De laatste Zeilschepen. M' N' De handelsverhouding Nederland voormalig Oostenrijk. CENTRUM-TAXI Van onzen Scandinavischen Correspondent Gustaf Eriksonreeder-verzamelaar van de ten doode gedoemde zeilschepenbeheert van zijn kantoortje te Mariehamn uit de helft van wat er aan barken en brikken nog in de vaart is. Maar ook aan de laatste vloot van louter zeilschepen worden nu stoom- en motorvaartuigen toegevoegd. pET zoevenden wind in hun hooge want, dat in haast Gothische rijzing ten hemel streeft, liggen daar in enkele Scandinavische havens nog oude zeilschepen als schoone relieken uit den romantisch-verheerlijkten tijd van de groote zeilvaart, als natuurlijke monumenten in ze- ren zin ook voor die glorierijke periode van de, voor deze zee-omspoelde landen zoo belangrij ke, scheepvaart. Kopenhagen heeft zijn fiere fregat ..Jyl- land", dat tot jeugdherberg is ingericht. Op Oslo's Vika ligt de brik „Lingard", die des zo mers als restaurant-met-dans-aan-dek ge- Mariehamn, de idyllische hoofdstad van de Alandseilanden, is de thuishaven van de grootste vloot van zeilschepen ter wereld en soms liggen er daar verscheidene drie- en vier masters in de haai voor anker. ëxploiteerd wordt tot men genoeg verdiend zal hebben om de heele schuit schuldvrij aan het scheepvaartmuseum over te kunnen dragen. Gavle is trotsch en gelukkig, dat het twee jaar geleden het laatst-overgebleven van de daar gebouwde zeilschepen, de al zeventig jaren oude brik „Gerda". onder 't geloei van de stoomfluiten van de schepen van dezen tijd binnen heeft kunnen halen om het voor eeuwig als nummer zooveel van de scheep vaartverzameling van het stadsmuseum op te leggen. En de Stockholmers op hun Zondag- sche pantoffelparade langs Strandvagen blij ven soms even staan kijken naar de witte vier- mast-bark „Af Chapman", die met zijn als kantwerk zoo fijne takelage gemeerd ligt naast een paar grauwe, stalen torpedojagers aan de marinewerf om opgekalefaterd te worden, waarna hij als wachtschip een schoone en zinrijke stoffage van het, door de hooge gevels van Skeppsbron en de ranke torens van de Oude Stad afgesloten havenbeeld zal vormen. Maar soms kunnen er ook- brikken en bar ken, driemasters en viermasters liggen, waar van de' zeilen nog niet voor goed opgeborgen zijn, hooggetuigde volschepen, die opnieuw de ankers zullen lichten voor verre reizen over de zeven zeeën, voor lange, langzame reizen met hout naar Afrika of Zuïd-Amerika of naar Australië om er graan voor Engeland te halen. Want terwijl haast overal ter wereld de groote zeilschepen op een stuk of wat na. die als opleidingsvaartuig gebruikt worden afge dankt en gesloopt zijn, het af hebben moeten leggen tegen de stoom- en motorschepen, die grooter en sneller zijn en veel minder afhan kelijk van wind en stroom en daardoor vrij nauwkeurig op tijd kunnen varen, wat de zeil schepen nimmer zullen kunnen, hebben en kele Finsche reeders, profiteerend van de niet al te strenge wetgeving van hun land op scheepvaartgebied, een loonende vaart met zeilschepen vol kunnen houden. Zoo heeft F'in- land op het oogenblik meer dan de helft van de groote zeilschepen, die er op heel de wereld nog in de vaart zijn, en zoo komt het ook, dat de grootste Finsche reeder van zeilschepen, Sjöfartsradet Gustaf Erikson te Mariehamn, de hoofdstad van de Alandseilanden, eigenaar van de grootste zeilvloot ter wereld is. lOET kantoor van de grootste zeilvaartree- JLJI derij ter wereld is een laag houten huisje van een paar kamers achter in den tuin van het huis van den reeder. Er prijkt geen naam bord boven de deur, maar de kunstig van touw gevlochten mat op het stoepje, het oliegoed in het portaaltje, de bundel nieuwe talies naast de deur, dat alles zegt je, dat je hier terecht bent. Een zware stem buldert van „kom bin nen" met iets in den toon, dat je vermoeden doet, dat men hier niet pleegt te kloppen. Dat is de stem van kaptein Andersson, oud-gezag voerder op vele zeilschepen en tegenwoordig chef van de administratie, een langere, ma gere zeeman met een bruin-verweerden kop en kort grijs haar en een handdruk alsof hij in vliegenden storm het stuurrad beetgrijpt. Er komen Hollandsche sigaretten voor den dag en terwijl de rook opkringelt naar de oude scheepslantaren aan 't plafond praten we lang en breed over de oude ,ten doode gedoemde zeilvaart, over de laatste zeilschepen, die met hun stalen boegen nog de zeeën klieven, over Gustaf Erikson van Lemland, die van kajuits jongen opklom tot gezagvoerder en niet alleen reeder. maar ook verzamelaar van volgetuig- de zeilschepen werd. Van die tientallen sche pen, die in den loop van welhaast een kwart eeuw onder zijn vlag voeren en waarvan de foto's en de schilderijen en de sierlijke mo dellen de kasten en de wanden van dit kleine kantoortje vullen, zoodat er nauwelijks plaats voor een kalender met een gekleurde prent van een gestroomlijnden oceaanstoomei overonjft. inj E Alandsche boeren schilderen ankers aan weerszijden van den naam van hun ge juicht op den bovenbalk van het poorthek van hun akkers en bovenop de vlaggema-sten vaij- hun hoeven en op de torenspitsen van hun kerkjes draait vrijwel altijd een windwijzer, die den vorm van een zeilschip heeft. Maar vele welgestelde boeren hebben ook hun geld op zee verdiend en laten zich fier tot hun dood toe kaptein noemen. En een Alandsche jongen telt eigenlijk niet mee, wordt niet voor vol aangezien, als hij niet gevaren heeft. Zoo is ook Gustaf Erikson zoo vroeg als dat kon, dat wil zeggen op zijn tiende jaar, naar zee gegaan, en zeven-en-twintig jaar oud in 1899 was dat had hij zijn kapteinsbrief voor stoom- en zeilvaart al in zijn zak. Hij werd schipper op een schoener, later gezagvoerder op de bark „Southern Belle", op den viermas- ter „Albania" en het fregat „Lochee" en toen hij in 1913 het varen er aan gaf om in het rustige Mariehamn scheepsagent te worden, had hij al vele reizen op Australië en op de Pacifickust achter den rug. Hij nam aandee- len in Alandsche zeilschepen, begon voor eigen rekening als reeder en kon dank zij den wereldoorlog zijn vloot gestadig uitbreiden. Hij ging daarmee door, ook toen na den oorlog de omstandigheden gansch veranderd waren, want hij hield van de oude zeilschepen, hij ge loofde in hun mogelijkheden om het op be paalde ..trades" ondanks de concurrentie van stoom- en motorvaartuigen te kunnen bol werken. Dat zijn vertrouwen niet beschaamd werd. dat hij schappelijke winsten met zijn oude „windjammers" maken kon, terwijl anderen in Finland hun zeilschuiten van de hand moesten doen omdat ze 't niet langer vol hielden, heeft hij echter in de eerste plaats aan zichzelf, aan zijn liefdevolle zorg voor zijn vloot, aan zijn groote ondernemingslust en zijn werkkracht te danken. Hij is de reeder die, zooals in den ouden tijd van de zeilvaart meestal het geval was, persoonlijk alle risico en alle verant woordelijkheid draagt, die persoonlijk zijn ge zagvoerders en stuurlui uitkiest, die persoon lijk de schepen van onder tot boven inspec teert voor ze 't anker lichten en langzaam de witte zeilen ontplooien, de reeder ook, die per soonlijk zoekt en speurt naar geschikte vrach ten. Hij heeft zijn schepen veelal voor de sloopwaarde gekocht en ze niet verzekerd, hij heeft stuurmansleerlingen uit andere landen, waar een jaar practijk aan boord van een zeil schip als voorwaarde voor stuurmansexamen vereischt werd, gelegenheid gegeven voor vijftig pond sterling een jaar op een van zijn schepen te varen als betalende werkkracht, hij heeft kans gezien in tijden, dat tien jaar oude stoomschepen nauwelijks emplooi konden vin den en opgelegd werden, voor zijn veertig of vijftig jaar oude zeilschepen loonende vrach ten te verkrijgen. Nog altijd is de graanvaart van Australië naai* Engeland voor de zeilschepen die een maand of vier. vijf silohuur uitsparen van belang en het vorige jaar kon Sjöfartsradet Erikson zelfs zeer voordeelige vrachten voor de uitreis die anders in ballast wordt gemaakt boeken tengevolge van de sterke stijging der vrachten voor stoomtonnage. En een heel enkele maal heeft hij ook een van zijn sche pen als opleidingsschip kunnen verkoopen voor een som, die vele malen grooter was dan wat hij weinige jaren tevoren voor het schip had betaald. Een jaar of drie geleden telde de vloot van Sjöfartsradet Erikson van Mariehamn vijf-en- twintig schepen, waarvan de fiere snelzeiler Passat" met 3137 ton de grootste en de slechts 800 ton metende „Ostrobotnia" de kleinste was. Waarschijnlijk had Erikson toen alleen zijn reederij is geen naamlooze ven nootschap en „parten" in zijn schepen ver koopt hij niet ongeveer de helft van alle volgetuigde zeilschepen in handen. Maar se dertdien zijn er verscheidene af gegaan, de „Herzogin Cecilie", op twee na de grootste der viermasters, is op de Engelsche kust vergaan, de „Lingard" is in 't Kattegat overvaren en als wrak aan de Noorsche vereeniging voor de zeilvaart overgedaan, de beroemde viermaster ,i'Avenir", de „Ponape", de „Kylemore" en nog enkele andere schepen zijn verkocht voor de sloop of als opleidingsschip. Het is dien indruk krijg je ook op dit kantoortje in Mariehamn, waar de laatste groote vloot van zeilschepen beheerd wordt het is met de oude zeilvaart voorgoed gedaan. Stuk voor stuk raken de trotsche viermasters, die er nog over zijn, opgebruikt als ze voor dien niet stranden of zinken en nieuwe wor den er niet meer bijgebouwd. En de zoons van Erikson, die toch met de zeilschepen zijn op gegroeid, ook opklommen tot gezagvoerder en evenals hun vader die oude „windjammers" lief-hebben, zij voelen moderner, hebben niet zoo'n antipathie tegen stoom en motor, heb ben aandeelen genomen in kleinere reederij- tjes met een enkel stoomschip. En in „Gustaf Eriksons positionsrapport", in de twee maal per week verschijnende krant Aland, dat nog voor enkele jaren alleen maar zeilschepen ver meldde, staan nu al verscheidene scheepsna men met S.S. of zelfs reeds M.S. ervoor. Vereeniging van Stroomdistributie- bedrijven in Nederland. Regeering gaat niet aceoord met verstrekt advies. AMSTERDAM. 25 Maart-, Naar wij ver nemen waren de dagelijksche besturen der Noord-Hollandsche gemeenten, betrokken bij de opzegging van de electriciteits-contracten door het P.E.N., door het bestuur van de Ver eeniging van Stroom-Distributiebed-rjjven in Nederland (V.S.D.B.) uitgenoodigd, tot bijwo ning van de gistermiddag belegde vergadering in het Polmanshuis alhier, teneinde gezamen lijk het advies van het bestuur te bespreken, inzake de, door de gemeenten aan te nemen houding ten opzichte van de, van de zijde der Regeering voor deze materie aangegeven richtlijnen. Ter vergadering waren tal van gemeente besturen aanwezig; het Gooi was weer druk vertegenwoordigd (Hilversum, Bussum, Naa-r- den, Huizen e.a. gemeenten) alsmede een groot aantal gemeenten benoorden het IJ. De vergadering begon veel later dan was uitgeschreven. De voorzitter deelde mede, dat van de regeering telefonisch bericht was in gekomen, dat zij zich niet kon vereenigen met het advies, dat aan de gemeenten was ver strekt. Deze mededeeling had het bestuur te laat bereikt, om deze vergadering te ver dagen. Ook kon van bestuurszijde niet worden medegedeeld, op welke punten de Regeering niet met het advies kon meegaan. Zoodra het telefonisch bericht ontvangen was, had het bestuur zich nog geruimen tijd beraden, welke houding dezen middag moest worden aan genomen, doch tenslotte had men het be sluit genomen, de vergadering niet te laten doorgaan en op een nader te bepalen dag wederom bijeen te komen. Natuurlijk verwekte deze mededeeling onder de talrijke burgemeesters en andere afgevaar digden van de betrokken gemeenten groote teleurstelling. Er zat echter niets anders op, dan onverrichterzake huiswaarts te keeren. BINNENKORT EEN COMMANDO VOOR LUCHTVERDEDIGING Naar de N.R.Crt. verneemt bestaat er goede kans, dat binnenkort overgegaan zal worden tot instelling van een commando voor de lucht verdediging, waardoor evenals in vele andere landen, ook hier te lande alle luchtverdedi gingsorganen in één hand komen. Dr. K. Edel. Dl*. K. Edel. HAARLEM Vrijdag. Op 51-jarigen leeftijd is in het Diacones- senhuis, waar hij geruimen tijd verpleegd werd, overleden dr. K. Edel, huidarts alhier. Dr. Edel werd 4 Juli 1886 te Beemster ge boren en bezocht de H.B.S. te Alkmaar. Daarna studeerde hij aan de Gem. Universi teit van Amsterdam, waar hij 27 April 1912 het artsdiploma behaalde. In Mei 1914 werd hij Officier van Gezondheid en 17 Maart 1919 promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde aan de Universiteit te Groningen, bij prof. Reddingius op een proefschrift: ..Acanthosis nigricans en tie naevi cutaneï". Daarna vestigde dr. Edel zich in Sep tember 1919 als huidarts te Haarlem. Spoedig daarop reeds in 1920 werd hem een lectoraat in Groningen aangeboden waarvoor hij bedankte. In 1930 stond zijn naam op de voordracht voor de benoeming van een hoogleeraar voor huidziekten aan de Gem. universiteit van Amsterdam. Het vertrouwen van zijn collega's riep hem de functie van voorzitter der af deeling Haarlem van den Geneeskundigen Kring, wel ke functie hij verscheidene jaren vervulde. Ook was hij lid van den Afdeelingsr-aad. In Februari 1938 werd dr. Edel benoemd tot lid van het Tuchtcollege te Amsterdam. De overledene was een bij zijn patiënten en collega's zeer gezien arts. De teraardebestelling zal plaats hebben Maandag 28 Maart a.s. om 3 uur op de Alg. Begraafplaats te Heemstede. tot Gevolgen van samenvoeging van Oostenrijk en Duitschland. U Oostenrijk geproclameerd is tot een land van het Duitsche Rijk zal on getwijfeld in de wederzij dsche han delsverhouding een radicale verande ring optreden. Daarbij zal ook ons land den weerslag van de gebeurtenissen van 13 Maart 1938 ondergaan, maar tegelijkertijd zal de nieuwe positie ginds in Midden-Eiu*opa van belang zijn voor Nederlandsch-Oost-Indië. Intusschen zal de toekomst ook in dit op zicht nog veel moeten leeren. Maar als vrijwel vaststaand kan worden aangenomen, dat Duitschland zelf eenig voordeel zal ondervin den van de plaats gehad hebbende samenvoe ging, voor zoover de grondstoffenvoorziening betreft, één der moeilijkste problemen, waar mede dit land te kampen heeft. In de cijfers van den buitenlandschen handel van Duitsch land moet dat feit betrekkelijk spoedig tot uiting komen. Daardoor komen deviezen vrij en indien deze eventueel gebruikt zouden wor den voor den import van andei*e dan tot dus verre betrokken grondstoffen uit het voor malige Oostenrijk zou een analyse der desbe treffende statistieken dan moeten aantoonen. De „oude" Oostenrijksche uitvoercijfers van grondstoffen gaan natuurlijk onherroepelijk achteruit, terwijl wel als zeker kan worden aangenomen, dat bijv. de invoer ook zal af nemen. doch de invoer van die grondstoffen, welke Duitschland niet ter beschikking kan stellen, in ieder geval stationnair zal blijven. Het autarkische streven zal zich helaas over een grooter gebied gaan uitstrekken en de ge volgen der samenvoeging zullen daarom ook voor het vroegere Oostenrijk ingrijpender zijn dan voor Duitschland. De statistische publi caties omtrent de handelsverhouding Duitsch landOostenrijk geven natuurlijk ook eenige aanwijzingen. De uitvoer van Oostenrijk naar Duitschland bedroeg in 1937 ruim 153 millioen Sch. tegen over 179 millioen Sch. in 1936. De invoer van Duitsche goederen in Oostenrijk steeg van 1936 op 1937 van ruim 211 tot 234 millioen Sch. In derdaad neemt Duitschland in het buitenland- sche handelsverkeer van Oostenrijk een be langrijke plaats in. doch daarbij worden ook betrekkingen onderhouden met Italië, Hon garije, Roemenië enz. Onder de Oostenrijksche grondstoffen, welke Duitschland goed te pas zullen komen, behoort in de eerste plaats het ijzererts genoemd te worden, waarvan de productie in 1937 bijna 2 millioen ton bedroeg. De ruwijzerproductïe bedroeg in dat jaar 400 duizend-, de staalproductie 600 duizend ton. Naast dit product is Oostenrijk een groot hout-leverancier. De cellulose-productie be droeg in 1937 circa 300 duizend ton. De bosch rijkdom van dit land is zeer belangrijk. On geveer 3 millioen H.A. is met bosschen bezet, of circa 33 procent van den Duitschen wou<j- rijkdom. Onder die omstandigheden is het be grijpelijk, dat reeds op 15 Maart de hout- uitvoer uit Oostenrijk naar alle lander., be halve naar Duitschland, verboden werd. De Duitsche positie op de wereldmarkt moet daar door gunstig beïnvloed worden. Stelt men naast deze cijfers de statistische gegevens, welke het handelsverkeer tusschen Nederland en het vroegere Oostenrijk aan geven, dan blijkt onze handelsbalans in de laatste jaren actief te zijn geweest. In 1936 had de invoer uit Oostenrijk in ons land een waarde van 4.2 millioen gulden tegenover een waarde van den Nederlandschen uitvoer naar Oostenrijk van 5,9 millioen gulden. Deze cij fers waren over 1937 resp.; 6,4 en 8,4 millioen gulden. Een belangrijke stijging, die ten deele moet worden toegeschreven aan de waarde vermindering van den gulden. De verhouding tot Ned. Oost-lndië. HJ OO staat het met de handelsbeweging tus- a-J schen Nederland en het voormalige Oos tenrijk. Maar ook de verhouding tot Neaer- landsch-Oost-Indië mag niet uit het oog wor den verloren. In het afgeloopen jaar impor teerde Oostenrijk voor circa 18 millioen Sch. uit N. O.-Indië en voerde voor slechts 3.6 millioen Sch. naar dit gebiedsdeel uit. Onder de belangrijkste onzer uitvoerartike len naar Oostenrijk worden de eerste plaatsen ingenomen door: caeaoboonen. zaden, ruw ijzer, huiden, plantaardige oliën en vetten, gloeilampen, radioartikelen, verfwaren, garens enz. Daartegenover is Oostenrijk onze leve rancier van: metaalwaren, werktuigen, mode waren, meubelen, houtwerk, textielgoederen enz. De beteekenis der handelsbeweging tusschen Ned. Oost-lndië en het voormalige Oostenrijk zal vermoedelijk achteruitgaan, vooral wan neer men voor oogen houdt, dat ook de afzet van enkele Ned. Indische producten naar Duitschland is verminderd. De regeling der wederzijdsehe handelsbe trekkingen is te vinden in het algemeen be gunstigingsverdrag van 28 Maart 1929, terwijl met ingang van 1 Januari 1935 een nieuwe regeling noodig was in verband met de be staande contmgenteeringsmaatregelen, waar aan evenwel geen clearingverkeer werd vast gekoppeld, doch een vrij deviezenverkeer onder gunstig' voorwaarden. Het vroegere Oostenrijk zal natuurlijk het handels- en betalingsregime van Duitschland overnemen. Intusschen zal niet uit het oog verloren mogen worden, dat Oostenrijk slechts een weinig koopkrachtige bevolking heeft van circa 6 millioen zielen en.dat de beteeke nis van dit afzetgebied voor de omringende landen grooter is dan voor Nederland. Daarbij kan natuurlijk de positie van Oostenrijk ten opzichte van Tsjecho Slowakije niet verwaar loosd worden. De industrie in eerstgenoemd land schijnt voor een belangrijk gedeelte uit Oostenrijk gefinancierd te worden. Allerhande factoren kunnen en zullen nog invloed uitoefenen op de resultaten dezer sa menvoeging. Het nieuwgevormde productie gebied vraagt grooter grondstoffeninvoer. Daartegenover vergt deze grootere invoer een export van afgewerkte fabrikaten. Daartus- schendoor speelt de Duitsche deviezennood een rol, die mede oorzaak zal zijn. dat het bewa- De viermast-bark Viking, een der grootste schepen van de vloot va» Gustaf Erikson, Ter nagedachtenis aan Z.K.H. Prins Hendrik. H. M. de Koningin uitgenoodigd plaquette te onthullen in Vlissingsche Zeevaartschool. H.M. de Koningin is door het uitvoerend comité ter huldiging van de nagedachtenis van Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden, uitgaande van de Nederlandsche koopvaardij, uitgenoodigd om de onthullmg der plaquett.p in den gevel van de zeevaartschool, de „De Ruyterschool" te Vlissingen op 2 Mei a.s. by te wonen. Hieromtrent heeft H.M. de Ko ningin nog geen beslissing kunnen nemen. In elk geval zal H.M. evenwel bij deze plechtig heid van hare belangstelling doen blijken. peningsstreven nog binnen zekere grenzen ge houden moet worden. Voor ons land en Nederlandsch-Oost-Indië moge dan deze Midden-Europeesche samenvoe ging geen zaak van levensbelang zijn, toch laat zij niet na haar invloed te doen gelden. Zij vermeerderde in bijzondere mate de onrust, die zoo belemmerend werkt op het internatio nale handelsleven. De reactie is natuurlijk niet uitgebleven. De funeste autarkie ontvangt een nieuwen ruggesteun. Over een grooter gebied zal de gedachte levendig worden, dat betrekkelijk kleine groepen ook wel voor zich zelf kunnen zorgen. Dat is te betreuren, niet alleen voor hen, die deze opvatting zelf onjuist achten, maar evenzeer voor hen, die de autarkie zelf „bedrijven", of moeten „bedrij ven" en die toch als menseh mede zullen voe len, dat wij elkander noodig hebben en ten slotte, ook economisch beschouwd, van elkan der afhankelijk zijn. MOLLERUS. VERL. WIJK AAN ZEEëRWEG 14. (VELSERDUINPLE1N) TELEFOON 5456 (Adv. Ingez Med.) Johan Heesters' beroemdheid. HAARLEM Vrijdag. We voerden gisteravond heelemaal geen ernstige plannen voor een interview in ons schild, doch we wilden nu Johan Heesters toch in de stad was hem meteen eens even er over polsen hoe de inmiddels beroemd ge worden „Filmtenor" over de hem toebedeelde hoofdrol in de film „40 jaren" die ter gele genheid van het 40-jarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin gemaakt wordt, dacht. Dat zat ons niet zoo glad als we meenden, want Heesters is beroemd geworden! En de portier van den schouwburg bleek voor deze gelegenheid herschapen in den gebruikelijken cerberus, die de beroemdheid pleegt te be geleiden, „Mijnheer Heesters heeft maar heel even tijd". Ja, eigenlijk had hij heelemaal geen tijd, maar dat zei de portier, en portiers nemen altijd het aanschijn van hun meesters aan Enfin, het was echt de nerveuse stemming rondom een beroemdheid in spé die ons van den schouwburg uit tegemoet woei. Maar toen het dan eenmaal zoover was, en we na het vervullen van verschrikkelijk ge wichtige formaliteiten in de catacomben van den schouwburg waren doorgedrongen, toen viel het erg mee. De beroemdheid bleek hee lemaal geen beroemdheid. En juist dat is zoo karakteristiek voor alle beroemdheden. Johan Heesters en dit wordt weer een zin, die u in elk „interview met een beroemdheid" kunt aantreffen. bleek een eenvoudige, vriendelijke jongeman die heelemaal wars was van alle allures. Wat had men anders kunnen verwachten? Ja, dat is nu juist het geheim van het aureool, dat de befaamden on der ons omringt. Johan Heesters. Heesters vertelde ons over zijn filmwerk in Duitschland. „Het 'bevalt me best" zei hij. Stel <u voor, dat hij eens gezegd had dat het hem niet be viel? „15 Mei ga ik weer aan een nieuwe operette film beginnen". „Hoe ik denk over de filmrol, die me in. „46 jaren" is aangeboden, Ja, daarvan staat nog niets vast. 15 Mei móet ik weer voor de U.F.A. werken. En zooals het er thans uitziet zal onze nationale film voor dien datum niet klaar kunnen zijn. Het zou me erg spijten als ik de rol niet zou kunnen aannemen". „Wat zou u er in spelen?" „Een karakterrol. Ik zou er heel oud in moeten worden". „Zou u graag een karakterrol spelen?" „Zeer graag". Heeft men ooit van beroemdheden, van Maurice Chevalier tot Hermann Thimig, ge hoord, die in operettes en andere luchtige stukken en film optreden, wier innigste wensch het niet is eens een echte ernstige karakterrol te spelen? Neen immers Ook wat dat betreft is onze Johan Hees ters identiek geworden met alle befaamden. En er is nog meer om dat aan te nemen. Want Heesters zei plotseling, na niet meer dan eenige minuten tijds het geijkte kwantum dat beroemdheden interviewers plegen toe te meten „Nu moet u me toch heusch excuseeren". Maar het afscheid was meer dan vriende lijk. Voordat Heesters het tooneel opging draaide hij zich nog eens met een film- glimlach om ten groet aan den interviewer. Hoe aardig! En toch hadden we het ongewisse gevoel dat hij den nieuwsgierigen reporter verwenschte. Zooals alle beroemdheden.... H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8