PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA. tBpft ft l£ Jchtende brillen, een Weensche uitvinding, Litteraire Kantteekeningen. MIDDENSTANDS INSTITUUT KUNSTGEBITTEN LAGE PRIJZEN naast el kaar Naar en over de Drakensbergen. Door Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN TK zit in mijn tentje in de vallei van de Breede Rivier, aan den voet van de Lange Bergen, echte Hollandsche namen dus, en dat toch op 12000 km. afstand van het paleis op het Noordeinde. En ik heb vandaag twee werelden gezien in een luttele honderd kilometer autorijden! Wij zijn gisteren uit Kaapstad weggereden langs een prachtigen asphaltweg, omzoomd door villa's en land huizen in parkachtige tuinen, waarin een weelde van subtropische planten onze aan dacht trekt. Eucalyptus en dadelpalm, bou- gainvillea en zware parasoldennen wisselen af met agave en aloë. Even verder worden de huizen en de parken grooter, om plotseling geheel te verdwijnen en plaats te maken voor uitgestrekte wijngaarden, waarachter in de blauwe verten scherpgetande heuvel-, neen, bergruggen oprijzen. Het golvende landschap is bijna heelemaal bebouwd, meestal wijn druif, maar ook mais en hier en daar vrueht.- boomen. Langs den weg staan eerst nog rijen eucalyptus-boomen, dan nog slechts hier en daar een enkele parasolden. Overal waar de natuur even de vrije hand krijgt, weer heide- soorten, vetplanten en andere echte verte genwoordigers der Kaapsche droogteflora. En toch overal de sporen van de sterke regens van een paar dagen geleden. Want de plantengroei van een streek is im mers niet afhankelijk van den regenval in een paar dagen of weken of maanden, maar veel eer van de lengte en intensiteit van den dro gen tijd, die hier vaak acht en meer maanden kan aanhouden. Dan krijgen vetplanten en andere gewassen, die bepaalde inrichtingen hebben om de verdamping tot een minimum te beperken, zooals ook de heide, hun beste kans. Tot die planten behoort gedeeltelijk ook de wijnstok. Wanneer die in de lente voldoende water krijgt en uit den bodem den heelen zo mer door met zeer lang wortelstelsel nog iets kan ophalen, komt de zaak wel voor elkaar. En hoe droger en heeter de herfst, hoe zoeter de druif en hoe koppiger straks de wijn. Tientallen kilometers gaat het zoo voort. Het golvende landschap wordt heuvelachtig en de bergen verheffen zich al hooger en hooger bo ven den horizon. We naderen Paarl, een der schilderachtigste en oudste stadjes van de Kaapkolonie. Een der rijkste ook, omdat het ligt op de grens van twee zeer belangrijke ge bieden. De kustvlakten, die vooral met druif en graan beplant zijn, en de eigenlijke fruit- tuinen. die speciaal in de vallei vlak tegen de bergen aan gelegen zijn. Het aardige plaatsje, dat tal van oude gevels vertoont, die sterk aan onze Zaanstreek doen denken, is genoemd naar een grooten gladden graniet rots, die zich er vlak achter verheft. Een avon turier, die van Tafelbaai uit hier een landver- kenningmaakte, zag deze rots schitteren in dauw en morgenzon en noemde ze de paarl. De Hollandsche nederzetting werd er versterkt door een aantal Hugenoten en thans nog maakt het dorpje met zijn groote wijnpakhui zen en zijn bevolking een Franschen indruk. Van Paarl loopt een heel goede weg regel recht öp het gebergte aan, naar en door een vallei, die Groot Drakestein wordt genoemd. Dat is een vruchtenland bij uitnemendheid, vanwaar eiken nacht speciaal geventileerde goederenwagens de kostbare vruchten naar de dokken van Kaapstad brengen. Het zijn vooral twee Engelsche firma's, Pickton en Rhodes, die hier honderden hectaren hebben beplant met allerlei sinaasappelvruchten, maar ook met peren en pruimen, die zoowel versch in kisten verpakt als ook in blik aan de markt worden gebracht. Ik wilde dat bedrijf, het plukken en automatisch soiteeren en verpakken van sinaasappels en grape fruit enzoovoort, graag eens zien, maar bovendien was er nog een reden die mij naar Groot Drakestein trok. Op Pickton's farm werken namelijk drie Holland sche jongens in het aan de kweekerijen ver bonden machinale bedrijf. Leerlingen van de M.T.S., de Middelbaar Technische School, die hier al naar hun praktijkjaren van 100 tot 250 gulden in de maand verdienen. Twee vlotte jongens, broers, hadden met een zusje een ge zellig huishouden opgezet. Een eenvoudig huisje was voor hen gebouwd met 'n prachtig uitzicht op de bergen, midden in de uitge strekte vruchtentuinen, waar echter overal breede boschstrooken en een paar gezellige ri viertjes doorheen Ioopen. Ze vonden het er fijn aten heel veel fruit natuurlijk en gingen bijna elk weekend een autorit maken door de prach tige Kaapprovincie. Geslaagde emigranten dus en menschen die onzen naam en onze vlag hoog houden in die verre landen. En dat doet altijd goed. Wij bleven natuurlijk logeeren. Onze zes tentjes vonden net plaats voor de veranda. Achter het huis zaten te veel slangen en dat is niet leuk met kampeeren. En den volgenden morgen wezen ze ons van het terras den weg die omhoog slingerde langs de berghelling naar Fransche Hoek en verder. Het Noorden in, het groote avontuur tegemoet! Maar eerst een groote kist sinaasappelen op de treeplank gebonden. En de beste wenschen mee. En voort gaat het, de bergen in. Een flink steile, hier en daar wat stuk gereden weg, •naar de Freule, zoo heet onze Ford twoseater, trekt er den aanhangwagen toch maar steeds braaf in de tweede versnelling tegen op. Een zeshonderd meter hoog is de pas en dan gaat het omlaag in een heel lange, ge lijkmatige daling naar Villiersdorp en, steeds ietwat glooiend, verder en verder het Noor den in tot Worcester, waar wij nog een klein bergruggetje overgaan om dan oostwaarts af te slaan op Mossel Baai, dus weer op de zee kust aan. Nu verandert plotseling het ka rakter van het landschap. Er is geen boom meer te zien, geen stukje bouwland. Eerst merk je dat zoo niet op bij zoo'n langen autorit, maar dan dringt het ineens tot je door. Dit is een woestijn bijna, een steppe vegetatie op zijn minst en dat noemen ze hier in Afrika de Karroo, de Kleine Karroo in ons geval. De wind waait in deze streken meestal uit het Zuiden en komt aanstrijken over den Oceaan. Die met waterdamp ver zadigde wind is oorzaak van den sterken regenval in de eigenlijke Kaapkolonie, meer nog het smalle kustgebied om Kaapstad heen. Dan stuiten de met water beladen wol ken tegen de hooge Drakensbergen en wan neer ze opstijgen tegen de scherpgepunte kammen, stort door de groote afkoeling bijna al het water, dat ze dragen, als regen neer. Daarom is Groot Drakestein zoo uitstekend geschikt voor vruchtenteelt-. Regens, regel matig over het heele jaar verdeeld, maar daarnaast een zeer groot aantal zonne-uren, zooals dat door heel Zuid-Afrika voorkomt, zijn voor vruchten cultuur het allerbeste. Eens over de bergen heen, heeft de wind echter vrijwel al zijn vocht verloren, en waar onze wieier nu het stof in wolken doen opdwar rel iieeft het in geen vier maanden gere gend. En dat in het regenseizoen, den win tertijd. Is het wonder, dat hier de vegetatie uitsluitend uit vetplanten bestaat? De helft der planten zijn lage, sterk vertakte euphor- biastruïken. Dan zijn er prachtige sedums met stammen van een en zelfs twee voet middellijn. Verschillende mesembryanthe- mum-soorten bloeien en allerlei bolplanten probeeren den keihard uitgedroogden grond te doorboren. Vanmorgen zagen we nog op elke lage plek water of de duidelijke sporen van plassen, die er hebben gestaan. Bij het opgaan van den bergpas, die bij Fransche Hoek begint en een onvergetelijk panorama biedt over de fruittuinen en de bergketens rondom, passeerden we telkens nog kleine waterstroompjes. Nu moeten we voor ons middagmaal een beetje water gaan vragen bij een kleine nederzetting van spoorwegar beiders. Daar staan een paar flinke ijzeren tanks, die eiken Maandag door een specialen watertrein worden gevuld en vanochtend werden we aan den anderen kant van dat bergruggetje gewekt door het geruisch eener beek! Vanavond hebben we soep gegeten en thee gedronken en we hebben water uitgezet voor de thee van morgenochtend, maar het blijkt waar te zijn wat men ons al in Hol land vertelde: als je in Transvaal kampee ren wilt, moet je je leeren wasschen in een theekopje. Vooruit dan maar weer. Als dat de zwaarste ontbering is, die ons te wachten staat, dan zal het nog wel gaan. Gisteravond hingen er overal nevels tegen de bergen. Om zeven uur al dropen de ten ten van den dauw. Thans, na een heelen dag van strakke blauwe lucht, is de maan helder oranje opgekomen aan den Ooster- hemel, nog voordat Orion en Sirius in het Westen hun grootsten glans hadden bereikt. Het is doodstil in de natuur, een heel ver schil met het geweldige padden- en krekel concert van gisteren. Onze tenten vinden makkelijk plaats, omdat overal plekken van ettelijke vierkante meters zijn, waar plan tengroei ten eenenmale ontbreekt. En de maan verlicht een landschap, waarvan wij ons niet kunnen voorstellen, dat het men schen en dieren voeden kan. En toch bracht onze naaste buurman, een kaffer, die een halven kilometer verder woont, tegen den avond nog een paar honderd van die groote langoorige geiten thuis, die men ook in Egypte en Erythrea zien kan. Er schijnt dus ook in dit voor ons oog zoo desolaat schij nende land nog wel iets te doen en te ver dienen, al begint men bij den aanblik van deze streek al te begrijpen, dat de droogte zoo'n kolossale rol speelt in de romans en -■* Het prachtige badstrand van de Wildernis. novellen en gedichten, die in deze streken geschreven zijn. En wat mij vandaag ook veel duidelijker is geworden, dat is de nood der voortrekkers, der Boeren, die in de jaren tusschen 40 en 50 der vorige eeuw huis en hof verlieten om een onbekende toekomst te gemoet te gaan, o.a. omdat het hun te druk begon te worden in de oude Kaapkolonie. Zij hadden voor hun zeer extensief land bouw- en veeteeltbedrijf een complex noodig van ongeveer 5000 Hectare per gezin. Dat was volgens hen pas een behoorlijke boerderij. Van minder kon een mensch niet leven. Ter wijl een groentekweeker bij een onzer groote steden van 3 of 5 hectare een behoorlijk be staan weet te winnen! Maar ik herhaal: nu ik dit land zelf gezien heb, begin ik 't te be grijpen. Eigenlijk begrijp ik er nu niets meer von hoe een beest leven kan in een der gelijke uitgedorde steppe met een brandende zon zoowat in het zenith, die eiken dag twaalf uur lang tracht te verzengen wat er nog aan plantengroei is overgebleven. En dit was pas de kleine Karroo, pas het begin van het woestijn- of steppegebied. Hier regent 't eiken winter een paar maal. Maar in den Oranje Vrijstaat is over groote gebieden nu al drie jaar lang geen druppel gevallen. Hoe zal het er daar uitzien? We gaan kij ken. Maar eerst nog even naar de kust, naar Mossel Baai en De Wildernis, plaatsen, die tot de mooiste van Afrika's zuidkust moeten behooren. We hebben lang werk gehad dezen keer om een geschikte kampplaats te vinden. Een kampeerder slaat nu eenmaal liefst zijn tent Het genieentehuis in Paarl, met de Drakensteynbergen op den achtergrond. op bij of zelfs in een boomgroep, wat met plotseling opstekenden wind altijd erg plei- zierig is. Maar daar was hier geen sprake van. Er zijn geen boomen in de Karroo. Het eenige, dat kort na zonsondergang onze aandacht vroeg, waren een paar doornstruiken, mid den in een kale roode vlakte. Daar moest het dan maar en we kregen er een mooi voorproefje van wat ons "verderop te wach ten stond. De grond was zoo ontzettend hard zoo uitgedroogd en gebakken door de felle zon. dat de tentpennen bij ristjes sneuvelden en als er dien nacht werkelijk wind was op gestoken, zou de helft van ons kamp waar schijnlijk zijn weggewaaid. Het was vinnig koud dien nacht. De maan gaf ook geen warmte en dus genoten we al len van den prachtigen zonsopgang. De teere pastelkleuren, die hier in dit droge land haast eiken morgen en avond den hemel kleuren, behooren tot de grootste aantrekke lijkheden van deze merkwaardige streek. Wasschen kan vandaag niet wegens water gebrek, dus we zijn gauw onderweg. Heuvel op. heuvel af; door lengtedalen en dwars- kloven, maar steeds steppe en schapen. Want wol is een der voornaamste voortbrengselen van dit arme gebied. Eindelijk besluiten we de kuststreek weer te gaan opzoeken en stu ren onze wagens een diepe rotskloof in, recht op een blauwe bergreeks aan. Dwars door de lange bergen leidt ons de Tradauw- pas. nauwelijks zijn we het hoogste punt ge passeerd, of een riviertje kabbelt beneden in de kloof en het duurt niet lang of wij zitten allen heerlijk te poedelen bij een verbreeding van het stroompje. Dat geeft moed om eens een eind een rotshelling op te klauteren en te constateer en, dat de aloë's prachtig bloeien. Achter de bergen, in de buurt van Swellendam, is alles nog bruin, maar daar voor is het winter. Vandaar uit moeten reeds twee honderd jaar geleden de slaven opge jaagd zijn om den meesterlijken bergover- gang, dien wij juist gepasseerd zijn, aan te leggen. Nu is deze heele streek de koren schuur van de Unie. alleen in de rivierdalen vindt men op de steile, rotsige hellingen cactus en euphorbia en aloë's in soorten. Steeds door meest braakliggende korenvel den, gaat het verder, tot plots de zee zicht baar wordt. Daar schijnt de aarde op te hou den. Mossel Baai. een der bekendste badplaat sen der Unie. ligt voor ons. (Nadruk verboden). Hoe de uitvinder op het idee kwam. Onze Weensche correspondent schrijft ons: SOMS kan het uitermate lastig zijn wan neer men ergens lezen wil en er is geen licht bij de hand of men is ergens in een donker vertrek of buiten in de duis ternis en men wil toch wat zien. Een Weener heeft er wat op gevonden, hij heeft een bril geconstrueerd, die zelf licht verspreidt, en hij heeft dit instrument den naam „Cyclop" gegeven, omdat een lampje precies in het midden van den bril, dus ook in het midden van het voorhoofd zit, net als het beroemde ééne oog, waarmede wijlen de Cyclopen in de wereld keken. Benno Adler, de uitvinder van den licht- gevenden bril, is eigenlijk om prozaïsche rede nen en op een prozaïsche manier aan zijn inventie gekomen. Het idee ontstondhi de slaapkamer van den heer en mevrouw Adler. Mevrouw wilde altijd dadelijk gaan slapen en haar echtgenoot wilde nog gaarne een heele poos lezen. Maar het electrische licht hinderde zijn wederhelft. Daarom begon hij er ernstig over na. te denken, hoe de beide echtelieden tevreden gesteld konden worden, Hij deed proeven met een eigenaardig gecon strueerde kap op het lampje op zijn nacht- tapeltje, hij probeerde het met een zaklan taarn met een scherm eromheen en toen kwam hij op het idee een klein lampje op zijn leesbril te bevestigen. Hij zocht en knutselde voortdurend verder. Het lampje moest door een kleine batterij gevoed worden. Die batterij werd aan de montuur van den bril bevestigd, welke van namaak-hoorn of kunsthars ver vaardigd is. De leiding gaat door een van de zijstangen van den bril en wel die bij het linkeroor, naar het lichtje, dat slechts branden kan, wanneer de bril opgeklapt is. Zoodra men het linkerscharnier dicht doet, wordt het contact afgebroken en gaat het lampje uit. De bril kan niet alleen nuttig zijn, wanneer -men in bed wil lezen, maar kan ook in tal van andere omstandigheden goede diensten bewijzen. Wanneer men plotseling in het don ker wat wil opschrijven of wanneer men des avonds of des nachts opeens een mankement aan zijn fiets, motor of auto heeft en wanneer er onverwachts een kortsluiting in huis is. De bril kan een dokter goed te pas komen, die zich op een bepaald punt moet concentreeren, hij kan een redder in den nood zijn voor een ziekenoppasser, die zich in een donker vertrek moet ophouden of voor iemand, die in de schemering werkt. Het licht schaadt de oogen van den drager niet, daar het er nimaner op kan vallen. De bril kan verder ook in het militaire leven en bij de politie een groote rol gaan spelen, bij verkenningstochten of bij het op wacht staan. Men kan er zelfs ook signalen mee geven, morse-teekens en dergelijke. Daarbij hoeven niet eens die lieden den bril te dragen, die bijziende of verziende zijn. Want ook zij, wier oogen volkomen normaal zijn, kunnen het ding op hun neus hebben, met doodge wone glazen erin of geheel en al zonder glas. WALTHER KRTEGER'S ELITE HEEREN ENSEMBLE, komt vanaf 1 MAART in Café-Restaurant ,'T HEERENHEK". (Adv. Ingez Med.) Oblomov. In de Wereldbibliotheek zijn in den loop der jaren al verscheidene voortreffelijke werken van Russische schrijvers der negentiende eeuw opgenomen: van Dostojefsky, Tsechov, Tolstoj en Gogolj heeft men door haar goedverzorgde vertalingen kennis kunnen nemen. Het werk van Gontsjarov, waarvan de titel „Oblomov" hierboven staat, neemt in die reeks thans een plaats in en lijkt bijzonder genoeg om er hier .ets uitvoeriger over te spreken. Letten wij eerst even terloops op het feit dat deze wonderlijke, maar prachtig doorgevoerde psychologische schildering van den enkeling, den rijken man, die Oblomov heet, voor het eerst werd uitgegeven in 1859, in een tijd dus dat wij in ons land ons in den onderhouden den romantisch-historischen roman verheug den en in Frankrijk een Flaubert met zijn Ma dame Bovary nog school moest maken. Is het als we dat jaartal bezien, niet opmerkelijk, dat men ons daar in dat verre Rusland in de litteratuur verre vooruit was? En misschien is het nog opmerkelijker dat de roman Oblo mov, die dus bijna tachtig jaar oud is, vandaag nog als een frisch modern werk gelezen kan worden. Dat komt volstrekt niet alleen door de mijns inziens soms te ver gaande pogingen van de vertaalster, aan haar Hollandsch een hedendaagsch tintje te geven. Ik kan bijvoor beeld niet inzien waarom in een roman van tachtig jaar geleden iemand bij een afscheid door de kamer roept: „Daag". Dat roept, een beetje slordig, het meiske van vandaag, maar het verscheurt de tïjds-sfeer in een roman als Oblomov. Overigens voor de vertaalster Else Bukowska niets dan lof voor de wijze waarop zij ons Hollandsch hanteert. Maar nogmaals, niet daaraan alleen is het te danken dat Oblo mov ons in hooge mate interesseert. Het komt doordat hij een volkomen voleindigde verper soonlijking geworden is van één kant van de Russische volksziel, die in haar geheel voor den Westerling toch altijd nog geheimen zal bevatten. Die kant was de indolentie, het ge mis aan persoonlijke energie en levensvreug de, die in de verschillende lagen van het volk zich vertoont en bij den ouden stand der be zitters een voor ons gevoel ziekelijke vorrn aanneemt, die voor onze Westersehe waarne ming afwisselend tragisch en amusant wordt, al naarmate de omstandigheden, waaronder ons object leeft, zich voordoen. Zoo een is Ilja Iljitsj Oblomov. Hij leeft niet maar vegeteert en hoewel hij zich daarvan be wust is mist hij de energie zich er aan te ont trekken. Hij zou het bijwijlen dolgraag willen, maar telkens mislukt zijn poging en hij gaat er aan ten onder hoewel hij „goed, verstandig en edel" is (pag. 45). Zelfs zijn genegenheid voor een vrouw, die door haar liefde beant woord werd, is slechts in staat hem tijdelijk tot de ernstigste pogingen aan te zetten. Maar zelfs onder die waarlijk hooge aspiratie moe ten ze mislukken. Het is alles sterker dan zijn goede wil. „Waarom is alles mislukt? Wie heeft je ver vloekt, Ilja? Wat heb je gedaan?" vraagt Olga hem als alles in hem weer gebarsten is en hij weer naar zijn plantenleven terug verlangt. En in antwoord daarop geeft hij, triest en on hoorbaar bijna, zijn kwaal een naam, een etiket van zichzelf en noemt zijn toestand, die ongeneeselijk is „het Oblomovisme". Zooals Flaubert's roman in litteratuur en leven van de negentiende eeuw het Bovaris- me zou in het leven roepen, zoo bleef Gontsja- rov's roman peet staan over den term Oblo movisme. nog steeds in gebruik om een bepaal de phase in de zoo moeilijk te doorgronden Russische ziel aan te duiden. Wel een bewijs overigens hoe grooten weerslag dit boek ver oorzaakte in Rusland zelf en bij hen die zich met de Russische litteratuur bezig hielden. Dat is de meer intieme beteekenis van dit kunstwerk over de groote aantrekkelijkheid van het verhaal als zoodanig, als roman, spre ken wij nog niet eens, dat het een venster openzet op de zielegesteldheid van een deel van dat volk, dat nu misschien bezig is ge heel van wezen te veranderen. Zal, waar een maatschappelijke revolutie iedere oudere ver houding heeft ondersteboven geworpen, voor een verschijnsel als het oblomovisme nog plaats zijn en gelegenheid bestaan? Of zal het onverwoestbaar blijken en alleen tijdelijk ver duisterd worden door de nieuwe krachten die het omzwermen? Zullen die nieuwe krachten zelve voor de oude kwalen ontoegankelijk blij ven? Wie het weet, mag het zeggen. Voor het oogenblik meen ik weet men nog niet veel. maar ik geloof dat de lezing van dezen prachtigen roman kan helpen om een oordeel over mogelijkheden te vormen, waar de zeker heden over het reeds bestaande, het vernieuw de, nog met voorzichtigheid bekeken dienen te worden. Wenden wij ons tot Gonsjarov's werk als vertelkunst, dan zijn we al evenzeer geneigd er bewonderend over te spreken. Prachtig is de tragiek van Ilja's ondergang voorbereid, een ondergang waarin niets van het jankend melodrama gevonden wordt maar die zich stil en rustig als een onverbiddelijk fatum vol trekt. En bij allen ernst waarmee zijn leven verteld wordt ontbreekt nergens de humor, overheerscht zelfs den aanvang. Een figuur als Sachar, Ilja's kamerdienaar, is eenvoudig kostelijk van houding en repliek. Een tafel schuimer als Tarantjev is in al zijn brutali teit haast even amusant, en de wijze waarop Ilja Oblomov zijn bezoekers ontvangt en weer wegwerkt toont tegelijkertijd zijn geringe aan dacht voor aardsche goederen als de vurige begeerte met rust gelaten te worden. Olga en Stolz zijn gaaf geteekende figuren, die den lezer nog lang zullen bijblijven en hem misschien van een nieuw Rusland zullen doen droomen.: te merkwaardiger waar Gont sjarov ook hen tachtig jaar geleden reeds in zijn kunstenaarsbrein deed ontstaan. Het is ten slotte met groote belang stelling dat wij dit dikke boek van over de vijf honderd pagina's genoten hebben en het daar om onzen lezers graag aanbevelen. Het is natuurlijk een beetje gek van Gont sjarov op den auteur van „Henry Triep's Groo te Avontuur" over te stappen. In dat opzicht echter heeft de litteraire verslaggever eenige gelijkenis met de radio, dat ze beiden ieder het zijne moeten geven en dus soms van het aller mooiste naar het alleronbenulligste moeten overschakelen. En omgekeerd. Dit is de geschiedenis van Henry Triep, een roodharig, niet al te snugger kantoorbedien- detje, dat een ongelukkige liefde opvat voor de assistente van zijn baas. Welke liefde door Ma Triep, schoonmaakster bij dienzelfden baas, nog wordt aangewakkerd, als ze ver neemt, dat de uitverkorene van haar zoon een erfenis van twee millioen te wachten staat. Behept met een teveel aan moederliefde een misdadigen aanleg deinst Ma Triep er zelfs niet voor terug het meisje te laten scha ken en naar Londen te doen ontvoeren. Waar bij aankomst blijkt, dat het verkeerde meisje geschaakt is. We zullen den lezer de verdere gecompliceerde avonturen van het gezin Triep besparen en alleen nog vermelden dat voor het geroofde meisje alles op zijn pootjes terecht komt. Voor luchtige liefhebbers van een beetje fantastische nonsens moet er nog wat verras sing overblijven, docht ons. „U hebt gelezen, dames en heeren, het verkorte relaas van Henry Triep's Groot Avontuur, auteur H. Hage, uitgezonden door Salm en Co., Amsterdam. We schakelen thans over op de volgende week. Goeden avond dames en heeren". J. H. DE BOIS. 16 RIJKSSTR.WEG 16 HAARLEM-N. - TELEF. 16726 m. garantie tegen onze bekende Spreekuren lederen morgen van 912 uur. Avondspreekuren: Dinsdag en Donderdag 7—9 uur. Spreekuren Gr. Houtstr. 99, Tel. 13728 lederen middag van 1.304 uur. Avondspreekuren Maandag, Woensdag. Vrijdag van 79 uur. (Adv. Ingez. Med.) BURGERLIJKE STAND HAARLEM, 23 Februari. Ondertrouwd: 23 Febr.: J. Jordan en M. J. Boerrigter. J. Wezenbeek en M. E. Koning. B. Kamstra en G. J. C. Tillemans. J. de Graaff en 7. Heving. J. W. Duijff en T. Maijer. Getrouwd 23 Februari: J. Rijbroek en W. J. Hoogeweg. J. de Reus en H. P. van de Linde. G. F. van der Beek en G. Veen. W. van Leeu wen en C. M. Vrenegoor. J. B. Wensveen en J. G. Jonker. P. Smit en W. J. Akkerman. B. Hartman en T. Koning. A. C. Lekkerkerker en A. Bos. K. Bergmann en M. E. Burger. M. van Hagen en P. G. Janssen. F. B. A. Hooge- woonink en C. M. Nijssen. J. P. H. Nelissen en J. C. van der Klugt. H. F. Huis in 't Veld en M. W. Vermeij. Bevallen 19 Februari: M. C. Ackermann—ter Meulen, d.; M. SilvesterBaart, d.; 20 Febr.: G. M. Chr. SaarioosBeaux, d.: Th. J. Pom- merelFrance, d.; 21 Februari: A. Möring— Biesbrouck, d.; J. A. van der WestenTaling, z.; J. Q DeviesRotteveel, d.; 22 Februari: G. E. Nummerdor—Koehorst, z.; A. A. A. Pollé— Bel, d.; Chr. G. Kraanvan Tuinen, d.; M. A, Arink—Marselje, d.; A. W. Leurs—Koomen, z.; R. H. BeaufortBakker, z. Overleden 21 Februari: J. WesselEradus, 40 j„ Hazepaterslaan. Een auto, die bezig is een voor hem rijdende auto in te halen mag niet worden voorbij gereden: bij 't inhalen dus géén 3 (rijden de) auto's naast elkaar, dat is

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 10