BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! De geheimwerkjes, voor de clubleden die gevraagd hebben iets voor den verjaardag van vader of moeder te mogen maken, breng ik volgende week Woensdagmiddag mede. Voor Crocusje zal ik om een eenvoudig haafcpa- troontje voor het kleedje denken. A.s. Woens dag over een week maken we allen een begin aan een Paaschstukje. Iedere week wordt dan in het vervolg een kwartier aan het Paasch stukje en een uur aan de handwerkjes ge werkt. A.s.Woensdag behoort de uitvoering van „Lenteklokjes" weer tot het verleden en be hoeft dus niet meer 's Woensdags gerepeteerd te worden, zoodat alle clubleden, zieke uitge sloten, weer op de club kunnen komen. Zorgt dat niemand met het Paaschstukje achter komt. Dus tot Woensdag. Best BOODSCHAi'STERTJE. KJeeg je ook geen lust om het water in te gaan, toen je je nichtjes zag spartelen? Natuurlijk ga je ook zwemles nemen en later je zwemdiploma halen. Gezellig dat je moeder weer medegaat naar de uitvoering van het kinder- en meisjes koor „Lenteklokjes". A.s. Week mag je mis schien je kleedje, bij hooge uitzondering, eens mede naar huis nemen. Wij zullen zorgen dat je tante het in haar bezit heeft, voor ze naar Indië vertrekt, dus voor 9 Maart. Dag Bood schapster tje. Lief SPARRETJE. Vind je de kiekjes van het Prinsesje Beatrix zoo snoezig? Ik' ook hoor. Dat je het kindje graag echt wilt zien, geloof ik graag. Maar daar zal nog wel eens gelegenheid voor zijn. Niet te IJmuiden of te Santpoort, maar waarschijnlijk wel in den Haag of te Amsterdam. Een reisje zal men er dan voor over moeten hebben. Prettig dat we de mooie dagen tegemoet gaan. Ik hoop dat je in de gelegenheid zult zijp, veel van buiten lucht en zon te genieten. Het beste hoor. Wil je m'n groeten aan je moeder overbrengen? Dag Sparretje. Beste KLEINE ZUS. Fijn dat je zoo ge niet van het mooie weer. Je kunt het nu nog waarnemen. September a.s.dan is de pret ge daan en daarom, nu nog maar profiteeren. Werk je a.s. Woensdag weer zoo keurig? Flink zoo. Deg Kleine Zus. Beste VERONIKA. A.s. Woensdag hoop ik een paar pianostukjes mede te brengen. Ik zal een knoop in m'n zakdoek leggen, om ze niet te vergeten. Natuurlijk wil ik het kleedje, dat je op school maakt, graag zien als het klaar is. Heb je ook nog een ander handwerk op school onderhanden? Tot Woensdag'. Dag Veronika. Best ROZEKNOPJE. Wat lief van je zus, je steeds met droog weer naar school te bren gen. Komt ze je ook uit school halen of ver geet ze je om twaalf en vier uur door haar spel? Grappig dat dat kleine ding al zoo aar dig op de club werkt. Je moeder zal trotsch zijn op haar kleedje als het af is. Tot ziens. Dag Rozeknopje, Beste HECTOR. Tot m'n spijt heb ik het Noorderlicht niet gezien. Het moet zeldzaam mooi geweest zijn en voor Nederland dit keer bijzonder goed waarneembaar. Prettig dat jij het wel gezien hebt. De geboorte van het Prin sesje Beatrix werd op alle scholen met gejuich ontvangen. Wat zal je met je klassegenooten te keer gegaan zijn. Hoe was het op de pad vinderij? Heb je 's avonds nog een marsch moeten maken? Zoover mij bekend is, be hoefden de meisjes padvindsters, na het ver nemen van de blijde tijding, 's avonds niet bijeen te komen. Volgende week vervolg je je brief maar. Dag Hector. Lief HANDWERKSTERTJE. Jij bent, evenals Sparretje verrukt over de foto's van Prinsesje Beatrix. De foto, waarop Z. K. H. Prins Bernhard staat met zijn dochtertje in de armen, vind ik ook heel mooi. De eigenlijke foto's zijn natuurlijk veel duidelijker en mooier dan de afdrukken in de couranten. Heb je van het gezang van de Lenteklokjes" genoten? Ik geloof van wel. Dag Handwerkstertje. Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ja, Donderdag was de groote dag voor je. Of ik de uitvoering, mooi gevonden heb, kan ik nog niet schrijven. Tot nog toe heb ik het nog niet tot helderziende gebracht en kan dus niet s Woensdags schrijven hoe ik de uitvoe ring, die des Donderdags er op volgend wordt gegeven, gevonden heb. A.s. week kan ik je wel op je vraag antwoorden. Dag Zusjesbescherm- stertje. Lief GOUDMUILTJE. De foto vond ik heel goed geslaagd. Prettig dat je moeder haar laat inlijsten. Ze blijft dan goed bewaard als een herinnering aan je schooljaren. A.s. Woensdag mag je aan het geheim beginnen. Maar goed je best doen, zoodat het heel mooi wordt. Dag Goudmuiltje. Best KRULLEKOPJEDat worden een paar spannende weken voor de overgang. Voor je ouders en je zelf hoop ik, dat je naar de volgende klas verhuist. Ook maar flink je best doen op de handwerkles, zoodat het knippakje nog voor 1 Maart af is. Goed opletten en je best doen luidt als altijd het parool. M'n dank voor de teekeningen. Veel succes op school. Dag Krullekopje. Lief TEEKENAARSTERTJE. Zoo heeft je moeder heusch iederen dag thee voor mij en moet ik nu eens gauw komen aanwippen? Meisjelief, ik zou het zelf graag eens spoedig doen, maar ik heb haast geen gelegenheid. De schoolvoeding eischt in m'n vrijen tijd zooveel van me, dat er voor visites maken geen oogen- blik overblijft. Laten we het bezoek nu maar uitstellen tot begin Mei bij leven en welzijn. Wat in het vat zitde rest weet je wel. Veel groeten aan je moeder. Tot Woensdag. Dag Teekenaarstertje. Best LEZERESJE. Fijn dat je broertje ook van de muisjes die je op de club gekregen hebt, gesmuld heeft. Wat grappig dat hij graag mede naar school wilde om de traktatie van Moeder's Oudste alle eer aan te doen. Hij heeft zeker nog wel een paar jaartjes geduld te houden, voor hij als leerling ingeschreven kan worden? Hoe oud is hij? Dag Lezeresje. Best KRUIDJEROERMENIET. Jij bent ook al een smulstertje voor den tijd. Maar ik be grijp het hoor. Lekkere muisjes kan je niet lang bewaren, die moeten op een boterham of een beschuitje zoo spoedig mogelijk gegeten worden. Of je het truitje, dat je op school maakt, op de club mag laten zien als het af is? Natuurlijk. Ik zie graag handwerkjes. Tot a.s. Woensdag. Dag Kruidjeroermeniet. Best ZONDAGSKIND. Je mag a.s. Woens dag aan het geheim beginnen. Wat krijg je nu veel op de club te doen. Je kleedje, het geheim en het Paaschstukje. Maar alles komt op tijd klaar. Je behoort tot de trouw komende le den, waardoor je geregeld kimt werken. Je bent zeker reeds benieuwd naar het nieuwe handwerk? Dat zou ik in je plaats zeker zijn. 'k Wensch. je a-.s. Maandag een prettigen dag met ouders en zusjes toe. Dag Zondagskind. Lief CROCUSJE. A.s. Woensdag help ik je met het haakwerk. Ik zal eens zien of ik een geschikte haaknaald voor je in bruikleen heb. De naald, van 1.1. Woensdag, was' veel te grof om goed werk te leveren. Vergeet je vooral de zijde niet? 'k Zal probeeren van je restjes iets moois te laten maken. Je kunt wel weer an dere zijde koopen, maar dan krijg je nog een restje bij je voorraad. Beter is, eerst op te ma ken wat je nog hebt. Veel genoegen a.s. Maan dag. Dag Crocusje. Beste POLLY. Maar vriend wat ga je nu doen? Ben je zoo erg verdrietig omdat je moe der ziek is en neemt je leed je zoo in beslag dat je geen lust had mij te schrijven, zoodat je vader het voor je gedaan heeft? Natuurlijk kan ik het begrijpen, dat je bedroefd bent, maar je moet toch baas over je zélf blijven en je niet geheel door je leed laten medevoeren. Alle menschen zijn wel eens ziek en genezen gelukkig meestal weer. Je moeder zal, naar ik innig voor je wensch, ook wel weer beter wor den. Neen vriend, zoo gaat het verkeerd. Je moet trachten over je leed heen te komen door juist iets ter hand te nemen en afleiding te zoeken. Je moeder heeft ook liever dat je minder verdriet hebt. Zij vertroetelt en ver went jou alijd als je ziek bent. Nu heb jij ge legenheid het haar te doen. Je gaat haar eens iets voorlezen, je helpt mede met de verschil lende huishoudelijke werkjes, je speelt lief met je broertjes, je gaat 's avonds rustig en zonder morren naar bed, enz. enz. Zoo zijn er honderden kleinigheden te bedenken waarmede je kunt helpen, dat alles, ondanks moeder ziek is, toch goed verloopt. Je moeder zal je doen en laten dan erg prettig vinden, ze be hoeft dan geen zorgen over jou en over de huishouding te hebben. Je werkt zoo mede haar herstel te bevorderen. Dus Polly, je ver driet minder demonstreeren* maar de handen uit de mouwen, werken en afleiding zoeken. Je volgend briefje schrijf je weer zelf hoor. Wil je je moeder m'n groeten overbrengen en haar namens mij, een spoedig herstel toewen- schen? Het beste hoor. Dag Polly. Best KALFJE. Wat jammer dat jij de pa rachute van je juffrouw niet hebt gekregen. Waarom moest je nu ook 's morgens weer on deugend zijn? Je hebt er nu spijt van, maar het berouw komt te laat. Bij een volgende ge legenheid maar zorgen dat ze je neus niet voorbij gaat. Zal je thuis nu extra lief zijn nu je moeder ziek is en met Polly en Berendman rustig spelen? Prachtig hoor. Dag Kalfje. Beste BERENDMAN. Flink zoo vriend, doe jij maar de boodschappen en help maar flink thuis. Je moeder heeft nu ze ziek is, je dien sten dubbel noodig. Je betrekt Polly ook maar in het werk, dan vergeet hij z'n verdriet wat. Met triestig kijken gaat je moeder niet voor uit, maar wel wordt haar herstel bevorderd, wanneer ze zich over haar jongens en haar huishouding niet bezorgd behoeft te maken. Ik dank je voor de teekening op je briefje. Het beste met alles hoor en in het bijzonder met je moeder. Dag Berendman. Veel groeten van ftÏEJ. E. VIJLBRIEF. NOG NIET JANNEMAN. door W. B.Z. Broer Dik kreeg een schoolbank Om 't huiswerk te schrijven. Maar Janneman kon niet van 't bankje afblijven, Hij nam er een boek en deed of hij las, Hij schreef met een pen, scheef, schuin en kris, kras, Toen Dik hem zoo zag, zei hijnee kleine vent, Geloof maar gerust, dat je daar niets van kent. Nu vind je dat lezen en schrijven zoo fijn, Maar 'k weet nog niet Jantje, of 't steeds zoo zal zijn. DOOLHOF Probeer jullie eens om door dezen uooihof ieen te komen. Je ziet een teekeningetje bij len ingang. Neem eerst maar een speld en jaarna een potlood. W. B.—Z. Was eventjes jaloerseh op de kleine Anneke, maar toch hield ze zich flink. „Moeder, mag het?" vroeg Emmy. „Toe, lieve, beste moeder, mag het alstublieft?" „Als vader er niets tegen heeft vind ik het best." „O, dan is 't al in orde!" jubelde Emmy en ze pakte haar vriendin Greetje om het middel en huppelde een paar maal met haar in 't rond. Dat was nogeens een heerlijke uitnoodiging. Greetje, haar boezemvriendin, de eenige „echte" en „trouwe", die op school naast haar zat, zou de volgende week jarig zijn en nu had Greet's moeder gevraagd, of Emmy den heelen dag mocht komen. Direct uit school koffiedrinken, dan den vrijen Woensdagmid dag gezellig samen doorbrengen, en verder nog bij Greetje eten en blijven tot negen uur. En dan zou een van Greet's broers haar wel netjes achterop de fiets thuisbrengen. „Heerlijk, heerlijk," jubelde Emmy. Dat was nogeens een fijne vriendin. „Komen er ook nog andere kinderen?" vroeg ze. „Ja, 's middags vier meisjes uit de klas, maar jij alleen den heelen dag." zei Greet, want zie je, jij bent m'n beste vriendin". „Dol," herhaalde Emmy, en ze kneep Greet je in den arm' van voorpret. „Dus ik mag zeg gen dat mevrouw het goed vindt?" „Ja, hoor," zei moeder, ,,'k vind het best." En nadat Greetje afscheid genomen had, liepen de beide meisjes druk pratend en lachend de gang in. Emmy zou Greet even uitlaten. Toen ze voorbij de speelkamer kwa men, keek opeenseeli vroólijk snuitje met een krans van blonde kraillen er om heen, om het hoekje. „Dag Greet.!" riep 't schelle stemmetje van Anneke, Emmy's vierjarig zusje en ze holde op de meisjes toe en verborg haar vriendelijk ge zichtje tegen Greet's knieën. „Dag, heerlijke schat," zei 't meisje en ter wijl ze Anneke hoog optilde en tegen zich aan- knuffelde, zei ze: „Hè, had ik ook maar zo'o'n zusje!" „Och, broers lijkt me ook wel leuk!" zei Emmy. „Pff, altijd geplaag en gesar. Nee zoo'n zusje, zoo'n heerlijk lief engeltje, dat zou nog eens fijn zijn! Zeg, weet je wat? Ik vraag aan moeder of Anneke ook mag komen eten Woensdag! Vindt moeder vast goed en 't zou eenig zijn, hè? Dan kunnen we eens kijken of jij goed kunt sjoelen, hè lieverd?" Zoo babbelde Greet en ze lette niet op Em my en merkte ook heelemaal niet, hoe 't ge zichtje van haar vriendin betrok. „Nu, ik vraag het wel even en dan zeg ik 't je morgen. Daag!" „Goed," zei Emmy flauwtjes en ze deed de deur achter Greet dicht en zei opeens vinnig tegen Anneke: „Nou heb je weer je schoen tjes los, stoute meid." „Kan ik niet zelf, Emmy maar even doen," commandeerde Anneke en ze stak al vlug met een guitig gezicht haar voetje uit. Emmy moest toch lachen, 't Was ook wel een schattig kind, die Anneke, maar dat ze nu weer mee moest naar Greet, dat bedierf haar heele plezier. Ze had het juist zoo echt heer lijk gevonden, dat zij de eenige echte vrien din was, die mocht komen eten. En nu Ze dacht, terwijl ze naar binnen liep: Ja, daar is het angel tje weer!" En toch kon ze er niets aan doen, dat opeens haar pret eraf was. Van een klein angeltje. Weet je wat dat was, dat angeltje? Ik zal 't je vertellen. Toen Emmy drie jaar was, had ze op een heerlijken dag in Mei een zusje gekregen, een heel schattig zusje met blonde pluishaartjes op haar ronde kopje. O, wat was Emmy blij ge weest en ze had tegen moeder gezegd: „Moes is 't zusje nu heelemaal alleen van mij en mag ik ervoor zorgen?" „Nu," zei moeder, „weieens een keertje hoor, maar meestal zorg ik er zelf voor, want zoo'n kindje is een heel teer poppetje, weet je! Daar moet je verstand van hebben! Nu, dat vond Emmy niet leuk en vooral niet, toen ze merkte, dat moeder heel veel met het kindje bezig was. Nu eens moest Anneke 't fleschje hebben, dan weer moest ze in 't badje en dat ging zoo maar den heelen dag door en dik wijls als Ernrny moeder vroeg om een potlood of een leeg klosje of iets adders om mee te spelen, dan zei moeder: „Dadelijk, kindje, eerst even zusje helpen!" En eens op een avond was Emmy boos ge worden en had ze heel erg gehuild. En moeder had haar toen zachtjes op schoot getrokken en gezegd: „O Emmy, Emmy, ik geloof, dat er een leelijk angeltje in jouw hartje zit. Je bent jaloerseh op Anneke en is dat nu lief? Je weet toch wel, Emmy dat vader en moeder van alle bei hun meisjes precies evenveel houden, is 't niet?" Nu, toen had Emmy zich erg geschaamd en zich met een zucht in moeder's armen genes teld en toen was 't kleine angeltje vanzelf verdwenen. En bij 't naar bed gaan, had ze moeder met een heel stijve kus Deloofd, heusch nooit meer jaloerseh te zijn. En ze had het goed volgehouden, want ach. 't was toch ook eigenlijk heelemaal niet zoo moeilijk om lief en vriendelijk te zijn tegen Anneke, dat kleine schatje! Maar nu.... nee dit was al te erg! Nu zou Anneke, die toch heelemaal geen vriendin van Greet was, komen eten en hun heelen dag be- JT4AR /IJSJE V»* UTÊJ? k derven! En mopperend, met een vreeselijk zuur gezicht, ging Emmy dien avond naar bed 't Was Woensdagavond negen uur. „Waar de meisjes toch blijven?" peinsde moeder hardop. „O, ze komen direct wel," zei vader en hij was nog niet uitgesproken of de bel ging en daar kwam het heele stelletje binnenstuiven: Emmy en Greet, Vic, Greet's broer met An neke op z'n schouders. „Pret gehad?" „O heerlijk moeder!" riep 't kleine zusje, en ze vloog haar moeder om den hals. „O, mevrouw, ze was zoo lief!" jubeldje Greet. En verbeeldt u, ze heeft den eersten prijs gewonnen met sjoelen. Echt waar hoor, we hebben haar alleen maar een héél -klein beetje geholpen!" „En heeft Anneke 's middags nog gesla pen?" informeerde vader. „Tuurlijk, mijnheer. Ze ging zoo zoet naar bed en ik heb haar uitgekleed, hè lieve dot?" zei- Greet. Emmy had nog geen woord gezegd. Ze zag bleek, vond moeder. „Ems ook pret gehad?" „O ja, mams". „En nu ben je zeker moe, hè meisje?" „Ja mams, ik ga maar naar bed." Maar toch bleef ze nog dralen bij de tafel, wachtendja, waarop eigenlijk? Och, of Greet nog misschien één hartelijk woordje zou zeggen tegen haar, want 't was den heelen dag niets anders geweest dan Anneke voor en na en lieve dot en klein .engeltjeen zij was toch Greet's vriendin! En dit was nu die heerlijke dag geweest, maar ze zich zóó op verheugd had! Maar Greet scheen niets te merken. „Nu dan ga 'k maar gauw naar huis, hoor," zei ze. „Dag mevrouw, dag mijnheer, dag Em, dag lieve heerlijke Anneke. D&ag! Kom Vic!" En ze waren al weg. Em stond nog bij de tafel met gebogen hoofd en twee groote tranen drupten opeens op het kleed. „Emmy?" zei moeder. Ze keek op. Zou moeder boos zijn. omdat ze zoo zuur deed? Maar neen, moeder lachte en zei: „Kom eens hier, malle meid." En twee tellen later zat die heele groote Emmy van zeven jaar op moeders schoot en snikte als een klein kindje. „Ik.ik ben e enakelig spook!" huilde ze „Ik.ik heb.ik benik was zoo vree selijk jaloerseh!" „Enben je toen boos geworden?" „Nee. dat wou ik juist niet! Ik zei maar niets maar Greet was den heelen middag maar aan 't zeuren van dotje en schatje en ik deed voor spek en boonen mee enen.... ik vond mezelf zoo'n draak!" „Ik heelemaal niet," zei vader. „Greet is een draak met 'r gedot en geschat! Dat vind ik. 't Is gewoonweg om dol te worden!" Nu, daar moest Em opeens vreeselijk om lachen. „Vindt u dat ook?" „Natuurlijk. Greet stelt zich verschrikkelijk mal aan." „Och," zei moeder, „je moet denken: ze heeft zélf geen zusje." „Neen," zei Emmy, „dat is waar." En toen was opeens het angeltje weer weg. „Flinke meid", zei moeder, „je bent nu al zoover, dat je niet boos meer wordt. Nu nog één stapje en je bent ook niet verdrietig meer! Zullen we daarvoor ons best doen?" „Ja moes", zei Emmy. En ze ging getroost en bijna blij naar bed. R. DE RUYTER-v. d. FEER Uit verschillende briefjes, die ik deze week kreeg, blijkt me, dat er velen van mijn rubriekertjes zich verwon derd hebben, toen vader uit de cou rant voorlas, dat Prins Bernhard de jonge prinses Beatrix liet zien, vóór de Burgemeester van Baarn Haar namen schreef in een boek, waarin de namen van alle pasgeboren kinde ren opgeschreven worden. Eén was er die vroeg „hoeft dat alleen maar in Baarn?" Neen dat gebeurt met doodgewone menschenkinderen in ons land nergens meer; alleen wel met een koningskind. Ik schrijf met opzet „in ons land", want in Frankrijk moet dit nog met ieder kind gebeuren. Als daar een vader naar 't stadhuis gaat om te vertellen, dat er een kindje geboren is, dan moet hij het kindje laten zien. En er is een tijd geweest dat in ons land dat ook overal en met ieder kind moest gebeuren. Vóór den zomer van 1811. dat Is dus ruim 126 jaren geleden werd nooit op het stadhuis verteld, dat er een kindje geboren was. Dat werd toen verteld aan den koster van1 van de kerk, waar de ouders van het kind toe behoorden of eigenlijk werd het hem niet verteld bij de geboorte maar als het kind ge doopt werd. Dan werd de naam van het ge doopte kind geschreven in een boek. dat het Doopboek heette en zoo hadden ze ook een boek waarin allen geschreven werden, die trouwden of begraven werden. Men begroef immers in dien ouden tijd in en om de kerk. Wie niet gedoopt werd, werd dus ook niet in geschreven en men wist toen dan ook nooit precies hoeveel inwoner-s een stad of dorp tel de. Napoleon heeft in den tijd, dat ons land bij Frankrijk ingelijfd was, daaraan een eind gemaakt. Hij schreef voor, dat vanaf 22 Juli 1811 alle namen van hen, die geboren werden of trouwden of stierven moesten opgeschreven worden in een boek op 't stadhuis en niet meer in de kerk. Bovendien schreef hij voor dat de kerken hun doop- en trouw- en begrafenis boeken op 't stadhuis moesten inleveren. Het volk van dien tijd was niets ingenomen met dezen nieuwen maatregel van Napoleon, want ze begrepen drommels goed waar het Napo leon om te doen was. 't Was immers nu onmo gelijk om te öntkomen aan den dienstplicht- het jaai' te voren toch was door Napoleon da toen zoo gehate loting ingevoerd. En om te voorkomen, dat men zich hieraan zou kunnen onttrekken door een pas geboren jongetje als een meisje aan te geven, werd toen tevens be paald, dat elk pasgeboren kind, waarvan men de geboorte aangaf, aan den betrokken amb tenaar moest getoond worden. Jaren achtereen heeft men aan deze gewoonte vastgehouden tot men etn slotte haar maar heeft afgeschaft! Zooals ik boven schreef bestaat deze ge woonte in Frankrijk nog. Men moest toen dus naar 't stadhuis om de geboorte van een kind aan te geven, maar men keek toen nog niet zoo nauw wanneer dat gebeurde, als 't maar ge beurde. Vandaar dat de opgaven van 't stad huis wel eens niet klopten met de werkelijk- 'heid. Zoo heb ik een familielid, gehad, waar van de ouders zeiden, dat hij den 27sten ge boren was, maar dat men op 't stadhuis zei neen, den 29sten. W. B.—Z. 'K BEN ZOO BLIJ! door W. B.—Z. Jongens, jongens, 'k ben zoo blij, Weet je wat de meester zei? 'k Krijg een reuze goed rapport, Rekenen 6 en Lezen 9. Jongens, dat is onverwacht. De vorige keer had ik twee vijven, 'k Moest nog al eens regels schrijven, Maar 'k heb nu best opgepast Al dat strafwerk geeft maar last. Jongens, jongens, wat is 't fijn Om nu eens een Piet te zijn. 'k Heb verder op mijn rapport Schrijven 7, Taal ook 8. Jongens, dat is onverwacht. De vorige keer kreeg ik vier en vijf, Omdat ik meestal slordig schrijf. Maar 'k heb nu mijn best gedaan, Ja, daar kun je van opaan. WAT REGENT HET! Wat regent het, wat regent het! Pijpestelen dik. We loopen samen langs de dijk, Maar hebben heusch geen schik. Wat regent het, wat regent het! Fik deert het geen zier. Hij loopt gestadig met ons mee. Dat beste, trouwe dier Wat regent het, wat regent het! k Zie de molen al. Nog eventjes de pas erin Dan zijn we weer op stal. Wat regent het, wat regent het! Daar zie 'k ai ons hek, 3ie arme Fik hijgt als een paard, De tong hangt uit zijn bek. De weg is eindelijk afgelegd. Gauw bij de kachel hond, Want loopen in zoo'n natte pels Dat is vast niet gezond.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8