CAMBRIDGE EN OXFORD IN TRAINING VOOR DE GROOTE RACE.
Een goede zakenvrouw
De heeren A. Tameling (rechts), directeur der Senembah en Herbert
Cremer, directeur der Deli Mij. in gesprek met een der keurders
tijdens den kijkdag in Frascati te Amsterdam voor de Sumatra-tabaks-
inschrijving
De beide ploegen van Oxford (links) en Cambridge tijdens hun laatste training
voor den grooten strijd
Saiyid Said Bin Taimur, sultan van
Muscat en Oman, op weg naar
Buckingham Palace te Londen voor
zijn bezoek aan den Engeischen
Koning
Een kampioen van de 14e Betuwsche Paaschvee-tentoonstelling, welke
Donderdag te Eist (G.) is gehouden en waar vele bijzondere exem
plaren waren aangevoerd
Over de hindernis tijdens de steeplechase, welke te Sandown Park
(Eng.) gehouden werd voor de officieren der Engelsche artillerie
Kapitein ter zee J. E. Meyer Ranneft, de nieuwe marine-attaché te
Washington, is Donderdag naar Amerika vertrokken. De heer Meyer
Ranneft met zijn gezin bij het vertrek uit Den Haag
In de residentie Cheribon op Java is het huwelijk voltrokken tusschen de
dochter van den regent van Koeningen, mej. mr. Maria Ulfah en mr. Raden
Santoso Wirodihardjo. De bruid was de eerste Inheemsche jongedame, die
te Leiden haar titel Yan meester in de rechten behaalde
FEUILLETON
door HERMAN ANTON SEN.
17)
De zee brulde hem haar uitdaging toe,
toen de overblufte Dolinda hem zijn schip
tot op dertig meter afstands van haar
scheepswand zag brengen. Dertig meter! Een
heel eind voor iemand, die het op zijn han
den moet loopen of eén hazelnoot met zijn
neus moet voortduwen, maar een korte, af
schuwelijk gevaarlijke afstand als een massa
van tienduizend ton over het zwalpende wa
ter sliert. Dertig meter! Zenuwen van staal
en een kin als van graniet. Berekening tot
op een haarbreedte, een bemanning, die
haar taak kende, een stoer schip, dat aan
den wil van één man gehoorzaamde. De Do
linda was nu zoo nabij, dat de spanning op
het gelaat harer opvarenden zichtbaar was
en dat was een hartbrekend schouwspel. Het
schip van de Blair Lijn lag nu op dertig me
ter afstands langszij. De oude Marston hield
zijn schip daar.
Hij gaf order olie overboord te pompen,
om den golfslag wat te breken tusschen de
beide schepen. Een dikke straal stookolie
verspreidde zich als een glasachtige laag over
de gevaarlijke rollers, maakte ze wat vlak
ker en ontnam hun iets van hun ongebrei
delde kracht. De dikke olielagen veroorzaak
ten lange hooge golven. Marston nam een
scheepsroeper voor zijn mond en schreeuwde
een bevel tegen Mace, die in de eerste sloep
stond.
„Sloep strijken!" brulde de oude Marston.
Nu was het de beurt van Macey. De man
nen klommen in zijn sloep. De eerste officier,
op het punt er in te stappen, keerde zich om
naar de mannen op het sloependek.
„Ik heb nog een man noodig!" riep hij.
„Wie...."?
Het woord was nog niet uit zijn mond, of
een jonge man rende het dek over en sprong
in de reddingsboot met een vaart, alsof hij
uit een kanon geschoten was. Jonathan Blair
had heel wat tijd doorgebracht met roest-
sehrappen en zwabberen en koperpoetsen.
Hij was van het voor- naar het achterdek ge
stuurd, had in de bovenkooien geslapen en
gewerkt als een ezel, terwijl het meisje, dat
hij zoo grondig verafschuwde, op het dek van
zijn schip wandelde en Jonathan Blair had
op springen gestaan. Hij had actie noodig!
Macey stuurde de boot door de lange, vet
tige golven. Het was een lastig werk. Lastig!
Het werd sloep No. 1 bijna noodlottig. Ze
kwam een beetje te vlug op de Dolinda af,
werd door een groote golf opgetild en hing
een oogenblik boven het schip, terwijl Macey
uit alle macht bevelen uitbrulde om achter
uit te roeien. Ze zouden in elkaar gedeukt
zijn als een tweedehandsch harmonica. Ge
durende enkele wanhopige seconden span
den ze al hun krachten in om achteruit te
komen.
Jonathan kreeg een stomp tegen zijn borst
door den terugslag van zijn riem. Hij viel
bijna achterover, verloor haast zijn riem en
alles wat hij maar verliezen kon, behalve
zijn eer, maar hij wist toch weer overeind te
komen. Hij stond op en duwde zijn riem te
gen den hóogen stalen scheepswand, die over
hen heen hing, verzamelde al zijn krachten
en leunde met zijn volle gewicht tegen den
riem. Macey trachtte hem nog iets toe te
schreeuwen, maar hij had geen tijd, om de
woorden te roepen. Iets moest breken: Jona
than of de riem. Het- lot trof den riem. Die
brak middendoor en Jonathan sloeg door den
schok achterover uit de sloep. Het was ook
gekkenwerk, te trachten een reddingssloep
van den stalen wand van een mailboot af
te houden, waar zulke geweldige krachten
in het spel waren. Zoo'n krankzinnige idioot
ookl J
Dat was ook net idee van Valentine, toen
ze dien stoeren jongen zeeman met geweld
over boord zag slaan. Ze greep den arm van
Bart stevig beet en staarde naar het grauwe,
ziedenden water, waarin hij was verdwenen.
Hij had een poging gedaan om de woedende
elementen te bestrijden, zonder zich in kans
berekeningen over zijn al of niet slagen te
verdiepen. En toen de sloep van Macey zich
buiten gevaar op voldoenden afstand van het
groote schip bevond, beschouwde Valentine
dien jongen man als den man. door wiens
toedoen die boot gered was. Of Jonathan nu
wel of niet meegeholpen had om de boot van
den scheepswand vrij te krijgen in elk geval
hadden de mannen van Macey zich in vei
ligheid gesteld en de boot weer in hun macht
gekregen. Jonathan kwam naar de opper
vlakte terug, na akelig lang onder water te
zijn geweest en hijgde snuivend en proestend
naar adem. De bemanning der reddingssloep
roeide meteen op hem af en stak hem een
riem toe. Hij greep dien en werd binnenboord
gehaald.
Valentine voelde een rilling over haar rug,
toen ze zag, dat hij uit het water werd ge
sjord. ze had moeten veronderstellen, dat die
man zich wel zou weten'te redden. Die ke
rels van de Blair Lijnjoho, joho!
Toen de sloep een poosje later met de' eer
ste geredde passagiers langszij der Marinoco
lag, zeg ze hem weer bezig. Hij klauterde met
een kind op zijn rug tegen een touwladder
op. Zwartharig, drijfnat en stoer was hij
toch wel, die matroos! Ze was er benieuwd
iraar, of er eereteekens bestonden voor zeelui
die op zoo'n manier hun taak volbrachten.
Nu werden ook andere sloepen gestreken,
omdat de oude Marston gezien had, dat de
mogelijkheid bestond, de menschen op die
manier van hei? schip af te halen. Madrigan,
de tweede officier en Haley de derde, gingen
op hun beurt. Ludlow ging. met een stel man
nen in een vierde sloep. En er was nog een
vierde officier over en handige kerels genoeeg
om nog een vijfde sloep te bemannen. Waar
om niet? Miss Ransome had er op gestaan,
dat het schip volledig bemand zou wezen
met mannen en officieren. En de oude
Marston, standvastig en onbewegelijk als een
rots, hield het schip op dertig meter af
stands van de zinkende mailboot en hield
met halfdichtgeknepen blauwe oogen scherp
de wacht.
De passagiers kwamen aan boord. Sommi
gen waren totaal van streek. Ze zakten op
het dek neer, uitgeput van overspanning als
ze waren. Met de eerste sloepen kwamen al
leen vrouwen en kinderen mee. De beman
ning hielp ze langs den neergelaten valreep
naar boven. VaJentine begaf zich naar het
lager gelegen dek. waar ze aankwamen, be
reidvaardig om hulp te bieden. Bart was den
valreep afgegaan om de menschen naar bo
ven te helpen, na ze uit de sloep geheschen
te hebben. Hij kwam juist boven met een be
jaarde dame. die zwaar op hem steunde. Ze
kon haar oogen nauwelijks meer openhou
den en ze was lijkbleek.
„Denkelijk een hartaanval, Val", zei hij
bezorgd.
Valentine aam de zorg voor haar van hem
over. Ze sloeg haar armen om de vrouw heen
en sjouwde haar naar de naastbij gelegen
hut, hielp haar te bed en nam vlug de noo-
dige maatregelen. De oude dame kwam vrij
gauw bij. Tenslotte sloeg ze de oogen op en
glimlachte tegen Valentine,
„Wel bedankt, lieve kind", mompelde zij.
..Mijn zoon zit nog op dat schip. Wat zal hij
zich bezorgd maken. Als hij aan boord komt,
wil je hem dan alsjeblieft naar me toe stu
ren? Hij heet Ardale".
De oude dame was zichzelf weer geheel
meester en er van overtuigd, dat haar zoon
het er wel goed af zou brengen.
„Zoodra we hem gevonden hebben, zullen
we'hem naar u toesturen", beloofde Valen
tine. „Maak u zich maar niet bezorgd".
„Je bent een schat van een meisje", zei
de oude dame beslist. „Ik zou heel graag j
hebben, dat je met mijn zoon kennis
maakte".
Valentine glimlachte en vei'zekerde haar,
dat zij zelf niets liever zou willen. Daarna
keerde ze naar het dek terug en begon mee
te helpen, om het dek te ontruimen en de
angstige en haast zinnelooze vrouwen naar
de hutten en salons over te brengen. Ze ving
de twee hofmeesteressen van de Marinoco op
en vroeg waar de provisiekamer was. Daar
haalden ze alle reserve dekens en lakens uit
en keerden met armenvol naar de salons te
rug, waar de vrouwen en kinderen van kou
zaten te rillen. In dien gejaagden strijd om
het leven op het rollende schip deed een
vlugge vrouwenhand wonderen voor de ge
redden van de Dolinda. De golvende zee en
de scheiding van familie, de luide barsche
bevelen en de ontzetting der schipbreuk
schenen in zekeren zin te worden verzacht
door de komst van dat lange meisje in haar
trench-coat, met haar verwaaide haren, haar
strakke gelaat en haar toch zoo koele en
rustige stem. Ze hield haar hofmeesteressen
aan den gang, liet heete koffie en dekens
aandragen en als verkeersagente voerde ze
de geredden van het dek naar de salons en
hutten. En de oude Marston keek van zijn
commandobrug naar beneden, zag dat de
dekken ontruimd waren en vond dat heel uit
stekend geregeld.
I-Iij kreeg een tweede boodschap van de
Dolinda. Ze kon eik oogenblik zinken. Zc
stond vol water. Houd je in hemelsnaam
klaar om uit den v/eg te komen. Marston
knipperde nauwelijks met zijn oogen. Hij liet
nog meer olie op het water pompen en
schreeuwde Haley toe „wat op te schieten".
En naar mate de sloepen kwamen en terug
gingen, stroomden de geredden aan boord
Ze vulden de salons, de hutten, de eet- en
rooksalons en nog steeds was er geen ruim
te genoeg voor den stroom passagiers, die van
het zinkende schip werd aangevoerd.
(Wordt vervolgd),