Een goede zakenvrouw
Vroeger dan vorige jaren is thans reeds Vrijdag te Maastricht de bijen-
markt gehouden, waar de bijenliefhebbers hun hart konden ophalen
De commandant der koloniale reserve
te Nijmegen, de kapitein der infanterie
van het Kon. Ned. Indische Leger, L.
A. van den Berge, zal 1 Juni a.s. van
het commando eervol ontheven worden
en naar Ned. Indië terugkeeren
Een traditioneele
plechtigheid. Aan
het Vrijheidsbeeld
op de Nieuwe
Markt te Rotter
dam zijn Vrijdag
avond eenige kran
sen gehecht, waar
van hierboven een
foto
De eerste inschrijving van Sumatra-tabak had Vrijdag in
Frascati te Amsterdam plaats en ging met de gebruikelijke
drukte gepaard
Een mooie polstok-sprong tijdens de jaarlijksche atletiek
wedstrijden der Harrow school (Eng.). De traditioneele
stroohoeden ontbraken evenmin op het sportfeest
De bekende Rotterdamsche voetbalvereeniging Sparta herdacht Vrijdag haar 50-jarig be
staan, ter gelegenheid waarvan door den voorzitter van den K.N.V.B., dr. Van Prooye.
aan de jubileerende vereeniging de K.N.V.B.-wimpel werd uitgereikt
Nieuwe landsverdedigers in actie. - Zóó nieuw was het nieuwe voor de
nieuwelingen der lichting 1938 niet, óf de eerste militaire boterham werd
met smaak verorberd
FEUILLETON
door HERMAN ANTONSEN.
18)
Ze overstroomden tenslotte 't voor- en achter
dek, het sloependek, het promenadedek en
stonden opeengedrongen langs de verschan
sing te kijken naar de bemanning van Mar-
ston's reddingssloepen, die trots uitputting
met bovenmenschelijke inspanning hun sloe
pen op en af roeiden.
Nu sprongen er ook mannen van de Do-
linda af. Ze waren overspannen van het
wachten geworden. Enkelen werden uit het
water opgepikt; anderen slaagden er in al
zwemmende zoo dicht de Marinoco te nade
ren, dat men hun een touw kon toegooien
en aan boord hijschen. De oude Marston
braakte vreeselijke verwenschingen uit.
..Die drommelsche idioten!" brulde hij. Op
die manier verdrinken ze zeker! Wat man
keert dien sukkels van officieren daar aan
boord? Zeg, dien kapitein, dat hij zijn lui
in bedwang moet houden. We hebben tijd
genoeg, als we niets verliezen moeten met
hier en daar drenkelingen op te visschen!"
Het andere schip zonk steeds dieper. De
lagere dekken werden reeds geheel over-
suoeld. Het helde gevaarlijk over en de
rêddingsbooten hingen onbruikbaar in de
davits. De meeste passagiers en het grootste
deel der bemanning waren reeds van boord.
De laatste sloepen kwamen binnen. Een der
officieren kwam aan boord van de Marinoco
en meldde zich bij Marston.
„Kapitein Rogers wil het schip niet ver
laten, mijnheer!"
„Hij is een dappere kerel, maar ik laat me
hangen, als ik wegvaar, als hij of iemand
anders nog levend op die schuit zit. Er zijn
twee kruisers van Bermuda hierheen op weg.
Misschien treffen ze dat schip nog drijven
de aan, maar misschien ook niet. Ik kan hier
niet veel langer blijven".
Hij greep zijn scheepsroeper en brulde te
gen Haley, wiens sloep langszij lag:
„Meneer Haley! Zeg tegen die kerels op de
Dolinda, dat ze kapitein Rogers meenemen,
al moeten ze hem er af sleepen. Ga er heen
en doe het zoo nooaig zelf!"
Kort daarop zag hij, hoe de kapitein met
geweld van zijn brug weggesleept werd. Toen
hij aan boord van de Marinoco aankwam,
was hij een verwilderde, uitgeputte man, die
urenlang helsche martelingen had door
staan. Hij werd naar de kapiteinshut ge
bracht, waar hij bewusteloos neerviel. Ma-
ston riep den marconist.
„Sein rond, dat we alle menschen gered
hebben", beval hij op vermoeiden toon. „We
zijn tweehonderd mijl ten zuidwesten van
Bermuda en koersen daar regelrecht op
aan".
De Marinoco lag nu klaar om weg te ste
venen. Zeshonderd vijftig menschen waren
aan boord genomen sedert den vroegen
morgen. Hij keek naar de Dolinda. Het schip
lag daar als een speelbal der golven en zonk
voortdurend dieper. Met een brok in zijn
keel salueerde de oude Marston met een
langgerekten stoot van zijn stoomfluit. Naar
den kelder! Die schuit was wel ongelukkig
geweest.
Valentine kwam de brug op en Marston
keek haar koeltjes aan. Zoohij was dus
te oud geweest, om verantwoordelijkheid te
dragen, hè? Hij mokte tegen haar als een
kleine jongen. Zij glimlachte.
„Bvvo. kapitein! U bent een bewonderens-
waai re oude kerel, weet u dat wel?"
..Oud!" bromde Marston. .Kom, ik kan nog
nauwelijks goed loopen
„En vier en zestig", mompelde Valentine.
„Lieve hemel!"
Hij nam haar scherp op. Haar gewelfde
geestige mond, haar donkere spottende
oogendie begonnen het den ouden Mar
ston duidelijk te maken, dat hij aldoor een
ietwat verkeerden kijk op haar had gehad.
,.Ik magbegon hij uit te vallen. Plot
seling begonnen Valentine's lippen te trillen.
Haar oogen glansden onnatuurlijk. Met den
grootst mogelijken eenvoud en hartelijke na
tuurlijkheid sloeg ze haar armen om zijn nek
en verborg haar gezicht tegen den ruwen
kraag van zijn jekker. De oude Marston
schraapte zijn keek en keek erg overbluft.
„Ik k-k-kan er n-n-niets aan doen", zei ze
met gesmoorde stem. „Ze wilden de reederij
bankroet laten gaan. u van boord halen. Ze
wilden uw schip opleggen, kapitein. W-w-
wat een bru-brutaliteit van d-die lui!"
De oude Marston aarzelde nog even en
klopte haar dan bemoedigend op haar schou
der. Haar glanzende rossige haar kriebelde
hem in zijn gezicht en heel haar jonge
lichaam schokte.
„U bent doodop, miss", zei hij.
„Ik voel me best!" zei Valentine. ..Ik ben
zoo trotsch op u en uw bemanning.ver
draaid kapitein, dat meen ik!"
„Bedaard aan, miss", zei kapitein Marston
en klopte de directrice vair de reederij va
derlijk op haar schouders. ,.U bent zelf
hmhmook nog zoo min niet! Ik
denk. dat de Blairs het me niet kwalijk zou
den nemen, als ik nog een tijdje onder u
bleef varen".
Ze hief het hoofd op en keek hem met be
traande oogen heel hartelijk aan.
„U gaat uw plechtanker dus niet te lover
uitgooien?"
De oude Marston keek beduusd.
„Ik ben er nog niet. geschikt voor om viool
tjes te gaan poten", zei hij brommerig.
„Maar ik verdraai het toch ook een apen-
pakje aan te trekken en
Hij liep met vlugge passen naar zijn hut
toe, voordat het meisje zijn gezicht goed kon
zien. Als ze hem zóó aankeek, dan wist
Marston in het scheepvaartreglement niets
te vinden, waaraan hij houvast had.
Macey, de eerste officier, kwam doornat en
doodop de brug op. Hij tikte tegen zijn pet,
toen hij haar zag staan.
„Hard werken, niet waar miss Ransome?"
zei hij. „Bijna den eersten den besten keer
alle plaatsen volgeboekt!"
Valentine dacht opeens aan den jongen
matroos, die overboord geslagen was en voor
haar de verpersoonlijking vormde van de ge-
heele moedige bemanning. Ze vroeg Macey
of hij hem kende.
,Het is een van de matrozen", antwoord
de hij. „Wie het was, kan ik me niet precies
herinneren. Ik weet alleen, dat ik stomver
baasd stond, toen hij nog heelhuids aan
boord geheschen werd".
„Ik zou hem graag eens spreken", zei Va
lentine.
Macey zou naar beneden gaan. zoodra hij
droge kleeren had aangetrokken.' Hij beloof
de, den matroos dan bij haar te zenden.
De mannen in het vooronder waren al
even doornat en uitgeput als Macey zelf. Jo
nathan Blair probeerde uit zijn doorweekte
kleeren te komen, wat hem moeilijk viel, om
dat hij een vinger had gekneusd bij het ra
zend harde werken. Die vinger hamerde als
een stoommachine en hij moest hem nu en
dan in de hoogte houden. Maar hij zag er
overigens erg tevreden en gelukkig uit.
Macey bleef even staan bij het luikt naar
het vooronder.
„Wie heeft dien riem in mijn boot ge
broken bij onze eerste reis?" vroeg hij.
„Degene, die dat geweest is. moet bij miss
Ransome komen", zijn blik viel op Jonathan.
„Zeg, Bliss, was jij dat niet?"
„Ik?" vroeg Jonathan weifelend. „Hm....
ja, dat kan wel
Macey knikte. „Nou, ga dan. De dame
wacht op je".
Hij ging verder. Jonathans gevoel - van wel
behagen verdween op slag. Hij fronste de
wenkbrauwen. De dame wachtte op hem
was het zoo niet? Nou, die dame kon wach
ten tot den laatsten dag, wat hem betrof.
„Zeg Bliss", zei Ludlow, „Miss Ransome
wacht op je. Dat wil zeggen, meteen gaan.
Orders van de directie, joggie. Schiet wat op".
„Ik zou er niets op tegen hebben, orders
van die dame te krijgen", merkte een der
anderen op.
Jonathan had bijna gezegd, dat Miss Ran
some hem geen orders had te geven, maar
hij hield zich nog op tijd in. Abias Bliss kon
zoo iets niet zeggen!
Daar zat hij leelijk tusschen! Hij liet zich
net zoo lief doodschieten, dan iets met de
directrice te maken te hebben. Hij kookte van
woede alleen reeds bij die gedachte. Hij
mocht dan hebben gemonsterd uit een soort
plichtsbesef tegenover de maatschappij, maar
het ergste wat hem wel overkomen kon was.
dat hij voor haar als 'n gewone matroos zou
moeten salueeren in de houding. Hij kreeg
er kippevel van.
Stilletjes trok hij Albert Wimple, die zoo
tuk was op haar bevelen, ter zijde.
„Luister eens", zei hij, gedempt sprekend,
„als jij eens in mijn plaats ging?"
„Ik niet", was het antwoord. „Ze moet jou
hebben. Bliss. Jij bent de man!"
„Ze weet heelemaal niet eens, wien ze heb
ben mot. Hoor eens, Wimple, als jij in mijn
plaats gaat, dan krijg je tien dollar van me".
Wimple was overbluft.
„Tien dollar?" vroeg hij ongeloovig.
„Dat is het me waard", zei Jonathan hef
tig. „Ga jij naar boven, Wimple en salueer
voor de kleine kolonel van het regiment!"
Tien dollars waren tien dollars. Wimple
ging zonder er verder over te praten naar
boven. Hij vond Valentine op de brug
feitelijk het eenige plekje op het schip, waar
je nog vrij kon ademhalen.
„U wenschte mij te spreken, miss?" vroeg
hij.
(Wordt vervolgd).