Amateur Filmauteur WILLEM KLOOS Waarborg Kleeding k KREYMBORG ,S Waarborg Vraagstuk van den boterprijs nog onopgelost. V R IT DAG 1 A P R I D 1938 Een der oudste en bekendste Nederlandsche letterkundigen. De grijze dichter Willem Kloos, doctor honoris causa, is Donderdag namiddag te half drie in bijna 79- jarigen ouderdom te 's-Gravcnhagc plotseling overleden. Willem Kloos was reeds eenigen tijd lijdende, doch zijn verscheiden werd nog niet ver wacht, Dezen middag nam hij eenige rust te bed, waarvan hij niet meer is opgestaan. Kloos was zooal niet de nestor, dan toch wel een van de alleroudste en "bekendste der Nederlandsche letterkundigen, iemand, wiens dichtwerken tot ver over de grenzen van het Nederlandsche taalgebied werden gelezen en die ook, als klassicus een groote vermaard heid genoot. Zeer velen, vooral in Den Haag, kenden hem persoonlijk en wanneer hij, in gezelschap steeds van zijn echtgenoote, de schrijfster Jeanne Reyneke van Stuwe. in de stad zijner inwoning wandelde den laat- sten tijd zag men hem zelden was het op vallend hoe vele eenvoudige burgers zijn ver schijning opmerkten. Geboren op 6 Mei 1859 te Amsterdam, ge noot Willem Kloos zijn H.B.S.-opleiding daar ter stede, om vervolgens aan de universiteit van Amsterdam in de klassieke letteren te studeeren. Hij verliet de universiteit na het candidaatsexamen in dien tak van weten schap met succes te hebben afgelegd. In 1885 werd Willem Kloos hoofdredacteur van de Nieuwe Gids. het destijds zeer beken de tijdschrift van „De Tachtigers", die onze literatuur in nieuwe banen hebben geleid en wier garde thans op een enkele uitzondering pa is uitgestorven. Zijn voornaamste werken waren: „Verzen" (1894). Nieuwe Verzen (1895, herdrukt en vermeerderd als „Verzen" in drie deelen, welke in de jaren 19021913 het licht zagen), een nieuwe uitgave in 1933, voorts „Veertien jaren Literatuurgeschiedenis" (1896), „Nieu were Literatuurgeschiedenis en Letterkundi ge inzichten en Vergezichten" (23 deelen 1916'34), zoomede „Studies over onze 18e eeuwsche dichters", in 1909 verschenen on der den hoofdtitel „Een daad van eenvou dige rechtvaardigheid" en een afzonderlijke studie over Jacques Perk, eveneens in 1909. Zijn huwelijk met Jeanne Reyneke van Stuwe werd op 4 Januari 1900 voltrokken en zoowel bij die gelegenheid als bij verschil lende jubilea mocht het echtpaar Kloos van tallooze zijden blijken van sympathie en ver eering ondervinden. Onze medewerker J. H. de Bois schrijft ons: Het is een tijding die vooral hen, die veer tig jaar geleden jong-waren, beroeren zal. Voor hen is de naam gebleven, wat die toen was: een klaroengeschal. Voor wie later kwa men bleef de galm lang naklinken, voor de allerlaatsten werd hij een historische strijd kreet, waarvan de macht en de schoonheid als overlevering aanvaard, nog bij herlezing- der eerste verzen kon worden nageproefd. De eerste der dichters van het nieuwe Hol land is op bijna tachtig jarigen leeftijd ontsla pen;" de eerste in tijdsorde en langen tijd ook in beteekenis als kunstenaar. Het heeft geen zin thans nog eens op te halen wat De Nieuwe Gids in Holland's geestelijk leven beteekend heeftzelfs wie slechts een vage notie van den groei der vaderlandsche cultuur be zit, hoorde en las van die „beweging" waarvan, met Van Deyssel. Kloos de motor was. Doch de tijd is in sommig opzicht wreed, waar hij de. schitterendste sterren doet verbleeken als weer een andere dag opkomt; toch zijn de sterren eeuwig en hun lichtende glans blijft en keert: zoo zal het zijn met de gedach ten en gedichten van hen die eens een tijd lang hun volk nieuwe paden wezen. En min der „grimmig grijnst dan de eindelooze nacht" zooals Van Eeden dichtte voor wie in jeugdig vuur zijn hartstocht gaan liet in den strijd. Die toch laat zijn volk iets achter wat van hemzelf de kern is, die voor wie hem zoekt, bereikbaar blijft. Kloos was geboortig van Amsterdam waar hij de vijfjarige H.B.S. op de Keizersgracht bezocht. De leeraar in het Nederlandsch daar, Dr. Doorenbos, moet een bijzonder man ge weest zijn, die bij Kloos en anderen van zijn tijd- en klasgenooten liefde en belangstelling voor literatuur wist te wekken. Kloos ging den hem gewezen kant uit en in de letteren studeeren. Op 25-jarigen leeftijd werd hij candidaat in de oude letteren. Doch toen was, wat men „de beweging van tachtig" noemt, ai eenige jaren aan den gang. Een be weging van reactie tegen de vrij onbeduidende schrijverij van die dagen, brave maar duffe schrijverij veelal, zeurig en slaperig als het geheele maatschappelijke leven van Holland in het midden der 19e eeuw geworden was. Daar waren natuurlijk wel uitzonderingen, die door de „nieuwlichters" in hun ijver met de rest mee vermorzeld werden en ook is het ver klaarbaar dat er braven waren die rilden als Kloos verzekerde dat hij „een God in het diepst van zijn gedachten" was of Van Deyssel aankondigde dat hij „ons op zou stooten in de vaart der volkeren".maar wanbegrip en vergissing komen bij elke revolutie voor en de tijd heeft recht gezet, waar tee veel vermor zeld en gekalmeerd, waar te veel gerild was Nu, na bijna zestig jaar ziet men die Hol- landsche herleving van den geest als een won derlijk feest dat gevierd moet zijn, waarbij dichters, schilders, prozaschrijvers en politici aanzaten, aanvankelijk een kleine kring, waar in de jeugd binnentrad en de voorzichtige be jaardheid met open mond en wantrouwend omheen stond. En binnen dien kring Kloos als leider en erkend vorst. Hij heeft in zijn lange leven die erkenning mogen behouden, al was de kring ook al ja ren gesprongen en waren zij die gemeenschap, pelijk waren opgetrokken naar verschillende kanten uitgezwermd. Daardoor kon hij ge lukkig zich vorst blijven voelen al was zijn vorstendom ingekrompen. Door oud en jong uit de scheppende schrijverswereld met ver eering omgeven, mocht hij heengaan thans als Princeps, als Vorst en als Eerste. J. H. DE BOIS. in memoriam Willem Kloos. Wie hem bij zijn eere-promotie, nu bijna drie jaar geleden in de Amsterdamsche aula zagen, vonden hem oud, heel oud geworden. Hij was slecht ter been en liet het dankwoord aan zijn vroegeren medestrijder Lodewijk van Deyssel over. Maar even indrukwekkend als steeds was zijn prachtige dichterskop met de wilde haardos en de bijna dwepende oogen. Wij allen dachten: hoe 'lang, of liever hoe kort zal hij nog in ons midden zijn? Nu is hij dan heengegaan, die een zestig jaar geleden één der voormannen was van hen, die „Holland hoog wilden opstooten in de vaart der volkeren". Hij, die meedoogenloos te voor Heeren en Jongens •- Méf Wat verlangt ge van 'n nieuw costuum? Moet het zijn: 'n Chic model? Prettige pasvorm? Mooie stof? 'n Apart costuum? Al die uitstekende eigenschappen vindt ge in een WAARBORG-Costuum. En voor zeer billijke prijzen, want Kreymborg concurreert scherp! Waarborg-Kleeding alléén bij KREYMBORG Petroleum in plaats van benzine? Proeven op Ypenburg. RIJ9WIJK, 31 Maart. Hedenmiddag zijn proeven genomen door den bekenden vlieger J. K. Hoekstra, met een vliegtuig, waarin de benzine vervangen was door petroleum. De heer Hoekstra steeg in den loop van den ochtend van Ypenburg op met een Kool- hoven-junïor-toestel en bleef ongeveer 6 uur in de lucht. Om 3.25 uur daalde de machine op het ver van het clubhuis gelegen gedeelte van het terrein. De proeven hebben betrekking op een uit vinding van ir. Arnold. De inspecteur van de luchtvaart, ir. van der Heyden, woonde de proeven bij. Volgens verschillende bladen moet men over 't resultaat van de proef, waarmede men zeer geheimzinnig was, tevreden zijn. In de zes uur, welke de machine in de lucht is geweest, had de motor 62 liter petroleum gebruikt. Had men benzine gestookt, dan zou veel meer zijn verbruikt. Behalve dat petroleum veel goedkooper is dan benzine, beeft het nog vele andere voor- deelen voor het luchtverkeer, waarvan zeker wel één der voornaamste is, dat het veel min der brandbaar is dan de tot nu toe steeds ge bruikte brandstof. KOERSEN NEDERLANDSCH CLEARING- INSTITUUT. 's-GRAVENHAGE, 31 Maart. Koersen voor stortingen op 1 April 1938 tegen ver plichtingen luidende in: reichsmarken f 72.52; lires f 9.39; peseta's f 10.50; Turksche ponden f 1.44. EERSTE KAMER. (Adv. Ingez. Med.) velde trok tegen het duffe, het banale, het leege en ziellooze van onze literatuur. Hij heeft het niet gelaten bij het afbreken van het oude, het door de „officieele" literatoren zoo hoog geprezene; hij bouwde ook op, hij wees door zijn lichtend voorbeeld den weg naar de schoonheid. Zijn eerste werk, sonnetten en dramatische fragmenten, is een monument in onze letterkunde. Of liever juist géén monu ment, want zijn verzen zijn niet als koud, dood marmer, maar levend door de vurige schoon heidsdrift van zijn dichterlijke natuur. Wij zijn hem onmetelijken dank verschuldigd voor deze eerste, waarlijk-gróóte poëzie, waarmee hij de Nederlandsche dichtkunst, die tiental len jaren hoogstens middelmatig, maar meest al ver beneden de middelmaat was gebleven, met één slag op wereld-niveau bracht. Wat er dan ook na 1894, na dien eersten rij ken bloei zijner poëzie, gebeurd is, kan buiten beschouwing blijven. Zelfs al zou het waar zijn, zooals vaak echter lang niet terecht beweerd wordt, dat Kloos het na de vroege sonnetten niet verder gebracht heeft dan een waardeloos gestamel, dan nóg blijft hij en zal hij steeds blijven een gróót dichter, juist door die schoone verzen zijner jeugd. Voor ons jongeren is de beweging van 1880 historie geworden, een romantisch, wazig, welhaast onwerkelijk verleden. Niet echter het wérk van de „Tachtigers". Het moge dan al eens gebeuren, dat het voor het nieuwe, het actueele op den achtergrond wijkt, het be houdt evenwel een eere-plaats in ons hart, En het is zeker, dat nog altijd de beweging van '80 de grondslag is van de moderne litteratuur. Natuurlijk zijn in den loop der jaren vele idealen der „Tachtigers" verlaten. Panta rhei, alles stroomt, alles verandert immers voort durend. Maar uit de kern van hun ideeën zijn de levenssappen gevloeid, die óók de jongste loten der Nederlandsche poëzie voeden.' Laten wij er alleen maar eens aan denken, dat het de mannen van '80 zijn geweest, dat het Kloos is geweest, die den Nederlanders weer bij bracht, dat „de poëzie geen zachtoogige maagd is, die, ons de hand reikend op de levensbaan, met een glimlach leert bloemen tot een tuiltje te binden en zonder kleerscheuren over heg- gefi heen te stappen...,", „doch een vrouw, fier en geweldig, wier zengende adem niet van ons laat, die ons bindt aan haar blik, maar opdat wij vrij zouden zijn van de wereldzorg. die hart en hoofd in bedwelming stort, maar ook den drang en de kracht schenkt, zich weder op te richten tot reiner klaarheid dan tevoren, die de hoogste vreugde in de diepste smart, doch tevens de diepste smart in den wellust van de pijn verkeert, en tot bloedens toe ons de doornen in het voorhoofd drukt, opdat er de éénige kroon der onsterflijkheid uitbloeie." Zoo'n ontboezeming was noodig in 1882! Willem Kloos is dood en „de klokken luien hem uit", maar, zooals hij zelf reeds vroeg ge zien heeft: zijn geest kan niet sterven, doch zal voortleven in zijn poëzie: Ik ga dan stil, tevreden en gedwee, En neem geen ding uit al dat leven mee Dan dees gedachte, gonzende in mij om: Men moet niet van het lieve Dood-zijn ijzen: De doode bloemen keeren niet weerom, Maar Ik zal heerlijk in mijn Vers herrijzen! De bloeiende Bollenvelden. Evenals het vorige jaar heeft de K.N.A.C. ook dit jaar weer een specialen inlichtingen dienst georganiseerd, waardoor het mogelijk is gemaakt, dat men in tal van plaatsen in ons land de „laatste berichten' met betrek king tot den stand van de bolgewassen kan verkrijgen. De bijkantoren en agentschappen van de K.N.A.C. zijn in dezen dienst ingeschakeld teneinde het publiek van voorlichting te die nen. Aldaar zal men ook gratis een vouwblad kunnen verkrijgen waarop het wegennet van ons bollencentrum in kaart is gebracht. Het ligt in de bedoeling een zelfden dienst te or- ganiseeren wanneer de vruchtboomen in de Betuwe, Zeeland, den Beemster en Zuid- Limburg in bloei zullen staan. Inlichtingen zijn te verkrijgen Dij hel se cretariaat van de K.N.A.C. in Den Haag. Een der ergste fouten die in een' film kan voorkomen is, dat de personen handelen zon der motief. Wanneer het publiek zich gaat af vragen: .Waarom in 's hemelsnaam doet die man dat?", is het doodvonnis over de film ge veld. Geen regisseur waagt zich op het oogen- blik meer aan een rolprent, waarin niet alle daden behoorlijk verantwoord zijn. Zorg er dus voor dat de held niet in het wilde weg dingen doet, waarvan niemand iets snapt, maar laat hem handelen op begrijpelijke en voor het publiek aanvaardbare wijze. Een der geliefdste motieven is: de wil om te slagen. Geef als filmauteur uw held een flinke dosis energie en een groot doorzettingsver mogen mee, maar stel dat voortdurend op de proef. Laat de toeschouwers zien dat zijn on verzettelijke wil, datgene te bereiken wat hij zich als ideaal gesteld heeft, alle hinder palen uit den weg kan ruimen. In het dagelijksche leven hebben wij tal van motieven voor onze daden en het is zelfs een doodgewoon verschijnsel dat we juist niet doen wat we vast van plan waren wél te doen. Het is duidelijk dat zulke ingewikkelde gevallen in de film niet thuis hooren. Geef de personen eenvoudige karakters en laat ze handelen zooals volgens dat karakter logisch is. Naar de meening van Frances Marion heeft de schrijver van filmverhalen zich ook te be moeien met de dialoog. Kort, pittig, geestig, karakteristiek voor den persoon die spreekt, ziedaar enkele eischen. Maar denk niet, dat mocht uw scenario genade vinden in de oogen van een filmagent en zijn weg vinden naar de studio er veel van uw tekst zal overblijven. Toch is haar aanwijzing van waarde. Zinnen als: „zij protesteerde heftig" of „hij overlaadde haar met verwijten",, be- teekenen niets. Laat mevrouw haar protest maar in één zin samenvatten en laat den man zeggen wat hij op zijn hart heeft. Natuurlijk krijgen de hoofdpersonen het meest te spre ken en het is een bekende fout van beginne lingen dat zij het publiek in de war brengen door aan bijfiguren teveel tekst in den mond leggen. De toeschouwer zou daardoor zijn aan dacht te veel op de bijrol gaan vestigen en dat mag niet. Het evenwicht in de film wordt dan verbroken en dat is fataal voor het suc ces. Vandaar dat scènes die niet bijdragen tot het voortschrijden van de handeling mee doogenloos geschrapt moeten worden. Hoe aardig of ontroerend ze ook zijn, het blauwe potlood moet aan het werk. Eenheid is nood zakelijk en alle tierelantijnen zijn verwerpe lijk. Alles wat gedaan en gezegd wordt, moet dienen om het verhaal voorwaarts te drijven, om het hoogtepunt voor te bereiden. Die voor bereiding moet zoo geschieden dat het pu bliek van de groote scène aan het slot kan genieten, zonder dat zijn aandacht wordt af geleid. Als bijv. de held aan het eind van de film de heldin gaat schaken per vliegmachi ne, moet de toeschouwer hem vroeger al een vliegtuig hebben zien besturen. Anders denkt hij„Hé. kan hij ook vliegen? Ik wist niet dat hij aviateur was. Wordt er iemand doodge schoten, dan hoort het publiek te weten dat er een revolver beschikbaar is. Herinner u eens hoe vaak u in een film dat dreigende wapen in een bureaulade hebt zien liggen! Dat was opzet. U moet op het schieten letten en u moogt niet denken: „Gut, waar haalt hij zoo gauw dat pistool vandaan?" Natuurlijk is het prachtig wanneer het film verhaal de nieuwsgierigheid van den beroeps lezer opwekt, wanneer hij dadelijk, op de eer ste bladzijde al, getroffen wordt door den ori- gineelen of raadselachtigen opzet. Des te groo- ter zal zijn teleurstelling zijn. wanneer zijn nieuwsgierigheid niet wordt bevredigd. Geen schrijver heeft ooit succes gehad, die poogde zijn publiek bij den neus te nemen. En u kent waarschijnlijk het katterige gevoel dat men krijgt als de detective-roman die zoo span nend begon een onbev> -h'gend slot bleek te hebbm. Als u begint uv\ 'liek een moord te Deloven, moet u dien muord ook geven. Dat is billijk. Wat wil het publiek? Maar in één opzicht verschilt het filmver haal volkomen van de detective-roman. De ro manschrijver houdt de oplossing geheim voor den lezer tot de laatste bladzijde. De film auteur moet zijn publiek zoo gauw mogelijk op de hoogte stellen. Het schijnt veel interessan ter te zijn den held te zien ontdekken wat wij al weten, dan met hem in het duister om te dolen. Alleen het hoe en waarom moet men niet verklaren. Probeer u de film „De on zichtbare man" maar eens voor den geest te halen! De schrik der menschen op het witte doek en hun angst voor de wonderlijke ge beurtenissen, die zich plotseling in hun omge ving afspelen, zijn voor het publiek pas belang wekkend, wanneer het weet dat hier een man, die het vermogen heeft zich onzichtbaar te maken, aan het werk is. De spelers zien een zwevende sigaret, worden gebombardeerd met allerlei voorwerpen, van de trap gegooid en op den openbaren weg mishandeld. Wat er met hen gebeurt, begrijpen zij niet. Wij, bioscoop bezoekers, zijn ingelicht en omdat wij weten uit welken hoek de wind waait, slaan we de ontwikkeling der gebeurtenissen geamuseerd gade. De spanning wordt niet verminderd; hoe het verhaal zal afloopen weten wij immers ook niet. Uit dit laatste voorbeeld blijkt tevens, dat de emotie die de toeschouwer ondergaat een geheel andere is, dan de emotie die ons ge toond wordt. De acteurs in „De onzichtbare man" zijn voortdurend doodsbenauwd, wij roo- ken onze sigaret en lachen. Zoo wekt wreed heid in de film verontwaardiging en leed me delijden. De filmauteur moet er zich voortdu rend rekenschap van geven welke gevoelens hij bij zijn publiek wil wakker roepen en er zich voor hoeden de toeschouwers lang ach tereen in een mineur-stemming te houden. Daarbij moet hij er aan denken, dat een tra gische scène die in meters celluloid precies even lang is als een komische, den indruk maakt ongeveer tweemaal zoo lang te zijn. Is het dus mogelijk na een deel van de t raglsche scène de camera op iets vroolijks te richten en dan weer tot het eerste onderwerp terug tê keeren, verzuim het niet. U vermijdt daar door dat een deel van de film gerekt wordt Bovendien maakt u door het contrast de be doeling duidelijker. De menschen willen leed alleen zien in tegenstelling tot geluk. Licht is nu eenmaal prettiger dan duisternis, maar een beetje duisternis leert ons het genot van het licht weer extra waardeeren. Zij wier dagelijksch werk het is manus cripten te lezen, hebben een zoo groote erva ring, dat zij na een halve bladzijde meestal reeds weten of ze met het werk van een prut ser te maken hebben of met dat van iemand die begrip heeft. In het laatste geval zijn zij bereid over allerlei tekortkomingen heen te stappen. Welke de grofste fouten van den amateur filmauteur zijn, zal ik u aan de hand van Frances Marions boek in een slot-artikel uit eenzetten. P. H. SCHRÖDER. De Baud verloren? Aneta meldt uit Batavia: 'Tengevolge van het steeds slechtere weer, gepaard met hooge zee, is de Baud hooger op het rif geslagen, waar het schip in den nacht van Zaterdag op Zondag j.l. is gestrand. De gezagvoerder heeft vandaag bij hoog water ?en poging gedaan om het schip vlot te bren gen, hetgeen niet gelukt is. De omstandigheden, waarin het schip ver veert, alsmede het weer zijn van dien aard, lat van verdere pogingen tot vlotbrengen ;eep succes mag worden verwacht. In ver- jand hiermede heeft de gezagvoerder van ie Baud instructies gekregen om het schip, 'at als verloren moet worden beschouwd, te erlaten. Alle menschen die nog aan boord 'aren zijn overgegaan op de Albatros. Di »ost en passagiersgoederen zijn reeds giste ren in veiligheid gebracht. De heer ter Haar tegen industriali satie en ordening. DEN HAAG Donderdag. Nadat gisteren van R.K. zijde het agrarische geluid was gehoord, kregen we heden een paladyn van de industrie te genieten, toen de heer Blomjous van leer trok omdat er vol gens hem juist, b.v. bij het aangaan van han- deLsaccoorden te veel met landbouw (en met Indië), te weinig met de industrie rekening wordt gehouden. Natuurlijk haalde deze se nator zijn protectionistisch stokpaardje weer voor den dag, waarop hij als een razende Roe- landt voortholde. Drastische invoerrechten zijn volgens hem noodig, willen we ooit van de groote werkloosheid kunnen afkomen. Een tarief met vaste basis voor onze nationale producten is z.i. je ware. Kortom hij wenschte, dat de Minister zoover zal gaan, dat zonder schroom het woord protectionisme gebezigd kan worden. Hiervan moest echter de heer ter Ha ar (c.h.i nu juist niets en niets hebben. Qpze drukte er zijn leedwezen over uit. dat de lijn al in te sterke mate in protectionistische richting is omgebo gen. Bijkans alle contingenteerings- maatregelen zijn helaas gehandhaafd en nu dreigt het nog grootere gevaar van verhoogde invoer rechten Men diende (Ch- Hirt üni.) toch wc: te beden- ken, dat een kleine staat ze if slechts kleine klappen kan toebren gen. echter op zijn beurt aan groote klappen bloot staat en met Dr. Colijn, die hierover nog niet zoo lang geleden in een bijeenkomst in Amsterdam woorden naar het hart van den heer ter Haar had gesproken, was hij het ook eens, dat voor ons land exporteeren een eerste levensbelang is en dat eontingenteeringen nog altijd te verkiezen vallen boven hooge invoer rechten. Deze laatsten nemen bovendien de rem tegen een te hoog kostenpeil weg. Wat de Regeering nu wil, aldus deze spreker (die tevens niet bijster gesteld bleek op industria lisatie, welke hij een dure en armoedige kas plant noemde) is evenzeer verwerpelijk als on- noodig en doet de vraag rijzen naar welk moe ras we zoodoende gaan. Ordening lachte hem evenmin toe. vooral niet wanneer men aldus meer en meer her leving van het gildewezen aankweekt en men naar het stelsel van gesloten bedrijven gaat wat tot prijsopdrijving leidt. Tenslotte kwam hij nog op voor de belangen van onze groote havens, Amsterdam en Rotterdam, waaraan later eveneens de heer Nivard 'R.K.) de noo- dige aandacht wijdde. Deze bleek er verder be hoefte aan te hebben uiteen te zetten in hoe verre zijn partij en de sociaal-democraten van wie ook de heer v. d. Bilt nog een orde ningsfanfare blies met betrekking tot or dening geenszins hetzelfde beoogen. Van den heer M a ars in g (nat. soc.) vernamen we. dat in den toekomstigen nat. soc. staat de landbouw nummer één zal zijn, dat het niet aanging dat Philips en. Unilever zulke hooge winsten maken en dat de boeren het moeten hebben van de „volksche gedachte". Zijn par tijgenoot v. Bönninghausen vertelde nogmaals dat de N.S.B. aan de werkloosheid een einde zal maken en onthaalde verder het gehoor op beschouwingen, welke door Minister Steen- berghe als een soort verkiezingsrede werden gequalificeerd. Uit hetgeen deze bewindsman heden zeide (Vrijdag zet hij zijn rede voort), stippen we aan. dat bij er op wees, dat we met de bestrij ding van het mond- en klauwzeer op den goe den weg zijn. dat de drie centrale landbouw organisaties het initiatief hebben kunnen ne men tot de oprichting van de pachtbureaux, dat er helaas weinig Nederlandsche landbou wers zullen zijn, die nog naar Zuid-Amerika willen en met succes kunnen emigreeren. Wat niet wegneemt, dat de Regeering met emigra tie-mogelijkheden rekening houdt. Mr. Jan sen (R.K.) kreeg te hooren, dat de nieuwe Jachtwet nog in studie is en dat hetzelfde gold t.a.v. de natuurbeschermingswet; met het voor ontwerp daarvan had de Minister zich niet kunnen vereenigen. Het vraagstuk van de boter- en margarine- prijzen is nog niet opgelost. Door verlaging van de crisisheffingen moeten de kosten van levensonderhoud omlaag, doch als Mr. Steen- berghe den boterprijs naar beneden brengt, zal het Landbouwcrisisfonds de nadeelen vermindering van een belangrijke, onmisbare, bijdrage van een dergelijken maatregel onder vinden. B. v. R.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 9