Mr. de Wilde sterk tegen een
beetje inflatie.
vttTTPA g 11 FEBRUARI 1938
Het einde dezer serie Bekentenissen naakt,
m dit stuk. Ik voel dat ik, voor een zoo jong
ruiter, reeds te veel gezegd heb. Weliswaar zit
er nu'eenige muziek in onze rijderij waar
mee niet de klanken bedoeld zijn van de gra-
mofoon, die ons in de manége zoo vaak be
geleidt— maar het schijnt nu toch gewenscht
eer pauze te houden tot wij meer ervaringen
hebben opgedaan. Daaromtrent leven vele
illusies. Floris wil de Veluwe galopsgewijs
oversteken. Ik wil in de bosschen van Ver
sailles gaan rijden om te beseffen hoe de
Zonnekoning zich voelde. „Dat zul je wel niet
gewaar worden" zegt Floris, „maar we kun
nen het probeeren. Zoo tegen Paschen".
U begrijpt wel dat met deze en dergelijke
plannen in het verschiet een wereld van
paardsch avontuur zich opent, die voor een
tweede serie voorbehouden moet blijven.
Aneedotisch zou er ook nu nog wel wat
te vertellen zijn. Bijvoorbeeld over dat rij
paard dat jaren in een stalhouderij als
koetspaard gewerkt had en dat in stap ging
als men „Begrafenis" in zijn oor fluisterde en
te draven aanving als men „Bruiloft" mom
pelde! Of over die twee dames die ergens bij
toevai juist de twee rossen huurden, die voor
den gevangenwagen plaehten te loopen, waarop
dit tweetal, koppig zijn vasten koers volgend,
haar naar de gevangenis bracht en daar
stokstijf bleef staan.
Ik zou het ook over een anderen boeg kun
nen gooien en gaan uitweiden over het be
grip „snelheid", dat ontaardingsverschijnsel
van dezen tijd, dat ons in alle vervoermidde
len en zelfs in al onze levensdaden beheerscht
maar ons loslaat in den zadel. Jaons los
laat: zelfs zoozeer dat wij ons nog nimmer
hebben afgevraagd hoeveel K.M. wij nu
■eigenlijk wel per uur afleggen in stap, in
draf en in galop.
Maar liever wil ik u schrijven van Xenophon,
den ouden Griek, die een leerling was van
Socrates den wijsgeer en zelf een groot ge
schiedschrijver werd. Zoo groot, dat onsterfe
lijkheid hem ten deel viel en tot op den hui-
digen dag de leerlingen der gymnasia zich af
pijnigen met zijn „Anabasis". In dit boek
beschrijft hij den terugtocht van een leger van
tienduizend Grieken, onder zijn aanvoering,
uit Mesopotamië. Het was een terugtocht over
duizenden kilometers en Xenophon die een
„hipparch" was, hetgeen „ruiteraanvoerder"
beteekent, zat te paard. Hij wist daarna veel
van paarden, hun training en hun berijding en
toen hij den eerbiedwaardigen leeftijd van
72 jaar had bereikt dat was in 362 voor
Christus, dus precies drieëntwintig eeuwen ge
leden schreef hij een handleiding voor het
paardrijden. Dit boekje werd in den jare
1909 voor het eerst in het Nederlandsch
vertaald door den kapitein der artillerie C. A.
van Woelderen. Een vriendelijke lezeres zond
het mij toe en ik vraag u: is er heter bewijs
voor de eerbiedwaardigheid der sport, die ik
in deze reeks aanteekeningen op zoo luchtige
wijs aan u heb voorgedragen? En ben ik, ten
besluite van al deze frivoliteit, niet verplicht
gezegde eerbiedwaardigheid te erkennen door
Xenophon te citeer en?
Zeker, ik heb eere bewezen aan de nobele
eigenschappen van het paard, de edelste ver
overing van den mensch. Maar mijn ontzag
voor het ruiterdom schijnt soms twijfelach
tig.
Oude Griek in sterk verzamelden galop op
de achterhand".
Laat mij u van dezen twijfel bevrijden en u
tevens waarschuwen tegen eigenwijsheid in
dien gij zelf mocht gaan leeren paardrijden.
Veel van hetgeen Xenophon in zijn handlei
ding schreef wordt nog immer als onomstoo-
telijke waarheid erkend. Welnu: men twist
niet met een wetenschap die minstens 23
eeuwen telt. Men beproeft niet het heter te
weten. Men buigt het hoofd voor den leerling
van Socrates, die historische, staatkundige,
wijsgeerige en technische werken schiep en
daarmee ook bewees dat hem de eenzijdigheid
vreemd was, die heden ten dage als geeste
lijke triomf wordt aangemerkt..
De Ouden in Athene gingen prat op hun
vereeniging van geestes- en lichaamscultuur.
Stel u onzen hedendaagschen historicus pro
fessor Huizinga voor, een handleiding publi-
ceerend over paardrijden!
Toch werd deze Xenophon onsterfelijk en is
prof. Huizinga daar, in de Schaduwen van
Morgen, nog niet zoo zeker van.
Natuurlijk ging de oude Griek degelijk te
werk. Hij wijdde hoofdstukken niet alleen
aan de behandeling van het paard, het op
stijgen, de gangen en de hulpen, terreinrijden
en oefeningen, de houding van het ros
maar ook aan het africhten, het koopen van
een paard, het paard op stal, de verplichtin-
gen van den stalknecht,
vurige en trage dieren. En
hij wist heel goed dat hij
niet het eerste leerboek
van dezen aard onderhan
den had de hemel weet
wanneer dat geschreven is
want op zijn eerste pa
gina citeert hij al een zeke
ren Simon die hem als
paardsch auteur is voor
gegaan. Met zekere spijtig
heid noemt Xenophon
hem „den man, die ook
het metalen paard in de
nabijheid van het Eleu-
sinium te Athene gewijd
heeft en op het voetstuk zijn eigen daden heeft
laten inbeitelen". Als collega-paardsch-auteur
(zij het dan: iets later aan de markt) vind
ik dat ook belachelijk. Ik zal zooiets zeker
nooit doen. Xenophon meent verder dat er,
ondanks Simon's leerboek, nog wel ruimte
voor het zijne is en de verdere productie van
drieëntwintig eeuwen paardenlitteratuur
heeft hem volop in het gelijk gesteld. Terecht
zag hij een toekomst in het paardrijden.
Uit zijn boek blijkt dat de oude Grieken reden
op paarden zonder hoefbeslag, dat zij geen
stijgbeugels kenden en dat buiten hun stal
len groote blokken lagen, waarop hun be
jaarde generaals klommen om te kunnen op
stijgen. De jongeren wierpen zich van den
grond af met één koenen sprong in den
zadel. Ik neem daar mijn hoed voor af. Dik
kere en dus rondere paarden dan thans had
den de voorkeur, omdat men daarop zonder
beugels steviger zit. Draven kwam haast niet
voor alleen als korte overgang tusschen
stap en galop hetgeen begrijpelijk is
Zonder beugels zou Xenophon, huistoe dra
vende uit Mesopotamië, uit elkaar gehotst
zijn, hetgeen hem zijn onsterfelijkheid en ons
de Anabasis zou hebben gekost. (Hier hoo-r
ik het gymnasium zuchten.)
Over den zit, het „veranderen van hand",
het daarmee samengaande „rijden op beide
handen" en het rijden van „voltes" is Xeno
phon even technisch en drukt hij zich in
vrijwel dezelfde termen uit als onze leeraar.
En zijn aanbeveling om, als men een jong
paard ter africhting uitbesteedt, schriftelijk
overeen te komen wat het leeren moet geldt
ook nog voor dezen tijd. „Dat moet men toch
evenzoo doen als men zijn zoon uitbesteedt",
zegt hij. Accoord, Xenophon, aocoord. Je
kunt niet voorzichtig genoeg wezen in onze
tijden.
Wat de houding' van het paard aangaat,
lees ik tegenwoordig Xenophon als ik de les
sen van onzen instructeur thuis wil repetee-
ren. Die moge nimmer studie van Socrates
gemaakt en geen enkel klassiek werk over
Historie, Staatkunde, Philosophic of Techniek
op zijn naam hebben, maar hij en Xenophon
zijn het volkomen eens als ze zeggen dat men
niet aan den teugel moet rukken of de
sporen geven en het paard slaan als men het
een mooie houding wil geven. Zij spreken als
uit één mond als zij den zacht gespannen
teugel aanbevelen en als zij ons raden „het
paard aan te leeren, met hoog-gedragen en
van het hoofd af gewelfde hals te loopen..
waarmee wij bewerken dat het zoodanige din
gen doet, waarin het zelf genoegen heeft en
waarop het trotsch is".
Het is waar dat zij ietwat andere woorden
bezigen. Als Xenophon de voorwaarden op
noemt waaronder men een beroemd ruiter
kan worden maakt hij de beperking „wanneer
niets van den kant der goden het belet" en
onze instructeur zegt: „nou ja, je moet geen
pech hebben". Maar overigens spreken zij
broedertaai.
Wel zegt generaal Knel, in zijn critiek op
Xenophon's werk achterin het boekje, dat
het jammer is dat sommige van zijn lessen
eeuwenlang zijn vergeten en niet steeds toe
gepast gebleven.
Op dit machtig woord van erkenning wil
ik besluiten. Mijn finale is, zooals u ziet, in
klassieken toonaard. En tenslotte zult u moe
ten toegeven dat in deze luchtige verhan
deling over een zoo oud en eerwaardig be
drijf de lach niet ten koste van het paard
rijden en evenmin van het edele dier zelf
heeft geklonken.
Van wien dan wel? De schrijver zal het uit
bescheidenheid verzwijgen. Hij groet u
rijdt verder. Tot weersziens, na de Veluwe,
I Versailles en. verdere avonturen!
R. P.
De afbeeldingen bij dit artikel zijn ont
leend aan het genoemde werkje van Xenophon.
door kapitein C. A. van Woelderen vertaald.
Wordt ook het vaste lasten-probleem
aangepakt?
De „Geld." schrijft:
Naar wij vernemen is de regeling voor de
kleine tuinders geheel gereed en kan binnen
zeer korten tijd tegemoet worden gezien.
Zijn wij wel ingelicht, dan heeft minister
Steenberghe in deze maatregelen ook liet
vaste lasten-probleem, waarom grootendeels
de moeilijkheden der kleine tuinders draaien
aangepakt, in dien zin, dat de minister wil
trachten hypotheekgevers en -nemers teza
men te brengen om op deze manier de zeer
noodige renteverlaging te verkrijgen.
Mocht dit niet gelukken, dan zouden ingrij
pender maatregelen te verwachten zijn.
Zooals men wellicht weet, wordt door vele
kleine tuinders nog vijf, zes, zeven percent en
in enkele gevallen nog wel meer rente betaald
op de hypotheken.
Zijn onze inlichtingen juist, dan beteekent
het aanpakken van het vaste-lasten-probleem
op zichzelf al een bijkans volledige oplossing
van een groot deel der moeilijkheden in kleine
tuin derskringen
Fietser door tram gegrepen en
gedood.
Donderdagavond omstreeks zes uur is de
ongeveer 30-jarige arbeider P. Meys, terwijl
jnj langs de trambaan tusschen Sneek en
Oppenhuizen fietste, door een passeerende
tram gegrepen en tegen den grond geworpen.
De verwondingen, die Meys daarbij opliep
waren van dien aard, dat hij enkele oogen-
Dlikken na de aanrijding is overleden.
VASTE BESPELER VAN DEN
KONINKLIJKEN SCHOUWBURG
IN DEN HAAG.
S-GRAVENHAGE, 10 Februari. B. en W.
van 's-Gravenhage hebben den Raad thans
een voordracht doen toekomen om met den
neer irk Verbeek, oprichter van „Het Resi
dentie Tooneel" een overeenkomst aan te
gaan als vaste bespeler van den koninklij
ken schouwburg.
Auto komt op vluchtheuvel
terecht.
Vrouw zeer ernstig gewond.
Donderdagmiddag om half drie is midden
in het dorp Sassenheim een ernstige aanrij
ding geschied, waarvan de 39-jarige mej.
Duindam het slachtoffer is geworden. Een uit
de richting Haarlem komende auto moest
plotseling uitwijken en slipte daarbij. De wa
gen vloog over een vluchtheuvel en reed mej.
D., die daar liep, omver. Zij werd door een
spiegelruit van een winkel gedrukt. Met een
versplinterd been en een doorgesneden slag
ader werd de vrouw opgenomen. Nadat de
eerste hulp was verleend is zij in zorgwekken-
den toestand naar het academisch ziekenhuis
te Leiden vervoerd.
De regeling voor de kleine
tuinders.
Staat moet z.i. ook de tering naar de nering zetten.
Anton Tierie overleden.
Belangrijke figuur uit het Nederlandsche
muziekleven.
Donderdagavond is in de Ned. Herv. Diako-
nessen-Inrichting te Amsterdam, waar hij
reeds sinds eenige maanden verpleegd werd,
de bekende musicus Anton H. Tierie in den
ouderdom van bijna 66 jaar overleden.
De heer Tierie heeft gedurende een groot
aantal jaren een belangrijk aandeel genomen
in het muziekleven van ons land. Hij was
hoofdleeraar aan het Amsterdamsch Conser
vatorium, stichter en dirigent van de Ko
ninklijke Oratorium-Vereeniging in de hoofd
stad, dirigent van het Toonkunstkoor te Lei
den en de Koninklijke Zang vereeniging „Ex
celsior" te 's Gravenhage en organist en mu-
ziek-leider van „De Vrije Gemeente" te Am
sterdam, in welke laatstgenoemde functie hij
47 jaar werkzaam is geweest.
Nadat hij reeds eenige jaren tevoren ver
schillende functies had neergelegd, heeft - hij
zich in October 1937 uit het openbare leven
teruggetrokken,
Zijn ideaal was: het bevorderen van de Ne
derlandsche toonkunst en van menig belang
rijk werk van Nederlandsche componisten gaf
hij de première. Hij werd 4 April 1870 te Wa
geningen geboren.
Andere keuringseisclien voor
rijwielacliterlicliten gevraagd.
Actie van den A. N. W. B.
Sedert de invoering van het rijwielachter
licht met ingang van 1 Januari is gebleken
dat duizenden wielrijders, niettegenstaande
hun achterlicht voorzien was van het vast
gestelde rijksmerk, moeilijkheden ondervon
den tengevolge van constructiefouten.
In hoofdzaak schijnt dit wel terug te voe
ren te zijn om de omstandigheid dat de voor
de bevestiging van het achterlicht voorge
schreven plaats nl. het achterspatborduit-
einde, tot de meest kwetsbare en de meest
aan trilling onderhevige deelen van het rij
wiel behoort en dat met dit feit bij de keu
ring blijkbaar geen. rekening is gehouden.
Lostrillen der lampjes is dan ook een zeer
veel voorkomend euvel.
Een moeilijkheid daarbij is, dat bij de keu-
ringseischen geen bepaling is opgenomen dat
het achterlicht zóó moet zijn uitgevoerd, dat
gemakkelijk te controleeren is of 't werkelijk
brandt. Het gevolg van een en ander is dat
de wielrijder, die denkt door een achterlicht
met rijkskeur te koopen, althans een waar
borg te hebben tegen elementaire construc
tiefouten. ronder dat hij dit verwacht met
een niet brandend licht rijdt.
Hoewel de politie, aldus schrijft ons de
A.N.W.B., in vele plaatsen nog volstaat met
het waarschuwen, worden toch ook reeds in
tal van gevallen processen-verbaal opge
maakt, zoodat velen niet alleen verplicht
zullen zijn een nieuw achterlicht, maar bo
vendien nog een geldboete te betalen.
Het bestuur van den A.N.W.B. heeft in ver
band met deze aangelegenheid tot den mi
nister van Waterstaat een verzoek gericht
om te willen bevorderen dat de thans gel
dende keuringseisclien voor achterlichten zoo
spoedig mogelijk worden vervangen door an
dere, welke op afdoende wijze met de prak
tijk rekening houden. Daarbij verzocht het
bestuur van den A.N.W.B. den minister met
zijn ambtgenoot van Justitie overleg te wil
len plegen om zoo mogelijk wielrijders, te
gen wie proces-verbaal is opgemaakt we
gens het rijden met een niet-hrandend ach
terlicht, maar welk achterlicht overigens wel
voorzien was van het rijksmerk, voorloopig
niet te vervolgen.
UIT DE STAATSCOURANT.
Bij Kon. besluit is aan H. Oostveen, op zijn
verzoek met ingang van 1 Maart 1938, eervol
ontslag verleend als burgemeester der gemeen
te Blokker.
Grijpautomaten door Alnielosche
rechtbank verboden.
Verbod voor het lieele land te wachten?
De Almelosche rechtbank heeft vonnis ge
wezen in een belangrijke principieele kwestie.
Een uit Mannheim afkomstige Duitscher, die
gelegenheid zou hebben gegeven tot hazard
spel door het exploiteeren van een z.g. grijp-
automaat, stond deswege terecht. De eisch
was tien gulden boete of vijftien dagen hech
tenis, wegens het principieele van de kwestie,
maar het vonnis was veel zwaarder: f500
boete subs. 3 maanden hechtenis, met vernie
tiging van de automaat.
De rechtbank achtte het succes van
het spelen met den automaat afhan
kelijk van het toeval, en daar de ex
ploitant die op vijftien plaatsen ap
paraten had staan, aanzienlijke wins
ten moet hebben gemaakt, besloot de
■echtbank tot een hooge boete.
Mocht de veroordeelde in beroep
'aan. wat waarschijnlijk is, en hij zoi
ot in hoogste instantie worden ver
oordeeld, dan zou dit ten gevolge
hebben, dat in het geheele land de
grijpautomaten worden verwijderd,
EERSTE KAMER.
Financiën goedgekeurd.
Gemeenten krijgen ruimeren
financiëelen armslag.
DEN HAAG Donderdag.
'Er is di-t keer lang gerepliceerd, geheel en
al in overeenstemming met den wel zeer
breeden opzet van het debat over Hoofdstuk
VII. Intusschen was het goede van deze
schermutseling in tweeden termijn, dat Mr.
Pollema (C. H.) nu de gelegenheid waar
nam om toch een beetje water in zijn wijn te
doen of om door zijn rede van eenige dagen
geleden gewekte misverstanden, uit den weg
te ruimen. Zoo kregen we nu te hooren, dat
hij geenszins onbegrensde uitzetting dei-
staatsuitgaven had willen aanbevelen, gaf hij
te kennen, geen enkel wantrouwen jegens de
„Pluto" te Sasznitz binnen
gebracht.
Door voortdurend pompen drijvende gehouden.
Volgens telefonisch bij de K.N.S.M.
ontvangen bericht, is de Flu to" door
twee bergingsvaartuigen Sasnitz bin
nen gesleept, waar het nu langszij de
kade gemeerd ligt. Het schip, dat
zwaar beschadigd is, wordt door voort
durend pompen drijvende gehouden.
De „Pluto" zal vermoedelijk in Sasz
nitz moeten lossen.
Acht jaar gevangenisstraf tegen
ontvluchten psychopaatli geëischt.
Acht jaar gevangenisstraf, de maximum
straf, werd door het O.M. bij de Rotterdam-
sche rechtbank geëischt tegen den 46-jari-
gen F. B., los werkman te Rotterdam, die in
Augustus j.l. verpleegd werd in de psychiatri
sche inrichting Maasoord. Daar brak hij op
31 Augustus uit. Hij bracht vervolgens een
bezoek aan de woning van den geneesheer
directeur dr. J. v. d. Spek, die met vacantie
was. Hij kleedde zich in een costuum van den
directeur en ledigde een spaarpot waarin zes
gulden zat. Voorts nam hij een sleutel weg,
welke hem eenige dagen later hielp bij het
ontsluiten van een winkeltje op het terrein
van Maasoord, waar -hij wat chocoladebons
en sigaretten stal. Een paar dagen later werd
hij gepakt.
De man, die al zeventien veroordeelingen
achter den rug heeft, werd door het O.M.
een gevaar voor de maatschappij genoemd.
Vandaar de hooge eisch, ondanks het feit, dat
de man minder toerekeningsvatbaar wordt ge
acht.
Regeering gekoesterd te hebben, wat de his
torie der credietverleening ten behoeve der
Fransche spoorwegen betreft en gaf hij voorts
toe, dat stabiliteit der wisselkoersen een groot
landsbelang is. Maar, volgens hem heeft men
het stabilisatiepunt te laag gekozen-stelling
later nog eens bestreden door Mr. v. Lan-
schot (R.K.) die het verder, een beetje
aan den stok kreeg met den heer De Zeeuw
(s.d.) over politieke puntjes, welke thans on
besproken kunnen blijven.
Mr. Pollema vestigde nog eens de aandacht
op het gevaar van goudprijsverlaging, dat te
ernstiger is naar mate men meer goud op
hoopt, bleek verder bedenkelijk te achten, dat
wij dank zij het z.g.n. driehoeksaccoord in
het volgwagen-tje van den President der Ver-
eenigde Staten rijden. Met dat al bleek deze
spreker toch ook wel lichtpunten te zien, zoo
als b,v. de geslaagde conversie. Tenslotte be
val hij een beheerschte stimuleeringspolitiek
aan, nadat hij overigens erkend had, dat wij
niet terug kunnen, opmerking waarmee
aldus Minister de W i 1 d e aan heel het be
toog van dezen senator een groot deel van
zijn basis ontvalt. Bovendien, waar was nu
het geheimzinnig geneesmiddel van den c. h.
wonderdokter? Dat had hij helaas nog altijd
geheim gehouden. Tegenover Mr. Pollema die
toch eigenlijk zoo'n klein beetje inflatie
scheen voor te staan, gaf Mr. de Wilde te ver
staan, dat hij daarvoor even bang was als b.v.
voor zoo'n klein beetje spoorwegongeluk. De
bewaker van de schatkist eindigde met de
verklaring, dat hij trouw wenscht te blijven
aan de stelling, dat ook de staat de tering
naar de nering moet zetten. Dat is voor hem
de kern van alle economisch-financieele wijs
heid. Financiën ging er z. h. st. door evenals
de hegrooting van het Werkloosheidssubsidie-
fonds, waarbij de Amsterdamsche wethouder
Mr. Kropman (RK.) waarschuwde tegen
denatureeren van de wet, die het fonds instel
de en tegen een in het gedrang brengen van
de rechtszekerheid der gemeenten, welk ge
vaar volgens den Minister niet bestond. Deze
deelde bovendien nog mede, dat weldra een
wetsontwerp zal verschijnen, dat den ge
meenten ruimeren financieelen armslag zal
geven.
E. v. R.
Bestrijding werkloosheid in hét
houw-, schilders- en stucadoors-
hedrijf.
Samenwerkende commissie uit de bedrijfs-
raden zal in het leven worden geroepen.
In het departement van sociale zaken is
Donderdag' een gecombineerde vergadering
gehouden van de werkcommissie tot bestrij
ding der werkloosheid, met de bedrijfsraden
in het bouwbedrijf, het schildersbedrijf en het
stucadoorsbedrijf.
De bedoeling van deze vergadering' was, om
overeenkomstig het initiatief van den minister
van sociale zaken, prof. Mr. C. P. M. Romme.
te komen tot een samenwerking van de ge
noemde bedrijfsraden, opdat deze middelen
zouden kunnen beramen, welke kunnen leiden
tot vermeerdering van de werkgelegenheid in
het bouwbedrijf en de aanverwante vakken.
De besprekingen hebben ertoe geleid, dat
deze samenwerking is verkregen, zoodat ver
trouwd mag worden, dat zeer binnenkort een
samenwerkende commissie uit de bedrijfsraden
in het leven zal worden geroepen welke met
de Werkcommissie tot bestrijding van de werk
loosheid, op dit gebied werkzaam zal zijn.
OUDE HEER DOOR AUTO OVERREDEN EN
GEDOOD.
Op den rijksstraatweg te Rheden (G.)
Donderdaagvond de 81-jarige heer Hovestad,
bij het oversteken van den weg door een per
sonenauto aanagereden. De grijsaard liep zeer
ernstige verwondingen op en is kort na het
ongeluk overleden.
Den chauffeur treft geen schuld.
PROF VAN EVERDINGEN BLIJFT ZIJN
FUNCTIE NOG EENIGEN TIJD VERVULLEN.
Naar wij vernemen is het vertrek van prof.
dr. van Everdingen als directeur van het Ko
ninklijk Nederlandsche Meteorologisch Insti-
tuur te de Bilt. dat op 1 Maart a.s. zou plaats
hebben, eenigen tijd uitgesteld.
De reden hiervan is, dat zijn opvolger, dr.
Cannegieter, nog niet in de gelegenheid is de
functie van directeur van het instituut over
te nemen, aangezien deze in de komende
maanden zeer bezet is met werk op interna
tionaal terrein.
Daarom zal prof. van Everdingen nog drie
maanden als directeur aan het instituut ver
bonden blijven.
DE HEER B. ALBERTS OVERLEDEN.
Donderdag is te Amsterdam overleden in
den ouderdom van 64 jaar, de bekende thee
makelaar de heer B. Alberts, die in het na
jaar zijn functie veertig jaar hoopte te ver
vullen. De heer Alberts was een der belang
rijkste makelaars en een steunpilaar van den
Nederlandschen theehandel
Hij dreef zijn zaken steeds met groote
voortvarendheid, daarbij handelende met
groote nauwgezetheid en eerlijkheid.
Nog slechts een paar jaar geleden maakte
de heer Alberts een zakenreis naar Java, Su
matra en Ceylon om persoonlijk kennis te ma
ken met de nroductielanden van thee.
Het buitenland heeft veel be1
langstelling voor ons land.
Prof. dr. W. Martin vertrekt volgende
maand naar Amerika.
(Van een specialen verslaggever).
Hij, die lange reizen doet, kan veel ver
halenDit gezegde zweefde ons voor oogen,
toen wij prof dr. W. Martin, te Wassenaar,
gingen opzoeken. Volgende, maand vertrekt de
buitengewoon hoogleeraar in de kunstgeschie
denis aan de Leidsche Universiteit, die tevens
directeur van het Mauritshuis te Den Haag is,
naar Amerika, om, op uitnoodiging van ver
schillende universiteiten en musea aldaar',
lezingen te houden op het gebied der Neder
landsche kunstgeschiedenis, waarbij natuur
lijk de kunstschatten, die zich in onze musea
bevinden, mede ter sprake komen. Prof. Mar
tin is in zeer veel landen geweest, heeft sinds
1906 in Engeland, Ierland, Zweden,* Denemar
ken, Noorwegen, Letland, België en Amerika
zijn lezingen gehouden en dus
„Eigenlijk heb ik niet veel te vertellen
Op den bezoeker hadden deze enkele woor
den haast dezelfde uitwerking als een onver
wachte koude douche. Zou een landgenoot, die
31 jaar lang college geeft als hoogleeraar en
die daarnaast kans gezien heeft de halve
wereld te bereizen, werkelijk niet veel te ver
tellen hebben? De onuitgesproken vraag wordt
beantwoord.
„Het reizen behoort bij het vak van den
kunsthistoricus en museumman. Voortdurend
op de hoogte blijven en steeds beter op de
hoogte komen door de kunstwerken zélf te
zien, daar komt het op aan. Daarom ook ben
ik in verscheidene landen geweest, waar ik
geen lezingen behoefde te houden.
Wat de lezingen in Amerika betreft, daarin
behandel ik in de eerste plaats onderwerpen
uit de oud-Nederlandsche schilderkunst, maar
ik verzuim nooit er op te wijzen, dat er nog
heden ten dage ten onzent een bloeiende,
levende kunst bestaat.
In het buitenland bestaat over het algemeen
een warme belangstelling voor ons land en
onze kunst. Daarom worden lezingen over
Hollandsche kunst goed bezocht. Men merkt
de belangstelling ook uit de vele wagen, na
afloop daarvan gesteld. Velen kennen en
weten meer van ons land dan men zou den
ken. In de meer gecultiveerde kringen leeft
het fabeltje, dat heel Nederland er uitziet als
Marken en Volendam, al lang niet meer. Ook
in Amerika, waar ik in 1921 voor het eerst
lezingen hield, heeft me dit getroffen. De
Amerikanen loopen trouwens hoog met ons
land weg. Wanneer zij even kans zien voor
een uitstapje naar Europa, wordt Nederland
bijna altijd in het reisplan opgenomen. Ook
reizen verscheidene Amerikaansche professo
ren in kunstgeschiedenis, hetzij met hun leer
lingen, hetzij voor eigen studie, een half jaar
en langer in Europa rond, waarbij Nederland
nooit wordt vergeten.
Meer en meer is daardoor aan de vooraan
staande universiteiten het kunsthistorisch
onderwijs dusdanig georganiseerd geraakt, dat
ook de Hollandsche kunstgeschiedenis er de
plaats heeft gekregen, die zij er verdient. De
Amerikanen hebben eigen wegen gevonden,
daarbij van een opmerkelijk organisatiever
mogen blijk gevend".
Op onze vraag, hoe het in Amerika staat
met de localiteit, antwoordt Prof. Martin, dat
hij niets dan lof heeft voor de zalen, die in
de verschillende universiteiten en musea ter
beschikking zijn. Hetzelfde geldt voor de
projectie toestellen, waardoor de lezingen ver
gemakkelijk worden. De projectietoestellen
worden vaak door de studenten bediend.
Tenslotte vroegen wij prof. Martin nog, in
hoeverre deze en andere reizen een propa
gandistisch doel hebben.
„De lezingen hebben", aldus antwoordde
hij, „een wetenschappelijk karakter. Maar het
is wel voorgekomen en dit geldt ook voor
andere landen dan Amerika dat het onder
werp van zoo'n lezing aanleiding gaf tot een
pleit voor het Nederland van heden".
(Nadruk verboden).