PER AUTO EN BOOT DOOR ZUID-AFRIKA.
tBpft ft l£
Jchtende brillen, een
Weensche uitvinding,
Litteraire
Kantteekeningen.
MIDDENSTANDS
INSTITUUT
KUNSTGEBITTEN
LAGE PRIJZEN
naast el kaar
Naar en over de Drakensbergen.
Door
Dr. W. G. N. VAN DER SLEEN
TK zit in mijn tentje in de vallei van de
Breede Rivier, aan den voet van de Lange
Bergen, echte Hollandsche namen dus, en
dat toch op 12000 km. afstand van het
paleis op het Noordeinde. En ik heb vandaag
twee werelden gezien in een luttele honderd
kilometer autorijden! Wij zijn gisteren uit
Kaapstad weggereden langs een prachtigen
asphaltweg, omzoomd door villa's en land
huizen in parkachtige tuinen, waarin een
weelde van subtropische planten onze aan
dacht trekt. Eucalyptus en dadelpalm, bou-
gainvillea en zware parasoldennen wisselen
af met agave en aloë. Even verder worden de
huizen en de parken grooter, om plotseling
geheel te verdwijnen en plaats te maken voor
uitgestrekte wijngaarden, waarachter in de
blauwe verten scherpgetande heuvel-, neen,
bergruggen oprijzen. Het golvende landschap
is bijna heelemaal bebouwd, meestal wijn
druif, maar ook mais en hier en daar vrueht.-
boomen. Langs den weg staan eerst nog rijen
eucalyptus-boomen, dan nog slechts hier en
daar een enkele parasolden. Overal waar de
natuur even de vrije hand krijgt, weer heide-
soorten, vetplanten en andere echte verte
genwoordigers der Kaapsche droogteflora. En
toch overal de sporen van de sterke regens van
een paar dagen geleden.
Want de plantengroei van een streek is im
mers niet afhankelijk van den regenval in een
paar dagen of weken of maanden, maar veel
eer van de lengte en intensiteit van den dro
gen tijd, die hier vaak acht en meer maanden
kan aanhouden. Dan krijgen vetplanten en
andere gewassen, die bepaalde inrichtingen
hebben om de verdamping tot een minimum te
beperken, zooals ook de heide, hun beste kans.
Tot die planten behoort gedeeltelijk ook de
wijnstok. Wanneer die in de lente voldoende
water krijgt en uit den bodem den heelen zo
mer door met zeer lang wortelstelsel nog iets
kan ophalen, komt de zaak wel voor elkaar. En
hoe droger en heeter de herfst, hoe zoeter de
druif en hoe koppiger straks de wijn.
Tientallen kilometers gaat het zoo voort. Het
golvende landschap wordt heuvelachtig en de
bergen verheffen zich al hooger en hooger bo
ven den horizon. We naderen Paarl, een der
schilderachtigste en oudste stadjes van de
Kaapkolonie. Een der rijkste ook, omdat het
ligt op de grens van twee zeer belangrijke ge
bieden. De kustvlakten, die vooral met druif
en graan beplant zijn, en de eigenlijke fruit-
tuinen. die speciaal in de vallei vlak tegen
de bergen aan gelegen zijn. Het aardige
plaatsje, dat tal van oude gevels vertoont, die
sterk aan onze Zaanstreek doen denken, is
genoemd naar een grooten gladden graniet
rots, die zich er vlak achter verheft. Een avon
turier, die van Tafelbaai uit hier een landver-
kenningmaakte, zag deze rots schitteren in
dauw en morgenzon en noemde ze de paarl.
De Hollandsche nederzetting werd er versterkt
door een aantal Hugenoten en thans nog
maakt het dorpje met zijn groote wijnpakhui
zen en zijn bevolking een Franschen indruk.
Van Paarl loopt een heel goede weg regel
recht öp het gebergte aan, naar en door een
vallei, die Groot Drakestein wordt genoemd.
Dat is een vruchtenland bij uitnemendheid,
vanwaar eiken nacht speciaal geventileerde
goederenwagens de kostbare vruchten naar de
dokken van Kaapstad brengen. Het zijn vooral
twee Engelsche firma's, Pickton en Rhodes, die
hier honderden hectaren hebben beplant met
allerlei sinaasappelvruchten, maar ook met
peren en pruimen, die zoowel versch in kisten
verpakt als ook in blik aan de markt worden
gebracht. Ik wilde dat bedrijf, het plukken
en automatisch soiteeren en verpakken van
sinaasappels en grape fruit enzoovoort, graag
eens zien, maar bovendien was er nog een
reden die mij naar Groot Drakestein trok. Op
Pickton's farm werken namelijk drie Holland
sche jongens in het aan de kweekerijen ver
bonden machinale bedrijf. Leerlingen van de
M.T.S., de Middelbaar Technische School, die
hier al naar hun praktijkjaren van 100 tot
250 gulden in de maand verdienen. Twee vlotte
jongens, broers, hadden met een zusje een ge
zellig huishouden opgezet. Een eenvoudig
huisje was voor hen gebouwd met 'n prachtig
uitzicht op de bergen, midden in de uitge
strekte vruchtentuinen, waar echter overal
breede boschstrooken en een paar gezellige ri
viertjes doorheen Ioopen. Ze vonden het er fijn
aten heel veel fruit natuurlijk en gingen bijna
elk weekend een autorit maken door de prach
tige Kaapprovincie. Geslaagde emigranten dus
en menschen die onzen naam en onze vlag
hoog houden in die verre landen. En dat doet
altijd goed.
Wij bleven natuurlijk logeeren. Onze zes
tentjes vonden net plaats voor de veranda.
Achter het huis zaten te veel slangen en dat
is niet leuk met kampeeren. En den volgenden
morgen wezen ze ons van het terras den weg
die omhoog slingerde langs de berghelling
naar Fransche Hoek en verder. Het Noorden
in, het groote avontuur tegemoet! Maar eerst
een groote kist sinaasappelen op de treeplank
gebonden. En de beste wenschen mee.
En voort gaat het, de bergen in. Een flink
steile, hier en daar wat stuk gereden weg,
•naar de Freule, zoo heet onze Ford twoseater,
trekt er den aanhangwagen toch maar steeds
braaf in de tweede versnelling tegen op.
Een zeshonderd meter hoog is de pas en
dan gaat het omlaag in een heel lange, ge
lijkmatige daling naar Villiersdorp en, steeds
ietwat glooiend, verder en verder het Noor
den in tot Worcester, waar wij nog een klein
bergruggetje overgaan om dan oostwaarts af
te slaan op Mossel Baai, dus weer op de zee
kust aan. Nu verandert plotseling het ka
rakter van het landschap. Er is geen boom
meer te zien, geen stukje bouwland. Eerst
merk je dat zoo niet op bij zoo'n langen
autorit, maar dan dringt het ineens tot je
door. Dit is een woestijn bijna, een steppe
vegetatie op zijn minst en dat noemen ze
hier in Afrika de Karroo, de Kleine Karroo in
ons geval. De wind waait in deze streken
meestal uit het Zuiden en komt aanstrijken
over den Oceaan. Die met waterdamp ver
zadigde wind is oorzaak van den sterken
regenval in de eigenlijke Kaapkolonie, meer
nog het smalle kustgebied om Kaapstad
heen. Dan stuiten de met water beladen wol
ken tegen de hooge Drakensbergen en wan
neer ze opstijgen tegen de scherpgepunte
kammen, stort door de groote afkoeling bijna
al het water, dat ze dragen, als regen neer.
Daarom is Groot Drakestein zoo uitstekend
geschikt voor vruchtenteelt-. Regens, regel
matig over het heele jaar verdeeld, maar
daarnaast een zeer groot aantal zonne-uren,
zooals dat door heel Zuid-Afrika voorkomt,
zijn voor vruchten cultuur het allerbeste. Eens
over de bergen heen, heeft de wind echter
vrijwel al zijn vocht verloren, en waar onze
wieier nu het stof in wolken doen opdwar
rel iieeft het in geen vier maanden gere
gend. En dat in het regenseizoen, den win
tertijd. Is het wonder, dat hier de vegetatie
uitsluitend uit vetplanten bestaat? De helft
der planten zijn lage, sterk vertakte euphor-
biastruïken. Dan zijn er prachtige sedums
met stammen van een en zelfs twee voet
middellijn. Verschillende mesembryanthe-
mum-soorten bloeien en allerlei bolplanten
probeeren den keihard uitgedroogden grond
te doorboren. Vanmorgen zagen we nog op
elke lage plek water of de duidelijke sporen
van plassen, die er hebben gestaan. Bij het
opgaan van den bergpas, die bij Fransche
Hoek begint en een onvergetelijk panorama
biedt over de fruittuinen en de bergketens
rondom, passeerden we telkens nog kleine
waterstroompjes. Nu moeten we voor ons
middagmaal een beetje water gaan vragen
bij een kleine nederzetting van spoorwegar
beiders. Daar staan een paar flinke ijzeren
tanks, die eiken Maandag door een specialen
watertrein worden gevuld en vanochtend
werden we aan den anderen kant van dat
bergruggetje gewekt door het geruisch eener
beek! Vanavond hebben we soep gegeten en
thee gedronken en we hebben water uitgezet
voor de thee van morgenochtend, maar het
blijkt waar te zijn wat men ons al in Hol
land vertelde: als je in Transvaal kampee
ren wilt, moet je je leeren wasschen in een
theekopje. Vooruit dan maar weer. Als dat
de zwaarste ontbering is, die ons te wachten
staat, dan zal het nog wel gaan.
Gisteravond hingen er overal nevels tegen
de bergen. Om zeven uur al dropen de ten
ten van den dauw. Thans, na een heelen
dag van strakke blauwe lucht, is de maan
helder oranje opgekomen aan den Ooster-
hemel, nog voordat Orion en Sirius in het
Westen hun grootsten glans hadden bereikt.
Het is doodstil in de natuur, een heel ver
schil met het geweldige padden- en krekel
concert van gisteren. Onze tenten vinden
makkelijk plaats, omdat overal plekken van
ettelijke vierkante meters zijn, waar plan
tengroei ten eenenmale ontbreekt. En de
maan verlicht een landschap, waarvan wij
ons niet kunnen voorstellen, dat het men
schen en dieren voeden kan. En toch bracht
onze naaste buurman, een kaffer, die een
halven kilometer verder woont, tegen den
avond nog een paar honderd van die groote
langoorige geiten thuis, die men ook in
Egypte en Erythrea zien kan. Er schijnt dus
ook in dit voor ons oog zoo desolaat schij
nende land nog wel iets te doen en te ver
dienen, al begint men bij den aanblik van
deze streek al te begrijpen, dat de droogte
zoo'n kolossale rol speelt in de romans en
-■*
Het prachtige badstrand van de Wildernis.
novellen en gedichten, die in deze streken
geschreven zijn. En wat mij vandaag ook
veel duidelijker is geworden, dat is de nood
der voortrekkers, der Boeren, die in de jaren
tusschen 40 en 50 der vorige eeuw huis en
hof verlieten om een onbekende toekomst te
gemoet te gaan, o.a. omdat het hun te druk
begon te worden in de oude Kaapkolonie.
Zij hadden voor hun zeer extensief land
bouw- en veeteeltbedrijf een complex noodig
van ongeveer 5000 Hectare per gezin. Dat was
volgens hen pas een behoorlijke boerderij.
Van minder kon een mensch niet leven. Ter
wijl een groentekweeker bij een onzer groote
steden van 3 of 5 hectare een behoorlijk be
staan weet te winnen! Maar ik herhaal: nu
ik dit land zelf gezien heb, begin ik 't te be
grijpen. Eigenlijk begrijp ik er nu niets meer
von hoe een beest leven kan in een der
gelijke uitgedorde steppe met een brandende
zon zoowat in het zenith, die eiken dag
twaalf uur lang tracht te verzengen wat er
nog aan plantengroei is overgebleven.
En dit was pas de kleine Karroo, pas het
begin van het woestijn- of steppegebied.
Hier regent 't eiken winter een paar maal.
Maar in den Oranje Vrijstaat is over groote
gebieden nu al drie jaar lang geen druppel
gevallen.
Hoe zal het er daar uitzien? We gaan kij
ken. Maar eerst nog even naar de kust, naar
Mossel Baai en De Wildernis, plaatsen, die
tot de mooiste van Afrika's zuidkust moeten
behooren.
We hebben lang werk gehad dezen keer om
een geschikte kampplaats te vinden. Een
kampeerder slaat nu eenmaal liefst zijn tent
Het genieentehuis in Paarl, met de Drakensteynbergen op den achtergrond.
op bij of zelfs in een boomgroep, wat met
plotseling opstekenden wind altijd erg plei-
zierig is.
Maar daar was hier geen sprake van. Er
zijn geen boomen in de Karroo. Het eenige,
dat kort na zonsondergang onze aandacht
vroeg, waren een paar doornstruiken, mid
den in een kale roode vlakte. Daar moest
het dan maar en we kregen er een mooi
voorproefje van wat ons "verderop te wach
ten stond. De grond was zoo ontzettend hard
zoo uitgedroogd en gebakken door de felle
zon. dat de tentpennen bij ristjes sneuvelden
en als er dien nacht werkelijk wind was op
gestoken, zou de helft van ons kamp waar
schijnlijk zijn weggewaaid.
Het was vinnig koud dien nacht. De maan
gaf ook geen warmte en dus genoten we al
len van den prachtigen zonsopgang. De teere
pastelkleuren, die hier in dit droge land
haast eiken morgen en avond den hemel
kleuren, behooren tot de grootste aantrekke
lijkheden van deze merkwaardige streek.
Wasschen kan vandaag niet wegens water
gebrek, dus we zijn gauw onderweg. Heuvel
op. heuvel af; door lengtedalen en dwars-
kloven, maar steeds steppe en schapen. Want
wol is een der voornaamste voortbrengselen
van dit arme gebied. Eindelijk besluiten we
de kuststreek weer te gaan opzoeken en stu
ren onze wagens een diepe rotskloof in,
recht op een blauwe bergreeks aan. Dwars
door de lange bergen leidt ons de Tradauw-
pas. nauwelijks zijn we het hoogste punt ge
passeerd, of een riviertje kabbelt beneden in
de kloof en het duurt niet lang of wij zitten
allen heerlijk te poedelen bij een verbreeding
van het stroompje. Dat geeft moed om eens
een eind een rotshelling op te klauteren en
te constateer en, dat de aloë's prachtig
bloeien. Achter de bergen, in de buurt van
Swellendam, is alles nog bruin, maar daar
voor is het winter. Vandaar uit moeten reeds
twee honderd jaar geleden de slaven opge
jaagd zijn om den meesterlijken bergover-
gang, dien wij juist gepasseerd zijn, aan te
leggen. Nu is deze heele streek de koren
schuur van de Unie. alleen in de rivierdalen
vindt men op de steile, rotsige hellingen
cactus en euphorbia en aloë's in soorten.
Steeds door meest braakliggende korenvel
den, gaat het verder, tot plots de zee zicht
baar wordt. Daar schijnt de aarde op te hou
den.
Mossel Baai. een der bekendste badplaat
sen der Unie. ligt voor ons.
(Nadruk verboden).
Hoe de uitvinder op het
idee kwam.
Onze Weensche correspondent schrijft ons:
SOMS kan het uitermate lastig zijn wan
neer men ergens lezen wil en er is geen
licht bij de hand of men is ergens in
een donker vertrek of buiten in de duis
ternis en men wil toch wat zien. Een Weener
heeft er wat op gevonden, hij heeft een bril
geconstrueerd, die zelf licht verspreidt, en
hij heeft dit instrument den naam „Cyclop"
gegeven, omdat een lampje precies in het
midden van den bril, dus ook in het midden
van het voorhoofd zit, net als het beroemde
ééne oog, waarmede wijlen de Cyclopen in de
wereld keken.
Benno Adler, de uitvinder van den licht-
gevenden bril, is eigenlijk om prozaïsche rede
nen en op een prozaïsche manier aan zijn
inventie gekomen. Het idee ontstondhi
de slaapkamer van den heer en mevrouw
Adler. Mevrouw wilde altijd dadelijk gaan
slapen en haar echtgenoot wilde nog gaarne
een heele poos lezen. Maar het electrische
licht hinderde zijn wederhelft. Daarom begon
hij er ernstig over na. te denken, hoe de beide
echtelieden tevreden gesteld konden worden,
Hij deed proeven met een eigenaardig gecon
strueerde kap op het lampje op zijn nacht-
tapeltje, hij probeerde het met een zaklan
taarn met een scherm eromheen en toen
kwam hij op het idee een klein lampje op zijn
leesbril te bevestigen. Hij zocht en knutselde
voortdurend verder. Het lampje moest door
een kleine batterij gevoed worden. Die batterij
werd aan de montuur van den bril bevestigd,
welke van namaak-hoorn of kunsthars ver
vaardigd is. De leiding gaat door een van de
zijstangen van den bril en wel die bij het
linkeroor, naar het lichtje, dat slechts branden
kan, wanneer de bril opgeklapt is. Zoodra men
het linkerscharnier dicht doet, wordt het
contact afgebroken en gaat het lampje uit.
De bril kan niet alleen nuttig zijn, wanneer
-men in bed wil lezen, maar kan ook in tal
van andere omstandigheden goede diensten
bewijzen. Wanneer men plotseling in het don
ker wat wil opschrijven of wanneer men des
avonds of des nachts opeens een mankement
aan zijn fiets, motor of auto heeft en wanneer
er onverwachts een kortsluiting in huis is. De
bril kan een dokter goed te pas komen, die
zich op een bepaald punt moet concentreeren,
hij kan een redder in den nood zijn voor een
ziekenoppasser, die zich in een donker vertrek
moet ophouden of voor iemand, die in de
schemering werkt. Het licht schaadt de oogen
van den drager niet, daar het er nimaner op
kan vallen.
De bril kan verder ook in het militaire leven
en bij de politie een groote rol gaan spelen,
bij verkenningstochten of bij het op wacht
staan. Men kan er zelfs ook signalen mee
geven, morse-teekens en dergelijke. Daarbij
hoeven niet eens die lieden den bril te dragen,
die bijziende of verziende zijn. Want ook zij,
wier oogen volkomen normaal zijn, kunnen
het ding op hun neus hebben, met doodge
wone glazen erin of geheel en al zonder glas.
WALTHER KRTEGER'S
ELITE HEEREN ENSEMBLE,
komt vanaf 1 MAART in Café-Restaurant
,'T HEERENHEK".
(Adv. Ingez Med.)
Oblomov.
In de Wereldbibliotheek zijn in den loop der
jaren al verscheidene voortreffelijke werken
van Russische schrijvers der negentiende eeuw
opgenomen: van Dostojefsky, Tsechov, Tolstoj
en Gogolj heeft men door haar goedverzorgde
vertalingen kennis kunnen nemen. Het werk
van Gontsjarov, waarvan de titel „Oblomov"
hierboven staat, neemt in die reeks thans een
plaats in en lijkt bijzonder genoeg om er hier
.ets uitvoeriger over te spreken.
Letten wij eerst even terloops op het feit dat
deze wonderlijke, maar prachtig doorgevoerde
psychologische schildering van den enkeling,
den rijken man, die Oblomov heet, voor het
eerst werd uitgegeven in 1859, in een tijd dus
dat wij in ons land ons in den onderhouden
den romantisch-historischen roman verheug
den en in Frankrijk een Flaubert met zijn Ma
dame Bovary nog school moest maken. Is het
als we dat jaartal bezien, niet opmerkelijk,
dat men ons daar in dat verre Rusland in de
litteratuur verre vooruit was? En misschien
is het nog opmerkelijker dat de roman Oblo
mov, die dus bijna tachtig jaar oud is, vandaag
nog als een frisch modern werk gelezen kan
worden. Dat komt volstrekt niet alleen door de
mijns inziens soms te ver gaande pogingen
van de vertaalster, aan haar Hollandsch een
hedendaagsch tintje te geven. Ik kan bijvoor
beeld niet inzien waarom in een roman van
tachtig jaar geleden iemand bij een afscheid
door de kamer roept: „Daag". Dat roept, een
beetje slordig, het meiske van vandaag, maar
het verscheurt de tïjds-sfeer in een roman als
Oblomov. Overigens voor de vertaalster Else
Bukowska niets dan lof voor de wijze waarop
zij ons Hollandsch hanteert. Maar nogmaals,
niet daaraan alleen is het te danken dat Oblo
mov ons in hooge mate interesseert. Het komt
doordat hij een volkomen voleindigde verper
soonlijking geworden is van één kant van de
Russische volksziel, die in haar geheel voor
den Westerling toch altijd nog geheimen zal
bevatten. Die kant was de indolentie, het ge
mis aan persoonlijke energie en levensvreug
de, die in de verschillende lagen van het volk
zich vertoont en bij den ouden stand der be
zitters een voor ons gevoel ziekelijke vorrn
aanneemt, die voor onze Westersehe waarne
ming afwisselend tragisch en amusant wordt,
al naarmate de omstandigheden, waaronder
ons object leeft, zich voordoen.
Zoo een is Ilja Iljitsj Oblomov. Hij leeft niet
maar vegeteert en hoewel hij zich daarvan be
wust is mist hij de energie zich er aan te ont
trekken. Hij zou het bijwijlen dolgraag willen,
maar telkens mislukt zijn poging en hij gaat
er aan ten onder hoewel hij „goed, verstandig
en edel" is (pag. 45). Zelfs zijn genegenheid
voor een vrouw, die door haar liefde beant
woord werd, is slechts in staat hem tijdelijk
tot de ernstigste pogingen aan te zetten. Maar
zelfs onder die waarlijk hooge aspiratie moe
ten ze mislukken. Het is alles sterker dan zijn
goede wil.
„Waarom is alles mislukt? Wie heeft je ver
vloekt, Ilja? Wat heb je gedaan?" vraagt Olga
hem als alles in hem weer gebarsten is en hij
weer naar zijn plantenleven terug verlangt.
En in antwoord daarop geeft hij, triest en on
hoorbaar bijna, zijn kwaal een naam, een
etiket van zichzelf en noemt zijn toestand, die
ongeneeselijk is „het Oblomovisme".
Zooals Flaubert's roman in litteratuur en
leven van de negentiende eeuw het Bovaris-
me zou in het leven roepen, zoo bleef Gontsja-
rov's roman peet staan over den term Oblo
movisme. nog steeds in gebruik om een bepaal
de phase in de zoo moeilijk te doorgronden
Russische ziel aan te duiden. Wel een bewijs
overigens hoe grooten weerslag dit boek ver
oorzaakte in Rusland zelf en bij hen die zich
met de Russische litteratuur bezig hielden.
Dat is de meer intieme beteekenis van dit
kunstwerk over de groote aantrekkelijkheid
van het verhaal als zoodanig, als roman, spre
ken wij nog niet eens, dat het een venster
openzet op de zielegesteldheid van een deel
van dat volk, dat nu misschien bezig is ge
heel van wezen te veranderen. Zal, waar een
maatschappelijke revolutie iedere oudere ver
houding heeft ondersteboven geworpen, voor
een verschijnsel als het oblomovisme nog
plaats zijn en gelegenheid bestaan? Of zal het
onverwoestbaar blijken en alleen tijdelijk ver
duisterd worden door de nieuwe krachten die
het omzwermen? Zullen die nieuwe krachten
zelve voor de oude kwalen ontoegankelijk blij
ven? Wie het weet, mag het zeggen. Voor het
oogenblik meen ik weet men nog niet
veel. maar ik geloof dat de lezing van dezen
prachtigen roman kan helpen om een oordeel
over mogelijkheden te vormen, waar de zeker
heden over het reeds bestaande, het vernieuw
de, nog met voorzichtigheid bekeken dienen
te worden.
Wenden wij ons tot Gonsjarov's werk als
vertelkunst, dan zijn we al evenzeer geneigd
er bewonderend over te spreken. Prachtig is
de tragiek van Ilja's ondergang voorbereid,
een ondergang waarin niets van het jankend
melodrama gevonden wordt maar die zich stil
en rustig als een onverbiddelijk fatum vol
trekt. En bij allen ernst waarmee zijn leven
verteld wordt ontbreekt nergens de humor,
overheerscht zelfs den aanvang. Een figuur
als Sachar, Ilja's kamerdienaar, is eenvoudig
kostelijk van houding en repliek. Een tafel
schuimer als Tarantjev is in al zijn brutali
teit haast even amusant, en de wijze waarop
Ilja Oblomov zijn bezoekers ontvangt en weer
wegwerkt toont tegelijkertijd zijn geringe aan
dacht voor aardsche goederen als de vurige
begeerte met rust gelaten te worden.
Olga en Stolz zijn gaaf geteekende figuren,
die den lezer nog lang zullen bijblijven en
hem misschien van een nieuw Rusland zullen
doen droomen.: te merkwaardiger waar Gont
sjarov ook hen tachtig jaar geleden reeds in
zijn kunstenaarsbrein deed ontstaan.
Het is ten slotte met groote belang
stelling dat wij dit dikke boek van over de vijf
honderd pagina's genoten hebben en het daar
om onzen lezers graag aanbevelen.
Het is natuurlijk een beetje gek van Gont
sjarov op den auteur van „Henry Triep's Groo
te Avontuur" over te stappen. In dat opzicht
echter heeft de litteraire verslaggever eenige
gelijkenis met de radio, dat ze beiden ieder het
zijne moeten geven en dus soms van het aller
mooiste naar het alleronbenulligste moeten
overschakelen. En omgekeerd.
Dit is de geschiedenis van Henry Triep, een
roodharig, niet al te snugger kantoorbedien-
detje, dat een ongelukkige liefde opvat voor
de assistente van zijn baas. Welke liefde door
Ma Triep, schoonmaakster bij dienzelfden
baas, nog wordt aangewakkerd, als ze ver
neemt, dat de uitverkorene van haar zoon een
erfenis van twee millioen te wachten staat.
Behept met een teveel aan moederliefde
een misdadigen aanleg deinst Ma Triep er
zelfs niet voor terug het meisje te laten scha
ken en naar Londen te doen ontvoeren. Waar
bij aankomst blijkt, dat het verkeerde meisje
geschaakt is. We zullen den lezer de verdere
gecompliceerde avonturen van het gezin Triep
besparen en alleen nog vermelden dat voor het
geroofde meisje alles op zijn pootjes terecht
komt. Voor luchtige liefhebbers van een beetje
fantastische nonsens moet er nog wat verras
sing overblijven, docht ons. „U hebt gelezen,
dames en heeren, het verkorte relaas van
Henry Triep's Groot Avontuur, auteur H. Hage,
uitgezonden door Salm en Co., Amsterdam.
We schakelen thans over op de volgende week.
Goeden avond dames en heeren".
J. H. DE BOIS.
16 RIJKSSTR.WEG 16
HAARLEM-N. - TELEF. 16726
m. garantie tegen onze bekende
Spreekuren
lederen morgen van 912 uur.
Avondspreekuren:
Dinsdag en Donderdag 7—9 uur.
Spreekuren
Gr. Houtstr. 99, Tel. 13728
lederen middag van 1.304 uur.
Avondspreekuren
Maandag, Woensdag. Vrijdag
van 79 uur.
(Adv. Ingez. Med.)
BURGERLIJKE STAND
HAARLEM, 23 Februari.
Ondertrouwd: 23 Febr.: J. Jordan en M. J.
Boerrigter. J. Wezenbeek en M. E. Koning. B.
Kamstra en G. J. C. Tillemans. J. de Graaff
en 7. Heving. J. W. Duijff en T. Maijer.
Getrouwd 23 Februari: J. Rijbroek en W. J.
Hoogeweg. J. de Reus en H. P. van de Linde.
G. F. van der Beek en G. Veen. W. van Leeu
wen en C. M. Vrenegoor. J. B. Wensveen en
J. G. Jonker. P. Smit en W. J. Akkerman. B.
Hartman en T. Koning. A. C. Lekkerkerker en
A. Bos. K. Bergmann en M. E. Burger. M. van
Hagen en P. G. Janssen. F. B. A. Hooge-
woonink en C. M. Nijssen. J. P. H. Nelissen en
J. C. van der Klugt. H. F. Huis in 't Veld en
M. W. Vermeij.
Bevallen 19 Februari: M. C. Ackermann—ter
Meulen, d.; M. SilvesterBaart, d.; 20 Febr.:
G. M. Chr. SaarioosBeaux, d.: Th. J. Pom-
merelFrance, d.; 21 Februari: A. Möring—
Biesbrouck, d.; J. A. van der WestenTaling,
z.; J. Q DeviesRotteveel, d.; 22 Februari: G.
E. Nummerdor—Koehorst, z.; A. A. A. Pollé—
Bel, d.; Chr. G. Kraanvan Tuinen, d.; M. A,
Arink—Marselje, d.; A. W. Leurs—Koomen,
z.; R. H. BeaufortBakker, z.
Overleden 21 Februari: J. WesselEradus,
40 j„ Hazepaterslaan.
Een auto, die bezig is een voor
hem rijdende auto in te halen
mag niet worden voorbij gereden:
bij 't inhalen dus géén 3 (rijden
de) auto's naast elkaar, dat is