FEESTMARSCHEN IN ONS LAND
Het groote Avontuur
In verband met de geboorte van Prinses Beatrix werd Woens
dag door den commissaris der Koningin in Groningen, mr. J.
Linthorst Homan, een krans gehecht aan het monument van
Graat Adolf van Nassau te Heiligerlee
De garnizoenstroepen te Den Haag maakten Woensdag een
feestmarsch door de stad, waarbij op Plein 1813 werd gedefl-
den waarnemend gouverneur der residentie
Een exemplaar onder het oog van
den keurmeester op de internationale
pluimveetentoonstelling te Parijs
V ictor. de Fransche ontdekkingsreiziger,
die maandenlang op Groenland door
bracht, heeft de eerste postverbinding
met Eskimo-honden in de Fransche
Alpen ingesteld
De Marinetroepen te Amsterdam maakten Woensdag
een marsch door de stad, welke zeer veel bekijks trok
Voor het nieuwe mailschip «Oranje» der Stoomvaart Mij. «Nederland», dat
bij de Ned. Scheepsbouw Mij. te Amsterdam in aanbouw is, werd Woensdag
de achtersteven geplaatst
FEUILLETON
22)
Roman uit de Tropen door
FRANS DEMERS.
Benoit's besluit was: een militaire bezet
ting en een dringenden brief aan den Brit
sehen gouverneur.
Maar een militaire bezetting kost geld,
opperde de ambtenaar.
Wij zullen alles bekostigen, antwoordde
de directeur-generaal.
En er kwam een militaire bezetting in het
grensgebied van Oeganda. De gouverneur van
Oeganda werd gewaarschuwd en ook de gou
verneurs van de andere aangrenzende ko
loniën. Overal werd het land doorzocht, maar
Riefenberg en de gestolen goudschat ter
waarde van vijf millioen frank waren en ble
ven spoorloos verdwenen.
Riefenberg's avontuur.
Alleen z-ij, die Riefenberg intiem kenden, en
dat waren maar enkele personen, bleven aan
zijn onschuld gelooven, al konden ook zij niet
de minste verklaring vinden voor die geheim
zinnige verdwijning. Voor al de anderen, die
van vei' of nabij iets met het goudland te
maken hadden, bestond er niet den minsten
twijfel betreffende de schuld van den jour
nalist.
En toch was Riefenberg geen misdadiger.
Hij was noch een moordenaar noch een goud-
dief. maar het slachtoffer geworden van eer
vreemd avontuur.
Toen hij dien zonniger morgen per auto
Nizi verliet om zich naar Mongbwaloe te be
geven, zei hij immers tot den inlandschen
chauffeur: „er is geen haast bij", gedeeltelijk
omdat hij wou genieten, van het wonderbare
landschap en gedeeltelijk omdat hij niet te
veel' vertrouwen had in de roekeloosheid,
waarmede de neger den wagen lajugs de af
gronden dreef. Nu eens gleed de auto tus-
schen hooge, steile bergwanden, dan zig-zagde
de weg langs naakte toppen vanwaar men het
Uitzicht had op het grillige, woeste land. De
weg was eenzaam, want hij was uitsluitend
ten gerieve van de verschillende mijncentra
aangelegd en er bestond dus ook geen reden
om rekeningte houden met de ligging der
dorpen. In die vroege morgenuren was er
bovendien weinig verkeer.
Het kon zoo wat een uur na het vertrek
uit Nizi zijn, toen de mijnauto een vallei be
reikte waar het tropenwoud woekerde en de
kruinen van de hooge boomen boven den weg
naar elkaar nijgden. Op een gegeven oogen
blik, bij een bocht, bracht de chauffeur den
wagen met een schok van de remmen tot stil
stand. Dwars over den weg lag een neger,
roerloos, met het gezicht naar den grond ge
keerd en de armen voor zich uitgestrekt.
Riefenberg en de autobestuurder sprongen
naar buiten, liepen naar den inlander, die
vermoedelijk het slachtoffer was geworden
van een roekeloos autobestuurder, die hen
was voorafgegaan. Zij knielden bij den onge
lukkige en draaiden hem op den rug. De man
had de oogen gesloten en scheen niet meer
te ademen. Op het lichaam waren geen spo
ren van verwondingen te ontdekken. De jour
nalist legde het hoofd tegen de borst van den
neger en luisterde. Het hart scheen regel
matig te tikken.
Hij keek zijn chauffeur aan.
Dat is vreemd, zei hij.
Plotseling kraakten de takken en uit het
voud kwamen twee blanken te voorschijn Zij
ïaderden schijnbaai onverschillig het groepje
en Riefenberg was opgestaan. Het verbaasde
hem een oogenblik, dat die twee heeren zoo
onverwachts uit het woud kwamen gestapt,
maar dat verklaarde misschien ook de aan
wezigheid van den neger in het midden van
den weg. Hij deed een stap in de richting van
de vreemdelingen, maar op hetzelfde oogen
blik werden twee revolvers op hem gericht
en kwam er beweging in de schijnbaar be-
wusteloozen inlander. Het gevoel van een
mensch werkt soms op onverklaarbare wijze.
Terwijl de journalist met verbaasde blikken de
mannen aanstaarde en gehoor gaf aan het
bevel, dat hem werd gegeven de armen op
te steken, zag hij in zijii verbeelding drie ge
stalten voor zijn oogen verschijnen: van De-
met, van Lebon en van Ada IIjen. Hij twij
felde er geen oogenblik aan, dat hij zich hier
tegenover handlangers van de gevreesde ben
de bevond.
De chauffeur gaf een schreeuw, toen hij de
revolvers zag. Hij wilde vluchten, maar rolde
op den grond, doordat zijn zwarte broeder hem
bij de beenen had gegrepen. De arme sukkel
was bang en huilde.
Mama, mama.
Riefenberg hoorde hoe de inlandsche mede
plichtige op hartstochtelijke wijze aan het
praten ging in de voor hem onverstaanbare
negertaal.
Hij wees in zijn richting, dan naar die van
de twee mannen.
De chauffeur stelde bibberend een paar vra
gen en werd dan rustiger. Hij kwam over
eind, keek schuw om zich heen en nam een
afwachtende houding aan. Ondertusschen was
een van de aanranders op Riefenberg toege-
prongen en haalde diens revolver uit den zak.
Een paar meter verder stond de andere blanke
met den revolver, waarvan de loop op Riefen-
berg's hart gericht was en hij staarde den
journalist spottend aan.
Dit tooneeltje speelde zich vliegensvlug af
'.onder dat de blanken één woord hadden ge
wisseld.
Oef, dacht Riefenberg, dat ziet er alles
behalve schitterend, uit, Ik ben jammerlijk in
de val geloopen.
Riefenberg, sprak een van de aanranders
en zijn stem klonk rustig en vastberaden. U
kunt uw armen laten zakken. Luister, het kan
zijn, dat elk oogenblik een auto hier voorbij
komt. Gij zult voor ons uitloopen. Als gij een
teelten durft geven of een verdacht gebaar
maken om de aandacht op ons te vestigen,
schieten wij u neer.
Zoo, zei Riefenberg, ik zou eerst eens
willen weten wat deze comedie foeteekent.
Denkt u soms dat
U hoeft niets te weten, onderbrak de
andere hem op snijdenden toon, en wees op
uw hoede, hier wordt geen comedie gespeeld.
De journalist aarzelde.
Pas op, klonk het dreigend en een re
volver ging de hoogte in, en vooruit nu, dien
kant uit.
Wat kon hij anders doen dan voorloopig te
gehoorzamen?
Men gebood hem voort te gaan, in het mid
den van den woudweg.Hij liep voorop, werd
op den voet gevolgd door een van de blanken.
Daarna kwamen de twee negers. De arme
chauffeur kon maar niet gerustgesteld wor
den en stelde al maar door vragen, die door
den zwarten begeleider welwillend werden be
antwoord. De andere blanke liep naast het
groepje ter hoogte van Riefenberg. Naar de
mijnauto keek niemand om. Zij stond aan
den rand van den weg en bleef daar staan.
Toen de zonderlinge karavaan een paar
honderd meter had afgelegd, bereikte zij een
punt, waar een breede zijweg, met wild gras
overgroeid, steil naar beneden liep.
Hier inslaan, klonk het bevel.
Neen, antwoordde Riefenberg kordaat.
Zoolang hij zich op den grooten weg be
vond, had hij de vage hoop een auto te zien
voorbijkomen en dan zou hij er we] iets op
hebber gevonden om 'n teeken te geven. De
eigenaardige optocht zou immers ieder auto
mobilist hebben gezegd dat er iets niet in orde
was. Maar nu rechts afslaan, dien onbeganen
weg in, dat nooit. j
Hier inslaan, werd met stemverheffing
geroepen.
—En dan?, vroeg de journalist om tijd te
winnen.
Dat gaat u niet aan.
Eerst moet ik weten wat u tegen mij in
het schild voert.
De blanke, die naast hem had geloopen,
sprong nu voor hem.
Riefenberg, zoo waar als u dezen ge
laden revolver op uw hart gericht ziet, mij
werd het recht gegeven u neer te schieten als
ik dat noodzakelijk mocht achten. Als u niet
dadelijk doet wat ik u bevel, zal ik van dat
recht gebruik maken.
Wie gaf u dat recht, vroeg de journa
list.
Iemand die machtig is, Riefenberg! En
fluisterend voegde de onbekende er aantoe:
En iemand, die voor niets terugdeinst. Denk
aan het geval Demet.
Al had Riefenberg er geen oogenblik aan
getwijfeld, dat hij in handen was gevallen van
Demet's moordenaars, toch verbleekte hij, toen
hij diens naam hoorde uitspreken.
Zoo, mompelde hij, zoo
Vooruit nu. Ik tel tot drie en als u daar
dan nog staat, dan schiet ik u neer.
Een klonk het tergend-langzaam.
Riefenberg keek naar den loop van den revol-
ver, waarvan hij nauwelijks één meter was
verwijderd. Voor hem strekte zich de autoweg
eenzaam uit. Geen geluid verbrak de stilte.
TweeHij staarde in de oogen, die
koel op hem waren gericht en waarin een
rotsvast besluit lag te lezen.
Vooruit dan maar, dacht hij en gehoor
zaamde.
(Wordt vervolgd).