BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
De geheimwerkjes, voor de clubleden die
gevraagd hebben iets voor den verjaardag van
vader of moeder te mogen maken, breng ik
volgende week Woensdagmiddag mede. Voor
Crocusje zal ik om een eenvoudig haafcpa-
troontje voor het kleedje denken. A.s. Woens
dag over een week maken we allen een begin
aan een Paaschstukje. Iedere week wordt dan
in het vervolg een kwartier aan het Paasch
stukje en een uur aan de handwerkjes ge
werkt. A.s.Woensdag behoort de uitvoering van
„Lenteklokjes" weer tot het verleden en be
hoeft dus niet meer 's Woensdags gerepeteerd
te worden, zoodat alle clubleden, zieke uitge
sloten, weer op de club kunnen komen. Zorgt
dat niemand met het Paaschstukje achter
komt. Dus tot Woensdag.
Best BOODSCHAi'STERTJE. KJeeg je
ook geen lust om het water in te gaan, toen
je je nichtjes zag spartelen? Natuurlijk ga je
ook zwemles nemen en later je zwemdiploma
halen. Gezellig dat je moeder weer medegaat
naar de uitvoering van het kinder- en meisjes
koor „Lenteklokjes". A.s. Week mag je mis
schien je kleedje, bij hooge uitzondering, eens
mede naar huis nemen. Wij zullen zorgen dat
je tante het in haar bezit heeft, voor ze naar
Indië vertrekt, dus voor 9 Maart. Dag Bood
schapster tje.
Lief SPARRETJE. Vind je de kiekjes van
het Prinsesje Beatrix zoo snoezig? Ik' ook
hoor. Dat je het kindje graag echt wilt zien,
geloof ik graag. Maar daar zal nog wel eens
gelegenheid voor zijn. Niet te IJmuiden of te
Santpoort, maar waarschijnlijk wel in den
Haag of te Amsterdam. Een reisje zal men er
dan voor over moeten hebben. Prettig dat we
de mooie dagen tegemoet gaan. Ik hoop dat je
in de gelegenheid zult zijp, veel van buiten
lucht en zon te genieten. Het beste hoor. Wil
je m'n groeten aan je moeder overbrengen?
Dag Sparretje.
Beste KLEINE ZUS. Fijn dat je zoo ge
niet van het mooie weer. Je kunt het nu nog
waarnemen. September a.s.dan is de pret ge
daan en daarom, nu nog maar profiteeren.
Werk je a.s. Woensdag weer zoo keurig? Flink
zoo. Deg Kleine Zus.
Beste VERONIKA. A.s. Woensdag hoop
ik een paar pianostukjes mede te brengen. Ik
zal een knoop in m'n zakdoek leggen, om ze
niet te vergeten. Natuurlijk wil ik het kleedje,
dat je op school maakt, graag zien als het
klaar is. Heb je ook nog een ander handwerk
op school onderhanden? Tot Woensdag'. Dag
Veronika.
Best ROZEKNOPJE. Wat lief van je zus,
je steeds met droog weer naar school te bren
gen. Komt ze je ook uit school halen of ver
geet ze je om twaalf en vier uur door haar
spel? Grappig dat dat kleine ding al zoo aar
dig op de club werkt. Je moeder zal trotsch zijn
op haar kleedje als het af is. Tot ziens. Dag
Rozeknopje,
Beste HECTOR. Tot m'n spijt heb ik het
Noorderlicht niet gezien. Het moet zeldzaam
mooi geweest zijn en voor Nederland dit keer
bijzonder goed waarneembaar. Prettig dat jij
het wel gezien hebt. De geboorte van het Prin
sesje Beatrix werd op alle scholen met gejuich
ontvangen. Wat zal je met je klassegenooten
te keer gegaan zijn. Hoe was het op de pad
vinderij? Heb je 's avonds nog een marsch
moeten maken? Zoover mij bekend is, be
hoefden de meisjes padvindsters, na het ver
nemen van de blijde tijding, 's avonds niet
bijeen te komen. Volgende week vervolg je je
brief maar. Dag Hector.
Lief HANDWERKSTERTJE. Jij bent,
evenals Sparretje verrukt over de foto's
van Prinsesje Beatrix. De foto, waarop Z. K. H.
Prins Bernhard staat met zijn dochtertje in
de armen, vind ik ook heel mooi. De eigenlijke
foto's zijn natuurlijk veel duidelijker en mooier
dan de afdrukken in de couranten. Heb je van
het gezang van de Lenteklokjes" genoten? Ik
geloof van wel. Dag Handwerkstertje.
Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Ja,
Donderdag was de groote dag voor je. Of ik
de uitvoering, mooi gevonden heb, kan ik
nog niet schrijven. Tot nog toe heb ik het nog
niet tot helderziende gebracht en kan dus
niet s Woensdags schrijven hoe ik de uitvoe
ring, die des Donderdags er op volgend wordt
gegeven, gevonden heb. A.s. week kan ik je wel
op je vraag antwoorden. Dag Zusjesbescherm-
stertje.
Lief GOUDMUILTJE. De foto vond ik
heel goed geslaagd. Prettig dat je moeder haar
laat inlijsten. Ze blijft dan goed bewaard als
een herinnering aan je schooljaren. A.s.
Woensdag mag je aan het geheim beginnen.
Maar goed je best doen, zoodat het heel mooi
wordt. Dag Goudmuiltje.
Best KRULLEKOPJEDat worden een
paar spannende weken voor de overgang. Voor
je ouders en je zelf hoop ik, dat je naar de
volgende klas verhuist. Ook maar flink je best
doen op de handwerkles, zoodat het knippakje
nog voor 1 Maart af is. Goed opletten en je
best doen luidt als altijd het parool. M'n dank
voor de teekeningen. Veel succes op school.
Dag Krullekopje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Zoo heeft je
moeder heusch iederen dag thee voor mij en
moet ik nu eens gauw komen aanwippen?
Meisjelief, ik zou het zelf graag eens spoedig
doen, maar ik heb haast geen gelegenheid. De
schoolvoeding eischt in m'n vrijen tijd zooveel
van me, dat er voor visites maken geen oogen-
blik overblijft. Laten we het bezoek nu maar
uitstellen tot begin Mei bij leven en welzijn.
Wat in het vat zitde rest weet je wel. Veel
groeten aan je moeder. Tot Woensdag. Dag
Teekenaarstertje.
Best LEZERESJE. Fijn dat je broertje ook
van de muisjes die je op de club gekregen
hebt, gesmuld heeft. Wat grappig dat hij graag
mede naar school wilde om de traktatie van
Moeder's Oudste alle eer aan te doen. Hij
heeft zeker nog wel een paar jaartjes geduld
te houden, voor hij als leerling ingeschreven
kan worden? Hoe oud is hij? Dag Lezeresje.
Best KRUIDJEROERMENIET. Jij bent ook
al een smulstertje voor den tijd. Maar ik be
grijp het hoor. Lekkere muisjes kan je niet
lang bewaren, die moeten op een boterham of
een beschuitje zoo spoedig mogelijk gegeten
worden. Of je het truitje, dat je op school
maakt, op de club mag laten zien als het af
is? Natuurlijk. Ik zie graag handwerkjes. Tot
a.s. Woensdag. Dag Kruidjeroermeniet.
Best ZONDAGSKIND. Je mag a.s. Woens
dag aan het geheim beginnen. Wat krijg je nu
veel op de club te doen. Je kleedje, het geheim
en het Paaschstukje. Maar alles komt op tijd
klaar. Je behoort tot de trouw komende le
den, waardoor je geregeld kimt werken. Je
bent zeker reeds benieuwd naar het nieuwe
handwerk? Dat zou ik in je plaats zeker zijn.
'k Wensch. je a-.s. Maandag een prettigen dag
met ouders en zusjes toe. Dag Zondagskind.
Lief CROCUSJE. A.s. Woensdag help ik
je met het haakwerk. Ik zal eens zien of ik een
geschikte haaknaald voor je in bruikleen heb.
De naald, van 1.1. Woensdag, was' veel te grof
om goed werk te leveren. Vergeet je vooral de
zijde niet? 'k Zal probeeren van je restjes iets
moois te laten maken. Je kunt wel weer an
dere zijde koopen, maar dan krijg je nog een
restje bij je voorraad. Beter is, eerst op te ma
ken wat je nog hebt. Veel genoegen a.s. Maan
dag. Dag Crocusje.
Beste POLLY. Maar vriend wat ga je nu
doen? Ben je zoo erg verdrietig omdat je moe
der ziek is en neemt je leed je zoo in beslag
dat je geen lust had mij te schrijven, zoodat
je vader het voor je gedaan heeft? Natuurlijk
kan ik het begrijpen, dat je bedroefd bent,
maar je moet toch baas over je zélf blijven en
je niet geheel door je leed laten medevoeren.
Alle menschen zijn wel eens ziek en genezen
gelukkig meestal weer. Je moeder zal, naar ik
innig voor je wensch, ook wel weer beter wor
den. Neen vriend, zoo gaat het verkeerd. Je
moet trachten over je leed heen te komen
door juist iets ter hand te nemen en afleiding
te zoeken. Je moeder heeft ook liever dat je
minder verdriet hebt. Zij vertroetelt en ver
went jou alijd als je ziek bent. Nu heb jij ge
legenheid het haar te doen. Je gaat haar eens
iets voorlezen, je helpt mede met de verschil
lende huishoudelijke werkjes, je speelt lief
met je broertjes, je gaat 's avonds rustig en
zonder morren naar bed, enz. enz. Zoo zijn er
honderden kleinigheden te bedenken waarmede
je kunt helpen, dat alles, ondanks moeder
ziek is, toch goed verloopt. Je moeder zal je
doen en laten dan erg prettig vinden, ze be
hoeft dan geen zorgen over jou en over de
huishouding te hebben. Je werkt zoo mede
haar herstel te bevorderen. Dus Polly, je ver
driet minder demonstreeren* maar de handen
uit de mouwen, werken en afleiding zoeken.
Je volgend briefje schrijf je weer zelf hoor.
Wil je je moeder m'n groeten overbrengen en
haar namens mij, een spoedig herstel toewen-
schen? Het beste hoor. Dag Polly.
Best KALFJE. Wat jammer dat jij de pa
rachute van je juffrouw niet hebt gekregen.
Waarom moest je nu ook 's morgens weer on
deugend zijn? Je hebt er nu spijt van, maar
het berouw komt te laat. Bij een volgende ge
legenheid maar zorgen dat ze je neus niet
voorbij gaat. Zal je thuis nu extra lief zijn nu
je moeder ziek is en met Polly en Berendman
rustig spelen? Prachtig hoor. Dag Kalfje.
Beste BERENDMAN. Flink zoo vriend, doe
jij maar de boodschappen en help maar flink
thuis. Je moeder heeft nu ze ziek is, je dien
sten dubbel noodig. Je betrekt Polly ook maar
in het werk, dan vergeet hij z'n verdriet wat.
Met triestig kijken gaat je moeder niet voor
uit, maar wel wordt haar herstel bevorderd,
wanneer ze zich over haar jongens en haar
huishouding niet bezorgd behoeft te maken. Ik
dank je voor de teekening op je briefje. Het
beste met alles hoor en in het bijzonder met
je moeder. Dag Berendman.
Veel groeten van
ftÏEJ. E. VIJLBRIEF.
NOG NIET JANNEMAN.
door W. B.Z.
Broer Dik kreeg een schoolbank
Om 't huiswerk te schrijven.
Maar Janneman kon niet van 't bankje
afblijven,
Hij nam er een boek en deed of hij las,
Hij schreef met een pen, scheef, schuin en
kris, kras,
Toen Dik hem zoo zag, zei hijnee kleine
vent,
Geloof maar gerust, dat je daar niets van
kent.
Nu vind je dat lezen en schrijven zoo fijn,
Maar 'k weet nog niet Jantje, of 't steeds
zoo zal zijn.
DOOLHOF
Probeer jullie eens om door dezen uooihof
ieen te komen. Je ziet een teekeningetje bij
len ingang. Neem eerst maar een speld en
jaarna een potlood.
W. B.—Z.
Was eventjes jaloerseh op de kleine Anneke,
maar toch hield ze zich flink.
„Moeder, mag het?" vroeg Emmy. „Toe, lieve,
beste moeder, mag het alstublieft?"
„Als vader er niets tegen heeft vind ik het
best."
„O, dan is 't al in orde!" jubelde Emmy en
ze pakte haar vriendin Greetje om het middel
en huppelde een paar maal met haar in 't
rond.
Dat was nogeens een heerlijke uitnoodiging.
Greetje, haar boezemvriendin, de eenige
„echte" en „trouwe", die op school naast haar
zat, zou de volgende week jarig zijn en nu
had Greet's moeder gevraagd, of Emmy den
heelen dag mocht komen. Direct uit school
koffiedrinken, dan den vrijen Woensdagmid
dag gezellig samen doorbrengen, en verder nog
bij Greetje eten en blijven tot negen uur. En
dan zou een van Greet's broers haar wel netjes
achterop de fiets thuisbrengen.
„Heerlijk, heerlijk," jubelde Emmy. Dat was
nogeens een fijne vriendin. „Komen er ook
nog andere kinderen?" vroeg ze.
„Ja, 's middags vier meisjes uit de klas,
maar jij alleen den heelen dag." zei Greet,
want zie je, jij bent m'n beste vriendin".
„Dol," herhaalde Emmy, en ze kneep Greet
je in den arm' van voorpret. „Dus ik mag zeg
gen dat mevrouw het goed vindt?"
„Ja, hoor," zei moeder, ,,'k vind het best."
En nadat Greetje afscheid genomen had,
liepen de beide meisjes druk pratend en
lachend de gang in. Emmy zou Greet even
uitlaten. Toen ze voorbij de speelkamer kwa
men, keek opeenseeli vroólijk snuitje met een
krans van blonde kraillen er om heen, om
het hoekje.
„Dag Greet.!" riep 't schelle stemmetje van
Anneke, Emmy's vierjarig zusje en ze holde op
de meisjes toe en verborg haar vriendelijk ge
zichtje tegen Greet's knieën.
„Dag, heerlijke schat," zei 't meisje en ter
wijl ze Anneke hoog optilde en tegen zich aan-
knuffelde, zei ze: „Hè, had ik ook maar zo'o'n
zusje!"
„Och, broers lijkt me ook wel leuk!" zei
Emmy.
„Pff, altijd geplaag en gesar. Nee zoo'n
zusje, zoo'n heerlijk lief engeltje, dat zou nog
eens fijn zijn! Zeg, weet je wat? Ik vraag aan
moeder of Anneke ook mag komen eten
Woensdag! Vindt moeder vast goed en 't zou
eenig zijn, hè? Dan kunnen we eens kijken of
jij goed kunt sjoelen, hè lieverd?"
Zoo babbelde Greet en ze lette niet op Em
my en merkte ook heelemaal niet, hoe 't ge
zichtje van haar vriendin betrok.
„Nu, ik vraag het wel even en dan zeg ik 't
je morgen. Daag!"
„Goed," zei Emmy flauwtjes en ze deed de
deur achter Greet dicht en zei opeens vinnig
tegen Anneke: „Nou heb je weer je schoen
tjes los, stoute meid."
„Kan ik niet zelf, Emmy maar even doen,"
commandeerde Anneke en ze stak al vlug met
een guitig gezicht haar voetje uit.
Emmy moest toch lachen, 't Was ook wel een
schattig kind, die Anneke, maar dat ze nu
weer mee moest naar Greet, dat bedierf haar
heele plezier. Ze had het juist zoo echt heer
lijk gevonden, dat zij de eenige echte vrien
din was, die mocht komen eten. En nu
Ze dacht, terwijl ze naar binnen liep: Ja,
daar is het angel tje weer!" En toch kon ze er
niets aan doen, dat opeens haar pret eraf was.
Van een klein angeltje.
Weet je wat dat was, dat angeltje?
Ik zal 't je vertellen.
Toen Emmy drie jaar was, had ze op een
heerlijken dag in Mei een zusje gekregen, een
heel schattig zusje met blonde pluishaartjes
op haar ronde kopje. O, wat was Emmy blij ge
weest en ze had tegen moeder gezegd: „Moes
is 't zusje nu heelemaal alleen van mij en mag
ik ervoor zorgen?"
„Nu," zei moeder, „weieens een keertje
hoor, maar meestal zorg ik er zelf voor, want
zoo'n kindje is een heel teer poppetje, weet je!
Daar moet je verstand van hebben! Nu, dat
vond Emmy niet leuk en vooral niet, toen ze
merkte, dat moeder heel veel met het kindje
bezig was. Nu eens moest Anneke 't fleschje
hebben, dan weer moest ze in 't badje en dat
ging zoo maar den heelen dag door en dik
wijls als Ernrny moeder vroeg om een potlood
of een leeg klosje of iets adders om mee te
spelen, dan zei moeder: „Dadelijk, kindje, eerst
even zusje helpen!"
En eens op een avond was Emmy boos ge
worden en had ze heel erg gehuild. En moeder
had haar toen zachtjes op schoot getrokken
en gezegd: „O Emmy, Emmy, ik geloof, dat er
een leelijk angeltje in jouw hartje zit. Je bent
jaloerseh op Anneke en is dat nu lief? Je weet
toch wel, Emmy dat vader en moeder van alle
bei hun meisjes precies evenveel houden, is 't
niet?"
Nu, toen had Emmy zich erg geschaamd en
zich met een zucht in moeder's armen genes
teld en toen was 't kleine angeltje vanzelf
verdwenen. En bij 't naar bed gaan, had ze
moeder met een heel stijve kus Deloofd, heusch
nooit meer jaloerseh te zijn.
En ze had het goed volgehouden, want ach.
't was toch ook eigenlijk heelemaal niet zoo
moeilijk om lief en vriendelijk te zijn tegen
Anneke, dat kleine schatje!
Maar nu.... nee dit was al te erg! Nu zou
Anneke, die toch heelemaal geen vriendin van
Greet was, komen eten en hun heelen dag be-
JT4AR /IJSJE
V»* UTÊJ?
k
derven! En mopperend, met een vreeselijk
zuur gezicht, ging Emmy dien avond naar
bed
't Was Woensdagavond negen uur.
„Waar de meisjes toch blijven?" peinsde
moeder hardop.
„O, ze komen direct wel," zei vader en hij
was nog niet uitgesproken of de bel ging en
daar kwam het heele stelletje binnenstuiven:
Emmy en Greet, Vic, Greet's broer met An
neke op z'n schouders.
„Pret gehad?"
„O heerlijk moeder!" riep 't kleine zusje, en
ze vloog haar moeder om den hals.
„O, mevrouw, ze was zoo lief!" jubeldje
Greet. En verbeeldt u, ze heeft den eersten
prijs gewonnen met sjoelen. Echt waar hoor,
we hebben haar alleen maar een héél -klein
beetje geholpen!"
„En heeft Anneke 's middags nog gesla
pen?" informeerde vader.
„Tuurlijk, mijnheer. Ze ging zoo zoet naar
bed en ik heb haar uitgekleed, hè lieve dot?"
zei- Greet.
Emmy had nog geen woord gezegd. Ze zag
bleek, vond moeder.
„Ems ook pret gehad?"
„O ja, mams".
„En nu ben je zeker moe, hè meisje?"
„Ja mams, ik ga maar naar bed."
Maar toch bleef ze nog dralen bij de tafel,
wachtendja, waarop eigenlijk? Och, of
Greet nog misschien één hartelijk woordje zou
zeggen tegen haar, want 't was den heelen
dag niets anders geweest dan Anneke voor en
na en lieve dot en klein .engeltjeen zij
was toch Greet's vriendin!
En dit was nu die heerlijke dag geweest,
maar ze zich zóó op verheugd had!
Maar Greet scheen niets te merken. „Nu
dan ga 'k maar gauw naar huis, hoor," zei ze.
„Dag mevrouw, dag mijnheer, dag Em, dag
lieve heerlijke Anneke. D&ag! Kom Vic!" En
ze waren al weg.
Em stond nog bij de tafel met gebogen
hoofd en twee groote tranen drupten opeens
op het kleed.
„Emmy?" zei moeder.
Ze keek op. Zou moeder boos zijn. omdat ze
zoo zuur deed?
Maar neen, moeder lachte en zei: „Kom eens
hier, malle meid."
En twee tellen later zat die heele groote
Emmy van zeven jaar op moeders schoot en
snikte als een klein kindje.
„Ik.ik ben e enakelig spook!" huilde ze
„Ik.ik heb.ik benik was zoo vree
selijk jaloerseh!"
„Enben je toen boos geworden?"
„Nee. dat wou ik juist niet! Ik zei maar niets
maar Greet was den heelen middag maar aan
't zeuren van dotje en schatje en ik deed voor
spek en boonen mee enen.... ik vond
mezelf zoo'n draak!"
„Ik heelemaal niet," zei vader. „Greet is
een draak met 'r gedot en geschat! Dat vind
ik. 't Is gewoonweg om dol te worden!" Nu,
daar moest Em opeens vreeselijk om lachen.
„Vindt u dat ook?"
„Natuurlijk. Greet stelt zich verschrikkelijk
mal aan."
„Och," zei moeder, „je moet denken: ze
heeft zélf geen zusje."
„Neen," zei Emmy, „dat is waar." En toen
was opeens het angeltje weer weg.
„Flinke meid", zei moeder, „je bent nu al
zoover, dat je niet boos meer wordt. Nu nog
één stapje en je bent ook niet verdrietig meer!
Zullen we daarvoor ons best doen?"
„Ja moes", zei Emmy. En ze ging getroost
en bijna blij naar bed.
R. DE RUYTER-v. d. FEER
Uit verschillende briefjes, die ik deze
week kreeg, blijkt me, dat er velen
van mijn rubriekertjes zich verwon
derd hebben, toen vader uit de cou
rant voorlas, dat Prins Bernhard de jonge
prinses Beatrix liet zien, vóór de Burgemeester
van Baarn Haar namen schreef in een boek,
waarin de namen van alle pasgeboren kinde
ren opgeschreven worden. Eén was er die vroeg
„hoeft dat alleen maar in Baarn?" Neen dat
gebeurt met doodgewone menschenkinderen
in ons land nergens meer; alleen wel met een
koningskind. Ik schrijf met opzet „in ons
land", want in Frankrijk moet dit nog met
ieder kind gebeuren. Als daar een vader naar
't stadhuis gaat om te vertellen, dat er een
kindje geboren is, dan moet hij het kindje
laten zien. En er is een tijd geweest dat in ons
land dat ook overal en met ieder kind moest
gebeuren. Vóór den zomer van 1811. dat Is
dus ruim 126 jaren geleden werd nooit op het
stadhuis verteld, dat er een kindje geboren
was. Dat werd toen verteld aan den koster van1
van de kerk, waar de ouders van het kind toe
behoorden of eigenlijk werd het hem niet
verteld bij de geboorte maar als het kind ge
doopt werd. Dan werd de naam van het ge
doopte kind geschreven in een boek. dat het
Doopboek heette en zoo hadden ze ook een
boek waarin allen geschreven werden, die
trouwden of begraven werden. Men begroef
immers in dien ouden tijd in en om de kerk.
Wie niet gedoopt werd, werd dus ook niet in
geschreven en men wist toen dan ook nooit
precies hoeveel inwoner-s een stad of dorp tel
de. Napoleon heeft in den tijd, dat ons land
bij Frankrijk ingelijfd was, daaraan een eind
gemaakt. Hij schreef voor, dat vanaf 22 Juli
1811 alle namen van hen, die geboren werden
of trouwden of stierven moesten opgeschreven
worden in een boek op 't stadhuis en niet meer
in de kerk. Bovendien schreef hij voor dat de
kerken hun doop- en trouw- en begrafenis
boeken op 't stadhuis moesten inleveren. Het
volk van dien tijd was niets ingenomen met
dezen nieuwen maatregel van Napoleon, want
ze begrepen drommels goed waar het Napo
leon om te doen was. 't Was immers nu onmo
gelijk om te öntkomen aan den dienstplicht-
het jaai' te voren toch was door Napoleon da
toen zoo gehate loting ingevoerd. En om te
voorkomen, dat men zich hieraan zou kunnen
onttrekken door een pas geboren jongetje als
een meisje aan te geven, werd toen tevens be
paald, dat elk pasgeboren kind, waarvan men
de geboorte aangaf, aan den betrokken amb
tenaar moest getoond worden. Jaren achtereen
heeft men aan deze gewoonte vastgehouden
tot men etn slotte haar maar heeft afgeschaft!
Zooals ik boven schreef bestaat deze ge
woonte in Frankrijk nog. Men moest toen dus
naar 't stadhuis om de geboorte van een kind
aan te geven, maar men keek toen nog niet zoo
nauw wanneer dat gebeurde, als 't maar ge
beurde. Vandaar dat de opgaven van 't stad
huis wel eens niet klopten met de werkelijk-
'heid. Zoo heb ik een familielid, gehad, waar
van de ouders zeiden, dat hij den 27sten ge
boren was, maar dat men op 't stadhuis zei
neen, den 29sten.
W. B.—Z.
'K BEN ZOO BLIJ!
door W. B.—Z.
Jongens, jongens, 'k ben zoo blij,
Weet je wat de meester zei?
'k Krijg een reuze goed rapport,
Rekenen 6 en Lezen 9.
Jongens, dat is onverwacht.
De vorige keer had ik twee vijven,
'k Moest nog al eens regels schrijven,
Maar 'k heb nu best opgepast
Al dat strafwerk geeft maar last.
Jongens, jongens, wat is 't fijn
Om nu eens een Piet te zijn.
'k Heb verder op mijn rapport
Schrijven 7, Taal ook 8.
Jongens, dat is onverwacht.
De vorige keer kreeg ik vier en vijf,
Omdat ik meestal slordig schrijf.
Maar 'k heb nu mijn best gedaan,
Ja, daar kun je van opaan.
WAT REGENT HET!
Wat regent het, wat regent het!
Pijpestelen dik.
We loopen samen langs de dijk,
Maar hebben heusch geen schik.
Wat regent het, wat regent het!
Fik deert het geen zier.
Hij loopt gestadig met ons mee.
Dat beste, trouwe dier
Wat regent het, wat regent het!
k Zie de molen al.
Nog eventjes de pas erin
Dan zijn we weer op stal.
Wat regent het, wat regent het!
Daar zie 'k ai ons hek,
3ie arme Fik hijgt als een paard,
De tong hangt uit zijn bek.
De weg is eindelijk afgelegd.
Gauw bij de kachel hond,
Want loopen in zoo'n natte pels
Dat is vast niet gezond.