De laatste
Zeilschepen.
M'
N'
De handelsverhouding Nederland
voormalig Oostenrijk.
CENTRUM-TAXI
Van onzen
Scandinavischen
Correspondent
Gustaf Eriksonreeder-verzamelaar van de
ten doode gedoemde zeilschepenbeheert
van zijn kantoortje te Mariehamn uit de
helft van wat er aan barken en brikken
nog in de vaart is. Maar ook aan de
laatste vloot van louter zeilschepen worden
nu stoom- en motorvaartuigen toegevoegd.
pET zoevenden wind in hun hooge
want, dat in haast Gothische rijzing
ten hemel streeft, liggen daar in
enkele Scandinavische havens nog
oude zeilschepen als schoone relieken uit den
romantisch-verheerlijkten tijd van de groote
zeilvaart, als natuurlijke monumenten in ze-
ren zin ook voor die glorierijke periode van de,
voor deze zee-omspoelde landen zoo belangrij
ke, scheepvaart.
Kopenhagen heeft zijn fiere fregat ..Jyl-
land", dat tot jeugdherberg is ingericht. Op
Oslo's Vika ligt de brik „Lingard", die des zo
mers als restaurant-met-dans-aan-dek ge-
Mariehamn, de idyllische hoofdstad van de
Alandseilanden, is de thuishaven van de
grootste vloot van zeilschepen ter wereld en
soms liggen er daar verscheidene drie- en vier
masters in de haai voor anker.
ëxploiteerd wordt tot men genoeg verdiend zal
hebben om de heele schuit schuldvrij aan het
scheepvaartmuseum over te kunnen dragen.
Gavle is trotsch en gelukkig, dat het twee jaar
geleden het laatst-overgebleven van de daar
gebouwde zeilschepen, de al zeventig jaren
oude brik „Gerda". onder 't geloei van de
stoomfluiten van de schepen van dezen tijd
binnen heeft kunnen halen om het voor
eeuwig als nummer zooveel van de scheep
vaartverzameling van het stadsmuseum op te
leggen. En de Stockholmers op hun Zondag-
sche pantoffelparade langs Strandvagen blij
ven soms even staan kijken naar de witte vier-
mast-bark „Af Chapman", die met zijn als
kantwerk zoo fijne takelage gemeerd ligt naast
een paar grauwe, stalen torpedojagers aan de
marinewerf om opgekalefaterd te worden,
waarna hij als wachtschip een schoone en
zinrijke stoffage van het, door de hooge gevels
van Skeppsbron en de ranke torens van de
Oude Stad afgesloten havenbeeld zal vormen.
Maar soms kunnen er ook- brikken en bar
ken, driemasters en viermasters liggen, waar
van de' zeilen nog niet voor goed opgeborgen
zijn, hooggetuigde volschepen, die opnieuw de
ankers zullen lichten voor verre reizen over de
zeven zeeën, voor lange, langzame reizen met
hout naar Afrika of Zuïd-Amerika of naar
Australië om er graan voor Engeland te halen.
Want terwijl haast overal ter wereld de groote
zeilschepen op een stuk of wat na. die als
opleidingsvaartuig gebruikt worden afge
dankt en gesloopt zijn, het af hebben moeten
leggen tegen de stoom- en motorschepen, die
grooter en sneller zijn en veel minder afhan
kelijk van wind en stroom en daardoor vrij
nauwkeurig op tijd kunnen varen, wat de zeil
schepen nimmer zullen kunnen, hebben en
kele Finsche reeders, profiteerend van de niet
al te strenge wetgeving van hun land op
scheepvaartgebied, een loonende vaart met
zeilschepen vol kunnen houden. Zoo heeft F'in-
land op het oogenblik meer dan de helft van
de groote zeilschepen, die er op heel de wereld
nog in de vaart zijn, en zoo komt het ook,
dat de grootste Finsche reeder van zeilschepen,
Sjöfartsradet Gustaf Erikson te Mariehamn,
de hoofdstad van de Alandseilanden, eigenaar
van de grootste zeilvloot ter wereld is.
lOET kantoor van de grootste zeilvaartree-
JLJI derij ter wereld is een laag houten huisje
van een paar kamers achter in den tuin van
het huis van den reeder. Er prijkt geen naam
bord boven de deur, maar de kunstig van touw
gevlochten mat op het stoepje, het oliegoed in
het portaaltje, de bundel nieuwe talies naast
de deur, dat alles zegt je, dat je hier terecht
bent. Een zware stem buldert van „kom bin
nen" met iets in den toon, dat je vermoeden
doet, dat men hier niet pleegt te kloppen. Dat
is de stem van kaptein Andersson, oud-gezag
voerder op vele zeilschepen en tegenwoordig
chef van de administratie, een langere, ma
gere zeeman met een bruin-verweerden kop
en kort grijs haar en een handdruk alsof hij
in vliegenden storm het stuurrad beetgrijpt.
Er komen Hollandsche sigaretten voor den dag
en terwijl de rook opkringelt naar de oude
scheepslantaren aan 't plafond praten we lang
en breed over de oude ,ten doode gedoemde
zeilvaart, over de laatste zeilschepen, die met
hun stalen boegen nog de zeeën klieven, over
Gustaf Erikson van Lemland, die van kajuits
jongen opklom tot gezagvoerder en niet alleen
reeder. maar ook verzamelaar van volgetuig-
de zeilschepen werd. Van die tientallen sche
pen, die in den loop van welhaast een kwart
eeuw onder zijn vlag voeren en waarvan de
foto's en de schilderijen en de sierlijke mo
dellen de kasten en de wanden van dit kleine
kantoortje vullen, zoodat er nauwelijks plaats
voor een kalender met een gekleurde prent van
een gestroomlijnden oceaanstoomei overonjft.
inj E Alandsche boeren schilderen ankers aan
weerszijden van den naam van hun ge
juicht op den bovenbalk van het poorthek van
hun akkers en bovenop de vlaggema-sten vaij-
hun hoeven en op de torenspitsen van hun
kerkjes draait vrijwel altijd een windwijzer,
die den vorm van een zeilschip heeft. Maar
vele welgestelde boeren hebben ook hun geld
op zee verdiend en laten zich fier tot hun dood
toe kaptein noemen. En een Alandsche jongen
telt eigenlijk niet mee, wordt niet voor vol
aangezien, als hij niet gevaren heeft.
Zoo is ook Gustaf Erikson zoo vroeg als dat
kon, dat wil zeggen op zijn tiende jaar, naar
zee gegaan, en zeven-en-twintig jaar oud in
1899 was dat had hij zijn kapteinsbrief voor
stoom- en zeilvaart al in zijn zak. Hij werd
schipper op een schoener, later gezagvoerder
op de bark „Southern Belle", op den viermas-
ter „Albania" en het fregat „Lochee" en toen
hij in 1913 het varen er aan gaf om in het
rustige Mariehamn scheepsagent te worden,
had hij al vele reizen op Australië en op de
Pacifickust achter den rug. Hij nam aandee-
len in Alandsche zeilschepen, begon voor
eigen rekening als reeder en kon dank zij den
wereldoorlog zijn vloot gestadig uitbreiden.
Hij ging daarmee door, ook toen na den oorlog
de omstandigheden gansch veranderd waren,
want hij hield van de oude zeilschepen, hij ge
loofde in hun mogelijkheden om het op be
paalde ..trades" ondanks de concurrentie van
stoom- en motorvaartuigen te kunnen bol
werken.
Dat zijn vertrouwen niet beschaamd werd.
dat hij schappelijke winsten met zijn oude
„windjammers" maken kon, terwijl anderen in
Finland hun zeilschuiten van de hand moesten
doen omdat ze 't niet langer vol hielden, heeft
hij echter in de eerste plaats aan zichzelf, aan
zijn liefdevolle zorg voor zijn vloot, aan zijn
groote ondernemingslust en zijn werkkracht
te danken. Hij is de reeder die, zooals in den
ouden tijd van de zeilvaart meestal het geval
was, persoonlijk alle risico en alle verant
woordelijkheid draagt, die persoonlijk zijn ge
zagvoerders en stuurlui uitkiest, die persoon
lijk de schepen van onder tot boven inspec
teert voor ze 't anker lichten en langzaam de
witte zeilen ontplooien, de reeder ook, die per
soonlijk zoekt en speurt naar geschikte vrach
ten. Hij heeft zijn schepen veelal voor de
sloopwaarde gekocht en ze niet verzekerd, hij
heeft stuurmansleerlingen uit andere landen,
waar een jaar practijk aan boord van een zeil
schip als voorwaarde voor stuurmansexamen
vereischt werd, gelegenheid gegeven voor
vijftig pond sterling een jaar op een van zijn
schepen te varen als betalende werkkracht, hij
heeft kans gezien in tijden, dat tien jaar oude
stoomschepen nauwelijks emplooi konden vin
den en opgelegd werden, voor zijn veertig of
vijftig jaar oude zeilschepen loonende vrach
ten te verkrijgen.
Nog altijd is de graanvaart van Australië
naai* Engeland voor de zeilschepen die een
maand of vier. vijf silohuur uitsparen van
belang en het vorige jaar kon Sjöfartsradet
Erikson zelfs zeer voordeelige vrachten voor de
uitreis die anders in ballast wordt gemaakt
boeken tengevolge van de sterke stijging
der vrachten voor stoomtonnage. En een heel
enkele maal heeft hij ook een van zijn sche
pen als opleidingsschip kunnen verkoopen voor
een som, die vele malen grooter was dan wat
hij weinige jaren tevoren voor het schip had
betaald.
Een jaar of drie geleden telde de vloot van
Sjöfartsradet Erikson van Mariehamn vijf-en-
twintig schepen, waarvan de fiere snelzeiler
Passat" met 3137 ton de grootste en de
slechts 800 ton metende „Ostrobotnia" de
kleinste was. Waarschijnlijk had Erikson toen
alleen zijn reederij is geen naamlooze ven
nootschap en „parten" in zijn schepen ver
koopt hij niet ongeveer de helft van alle
volgetuigde zeilschepen in handen. Maar se
dertdien zijn er verscheidene af gegaan, de
„Herzogin Cecilie", op twee na de grootste der
viermasters, is op de Engelsche kust vergaan,
de „Lingard" is in 't Kattegat overvaren en als
wrak aan de Noorsche vereeniging voor de
zeilvaart overgedaan, de beroemde viermaster
,i'Avenir", de „Ponape", de „Kylemore" en
nog enkele andere schepen zijn verkocht voor
de sloop of als opleidingsschip.
Het is dien indruk krijg je ook op dit
kantoortje in Mariehamn, waar de laatste
groote vloot van zeilschepen beheerd wordt
het is met de oude zeilvaart voorgoed gedaan.
Stuk voor stuk raken de trotsche viermasters,
die er nog over zijn, opgebruikt als ze voor
dien niet stranden of zinken en nieuwe wor
den er niet meer bijgebouwd. En de zoons van
Erikson, die toch met de zeilschepen zijn op
gegroeid, ook opklommen tot gezagvoerder en
evenals hun vader die oude „windjammers"
lief-hebben, zij voelen moderner, hebben niet
zoo'n antipathie tegen stoom en motor, heb
ben aandeelen genomen in kleinere reederij-
tjes met een enkel stoomschip. En in „Gustaf
Eriksons positionsrapport", in de twee maal
per week verschijnende krant Aland, dat nog
voor enkele jaren alleen maar zeilschepen ver
meldde, staan nu al verscheidene scheepsna
men met S.S. of zelfs reeds M.S. ervoor.
Vereeniging van Stroomdistributie-
bedrijven in Nederland.
Regeering gaat niet aceoord met verstrekt
advies.
AMSTERDAM. 25 Maart-, Naar wij ver
nemen waren de dagelijksche besturen der
Noord-Hollandsche gemeenten, betrokken bij
de opzegging van de electriciteits-contracten
door het P.E.N., door het bestuur van de Ver
eeniging van Stroom-Distributiebed-rjjven in
Nederland (V.S.D.B.) uitgenoodigd, tot bijwo
ning van de gistermiddag belegde vergadering
in het Polmanshuis alhier, teneinde gezamen
lijk het advies van het bestuur te bespreken,
inzake de, door de gemeenten aan te nemen
houding ten opzichte van de, van de zijde der
Regeering voor deze materie aangegeven
richtlijnen.
Ter vergadering waren tal van gemeente
besturen aanwezig; het Gooi was weer druk
vertegenwoordigd (Hilversum, Bussum, Naa-r-
den, Huizen e.a. gemeenten) alsmede een
groot aantal gemeenten benoorden het IJ.
De vergadering begon veel later dan was
uitgeschreven. De voorzitter deelde mede, dat
van de regeering telefonisch bericht was in
gekomen, dat zij zich niet kon vereenigen met
het advies, dat aan de gemeenten was ver
strekt. Deze mededeeling had het bestuur
te laat bereikt, om deze vergadering te ver
dagen. Ook kon van bestuurszijde niet worden
medegedeeld, op welke punten de Regeering
niet met het advies kon meegaan. Zoodra het
telefonisch bericht ontvangen was, had het
bestuur zich nog geruimen tijd beraden, welke
houding dezen middag moest worden aan
genomen, doch tenslotte had men het be
sluit genomen, de vergadering niet te laten
doorgaan en op een nader te bepalen dag
wederom bijeen te komen.
Natuurlijk verwekte deze mededeeling onder
de talrijke burgemeesters en andere afgevaar
digden van de betrokken gemeenten groote
teleurstelling. Er zat echter niets anders op,
dan onverrichterzake huiswaarts te keeren.
BINNENKORT EEN COMMANDO VOOR
LUCHTVERDEDIGING
Naar de N.R.Crt. verneemt bestaat er goede
kans, dat binnenkort overgegaan zal worden
tot instelling van een commando voor de lucht
verdediging, waardoor evenals in vele andere
landen, ook hier te lande alle luchtverdedi
gingsorganen in één hand komen.
Dr. K. Edel.
Dl*. K. Edel.
HAARLEM Vrijdag.
Op 51-jarigen leeftijd is in het Diacones-
senhuis, waar hij geruimen tijd verpleegd
werd, overleden dr. K. Edel, huidarts alhier.
Dr. Edel werd 4 Juli 1886 te Beemster ge
boren en bezocht de H.B.S. te Alkmaar.
Daarna studeerde hij aan de Gem. Universi
teit van Amsterdam, waar hij 27 April 1912
het artsdiploma behaalde. In Mei 1914 werd
hij Officier van Gezondheid en 17 Maart 1919
promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde
aan de Universiteit te Groningen, bij prof.
Reddingius op een proefschrift: ..Acanthosis
nigricans en tie naevi cutaneï".
Daarna vestigde dr. Edel zich in Sep
tember 1919 als huidarts te Haarlem.
Spoedig daarop reeds in 1920 werd
hem een lectoraat in Groningen aangeboden
waarvoor hij bedankte. In 1930 stond zijn
naam op de voordracht voor de benoeming
van een hoogleeraar voor huidziekten aan de
Gem. universiteit van Amsterdam.
Het vertrouwen van zijn collega's riep hem
de functie van voorzitter der af deeling
Haarlem van den Geneeskundigen Kring, wel
ke functie hij verscheidene jaren vervulde.
Ook was hij lid van den Afdeelingsr-aad.
In Februari 1938 werd dr. Edel benoemd
tot lid van het Tuchtcollege te Amsterdam.
De overledene was een bij zijn patiënten en
collega's zeer gezien arts.
De teraardebestelling zal plaats hebben
Maandag 28 Maart a.s. om 3 uur op de Alg.
Begraafplaats te Heemstede.
tot
Gevolgen van samenvoeging van Oostenrijk
en Duitschland.
U Oostenrijk geproclameerd is tot een
land van het Duitsche Rijk zal on
getwijfeld in de wederzij dsche han
delsverhouding een radicale verande
ring optreden. Daarbij zal ook ons land den
weerslag van de gebeurtenissen van 13 Maart
1938 ondergaan, maar tegelijkertijd zal de
nieuwe positie ginds in Midden-Eiu*opa van
belang zijn voor Nederlandsch-Oost-Indië.
Intusschen zal de toekomst ook in dit op
zicht nog veel moeten leeren. Maar als vrijwel
vaststaand kan worden aangenomen, dat
Duitschland zelf eenig voordeel zal ondervin
den van de plaats gehad hebbende samenvoe
ging, voor zoover de grondstoffenvoorziening
betreft, één der moeilijkste problemen, waar
mede dit land te kampen heeft. In de cijfers
van den buitenlandschen handel van Duitsch
land moet dat feit betrekkelijk spoedig tot
uiting komen. Daardoor komen deviezen vrij
en indien deze eventueel gebruikt zouden wor
den voor den import van andei*e dan tot dus
verre betrokken grondstoffen uit het voor
malige Oostenrijk zou een analyse der desbe
treffende statistieken dan moeten aantoonen.
De „oude" Oostenrijksche uitvoercijfers van
grondstoffen gaan natuurlijk onherroepelijk
achteruit, terwijl wel als zeker kan worden
aangenomen, dat bijv. de invoer ook zal af
nemen. doch de invoer van die grondstoffen,
welke Duitschland niet ter beschikking kan
stellen, in ieder geval stationnair zal blijven.
Het autarkische streven zal zich helaas over
een grooter gebied gaan uitstrekken en de ge
volgen der samenvoeging zullen daarom ook
voor het vroegere Oostenrijk ingrijpender zijn
dan voor Duitschland. De statistische publi
caties omtrent de handelsverhouding Duitsch
landOostenrijk geven natuurlijk ook eenige
aanwijzingen.
De uitvoer van Oostenrijk naar Duitschland
bedroeg in 1937 ruim 153 millioen Sch. tegen
over 179 millioen Sch. in 1936. De invoer van
Duitsche goederen in Oostenrijk steeg van 1936
op 1937 van ruim 211 tot 234 millioen Sch. In
derdaad neemt Duitschland in het buitenland-
sche handelsverkeer van Oostenrijk een be
langrijke plaats in. doch daarbij worden ook
betrekkingen onderhouden met Italië, Hon
garije, Roemenië enz.
Onder de Oostenrijksche grondstoffen, welke
Duitschland goed te pas zullen komen, behoort
in de eerste plaats het ijzererts genoemd te
worden, waarvan de productie in 1937 bijna
2 millioen ton bedroeg.
De ruwijzerproductïe bedroeg in dat jaar
400 duizend-, de staalproductie 600 duizend
ton. Naast dit product is Oostenrijk een groot
hout-leverancier. De cellulose-productie be
droeg in 1937 circa 300 duizend ton. De bosch
rijkdom van dit land is zeer belangrijk. On
geveer 3 millioen H.A. is met bosschen bezet,
of circa 33 procent van den Duitschen wou<j-
rijkdom. Onder die omstandigheden is het be
grijpelijk, dat reeds op 15 Maart de hout-
uitvoer uit Oostenrijk naar alle lander., be
halve naar Duitschland, verboden werd. De
Duitsche positie op de wereldmarkt moet daar
door gunstig beïnvloed worden.
Stelt men naast deze cijfers de statistische
gegevens, welke het handelsverkeer tusschen
Nederland en het vroegere Oostenrijk aan
geven, dan blijkt onze handelsbalans in de
laatste jaren actief te zijn geweest. In 1936
had de invoer uit Oostenrijk in ons land een
waarde van 4.2 millioen gulden tegenover een
waarde van den Nederlandschen uitvoer naar
Oostenrijk van 5,9 millioen gulden. Deze cij
fers waren over 1937 resp.; 6,4 en 8,4 millioen
gulden. Een belangrijke stijging, die ten deele
moet worden toegeschreven aan de waarde
vermindering van den gulden.
De verhouding tot Ned. Oost-lndië.
HJ OO staat het met de handelsbeweging tus-
a-J schen Nederland en het voormalige Oos
tenrijk. Maar ook de verhouding tot Neaer-
landsch-Oost-Indië mag niet uit het oog wor
den verloren. In het afgeloopen jaar impor
teerde Oostenrijk voor circa 18 millioen Sch.
uit N. O.-Indië en voerde voor slechts 3.6
millioen Sch. naar dit gebiedsdeel uit.
Onder de belangrijkste onzer uitvoerartike
len naar Oostenrijk worden de eerste plaatsen
ingenomen door: caeaoboonen. zaden, ruw
ijzer, huiden, plantaardige oliën en vetten,
gloeilampen, radioartikelen, verfwaren, garens
enz. Daartegenover is Oostenrijk onze leve
rancier van: metaalwaren, werktuigen, mode
waren, meubelen, houtwerk, textielgoederen
enz.
De beteekenis der handelsbeweging tusschen
Ned. Oost-lndië en het voormalige Oostenrijk
zal vermoedelijk achteruitgaan, vooral wan
neer men voor oogen houdt, dat ook de afzet
van enkele Ned. Indische producten naar
Duitschland is verminderd.
De regeling der wederzijdsehe handelsbe
trekkingen is te vinden in het algemeen be
gunstigingsverdrag van 28 Maart 1929, terwijl
met ingang van 1 Januari 1935 een nieuwe
regeling noodig was in verband met de be
staande contmgenteeringsmaatregelen, waar
aan evenwel geen clearingverkeer werd vast
gekoppeld, doch een vrij deviezenverkeer onder
gunstig' voorwaarden.
Het vroegere Oostenrijk zal natuurlijk het
handels- en betalingsregime van Duitschland
overnemen. Intusschen zal niet uit het oog
verloren mogen worden, dat Oostenrijk slechts
een weinig koopkrachtige bevolking heeft
van circa 6 millioen zielen en.dat de beteeke
nis van dit afzetgebied voor de omringende
landen grooter is dan voor Nederland. Daarbij
kan natuurlijk de positie van Oostenrijk ten
opzichte van Tsjecho Slowakije niet verwaar
loosd worden. De industrie in eerstgenoemd
land schijnt voor een belangrijk gedeelte uit
Oostenrijk gefinancierd te worden.
Allerhande factoren kunnen en zullen nog
invloed uitoefenen op de resultaten dezer sa
menvoeging. Het nieuwgevormde productie
gebied vraagt grooter grondstoffeninvoer.
Daartegenover vergt deze grootere invoer een
export van afgewerkte fabrikaten. Daartus-
schendoor speelt de Duitsche deviezennood een
rol, die mede oorzaak zal zijn. dat het bewa-
De viermast-bark Viking, een der grootste schepen van de vloot
va» Gustaf Erikson,
Ter nagedachtenis aan
Z.K.H. Prins Hendrik.
H. M. de Koningin uitgenoodigd plaquette te
onthullen in Vlissingsche Zeevaartschool.
H.M. de Koningin is door het uitvoerend
comité ter huldiging van de nagedachtenis
van Z.K.H. Prins Hendrik der Nederlanden,
uitgaande van de Nederlandsche koopvaardij,
uitgenoodigd om de onthullmg der plaquett.p
in den gevel van de zeevaartschool, de „De
Ruyterschool" te Vlissingen op 2 Mei a.s. by
te wonen. Hieromtrent heeft H.M. de Ko
ningin nog geen beslissing kunnen nemen. In
elk geval zal H.M. evenwel bij deze plechtig
heid van hare belangstelling doen blijken.
peningsstreven nog binnen zekere grenzen ge
houden moet worden.
Voor ons land en Nederlandsch-Oost-Indië
moge dan deze Midden-Europeesche samenvoe
ging geen zaak van levensbelang zijn, toch
laat zij niet na haar invloed te doen gelden.
Zij vermeerderde in bijzondere mate de onrust,
die zoo belemmerend werkt op het internatio
nale handelsleven. De reactie is natuurlijk
niet uitgebleven. De funeste autarkie ontvangt
een nieuwen ruggesteun. Over een grooter
gebied zal de gedachte levendig worden, dat
betrekkelijk kleine groepen ook wel voor zich
zelf kunnen zorgen. Dat is te betreuren, niet
alleen voor hen, die deze opvatting zelf onjuist
achten, maar evenzeer voor hen, die de
autarkie zelf „bedrijven", of moeten „bedrij
ven" en die toch als menseh mede zullen voe
len, dat wij elkander noodig hebben en ten
slotte, ook economisch beschouwd, van elkan
der afhankelijk zijn.
MOLLERUS.
VERL. WIJK AAN ZEEëRWEG 14.
(VELSERDUINPLE1N)
TELEFOON 5456
(Adv. Ingez Med.)
Johan Heesters' beroemdheid.
HAARLEM Vrijdag.
We voerden gisteravond heelemaal geen
ernstige plannen voor een interview in ons
schild, doch we wilden nu Johan Heesters toch
in de stad was hem meteen eens even er
over polsen hoe de inmiddels beroemd ge
worden „Filmtenor" over de hem toebedeelde
hoofdrol in de film „40 jaren" die ter gele
genheid van het 40-jarig regeeringsjubileum
van H. M. de Koningin gemaakt wordt, dacht.
Dat zat ons niet zoo glad als we meenden,
want Heesters is beroemd geworden! En de
portier van den schouwburg bleek voor deze
gelegenheid herschapen in den gebruikelijken
cerberus, die de beroemdheid pleegt te be
geleiden,
„Mijnheer Heesters heeft maar heel even
tijd".
Ja, eigenlijk had hij heelemaal geen tijd,
maar dat zei de portier, en portiers nemen
altijd het aanschijn van hun meesters aan
Enfin, het was echt de nerveuse stemming
rondom een beroemdheid in spé die ons van
den schouwburg uit tegemoet woei.
Maar toen het dan eenmaal zoover was, en
we na het vervullen van verschrikkelijk ge
wichtige formaliteiten in de catacomben van
den schouwburg waren doorgedrongen, toen
viel het erg mee. De beroemdheid bleek hee
lemaal geen beroemdheid. En juist dat is zoo
karakteristiek voor alle beroemdheden.
Johan Heesters en dit wordt weer een zin,
die u in elk „interview met een beroemdheid"
kunt aantreffen. bleek een eenvoudige,
vriendelijke jongeman die heelemaal wars
was van alle allures. Wat had men anders
kunnen verwachten? Ja, dat is nu juist het
geheim van het aureool, dat de befaamden on
der ons omringt.
Johan Heesters.
Heesters vertelde ons over zijn filmwerk in
Duitschland.
„Het 'bevalt me best" zei hij. Stel <u voor,
dat hij eens gezegd had dat het hem niet be
viel?
„15 Mei ga ik weer aan een nieuwe operette
film beginnen".
„Hoe ik denk over de filmrol, die me in.
„46 jaren" is aangeboden, Ja, daarvan staat
nog niets vast. 15 Mei móet ik weer voor de
U.F.A. werken. En zooals het er thans uitziet
zal onze nationale film voor dien datum niet
klaar kunnen zijn. Het zou me erg spijten als
ik de rol niet zou kunnen aannemen".
„Wat zou u er in spelen?"
„Een karakterrol. Ik zou er heel oud in
moeten worden".
„Zou u graag een karakterrol spelen?"
„Zeer graag".
Heeft men ooit van beroemdheden, van
Maurice Chevalier tot Hermann Thimig, ge
hoord, die in operettes en andere luchtige
stukken en film optreden, wier innigste
wensch het niet is eens een echte ernstige
karakterrol te spelen?
Neen immers
Ook wat dat betreft is onze Johan Hees
ters identiek geworden met alle befaamden.
En er is nog meer om dat aan te nemen.
Want Heesters zei plotseling, na niet meer
dan eenige minuten tijds het geijkte
kwantum dat beroemdheden interviewers
plegen toe te meten „Nu moet u me toch
heusch excuseeren".
Maar het afscheid was meer dan vriende
lijk. Voordat Heesters het tooneel opging
draaide hij zich nog eens met een film-
glimlach om ten groet aan den interviewer.
Hoe aardig! En toch hadden we het ongewisse
gevoel dat hij den nieuwsgierigen reporter
verwenschte.
Zooals alle beroemdheden....
H.