BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Beste KLEINE ZUS. Wel meisje hoe gaat
het op de fröbelschool? Ga je er graag heen
en heb je al iets moois gemaakt? Als je op
theevisite komt, moet je dus een op school ge
leerd liedje voor me zingen. Dag Kleine Zus.
Lief ROZEKNOPJE. Flink zoo zeg. Je hebt
me nu eens een lange brief geschreven. Pret
tig dat je me trouw wilt blijven schrijven. De
uitvoering van de mondorgelclub was dus een
Bonte avond in het klein. Tooneel. muziek,
dans, enz. Nog wel gefeliciteerd met je zus.
Dag Rozeknopje.
Beste VERONIKA. Je hebt zeker wel m'n
kaart ontvangen? Heb je een prettigen dag
gehad? Heerlijk dat je je briefje zoo vroeg
hebt ingezonden. Ik behoef nu niet alle
briefjes op Woensdag te beantwoorden, maar
kan reeds eerder met het werk een aanvang
nemen. Je zus schrijft steeds tonneelstukje
inplaats tooneelstukje. Ze maakt meer fouten
o.a. montorgelclub inplaats van mondorgel
club. Wil je haar de woorden eens goed voor
schrijven? Dag Veronika.
Best TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk
dank voor je mooie teekeningen. Jij doet je
naam eer aan zeg. Zoo is de fiets weer van
zolder gehaald? Zal je vooral voorzichtig' doen
op de fiets. Goed uitkijken, richting aange
ven, enz. Hoe brei je de poppensprei? Recht,
averecht of een bepaald patroon? Veel succes
met je werk. Dag Teekenaarstertje,
Lief KRULLEKOPJE. Je serpentinewerk
heb ik ontvangen. Je was mooi op tijd. Je
mag Donderdag met je kussen komen, 'k Zal
je dan verder helpen. Vergeet je vooral je wol
niet. Mag ik de popjes door Bep ge teekend
zonder armen of beenen in het vervolg in
validen noemen? Dat is niet onaardig be
dacht, maar ik ontvang liever teekeningen
waar geen invalide personen op voor komen.
Prettig dat je me zoo vroeg je briefje hebt
gebracht. Wil je je moeder m'n groeten te
rug doen? Dag Krullekopje.
Best ZWARTKOPJE. Het kussen zal ik
voor je koopen. A.s. Woensdag mag je om 12.30
even bij me thuis komen. Ik zal je dan met je
werk helpen. Prettig dat je Fransche les op
school krijgt. Zoo heel druk zal je het er niet
door krijgen. Je leert gemakkelijk en dan kan
er altijd nog wel een beetje leerwerk na
schooltijd bij. Als Jannie V. ook een kussen
moet. maken, ik heb nog geen antwoord van
haar, dan mogen jullie samen komen. Jullie
kunt dan tegelijk beginnen en gezellig samen
afwerken. Tot ziens. Dag Zwartkopje.
Best JASMIJNTJE. Ja de club komt voor-
loopig niet meer bijeen. Alle leden schrijven
dat ze het erg jammer vinden. Ik vind het
echter beslist verkeerd om in de maanden dat
kinderen na schooltijd buiten kunnen zijn,
binnenshuis club te houden. We komen ech
ter nog vaak genoeg bijeen om buiten te
handwerken, enz. Prettig dat je me trouw
wilt blijven. Nog wel gefeliciteerd met je moe
der. Wil je haar ook namens mij felicïteeren?
Dag Jasmijntje.
Best HANDWERKSTERTJE. De nieuwe
wol heb je inmiddels ontvangen. Ik denk dat
je er een heel eind mede toe kunt komen. Zoo
is Truida van school. Jammer dat ze niet
naar de U. L. O. gaat. Ze moet nu zeker thuis
aanpakken en haar moeder helpen. Wat zal
je tante nu vlug klaar zijn zeg. Dag Hand-
werkstertje.
Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Pret
tig dat je nu op de U. L. O. gaat. Je moet
maar goed je best doen zoodat je volgend jaar
naar de tweede klas verhuist. Heb je de afge-
loopen week veel huiswerk gehad? Truida
heeft je verlaten schreef Gré me. Als ze later,
wanneer het te laat is, maar geen spijt heeft
van haar vroeg van school gaan. Veel succes
met je werk. Dag Zusjesbeschermstertje.
Lief MADELIEFJE. Je vriendin en jij
willen dus het zelfde kussen maken en tege
lijk beginnen? ik vind het best hoor. Komen
jullie a.s. Woensdag om 12.20 maar even bij
me thuis. Kussens en wol heb ik dan gekocht
en zal jullie met het werk helpen. In de a.s.'
vacantie hebben jullie dan een prettig werkje.
Prettig dat de foto die voor je moeders ver
jaardag gemaakt is, goed is uitgevallen. Ja
voor jou was de club al erg gauw afgeloopen.
Als je me echter trouw blijft kan je met Oc
tober direct komen en kan je er dan een half
IN DE BERGEN
De paarden kennen het gevaar,
Ze loopen rustig achter elkaar.
De beide jongens op hun rug.
Rijden zoo veilig naar huis terug.
De weg is lang, de berg is steil
Ze eten hun boterham onderwijl.
De beide jongens rijden vlug.
Zoo naar hun moeders huisje terug.
jaar van profiteeren. Je verjaardag heb Ik
genoteerd, 'k Zal je een kaart sturen. Dag
Madeliefje.
Best CROCUSJE. Ja, meisjelief dat is
niet anders. Wie een vreemde taal wil leeren,
moet woordjes leeren. Daar ontkomt men
niet aan. Nu lijkt het gauw erg veel voor je
omdat je niet gewend bent huiswerk te ma
ken. Je krijgt op school niet vaak huiswerk
mede en als je het krijgt is het toch altijd
zeer weinig. Heb je je haakzijde al gekocht?
Dag Crocusje.
Lief REPELSTEELTJE. Met het vragen
van visite houd ik altijd rekening met vrien
dinnetjes, enz. Ik zal er ook aan denken jou
en je zus gelijk met Jasmijntje te vragen. Je
hebt dus m'n antwoord uit de courant begre
pen al heeft de zetter inplaats van haken,
schaken gezet. Voor het begin heb ik wel ga
ren voor je. Dag Repelsteeltje.
Best GOUDHAARTJE. Je hebt dus heel
veel kaarten met je verjaardag ontvangen.
Wel prettig zooveel belangstelling. In m'n
briefje vooraf staat wanneer je het Paasch-
stukje kunt komen halen. Zal je niet verge
ten te komen? Dag Goudhaartje.
Lief ZILVERMUILTJE. Steeds lees ik
maar „jammer dat er geen club meer is" of
„ik wou dat het maar weer October was, dan
kon ik weer naar de club", enz. Natuurlijk
vind ik het heel prettig dat alle clubleden de
bijeenkomsten graag bezochten en nog graag
zouden bezoeken. Vanaf begin April tot Oc
tober houd ik echter nooit club omdat ik het
noodig vind dat de vrije uurtjes dan zooveel
mogelijk buiten doorgebracht worden. We ko
men echter van tijd tot tijd nog wel bij elkaar
en dan mag je ook van de partij zijn. .Dag
Zilvermuiltje.
Lief ZONNETJE. Jij mag met je zusjes
bij mij je Paaschstukje komen halen. In m'n
briefje vooraf lees je wel wanneer. Dag
Zonnetje.
Best ZONDAGSKIND. Lizetta was er
achter zeg. Ze wou dus direct maar gaan
smullen. Dat je de smulpartij niet toestond
kan ik begrijpen. Het kussen haal je dus, zoo
als we hebben afgesproken, na de Paasch-
vacantie. Wol hoop ik dan ook voor je zus te
hebben. Dag Zondagskind.
Best GOUDMUILTJE. Prettig dat je me
trouw blijft schrijven en dat Adrie je briefje
steeds voor je mee wil nemen. Heeft je moe^
der je weer verwend. Lakschoenen vind ik
erg mooi. Je moet er echter heel voorzichtig
mede zijn en ze vooral niet op onze wandel
middagen aantrekken. Dag Goudmuiltje.
Beste HECTOR. Wet fijn zeg dat je dui
ven jongen gekregen hebben. Zoo heb je
spoedig een uitgebreide duivenfamilie. Waar
komt de duif, die je weg gaat geven, van
daan? Prettig dat je vriendje ook zoo'n na
tuurvriend is als je zelf bent. Is hij ook hij je
aan de padvinderij? Je hebt je jampot met
eigenaardige jam gevuld. De kikkerdril is
toch zeker niet voor je boterham bestemd
wel? De salamanders in het weckglas worden
toch zeker niet met het oog op een vleesch-
loos tijdperk geweckt?
'k Krijg kippenvel als ik er aan denk brr.
Ik moet je de groeten van je Ermelosche
vrienden doen. Dag Hector.
Beste POLLY. Vriend, gaarne zou ik aan
je verzoek willen voldoen, wanneer het mij
mogelijk was. Met geen mogelijkheid echter
kan ik de. door je opgeschreven rebus, op
lossen. Prettig dat je het zoo goed maakt. Hoe
ik het maak? Wel jongen zoo gezond als een
visch, wanneer ze nog niet gebakken is. Wat
heb je al moeilijk rekenwerk te maken. Ge
lukkig dat je rapport ondanks je moeilijke
sommen, toch heel goed is. Het beste hoor.
Dag Polly.
Best KALFJE. Hoeveel kinderen gaan er
op de school te E.? Zeker lang niet zooveel als
op de school waar je in IJ. op ging? Heerlijk
dat je zoo'n lieve juf hebt. Ik geloof dan ook
graag dat je met pleizier naar school gaat.
Wanneer begint en eindigt je Paaschvacan-
tie? Wil je je ouders m'n groeten terug doen?
Dag Kalfje.
Beste BERENDMAN. Je vraagt me hoe
ik het maak? Wel vriend uitstekend, hoewel
lijdend aan tijdgebrek. In de a.s. vacantie wil
ik een week elders doorbrengen en moet voor
m'n vertrek nog heel veel in orde maken, dat
niet tot m'n thuiskomst kan wachten. De
cluburen in het gebouw staan tot October
stil. De leden vinden het heel erg jammer en
schijnen liever naar de club te gaan dan bui
ten te spelen. Gelukkig dat je rapport behoor
lijk was. Je groeten heb ik aan Hector over
gebracht. Dag Berendman.
Lief SPARRETJE. Gelukkig zeg dat je
weer op mag. Als het weer wat mooier Is en
minder koud, dan mag je zeker ook wel naar
buiten. Gezellig dat je ouders, wanneer ze
gelegenheid, hadden, je wat voorlazen. Hoe
staat het met de serpentine. Als je alles op
gerold hebt, geef je het je vader maar mede.
De rest komt dan van zelf in orde. Marietje
Verbeek heeft weer een vertelling bedacht,
'k Heb haar verhaal onder de rubriek laten
afdrukken. Je moet het maar eens lezen.. Het
beste hoor. Dag Sparretje.
Beste MOEDERS OUDSTE. 'k Vind het
heel vriendelijk van je dat je mij het geboor-
tebericht gezonden hebt. 'k Vind het schattig
en begrijp dat je moeder het graag bewaart.
Wanneer je je Paaschstukje komt halen, geef
ik je het meteen terug. Jammer dat je je
tante en neefje op je tocht naar Heemstede
niet thuis trof. Prettig dat je tante zich zoo
verdienstelijk maakt. Menschen die zulk werk
doen, kan men tegenwoordig niet missen. Tot
ziens. Dag Moeders Oudste.
Best ZWEMSTERTJE. Ja hoor de club
blijft bestaan. We komen voor October nog wel
eenige keertjes bijeen. Met October houden
we ons uurtje weer in het je bekende gebouw.
Heerlijk dat je overgegaan bent en nu in de
hoogste klas zit. Reinie is nu ook bij je op,
school, 'k Begrijp dat hij het fijn vindt. Je
moet maar veel met Greetje gaan rijden als
het weer mooi is en je niet iets anders te
doen hebt. Ze heeft de buitenlucht hard noo
dig. Tot ziens. Dag Zwemstertje.
Beste MARIETJE VERBEEK. Ik dank je
voor de ingezonden vertelling en zal haar on
der de rubriek laten afdrukken. Wil je, wan
neer je weer iets voor de courant schrijft, er
aan denken dat je het papier maar aan één
zijde mag beschrijven? Ik hoop voor je dat
men 't voor dezen keer aldus wil accepteeren
Nogmaals m'n dank. Dag Marietje.
BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES.
Onder de rubriek komt een verhaaltje voor
getiteld: „Het roode gietertje".
Dit verhaaltje is weer geschreven door Ma-
rietje Verbeek. Willen jullie mij in je eerst
volgende briefjes eens schrijven hoe jullie de
vertelling vinden?
De Paaschstukjes mogen de clubleden a.s.
Dinsdagmiddag om 5 uur aan m'n huis halen.
De nieuwe briefjes s.v.p. dan mede brengen
en afgeven. Met het oog op de vacantie moet
ik dit keer de briefjes vroeger dan gewoonlijk
in m'n bezit hebben.
Vooral Dinsdag niet te vroeg, maar ook niet
te laat komen.
Tot ziens
Veel groeten van
MEJ. E. VIJLBKIEF.
HET ROODE GIETERTJE.
Elsje was een klein meisje met blonde krul
letjes en roode wangetjes. Elsje was al acht
jaar en op de „groote school", maar ze leek
wel zes, zoo klein was ze.
Eén ding vond Elsje het allerfijnste en weet
je wat dat was? In haar tuintje werken! Ja,
ze had al een echt tuintje (een hoekje van
vader's turn) met mooie bloemen. Een eigen
harkje en een schop had ze ook. Vader had
eens een zakje met bruine bolletjes uit de
stad meegenomen. „Zaad" heetten die bolle
tjes. Vader had haar ook verteld, hoe ze moest
zaaien. Toen ze gezaaid had, duurde het héél
lang voordat er eindelijk plantjes uit den
grond kwamen. Eerst waren er maar alleen
héél kleine groene puntjes die boven den
grond uitstaken en Elsje kon niet begrijpen,
hoe daar nu ooit bloemetjes uit moesten
groeien. Maar Vader zei, dat het toch heusch
waar was en dat ze maar iederen avond
trouw de bloemetjes water moest geven. Elsje
vergat het wel eens, maar dan was Moeder er
nog en die gaf haar dan haar caetusgietertje
en zei: „Maar, Els, hoe kun je nu die arme
bloemenkindertjes vergeten?"
En dan zei Elsje: „Ach, Moeki, als ik maar
een rood gietertje met gouden randjes had,
dan zou ik het nooit vergeten."
Ja, een rood gietertje met gouden randjes!
Daar had Elsje het nu de heele week al over.
Iederen avond als Moeder haar in bed stop
te zei ze: „Had ik maar een rood gietertje
met gouden randjes!"
En 's nachts droomde ze van gietertjes.
Groote en kleine oude en nieuwe, maar
ze waren allemaal rood met gouden randjes.
Op zekeren nacht droomde Elsje weer van
gieters.
Ze droomde, dat ze al een eigen gietertje
had en dat ze er haar bloemetjes mee be
sproeide. Maar toen spoot er ineens een
straaltje water in haar schoen en daar schrok
ze van, want het water was koud. Maar ze
werd ook meteen wakker.
Ze keek een beetje slaperig rond. Het werd
al een beetje lichter in de kamer, maar ze
kon nog niet alles zien. Daar, in die hoek, was
het nog heelemaal donker, toch zongen de
vogels al. Maar den stoel kon ze goed zien.Wat
stond er nu op? Een raar bultig pakje was
het! Gisteravond was het er nog niet. Elsje
ging rechtop zitten en pakte het rare pakje
beet. Er zat een kaartje aan en er stond op:
„Voor Elsje". Een cadeautje voor haar en ze
was niet eens jarig! Ze was ineens klaar
wakker en pakte het cadeautje voorzichtig
uit. Daar kwam al iets roods voor den dag en
een pijpje zat er ook aan. En toen ineens
gooide ze het papier er af en„Een rood
gietertje met gouden randjes!" riep Elsje
blij uit.
Elsje vergat nu nooit meer haar bloempjes
te begieten. Toen het na een poosje, aldoor
mooi weer was geweest, waren de plantjes al
heel hard gegroeid. En toen Elsje op een mor
gen bij haar tuintje kwam kijken, toen ston
den er keurig op een rijtje, wel tien bloemen
kindertjes te schitteren in de zon en die
zagen Elsje aan, alsof ze wilden zeggen: „Dat
we zoo mooi zijn, komt door jouw gietertje
met de gouden randjes."
MARIETJE VERBEEK,
oud 16 jaar,
Santpoort.
WE ZIJN BOOS
door W. B.Z.
We zijn boos,
Al een poos.
Wim wil spelen met de harlekijn,
Dat vind ik heelemaal niet fijn.
We zijn boos,
Al een poos.
Mies wil spelen met de pop Chin-Sjan
□aar houd ik heelemaal niet van.
Mies zegt eindelijk heel zacht,
Wim pie heeft er op gewacht:
..Laat ons samen ballen gaan,
En de ponnen laten staan."
WILDE DIEREN IN DEN STORM.
Vreeselijk avontuur van een piloot en
zijn helpers.
Nog op 't nippertje gered!
Alfred Hurtlen, een Amerikaansch piloot, die
onlangs met een transport wilde dieren van
New-York naar New-Orleans vloog, vertelt 't
volgende van deze gevaarlijke en griezelige
tocht:
„Mijn mecanicien trok verachtelijk den neus
op. toen hij het „vrachtje" van mijn zware,
driemotorige machine bekeek."
„Bah", zei hij ,,'t ruikt hier als een heel
circus" en hij had heusch geen ongelijk. Een
dierengroep bestaande uit tien apen, twee
leeuwen en een volwassen Bengaalschen tij
ger verspreiden nu niet bepaald lieflijke geu
ren. Ik had op me genomen, met de dieren
naar Ne\y Orleans te vliegen, vanwaar ze per
boot naar de een of andere Zuid-Amerikaan-
sche stad zouden worden vervoerd, waar ze
deel uit zouden maken van een circustroep.
Op deze wijze zou het transport ongeveer drie
dagen korter duren dan wanneer het heele
maal per boot ging.
Met uitzondering van den tijger waren de
dieren eigenlijk nog zoo kwaad niet. Met de
apen was ik al gauw goede vrienden, hoofdza
kelijk omdat ik er schik in had, dat ze den
transportleider, een roodharigen Ier, met alle
mogelijke dingen bekogelden, zoodra ze maar
een glimp van hem zagen. De tijger was een
prachtexemplaar, dat üi zijn kooi precies
ruimte genoeg had om zich om te draaien en
schuimbekkend van woede naar alles te slaan
wat maar onder zijn bereik kwam. De beide
leeuwen, op zichzelf tamelijk vreedzame die
ren, werden door de opgewondenheid van den
tijger ook zenuwachtig, zoodat Ted de Ier
en ik er maar blij om waren, dat een
knecht van het circus, gewapend met een
lange zweep en een windbuks, nog bovendien
de reis zou meemaken.
De luchtlijn New-YorkNew-Orleans be
draagt ongeveer 1800 K.M. die ik met een tus-
schenlanding in Atlanta in één dag wilde af
leggen. Daarom startten we in den vroegen
morgen bij het allerheerlijkste vliegwéer, dat
men zich denken kan, doch de weerberichten
voor onze route luidden zeer ongunstig.
De eerste uren gaan tamelijk kalm voorbij.
De transportleider, die bij ons in de kabine is
komen zitten, wipt zoo nu en dan eens naai
de vrachtruimte, waaruit een verwoed gebrul
tot ons doordringt. Maar al heel spoedig krij
gen we regen- en hagelbuien. Ik heb de han
den vol met mijn zware machine en de dieren
worden nu zoo onrustig, dat de leider en de
knecht elkaar aankijken.
Atlanta. De machine rolt over den grond en
't is of in het „circus" achter m'n rug een or
kaan losbreekt; de apen krijschen als dollen,
leeuwen brullen en de tijger laat zijn klauwen
zien.
Een uur om de tanks te vullen en wat uit
te rustendan starten we weer. 't' Weerbericht
is nu zóó slecht, dat iedereen ons de verdere
vlucht afraadt, maar ik wil tot- eiken prijs
doorzetten! 't Zou zonde zijn de vlucht op te
geven, nu nog slechts twee vlieguren ons van
ons einddoel scheiden!
Bijna twee uren zijn voorbijgegaan; we
moesten eigenlijk al te New-Orleans zijn, maar
de sterke tegenwind en het lastige manoeu
vreeren met de zware machine hebben ons
veel tijd gekost, 't Weer wordt zóó vreeselijk
slecht, dat de miserabelste voorspellingen
hierbij vergeleken nog mooi zijn. Van tijd tot
tijd is de tegenwind zoo heftig, dat het vlieg
tuig in de lucht schijnt stil te staan. Korte
rukwinden slingeren de machine als een bal
door de lucht en de stuurknuppel vliegt haast
uit mijn handen. Ik zit nu, met de korte on
derbreking te Atlanta meegerekend, tien uur
aan één stuk aan 't stuur en langzamerhand
begin ik moe te worden. Achter ons is de hel
los: de arme dieren maken in hun doodsangst
een lawaai, dat het gedreun der motoren nog
overstemt en mij bijna dol maakt. Ert ik kan
er natuurlijk niet aan denken, den knuppel
zelfs voor een paar minuten aan Ted over te
geven: de kleinste onhandigheid zou een ca
tastrophe beteekenen. En dan heeft het ge
weld van den storm zijn hoogtepunt bereikt,
't Is nu nog maar een kwestie van tijd, hoe
lang de draagvlakken deze abnormale overbe
lasting zullen uithouden. De gezichten van
mijn beide kameraden zijn doodsbleek
Plotseling, na een korte stilte, vaart een ge
weldige orkaanstoot door de atmosfeer. Mijn
machine wordt als een dor blad omhoog ge
gooid en begint dan snel te daleneen vree
selijk gekraak achter mij gaat in 't loeien van
den storm verloren.
Ik werk als een wanhopige om het stuur
weer meester te worden. Gelukkig vlogen we
vrij hoog, zoodat ik de machine nog net weer
in m'n macht heb, vóór we op dén grond ver
pletterd worden. Stormpauze. Ik adem juist
weer even op. als een onverklaarbare angst me
achterom doet kijken; in de vrachtruimte, die
slechts door een dun houten beschot van onze
kabine gescheiden is, heeft de vreeselijke stoot
van daareven de zware houten kooi verbrij
zeld. De dieren zijn vrij!
Van onze zitplaatsen kunnen we iedere be
weging van de roofdieren precies zien. Ze schij
nen eerst nog een beetje verdoofd te zijn door
den slag, maar dat duurt niet lang. Het leeu-
wenpaar heeft zich, zwaar grommend in een
hoek teruggetrokken, maar de tijger staat
kwaadaardig loerend in 't midden van het
vertrek, terwijl de apen wild van ontzetting,
tegen de muren opvliegen.
Nu krijgt de reusachtige kat ons in 't oog.
Hij begint langzaam, met den staart langs den
grond te slaan, heen en weer, heen. en weer
zijn groene oogen fonkelen ons tegen, hij
bukt en maakt zich gereed voor den sprong!
Aarzelend heft de ch'cusknecht de buks: het
dier is buitengewoon kostbaar en bovendien:
als het eerste schot niet doodelijk is, wordt hij
nog veel gevaarlijker dan nu. Dan hebben we
in deze kleine ruimte absoluut geen kans meer
om te ontsnappen. En als het tot een worste
ling komt, zal ik stellig mijn macht over het
vliegtuig heelemaal verliezen. De tijger zet
zich af tot den sprong. N u móet een beslissing
worden genomen! Maareen vreeselijke
stormvlaag rukt de machine omhoog, slingert
ze dan met den motor vooruit, in de diepte. In
den nevel onder mij zie ik de zee: we vliegen
boven New-Orleans. Ik heb de machine weer
in mijn macht, kijk achterom en zie niets
meer dan een kluwen vechtende lichamen. De
slag heeft de dieren tegen elkaar geslingerd
en, voor 't oogen.blik althans, hun aandacht
van ons afgeleid.
Als eindelijk de machine over het vliegveld
taxi't, is het gevecht daarbinnen nog niet af
geloopen. Maar als een paar mannen dan snel
met een nieuwe kooi komen aangeloopen en
deze voor de deur van de vrachtruimte is ge
schoven, schiet 'n lenig gestreept lichaam met
een reuzensprong te voorschijn en blijft in
den versten hoek van de kooi ineengedoken
en sidderen zitten.
Het avontuur schijnt zelfs voor de zenuwen
van een reusachtigen Bengaalschen tijger te
veel te zijn geweest!
Wij wankelen uitgeput over het vliegveld
naar het restaurant, waar we met behulp van
sterke koffie trachten, weer wat bij te komen.
En nog langen tijd raken we er niet over uit
gepraat, dat we tóch nog met de dieren in
cluis, deze vreeselijke tocht hebben overleefd!
Een avontuur om nooit te vergeten!
ZOEKPLAATJE.
Waar is vader toch gebleven?
'k Wou dit kopje thee hem geven.
W. B.—Z.
ONTMOETING MET DEN „FISCUS"
Koning Friedrich Wilhelm IX van Pruisen
woonde de laatste jaren van zijn leven in
Charlottenburg en daar de koning heel oud en
vaak ziek was, hadden de dokters hem iedere
opwinding verboden.
Nu had een boer, die in een klem dorpje in
Pommeren woonde, al jarenlang een proces
tegen het rijk gevoerd over een oude belas
tingschuld, die hij had. Hij verloor de zaak
en moest duizend daalders betalen, wat hij
natuurlijk allesbehalve prettig vond! Maar
't ergste was, dat de boer er in zijn dorpje
door vrienden en kennissen leelijk tusschen
genomen werd. „Jonge, jonge," zeiden ze „die
fiscus, die fiscus, die heeft jou toch maar een
poets gespeeld!"
Nu, dat kon de boer beslist niet o,p zich la
ten zitten! Hij besloot dus, naar Charlotten
burg te reizen en den koning persoonlijk te
vragen om kwijtschelding van zijn schuld. Zoo
gezegd, zoo gedaan. Ons boertje schreef een
langen brief, waarin de zaak haarfijn werd
uitgelegd en ging op reis.
Maar te Charlottenburg bij het paleis aan
gekomen, werd hij natuurlijk niet bij den ko
ning toegelaten, 't Boertje had niet anders ver
wacht, doch hij gaf den moed niet op. Stille
tjes wist hij in het slotpark te komen, waar
hij wist, dat de koning iederen dag ging wan
delen en verborg zich achter een struik.
Een heelen tijd moest hij geduld hebben,
toen hoorde hij eindelijk voetstappen. Ja hoor,
daar kwam in de verte de koning aan, in ge
zelschap van een adjudant.
De boer aarzelde niet lang, maar liep het
tweetal tegemoet, maakte een diepe buiging
en wilde den koning zijn verzoekschrift over
handigen. Maarvoor 't zoover kwam, had
de adjudant, die voor de rust van den koning
moest waken, zijn arm hardhandig wegge
duwd, zoodat de brief op den grond viel. Ende
koning, die half blind was, had er zelfs niets
van gemerkt.
Dit vond het boertje erg verdrietig, maar als
je nu denkt, dat hij den moed opgaf, heb
je 't mis.
Hij liep 'n eindje verder, kroop weer plotse
ling van achter een struik te voorschijn ert
wilde nogmaals zijn verzoekschrift aanbieden.
Maar ditmaal kwam liij er nog slechter af. De
adjudant, zeker boos geworden, gaf hem zoo'n
duw, dat hij achterover op den grond viel.
Maar weer gaf de boer 't niet op en 't zelfde
spelletje herhaalde zich ten derde male. Toen
kreeg ook de koning erg in hem en vroeg zijn
adjudant wat er toch gebeurde. En toen deze
hem van den hardnekkigen boer had verteld,
beval de koning dat de zaak onderzocht moest
worden en tenslotte kreeg de boer heusch nog
gelijk ook.
Toen hij nu in zijn dorpje was teruggekeerd,
zoo trotsch als een pauw natuurlijk, vertelde
hij in geuren en kleuren, wat hij allemaal be
leefd had en zei o.a.: „Onze koning is een.
goeie, beste man, maar de fiscus, die gemeene
kerel, heeft me twee keer op den grond ge
gooid."