smo
king, een man geworden, die lachen mocht
tegen het leven
Zoo zit ge, als journalist nu eenmaal, zelfs
en juist in de feestvreugde uwen medemensch
te bekijken. Hetgeen die vreugde niet minder
vreugdig maakt. Integendeel. Langs de straten
en door de cafés gaande ziet ge immers hoe
braaf en eenvoudig de medemensch zijn
vreugde uit. Ge ziet ook, en dat is een plei-
zierige ervaring, dat die vreugde echt en on
gekunsteld is. Hetgeen ook niet te verwonde
ren is, nu die vreugde Oranje geldt. En nu de
menschen zoo diep doordrongen zijn van het
besef dat „in naam van Oranje" zooveel goeds
over Nederland, zijn historie en zijn volk ge
komen is.
Mr. E. ET JAS.
VOETGANGSTER ONDER AUTOBUS
GERAAKT EN ERNSTIG GEWOND
Een 63-jarige voetgangster, mevr. M. E. van
A. uit de 's-Gravensandelaan te 's-Graven-
hage, geraakte Dinsdagmiddag técirca kwart
na drie op den hoek Prinsegracht-Lijnbaan al
daar onder een bus van de Haagsche Tram
weg Maatschappij. De dame werd tegen den
grond gesmakt en moest met een schedelba-
sisfractuur naar het ziekenhuis aan het West-
einde worden vervoerd, waar zij ter verple
ging is opgenomen.