ZONDERLINGE LEVENS
Dl
KORT VERHAAL
sii I v w
Christoffel Columbus.
WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
Een droom.
Ergens, ver van het kleine Portugal
en door onmetelijke zeeën er van ge
scheiden, moet het liggen: het won
derland, dat rijk is aan velerlei schat
ten als geen ander Indië. Fantastisch ver
weg moet het zijn, zóó ver dat het door velen
voor onbereikbaar wordt gehouden. Het is
waar: twee ondernemende Genueezen, Thedi-
sius en Vivaldo Doria, moeten er eens op uit
getrokken zijn om het te zoeken en nooit zijn
teruggekeerd. Maar hun vermetele onder
neming ligt dan ook bijkans twee eeuwen in
het verledenTwéé eeuwen! Men zegt, dat
de temperatuur zuidwaarts zoo hoog is, dat al
het zeewater verdampt en niets dan een brij
achtige zoutmassa achterlaat, waarin elk
schip jammerlijk moet vergaan. Maar men
zegt en fantaseert zoo veel en de aarde kan
onmogelijk zoo groot zijn als men zich wel
voorstelt. En bovendien: is het begeerde won
derland niet het offer van een ontdekkings
tocht waard....?
Cristofjel Columbus.
Het is een nog jeugdige zeeman, die zoo
denkt en droomt. Voor het aardrijkskundig
begrip dier tijden heeft hij al heel wat van
de wereld gezien: zijn zeereizen strekten zich
uit van IJsland tot Guinea en met de Portu-
geezen ondernam hij verre en avontuurlijke
tochten. Nu droomt hij van een zeeweg naar
Indië, die ergens, westwaarts, gelegen moet
zijn. Vóór hem ligt de door één der bekendste
astronomen, Foscanelli genaamd, ontworpen
kaart. De jonge zeevaarder tuurt erop tot zijn
oogen ervan gaan steken. Dan sluit hij ze en
droomt weer van het lokkende land der won-
derschatten;- welks beeld hij in zijn levendige
fantasie nu al jarenlang in zich omdraagt.
Hij weet het wel: men gelooft hem niet, men
houdt hem voor een dweper, een zonderlingen
fantast, ja zelfs voor een zwendelaar. Heeft
Portugal's koning, Johan II, niet onlangs ver
klaard, dat de plannen van den overmoedigen
zeevaarder, die hem zijn diensten had aange
boden, onuitvoerbaar zijn? Neen hier, waar
men nauwelijks oor heeft voor zijn woorden,
noch begrip van zijn plannen, heeft Christof-
fel Columbus niets meer te zoeken. In 1484
heeft hij zijn besluit genomen: heimelijk ver
laat hij het Portugeesche grondgebied om el
ders zijn geluk te beproeven. Zijn broer Bar-
tholomeus zal naar Engeland gaan om het
Engelsche hof gunstig voor de grootsche on
derneming van Columbus, die hij als de roe
ping zijns levens beschouwt, te stemmen. Het
gaat Bartholomeus niet voor den wind: op
zijn reis wordt hij door zeeroovers zoo grondig
bestolen, dat hij als een armzalig bedelaar,
gehuld in lompen, aan den Engelschen wal
stapt en jarenlang met het teekenen van
kaarten het noodige moet verdienen alvorens
hij over een kleeding beschikt, waarin hij zich
aan het Hof vertoonen kan. En als het einde
lijk in 1488 zoover is, moet hij ervaren
dat alle ontbering, alle arbeid, alle hoop ver
geefs was. Men wil aan het hof niets van der
gelijke zonderlinge plannen hooren
Broeder Christoffel zwerft inmiddels door
het Andalusische land, onvermoeibaar, on
wankelbaar van geloof in een uiteindelijk wel
slagen, speurend naar invloedrijke mannen,
die hem willen aanhooren; betoogend en over
redend met den gloed van een rotsvaste over
tuiging, overal waar hij instemming en steun
verwacht. In 1846 schijnt het pad geëffend:
dank zij de voorspraak van bevriende Spaan-
sche Granden heeft Koningin Isabella den
zwerver in dienst genomen. Als er één is, die
hem zal willen aanhooren, dan moet zij het
zijn, Ferdinand's echtgenoote, die met leede
oogen de voortvarendheid aanziet, waarmee de
Portugeezen onbekende zeeën doorkruisen.
Maar de Spaansche geleerden denken er an-
ders over: dat is niet alleen een-vermetelheid,
het is een dwaasheid wat die bezeten avontu
rier van een Columbus ondernemen wil. Daar
mee is het vonnis geveld: Columbus begrijpt
'het; opnieuw is een hoop vervlogen, zijn be
doeling^ miskend.
Hij ziet zijn beste jaren voorbijgaan met
nuttelooze onderhandelingen. Voort dan
naar andere landen, waar wijzeren wonen en
moedigeren. Niets is er immers, dat hem bindt:
zijn vrouw is enkele jaren geleden overleden,
van zijn kinderen kan hij den kleinen Diëgo
meenemen op zijn zwerftocht. Zoo trekt hij in
de richting van Huelva, verder en verder, tot
hij, doodelijk vermoeid en berooid, in de ha
venplaats Palos aankomt en in arren moede
brood en water vraagt bij het klooster der
Franciscanen, la Rabida. De monnik, die hem
de deur opent, is zoo begaan met het lot van
dezen zwervenden vader en zijn uitgeput
kind, dat hij hun onderdak verleent. Met
groeiende belangstelling luistert hij naar de
verhalen, die de avonturier vertelt van zijn
verleden en plannen. Zoozeer wordt hij door
den gloed van Columbus' rede beïnvloed, dat
hij een langen en dringenden brief schrijft
aan Koningin Isabella. Enkele weken later
brengt de boodschapper als antwoord niet
enkel de toezegging, dat de Koningin Colum
bus ontvangen zal, maar tevens een som gelds,
opdat hij zich in een passende kleedij in de
legerplaats van Santa Fé, waar het ko
ninklijk echtpaar verblijf houdt, kan aanmel
den.
Het moet niet gering geweest zijn, wat
Christoffel eischte: hij begeerde niet alleen
den titel van Atlantisch Admiraal en verhef
fing in den adelstand, maar bovendien het
onderkoningschap en een belangrijk geldelijk
aandeel in de exploitatie van de landen, die
hij zou ontdekken. Bijna verspeelde hij daar
mee de gunst der Koningin; maar na de war
me aanbeveling van Columbus' moedi°"° en
veelbelovende onderneminge door enkele aan
zienlijke vrienden schijnt Isabella zelfs be
reid geweest te zijn, haar juweelen te verpan
den voor de uitrusting van het verlangde es
kader.
„Land
zicht.
I"
jP INDELIJK dan is het zoover: twee eara-
JL-/ veelen en een klein transportschip, be
mand met 120 koppen, die niet zonder moeite
geworven zijn, liggen gereed om den grooten
tocht, die in 's menschen verbeelding bijna een
sage is geworden, naar verre en vreemde zeeën
en landen te ondernemen: De Santa Maria,
de Pinta, de Nina.
3 Augustus 1492 verlaten zij de haven van
Palos. De wind was gunstig en scheidde hen
snel, tè snel bijna van het vertrouwde vaste
land. Dagen verstrijken: óm hen de beklem
mende eenzaamheid van de onmetelijke zee
en de altijd terugwijkende horizon, waarach
ter ergens het doel van de fantastische reis
verborgen moet liggen. Dagen worden weken:
angst en ontmoediging maken zich van de
bemanning meester; Columbus bezweert, kal
meert, spoort aan, sterk door het geloof in
zijn succes. 11 October vischt men kunstig
gesneden houtwerk op: het eerste teeken van
menschelijke nabijheid. 120 paar oogen speu
ren urenlang den einder af, hunkerend naar
verlossing uit de zenuwsloopende menschver-
latenheid. In den maanlichten nacht van den
volgenden etmaal meent een matroos duidelijk
een vage kustlijn ontdekt te hebben. Onbe
schrijfelijk is de ontroering: .land in zicht!
na zeventig lange en bange dagen. Aan boord
van de Santa Maria kan Columbus nauwelijks
het aanbreken van den dag afwachten. Dus
tóch géén droom, géén wilde fantasie, géén
vermetele dwaasheid, maar roem, rijkdom,
macht!
Bij het eerste morgenkrieken laat Colum
bus zich aan land brengen; als eerste zal hij
het betreden zijn land: Indië. Uit den
mond van de inboorlingen de „Indianen",
zooals Columbus hen noemt die nieuwsgie
rig en welgezind te hoop geloopen zijn, meent
hij den naam van dit oord verstaan te heb
ben: Guanahani moet het heeten, zonder
twijfel één der Indische eilanden
Maar waar zijn de schatten, waarvan hij
heeft gedroomd: de kostbare specerijen, het
begeerde goud? Wel dragen de inboorlingen
staafjes, goud in hun doorboorde neuzen, maar
niets wijst erop, dat in dit land het wonder-
metaal voor het grijpen ligt. Verder dan! Had
twee eeuwen her de bereisde Marco Polo niet
verteld van' een sprookjesland dat Zipangu
(Japan) zou heeten? Ver kon het toch niet
meer weg zijn.
Columbus zwerft van eiland tot eiland;
heerlijk is de plantengroei, die hem verrukt
met weelderiger bloesems dan in zijn schoon
ste droomen. Maar van de verwachte schatten
is geen spoor te bekennen. Met heilig ontzag
en kinderlijke vereering wordt de ontdekker
door de inboorlingen ontvangen, al beloont
Columbus hun argeloosheid bitter slecht: her
haalde malen neemt hij mannen gevangen,
die hem tot gids moeten dienen en ontvoert
hij hun vrouwen. Al gauw heeft het bange ge
rucht zich verspreid, van stam tot stam: waar
Colombus aanlegt vlucht de bevolking als
door een panischen schrik bevangen, voor de
roovende blanken.
Inmiddels heeft een der onderbevelhebbers,
Pinzon, zich in alle stilte afgescheiden om
op eigen hand het goudland te zoeken, waar
van de inboorlingen spreken en dat Bebeque
genoemd wordt. Met twee schepen zet Colum
bus z'n tocht langs vreemde kusten, die hij
voor het Verre Oosten houdt, voort, tot hem
een tweede ramp treft. De Santa Maria, zijn
„vlaggeschip", loopt op een zandbank en is
reddeloos verloren. De inboorlingen, onkundig
van de barbaarsche practijken der blanke
kolonisten, bieden de liefderijkste hulp. Hun
vorst, die Colombus een waardige ontvangst
bereidt, aarzelt zelfs niet, toestemming te
geven tot de vestiging van een versterkte
nederzettting, waar een deel der bemanning
haar intrek zal nemen, terwijl Colombus te
rugkeert naar het moederland, om een beter
uitgerust eskader samen te stellen. 15 Maart
1493 keert Colombus, na vreeselijke stormen
te hebben doorstaan, met 2 schepen Pinzon
heeft zich in Haïti weer bij hem aangesloten
in den haven van Palos terug. Snel ver
spreid zich het gerucht door het land: Colum
bus, de ontdekker van den zeeweg naar Indië
is in de haven van Palos aangekomen. Zijn reis
van Palos naar Barcelona, waar koning en ko
ningin verblijf houden, wordt één triomftocht.
Als 'n held, bijna als 'n heilige wordt de koene
zeevaarder overal met devote bewondering
ontvangen. Op bevel van den Koning is op de
markt van Barcelona een stellage gebouwd,
waarop Ferdinand en Isabella, ten aanschou-
we van een saamgedromde menigte, ten troon
zitten. Als Colombus nadert verheft de Ko
ning zich en met een genadige handkus be-
De Levensring.
door Eric Rudolf.
E fantasie der schrijvers is onuitput
telijk, maar toch blijken de dagelijk
sche lotgevallen der menschen nog
veel interessanter te zijn dan de
stoutste droomen uit menschenbrein. Indien
U deze stelling kunt onderschrijven, dan neme
U van mij aan, dat onderstaande geschiede
nis is gebaseerd op ware gegevens, dat de
hoofdpersoon pas dezer dagen is overleden;
leest U echter liever een verhaal, door men-
schenhersenen gecomponeerd, stel U voor,
dat U een fantastique doorleeft, de historie
is fantastisch genoeg, en ook voor mij ver
leent geschiedkundige waarheid aan een
short story geen speciaal bouquet.
Als ook Siebe niet èn door zijn naam én
door zijn uiterlijk duidelijk getoond had een
nuchtere Fries te zijn, zoudt ge hem voor een
Oosterling hebben gehouden, indien ge hem
ooit had hooren spreken over den levensring,
dien zijn vriend Sjoerd aan een zijden lint op
zijn bloote borst had gedragen. De kans, dat
hij er over zou spreken was uiterst gering en
wij hoorden zijn verhaal slechts doordat hij
op een winteravond op bijzondere wijze
werd herinnerd aan wat hij zelf had meege
maakt en waaraan hij blijkbaar geen geloof
had willen schenken.
Tijdens het gesprek was het onderwerp bij
geloof aangeroerd en wij jongeren hadden
smakelijk gelachen om een verhaal, dat een
jonge Italiaan plotseling om het leven was
gekomen, toen zijn vader in een aanval van
woede, welke hij niet direct op den jongen
had kunnen koelen, den levensboom van den
jongeman had omgekapt. Dat was je reinste
fantasie, bijgeloof, louter toeval. De oude
Siebe, die tot dan stil had toegeluisterd,
groet hij den zeeheld, wien het veroorloofd
wordt, naast het' koninklijk echtpaar plaats
te nemen. Het moeten fantastische verhalen
van onmetelijke rijkdommen aan specerijen,
parelen, goud en slaven zijn geweest, waarop
Colombus zijn koninklijke beschermers ver
gastte. Zonder moeite gelukte het hem dan
ook, toestemming te verkrijgen tot de uitrus
ting van een groot eskader van 3 koopvaardij
schepen en 14 caraveelen, bemand met 1500
koppen. Ja, zoo groot moet de toeloop van
deelnemers, waaronder zich menig adellijk
personnage bevond, zijn geweest dat velen af
gewezen moesten worden.
Ontgoocheling.
<S EPTEMBER 1487 schreef men, toen ander-
maal een ontdekkingskader onder Co
lumbus' commando de haven uitzeilde, koste
lijk uitgerust nu en rijkelijk voorzien van
waardelooze snuisterijen waartegen de „In
dianen" zoo onnoozel hun kostbare goederen
ruilen.
Dolend in vi-eemde wateren keert de zee
vaarder tenslotte terug naar zijn nederzetting,
die hij in blakenden welstand denkt aan te
treffen. Bittere ontgoocheling: de behuizing
is verbrand, de versterking verwoest,, de man
schappen gedood niets, niets is ervan over
gebleven. De inboorlingen hebben het schan
delijk wangedrag der blanken, hun roof en
geweldpleging met gelijke munt betaald. In
allerijl zendt Colombus twaalf van zijn sche
pen met monsters van juist gevonden goud
terug naar het moederland, in de hoop, daar
mede Isabella te vermurwen tot nieuwe on
dersteuning. Inmiddels neemt de ontevreden
heid onder de achtergebleven avonturiers; die
niet van zins zijn, de handen uit den mouw
te steken, schrikbarend toe: de levensmidde-
lenvoorraad slinkt snel, de koortsen sleepen
velen ten grave en de ontbering drijft de over
levenden het binnenland in, waar zij zich met
roof en ontucht schadeloos stellen.
Maar Columbus denkt niet aan opgeven:
nadat hij het verzet van zijn bemanning met
geweld gebroken heeft, verkent hij de om
liggende landen in de vaste overtuiging met
het eiland Cuba het Aziatische vasteland
betreden te hebben. Alle tegenslagen, alle of
fers, kunnen hem meent hij, dit ééne niet
meer ontnemen: de roem van een triompha-
tor, de verwezenlijking van zijn droomen
Teruggekeerd in de nederzetting vindt hij
zijn manschappen in formeelen krijg met de
inboorlingen, die door de lage listen en wreede
strooptochten der blanken in verzet zijn ge
komen en natuurlijk het onderspit moeten
delven. Een deel van zijn mannen heeft tij
dens zijn afwezigheid den terugtocht onder
nomen en wat zij in de Spaansche landen
verhalen omtrent Columbus' beheer en grof
geweld doet zijn roem en aanzien niet al
leen snel tanen, maar tot overmaat van ramp
Isabella besluiten, een afgezant te zenden,
die ter plaatse de vele klachten der ontevre
denenen zal onderzoeken.
Als Columbus na een stormachtige thuis
reis, opnieuw door de straten trekt naar het
Hof, is het allerminst een zegetocht. Wel
loopt het volk nieuwsgierig te hoop, maar de
geruchten over de wreedheid en het wanbe
heer van den ontdekker hebben zoozeer tot
de volksverbeelding gesproken, dat men hem
niet langer met eerbiedige bewondering aan
ziet.
Een admiraal in de boeien.
Ten derde male vaart hij uit, met niet meer
dan zes schepen nu„'die met de grootste
moeite zijn bemand. Columbus beseft het
wel: dat hij bezig is, zijn roem te overleven.
Maar hij wil, hij mag er niet aan denken. Al
dit lijden mag niet voor niets geweest zijn: de
zoo duur gekochte eer mag hem niet ont
gaan.
Met een ware terreur herstelt hij de orde
in de noodlijdende kolonie, die hij in de droe
vigste omstandigheden terugvindt. Schepen
worden nu, in plaats van met goud en andere
kostbaarheden, met slaven bevracht om de
Spaansche kroon, die hij opnieuw om hulp
smeekt, gunstig te stemmen. Maar het is te
laat al lang is de invloed van de tallooze
teleurgestelde avonturiers op het koninklijk
paar zoo groot geworden, dat in plaats van
een hulpvloot de Ridder Fransisco Bobadilla
als opperste rechter en voorzien van verstrek
kende volmacht naar Columbus' nederzet
ting wordt gezonden.
Nauwelijks is de Spaansche geweldenaar er
aangekomen, of Columbus, Atlantisch Admi
raal en onderkoning der ontdekte landen,
Is da afstand" tusschgri, dei? uitversteijii^>J>^
zijkant van uw auto eii de buitenzijde
van het koplampglas soms ook grootar
dan 40 centimeter?
Dat moogt u wel eens nameten, want
ln dat geval hebt u
Stads- of Spatbordlampjes noódïg 1
mengde zich in ons gesprek en dra was elk
scepticisme en elke spotternij op de vlucht
gejaagd, want Siebe's woorden, langzaam
elkaar volgend, als met moeite gevonden en
slechts na lange aarzeling geuit, hadden ons
spoedig in hun ban: i
„Het is nu 61 jaar geleden, dat ik Sjoerd,
die toen 43 jaar was, leerde kennen. Ik was
toen nog een jongen en moest voor mijn va
der een boodschap naar hem brengen. Vlak
bij zijn huis zag ik hoe een hond een klein
meisje aanviel,... een fiksehe beeten
een week later liep ik nog met 'n verband om
m'n arm. Dat was het begin. Sjoerd vond m'n
optreden zooEnfin, Sjoerd Oom Sjoerd
werd hij toen al genoemdnu, jullie weten
wel hoe dat gaat, hij zocht me thuis op en
sindsdien zijn we bevriend gebleven.
Nu vier jaar geleden hoorde ik voor 't eerst
van den levensring, dien hij van zijn vader
had gekregen, en die sinds ruim honderd jaar
in het bezit van zijn familie was. Zijn groot
vader had het voorwerp gekregen van een
oude vrouw, die hij in Moskou voor de ge
welddaden van enkele soldaten uit Napoleon's
armee had beschermd Deze had hem den
ring gegeven en hem ..uidelijk gemaakt, dat
hij hem op het bloote lijf meost dragen als
bescherming voor zijn leven. Hij had de raad
opgevolgd en was inderdaad één der weinige
wordt in de boeien geslagen en gevankelijk
naar Spanje teruggevoerd.
Snikkend moet hij, de trotsche, voor Isabella
op de knieën zijn gezonken, als een man
dien de vernedering en miskenning hebben
gebroken. Isabella, verteeder';, herstelt hem in
zijn waardigheid van Admiraal en nog eens
ten laatste male, wordt hij in de gelegen
heid gesteld om zijn liefsten droom te verwe
zenlijken: de ontdekking van den westwaart-
schen zeeweg naar Indië.
De laatste zeereis wordt één aaneenschake
ling van beproevingen en teleurstellingen:
de toegang tot zijn kolonie is hem ontzegd,
de haven blijft voor hem gesloten. Dagen en
nachten zwalken zijn schepen in vliegenden
storm op de huizenhooge zeeën. Schepen gaan
verloren maandenlang wacht hij op het
onherbergzame Jamaïca, ondermijnd door
koortsen en jichtaanvallen, bedreigd door zijn
ontevreden lotgenooten, die als hij den hon
gerdood nabij zijn, op verlossing. Eindelijk
dan haalt men de schipbreukelingen af.
In November 1504 komt de ontdekker van
Amerika, die den zeeweg naar Indië alleen in
zijn droomen vond, terug in den Spaanschen
haven, dien hij nooit meer zou verlaten. Met
het overlijden van Isabella, twee weken na
zijn terugkeer, is de laatste hoop op erkenning
van zijn verdiensten vervlogen
Vergeten is de fantast, vergeten de moedige
ontdekker, die eens als een held werd inge
haald. Als een ander, een zekere Amerigo Ves
pucci, den voet op Amerikaanschen bodem
zet, zal deze het zijn en niet Christoffel Co
lumbus, naar wien het nieuw-ontdekte land
genoemd zal worden. Maar deze laatste ont
goocheling zou hem tenminste bespaard blij
ven: in 1506, op den 20sten Mei, overleed
hij.
C. J. E. DINAUX.
Japan houdt zijn vlootplannen
geheim.
Afwijzend antwoord aan Londen, Parijs en
Washington.
TOKIO, 9 Februari (Reuter/A.N.P.)
Na een bespreking tusschen den mi
nisterpresident en den minister van
Marine is semi-officieel medegedeeld,
dat Japan „het onredelijke verzoek"
van Engeland, Frankrijk en de Ver-
eenigde Staten ten aanzien van den
Japanschen vioolbouw definitief af
wijst.
FAILLISSEMENTEN.
Door de Arrondissements-rechtbank te
Haarlem zijn de volgende faillissementen uit
gesproken op Dinsdag 8 Februari 1938:
1. De Naamlooze Vennnootschap „N.V.
Handel- en Exploitatie Maatschappij „Ajax"
gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te
Aalsmeer, Stommeerweg 19 en aldaar hande
lende onder den naam Hotel-Café-Restaurant
De Drie Kolommen.
Curator mr. A. Bruch te Haarlem.
2. G. de Graaf, winkelier in huishoudelijke
artikelen en manufacturier, wonende te Wor-
rrrerveer, Krommenieërspad 176.
Curator mr. L. V. Hoog te Haarlem.
3. J. J. Vonk, loodgieter, wonende te Zaan
dam, Westzijde 84.
Curator mr. F. M. Hagemeyer, Haarlem.
4. De Vennootschap onder de firma „De
Boer en Dekker", gevestigd te Wormerveer
Franklin straat 19.
Curator mr. M. van Toulon van der Koog te
Haarlem; en hare firmanten:
5. Homme de Boer, timmerman en aan
nemer, thans wonende te Heemstede, Bosboom
Toussaintlaan 21.
Curator mr. M. van Toulon van der Koog te
Haarlem.
6. Martinus Dekker, timmerman en aan
nemer, wonende te Wormerveer, Tuinstr. 42.
Curator mr. M. van Toulon van der Koog te
Haarlem.
7. P. J. Voskuyl, schoenmaker, wonende te
Aalameer-Oost, Machineweg 91.
Curator mr. J. H. van Wijk te Haarlem.
Rechter-Commissiaris in deze faillissemen
ten mr. E. J. W. Top te Haarlem
Wegens gebrek aan actief werden opgeheven
de faillissementen van:
1. J. L. M. van der Wijst, bloemist, wonende
te Beverwijk, Kleine Houtweg C 236.
Curator mr. J. E. Goudsmit te Hoofddorp,
gem. Haarlemmermeer.
2. N. Rol, weduwe Plessius, wonende te
Badhoevedorp, Sloterweg 48.
Curator mr. J. H. van Gelderen te Haarlem.
Door het verbindend worden der Uitdee-
lingslijst zijn geëindigd de faillissementen van
1. J. P. Slot, bouwondernemer, wonende te
Haarlem.
Curator mr. F. J. Gerritsen te Haarlem.
2. F. van Santen, vroeger schoenwinkelier,
wonende te Hillegom.
Curator mr. C. Blankevoort te Haarlem.
Nederlanders, die hun land weer wisten te
bereiken. Op 92 of 93-jarigen leeftijd had
Oom Sjoerd's grootvader den ring aan zijn
zoon overgedragen en was twee dagen later
overleden. De vader van Sjoerd was ook ruim
90 jaar toen hij op zijn beurt den ring over
droeg en stierf. Volgens Oom Sjoerd was
de werking van den ring onfeilbaar. En wie
hem over straat zag loopen en iets van het
geheimzinnige voorwerp zou hebben geweten
zou hem volkomen gelijk hebben gegeven.
Want evenals zijn vader en grootvader was
hij nooit ziek geweest. Ondanks zijn hoogen
ouderdom was hij toch veel flinker dan ik.. Hij
had plezier als hij de kinderen op straat zag
spelen en hij ontzag zich nog op geen enkele
wijze.
Hij sprak mij over den ring, toen ik hem
eens thuis bezocht. Hij was, wat ik nog nooit
van hem had gezien, zenuwachtig, en na
lang aandringen zeide, dat hij naar een ring
zocht, dien hij altijd bij zich had gedragen,
maar die hij enkele oogenblikken geleden
kwijt was geraakt toen hij hem even had af
gelegd om het lint te vernieuwen
Even wachtte de oude Siebe, staarde rond,
of hij hier den ring zou kunnen vinden. Heel
zacht vervolgde hij dan:
„Ik heb natuurlijk mee helpen zoeken, hoe
welmet niet veel overtuiging, want ik ge
loofde niet aan de wonderkracht van den
ring.Wij vonden niets en ik begon te twij
felen, of Oom Sjoerd zich niet „vergiste".
Eindelijk gaven we het zoeken op en ik
liet Sjoerd alleen.
.Den volgenden dag, ik was alles bijna weer
vergeten, liep ik langs zijn huis. Alles was nog
geslotentoen wij de deur hadden gefor
ceerd, vonden wij Oom SjoerdEn den
ring heeft hij met zich in het- graf genomen
want hij bleek hem in z'n jaszak te hebben
gestoken. Als we beter gezocht hadden
Oude Siebe stond op, liet ons alleen. De dis
cussie over bijgeloof werd niet voortgezet.
(Nadruk verboden. Auteursrecht
voorbehouden)
en U zult 's morgens „kiplekker"
uit bed springen.
Eiken dag moet Uw lever een liter gal in de inge-
wanden doen vloeien. Wanneer de galaracheiding on
voldoende ia, wordt Uw voedsel niet verteerd, het be
derft. Er vormen zich gassen in Uw lichaam, U raakt
verstopt. Uw organisme wordt vergiftigd en U wordt
humeurig en loom. U ziet alles zwart.
De meeste laxeermiddelen zijn slechts lapmiddelen:
een geforceerde stoelgang neemt de oorzaak niet weg.
Maar CARTER'S LEVERPILLETJES zullen zorgen
voor de vrije toevoer van gal, waardoor U weer geheel
herstelt. Een plantaardig, zacht, onovertroffen middel
om de gal te doen vloeien.
Eischt Carter's Leverpilletjes, verkrijgbaar bij apo
thekers en drogisten in flacons van f 0.75.
(Adv. tngez. MedJ
Acht dooden bij vliegramp f
Fransch watervliegtuig verongelukt.
MARSEILLE, 9 Februari (Havas-
A.N.P.. Een watervliegtuig van den
dienst op Ajaccio en Tunis is bij het
opstijgen te Marignane tegen een dijk
gebotst. Het toestel werd vernield.
Acht personen zijn bij dit ongeluk om
het leven gekomen.
Nader meldt Havas uit Marignane:
Het watervliegtuig dat hier vanoch
tend verongelukt is, had elf passagiers
en een bemanning van drie kappen
aan boord. De bestuurder, de radio
telegrafist en zes passagiers zijn om
het leven gekomen.
Het toestel kon niet van het water
loskomen en botste tegen een dijk,
waarbij het geheel vernield werd. Het
zonk onmiddellijk. Men snelde dade
lijk te hulp, doch kon slechts zes
inzittenden levend bevrijden.
Pachtwet treedt niet vóór
1 Juni a.s. in werking.
De invoering van de Pachtwet wordt voor
zooveel mogelijk bespoedigd, aldus deelt mi
nister Goseling in zijn Memorie van Ant
woord aan de Eerste Kamer mee, daar de
voorbereidende werkzaamheden, welke ook
van instanties buiten het departement veel
tijd vergen, nog niet zijn beëindigd, kan de
datum van inwerkingtreding nog niet wor
den vastgesteld. Tot bekendmaking van de
zen datum zal zoo spoedig fnogelijk worden
overgegaan. Thans worde volstaan met de
mededeeling, dat met de mogelijkheid van
inwerkingtreding van de pachtwet voor 1
Juni 1938 niet behoeft te worden gerekend.
Verwacht mag worden, dat na de Inwer
kingtreding der wet een vlotte afdoening van
de beoordeeling der aanhangig gemaakte
contracten zooveel mogelijk zal worden be
vorderd.
WATERPOLO.
DE WINTERCOMPETITIE.
IJMUIDEN Woensdag.
Voor de Wintercompetitie van eerste klas-
sers (Afdeeling B) heeft HPC 1 de afgeloo-
pen week twee wedstrijden gespeeld. In den
Haag leden de Heemstedenaren een kleine
nederlaag tegen het sterke HZ PC. Hadden
zij hier volledig, met den ouden geroutineer-
den aanvoerder Braam in de achterhoede ge
speeld, dan hadden zij het misschien tot een
gelijk spel of een overwinning kunnen bren
gen.
Van hoeveel invloed het meespelen van
Braam wel is, ondervond Maandagavond
DWR. De Haarlemmers speelden met een in
valler voor Veenstra een zwakken wedstrijd,
waarin noch Kollerie noch De Vries doelman
Schalkwijk van H. P. C. wisten te passeeren.
Bij HPC deden EJdering en Sipkema het be
ter; zij wisten, nadat DWR tot de rust den
stand op 1—0 had weten te houden, daarna
vijf maal het DWR-doel te doorboren, zoodat
het einde met 60 voor HPC kwam.
De stand in afdeeling B is thans:
gesp.gew.gel.verl.pnt. v.-t.
Zian 4 3 1 0 7 13—8
H. Z. P. C. 5 2 3 0 7 12—10
H. P. C. 6 3 1 2 7 23—15
D. W. R. 5 1 0 4 2 11—21
S. V. H. 4 0 13 1 12—17
Zondagavond werden voor de kringen vier
wedstrijden te Velsen gespeeld. De Haarlem
dames leden een nederlaag tegen die van Ne-
reus. Ondanks deze overwinning blijven de
DWR-dames met een punt voorsprong op Ne-
reus aan den kop van de afdeeling'. De ont
moeting DWRNereus zal hier de beslissing
moeten brengen.
DWR 2, dat nog steeds ongeslagen was, won
ook nu weer. Thans waren het de Zaandijkers,
die met een 42 nederlaag naar huis werden
gestuurd. Ook HPC 3 bracht het in de tweede
afdeeling tegen DAW 1 tot een overwinning
(43). Door deze overwinningen is het ver
schil tusschen de kop- en de staartgroep in de
tweede Afdeeling nog grooter geworden.
Doordat De Ham zich uit deze afdeeling
heeft teruggetrokken, ziet de ranglijst er thans
als volgt uit:
D. W. R. 2 6 5 1 0 11 23—8
H. P. C. 3 7 4 2 1 10 34:—16
H. V. G. B. 2 7 4 1 2 9 28—17
Haarlem 2 3 2 0 1 4 12—6
D. A. W. 1 6 1 2 3 4 15—19
Nereus 2 5 1 0 4 2 14—18
Halfweg 6 0 0 6 0 3—45
Voor de komende week staat een groot aan
tal wedstrijden op het progr. In het Haarlem-
sche Sportfondsenbad worden zes wedstrijden
gespeeld. DWR speelt haar tweeden wedstrijd
tegen Zian uit Den Haag; de eerste ontmoe
ting eindigde in een 41 overwinning voor de
Hagenaars.
Vervolgens komen zeventallen van alle
Haarlemsehe vereenigingen te water.
De belangrijkste ontmoeting is HPC 2Haar
lem 1. Laatstgenoemde zal natuurlijk alles in
het werk stellen om haar eerste overwinning
te behalen. Het volledig programma luidt:
DWR 1—Zian 1, 7.30 uur.
VeiserendHVGB 4
Haarlem 3Zandvoort
Haarlem 2HPC 3
DWR 2—DAW 1
HPC 2—Haarlem 1
Donderdagavond speelt HVGB 1 den thuis
wedstrijd tegen VZV 1. Beide ploegen staan
gelijk met HPC 2 aan den kop van de eerste
afd. Zoowel HPC 2—Haarlem als HVGB—VZV
zijn voor de eerste afdeeling zeer belangrijke
wedstrijden.
Het ranglijstje is hier als volgt:
V. Z. V. 1 4 3 0 1 6 23—13
H. V. G. B. 1 4 3 0 1 6 17—14
H. P. C. 2 3 2 0 1 4 8—10
Nereus 1 4 1 0 3 2 11—17
Haarlem 1 3 0 0 3 0 12—17