BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Beste KLEINE ZUS. Wel meisje hoe gaat het op de fröbelschool? Ga je er graag heen en heb je al iets moois gemaakt? Als je op theevisite komt, moet je dus een op school ge leerd liedje voor me zingen. Dag Kleine Zus. Lief ROZEKNOPJE. Flink zoo zeg. Je hebt me nu eens een lange brief geschreven. Pret tig dat je me trouw wilt blijven schrijven. De uitvoering van de mondorgelclub was dus een Bonte avond in het klein. Tooneel. muziek, dans, enz. Nog wel gefeliciteerd met je zus. Dag Rozeknopje. Beste VERONIKA. Je hebt zeker wel m'n kaart ontvangen? Heb je een prettigen dag gehad? Heerlijk dat je je briefje zoo vroeg hebt ingezonden. Ik behoef nu niet alle briefjes op Woensdag te beantwoorden, maar kan reeds eerder met het werk een aanvang nemen. Je zus schrijft steeds tonneelstukje inplaats tooneelstukje. Ze maakt meer fouten o.a. montorgelclub inplaats van mondorgel club. Wil je haar de woorden eens goed voor schrijven? Dag Veronika. Best TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk dank voor je mooie teekeningen. Jij doet je naam eer aan zeg. Zoo is de fiets weer van zolder gehaald? Zal je vooral voorzichtig' doen op de fiets. Goed uitkijken, richting aange ven, enz. Hoe brei je de poppensprei? Recht, averecht of een bepaald patroon? Veel succes met je werk. Dag Teekenaarstertje, Lief KRULLEKOPJE. Je serpentinewerk heb ik ontvangen. Je was mooi op tijd. Je mag Donderdag met je kussen komen, 'k Zal je dan verder helpen. Vergeet je vooral je wol niet. Mag ik de popjes door Bep ge teekend zonder armen of beenen in het vervolg in validen noemen? Dat is niet onaardig be dacht, maar ik ontvang liever teekeningen waar geen invalide personen op voor komen. Prettig dat je me zoo vroeg je briefje hebt gebracht. Wil je je moeder m'n groeten te rug doen? Dag Krullekopje. Best ZWARTKOPJE. Het kussen zal ik voor je koopen. A.s. Woensdag mag je om 12.30 even bij me thuis komen. Ik zal je dan met je werk helpen. Prettig dat je Fransche les op school krijgt. Zoo heel druk zal je het er niet door krijgen. Je leert gemakkelijk en dan kan er altijd nog wel een beetje leerwerk na schooltijd bij. Als Jannie V. ook een kussen moet. maken, ik heb nog geen antwoord van haar, dan mogen jullie samen komen. Jullie kunt dan tegelijk beginnen en gezellig samen afwerken. Tot ziens. Dag Zwartkopje. Best JASMIJNTJE. Ja de club komt voor- loopig niet meer bijeen. Alle leden schrijven dat ze het erg jammer vinden. Ik vind het echter beslist verkeerd om in de maanden dat kinderen na schooltijd buiten kunnen zijn, binnenshuis club te houden. We komen ech ter nog vaak genoeg bijeen om buiten te handwerken, enz. Prettig dat je me trouw wilt blijven. Nog wel gefeliciteerd met je moe der. Wil je haar ook namens mij felicïteeren? Dag Jasmijntje. Best HANDWERKSTERTJE. De nieuwe wol heb je inmiddels ontvangen. Ik denk dat je er een heel eind mede toe kunt komen. Zoo is Truida van school. Jammer dat ze niet naar de U. L. O. gaat. Ze moet nu zeker thuis aanpakken en haar moeder helpen. Wat zal je tante nu vlug klaar zijn zeg. Dag Hand- werkstertje. Best ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Pret tig dat je nu op de U. L. O. gaat. Je moet maar goed je best doen zoodat je volgend jaar naar de tweede klas verhuist. Heb je de afge- loopen week veel huiswerk gehad? Truida heeft je verlaten schreef Gré me. Als ze later, wanneer het te laat is, maar geen spijt heeft van haar vroeg van school gaan. Veel succes met je werk. Dag Zusjesbeschermstertje. Lief MADELIEFJE. Je vriendin en jij willen dus het zelfde kussen maken en tege lijk beginnen? ik vind het best hoor. Komen jullie a.s. Woensdag om 12.20 maar even bij me thuis. Kussens en wol heb ik dan gekocht en zal jullie met het werk helpen. In de a.s.' vacantie hebben jullie dan een prettig werkje. Prettig dat de foto die voor je moeders ver jaardag gemaakt is, goed is uitgevallen. Ja voor jou was de club al erg gauw afgeloopen. Als je me echter trouw blijft kan je met Oc tober direct komen en kan je er dan een half IN DE BERGEN De paarden kennen het gevaar, Ze loopen rustig achter elkaar. De beide jongens op hun rug. Rijden zoo veilig naar huis terug. De weg is lang, de berg is steil Ze eten hun boterham onderwijl. De beide jongens rijden vlug. Zoo naar hun moeders huisje terug. jaar van profiteeren. Je verjaardag heb Ik genoteerd, 'k Zal je een kaart sturen. Dag Madeliefje. Best CROCUSJE. Ja, meisjelief dat is niet anders. Wie een vreemde taal wil leeren, moet woordjes leeren. Daar ontkomt men niet aan. Nu lijkt het gauw erg veel voor je omdat je niet gewend bent huiswerk te ma ken. Je krijgt op school niet vaak huiswerk mede en als je het krijgt is het toch altijd zeer weinig. Heb je je haakzijde al gekocht? Dag Crocusje. Lief REPELSTEELTJE. Met het vragen van visite houd ik altijd rekening met vrien dinnetjes, enz. Ik zal er ook aan denken jou en je zus gelijk met Jasmijntje te vragen. Je hebt dus m'n antwoord uit de courant begre pen al heeft de zetter inplaats van haken, schaken gezet. Voor het begin heb ik wel ga ren voor je. Dag Repelsteeltje. Best GOUDHAARTJE. Je hebt dus heel veel kaarten met je verjaardag ontvangen. Wel prettig zooveel belangstelling. In m'n briefje vooraf staat wanneer je het Paasch- stukje kunt komen halen. Zal je niet verge ten te komen? Dag Goudhaartje. Lief ZILVERMUILTJE. Steeds lees ik maar „jammer dat er geen club meer is" of „ik wou dat het maar weer October was, dan kon ik weer naar de club", enz. Natuurlijk vind ik het heel prettig dat alle clubleden de bijeenkomsten graag bezochten en nog graag zouden bezoeken. Vanaf begin April tot Oc tober houd ik echter nooit club omdat ik het noodig vind dat de vrije uurtjes dan zooveel mogelijk buiten doorgebracht worden. We ko men echter van tijd tot tijd nog wel bij elkaar en dan mag je ook van de partij zijn. .Dag Zilvermuiltje. Lief ZONNETJE. Jij mag met je zusjes bij mij je Paaschstukje komen halen. In m'n briefje vooraf lees je wel wanneer. Dag Zonnetje. Best ZONDAGSKIND. Lizetta was er achter zeg. Ze wou dus direct maar gaan smullen. Dat je de smulpartij niet toestond kan ik begrijpen. Het kussen haal je dus, zoo als we hebben afgesproken, na de Paasch- vacantie. Wol hoop ik dan ook voor je zus te hebben. Dag Zondagskind. Best GOUDMUILTJE. Prettig dat je me trouw blijft schrijven en dat Adrie je briefje steeds voor je mee wil nemen. Heeft je moe^ der je weer verwend. Lakschoenen vind ik erg mooi. Je moet er echter heel voorzichtig mede zijn en ze vooral niet op onze wandel middagen aantrekken. Dag Goudmuiltje. Beste HECTOR. Wet fijn zeg dat je dui ven jongen gekregen hebben. Zoo heb je spoedig een uitgebreide duivenfamilie. Waar komt de duif, die je weg gaat geven, van daan? Prettig dat je vriendje ook zoo'n na tuurvriend is als je zelf bent. Is hij ook hij je aan de padvinderij? Je hebt je jampot met eigenaardige jam gevuld. De kikkerdril is toch zeker niet voor je boterham bestemd wel? De salamanders in het weckglas worden toch zeker niet met het oog op een vleesch- loos tijdperk geweckt? 'k Krijg kippenvel als ik er aan denk brr. Ik moet je de groeten van je Ermelosche vrienden doen. Dag Hector. Beste POLLY. Vriend, gaarne zou ik aan je verzoek willen voldoen, wanneer het mij mogelijk was. Met geen mogelijkheid echter kan ik de. door je opgeschreven rebus, op lossen. Prettig dat je het zoo goed maakt. Hoe ik het maak? Wel jongen zoo gezond als een visch, wanneer ze nog niet gebakken is. Wat heb je al moeilijk rekenwerk te maken. Ge lukkig dat je rapport ondanks je moeilijke sommen, toch heel goed is. Het beste hoor. Dag Polly. Best KALFJE. Hoeveel kinderen gaan er op de school te E.? Zeker lang niet zooveel als op de school waar je in IJ. op ging? Heerlijk dat je zoo'n lieve juf hebt. Ik geloof dan ook graag dat je met pleizier naar school gaat. Wanneer begint en eindigt je Paaschvacan- tie? Wil je je ouders m'n groeten terug doen? Dag Kalfje. Beste BERENDMAN. Je vraagt me hoe ik het maak? Wel vriend uitstekend, hoewel lijdend aan tijdgebrek. In de a.s. vacantie wil ik een week elders doorbrengen en moet voor m'n vertrek nog heel veel in orde maken, dat niet tot m'n thuiskomst kan wachten. De cluburen in het gebouw staan tot October stil. De leden vinden het heel erg jammer en schijnen liever naar de club te gaan dan bui ten te spelen. Gelukkig dat je rapport behoor lijk was. Je groeten heb ik aan Hector over gebracht. Dag Berendman. Lief SPARRETJE. Gelukkig zeg dat je weer op mag. Als het weer wat mooier Is en minder koud, dan mag je zeker ook wel naar buiten. Gezellig dat je ouders, wanneer ze gelegenheid, hadden, je wat voorlazen. Hoe staat het met de serpentine. Als je alles op gerold hebt, geef je het je vader maar mede. De rest komt dan van zelf in orde. Marietje Verbeek heeft weer een vertelling bedacht, 'k Heb haar verhaal onder de rubriek laten afdrukken. Je moet het maar eens lezen.. Het beste hoor. Dag Sparretje. Beste MOEDERS OUDSTE. 'k Vind het heel vriendelijk van je dat je mij het geboor- tebericht gezonden hebt. 'k Vind het schattig en begrijp dat je moeder het graag bewaart. Wanneer je je Paaschstukje komt halen, geef ik je het meteen terug. Jammer dat je je tante en neefje op je tocht naar Heemstede niet thuis trof. Prettig dat je tante zich zoo verdienstelijk maakt. Menschen die zulk werk doen, kan men tegenwoordig niet missen. Tot ziens. Dag Moeders Oudste. Best ZWEMSTERTJE. Ja hoor de club blijft bestaan. We komen voor October nog wel eenige keertjes bijeen. Met October houden we ons uurtje weer in het je bekende gebouw. Heerlijk dat je overgegaan bent en nu in de hoogste klas zit. Reinie is nu ook bij je op, school, 'k Begrijp dat hij het fijn vindt. Je moet maar veel met Greetje gaan rijden als het weer mooi is en je niet iets anders te doen hebt. Ze heeft de buitenlucht hard noo dig. Tot ziens. Dag Zwemstertje. Beste MARIETJE VERBEEK. Ik dank je voor de ingezonden vertelling en zal haar on der de rubriek laten afdrukken. Wil je, wan neer je weer iets voor de courant schrijft, er aan denken dat je het papier maar aan één zijde mag beschrijven? Ik hoop voor je dat men 't voor dezen keer aldus wil accepteeren Nogmaals m'n dank. Dag Marietje. BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Onder de rubriek komt een verhaaltje voor getiteld: „Het roode gietertje". Dit verhaaltje is weer geschreven door Ma- rietje Verbeek. Willen jullie mij in je eerst volgende briefjes eens schrijven hoe jullie de vertelling vinden? De Paaschstukjes mogen de clubleden a.s. Dinsdagmiddag om 5 uur aan m'n huis halen. De nieuwe briefjes s.v.p. dan mede brengen en afgeven. Met het oog op de vacantie moet ik dit keer de briefjes vroeger dan gewoonlijk in m'n bezit hebben. Vooral Dinsdag niet te vroeg, maar ook niet te laat komen. Tot ziens Veel groeten van MEJ. E. VIJLBKIEF. HET ROODE GIETERTJE. Elsje was een klein meisje met blonde krul letjes en roode wangetjes. Elsje was al acht jaar en op de „groote school", maar ze leek wel zes, zoo klein was ze. Eén ding vond Elsje het allerfijnste en weet je wat dat was? In haar tuintje werken! Ja, ze had al een echt tuintje (een hoekje van vader's turn) met mooie bloemen. Een eigen harkje en een schop had ze ook. Vader had eens een zakje met bruine bolletjes uit de stad meegenomen. „Zaad" heetten die bolle tjes. Vader had haar ook verteld, hoe ze moest zaaien. Toen ze gezaaid had, duurde het héél lang voordat er eindelijk plantjes uit den grond kwamen. Eerst waren er maar alleen héél kleine groene puntjes die boven den grond uitstaken en Elsje kon niet begrijpen, hoe daar nu ooit bloemetjes uit moesten groeien. Maar Vader zei, dat het toch heusch waar was en dat ze maar iederen avond trouw de bloemetjes water moest geven. Elsje vergat het wel eens, maar dan was Moeder er nog en die gaf haar dan haar caetusgietertje en zei: „Maar, Els, hoe kun je nu die arme bloemenkindertjes vergeten?" En dan zei Elsje: „Ach, Moeki, als ik maar een rood gietertje met gouden randjes had, dan zou ik het nooit vergeten." Ja, een rood gietertje met gouden randjes! Daar had Elsje het nu de heele week al over. Iederen avond als Moeder haar in bed stop te zei ze: „Had ik maar een rood gietertje met gouden randjes!" En 's nachts droomde ze van gietertjes. Groote en kleine oude en nieuwe, maar ze waren allemaal rood met gouden randjes. Op zekeren nacht droomde Elsje weer van gieters. Ze droomde, dat ze al een eigen gietertje had en dat ze er haar bloemetjes mee be sproeide. Maar toen spoot er ineens een straaltje water in haar schoen en daar schrok ze van, want het water was koud. Maar ze werd ook meteen wakker. Ze keek een beetje slaperig rond. Het werd al een beetje lichter in de kamer, maar ze kon nog niet alles zien. Daar, in die hoek, was het nog heelemaal donker, toch zongen de vogels al. Maar den stoel kon ze goed zien.Wat stond er nu op? Een raar bultig pakje was het! Gisteravond was het er nog niet. Elsje ging rechtop zitten en pakte het rare pakje beet. Er zat een kaartje aan en er stond op: „Voor Elsje". Een cadeautje voor haar en ze was niet eens jarig! Ze was ineens klaar wakker en pakte het cadeautje voorzichtig uit. Daar kwam al iets roods voor den dag en een pijpje zat er ook aan. En toen ineens gooide ze het papier er af en„Een rood gietertje met gouden randjes!" riep Elsje blij uit. Elsje vergat nu nooit meer haar bloempjes te begieten. Toen het na een poosje, aldoor mooi weer was geweest, waren de plantjes al heel hard gegroeid. En toen Elsje op een mor gen bij haar tuintje kwam kijken, toen ston den er keurig op een rijtje, wel tien bloemen kindertjes te schitteren in de zon en die zagen Elsje aan, alsof ze wilden zeggen: „Dat we zoo mooi zijn, komt door jouw gietertje met de gouden randjes." MARIETJE VERBEEK, oud 16 jaar, Santpoort. WE ZIJN BOOS door W. B.Z. We zijn boos, Al een poos. Wim wil spelen met de harlekijn, Dat vind ik heelemaal niet fijn. We zijn boos, Al een poos. Mies wil spelen met de pop Chin-Sjan □aar houd ik heelemaal niet van. Mies zegt eindelijk heel zacht, Wim pie heeft er op gewacht: ..Laat ons samen ballen gaan, En de ponnen laten staan." WILDE DIEREN IN DEN STORM. Vreeselijk avontuur van een piloot en zijn helpers. Nog op 't nippertje gered! Alfred Hurtlen, een Amerikaansch piloot, die onlangs met een transport wilde dieren van New-York naar New-Orleans vloog, vertelt 't volgende van deze gevaarlijke en griezelige tocht: „Mijn mecanicien trok verachtelijk den neus op. toen hij het „vrachtje" van mijn zware, driemotorige machine bekeek." „Bah", zei hij ,,'t ruikt hier als een heel circus" en hij had heusch geen ongelijk. Een dierengroep bestaande uit tien apen, twee leeuwen en een volwassen Bengaalschen tij ger verspreiden nu niet bepaald lieflijke geu ren. Ik had op me genomen, met de dieren naar Ne\y Orleans te vliegen, vanwaar ze per boot naar de een of andere Zuid-Amerikaan- sche stad zouden worden vervoerd, waar ze deel uit zouden maken van een circustroep. Op deze wijze zou het transport ongeveer drie dagen korter duren dan wanneer het heele maal per boot ging. Met uitzondering van den tijger waren de dieren eigenlijk nog zoo kwaad niet. Met de apen was ik al gauw goede vrienden, hoofdza kelijk omdat ik er schik in had, dat ze den transportleider, een roodharigen Ier, met alle mogelijke dingen bekogelden, zoodra ze maar een glimp van hem zagen. De tijger was een prachtexemplaar, dat üi zijn kooi precies ruimte genoeg had om zich om te draaien en schuimbekkend van woede naar alles te slaan wat maar onder zijn bereik kwam. De beide leeuwen, op zichzelf tamelijk vreedzame die ren, werden door de opgewondenheid van den tijger ook zenuwachtig, zoodat Ted de Ier en ik er maar blij om waren, dat een knecht van het circus, gewapend met een lange zweep en een windbuks, nog bovendien de reis zou meemaken. De luchtlijn New-YorkNew-Orleans be draagt ongeveer 1800 K.M. die ik met een tus- schenlanding in Atlanta in één dag wilde af leggen. Daarom startten we in den vroegen morgen bij het allerheerlijkste vliegwéer, dat men zich denken kan, doch de weerberichten voor onze route luidden zeer ongunstig. De eerste uren gaan tamelijk kalm voorbij. De transportleider, die bij ons in de kabine is komen zitten, wipt zoo nu en dan eens naai de vrachtruimte, waaruit een verwoed gebrul tot ons doordringt. Maar al heel spoedig krij gen we regen- en hagelbuien. Ik heb de han den vol met mijn zware machine en de dieren worden nu zoo onrustig, dat de leider en de knecht elkaar aankijken. Atlanta. De machine rolt over den grond en 't is of in het „circus" achter m'n rug een or kaan losbreekt; de apen krijschen als dollen, leeuwen brullen en de tijger laat zijn klauwen zien. Een uur om de tanks te vullen en wat uit te rustendan starten we weer. 't' Weerbericht is nu zóó slecht, dat iedereen ons de verdere vlucht afraadt, maar ik wil tot- eiken prijs doorzetten! 't Zou zonde zijn de vlucht op te geven, nu nog slechts twee vlieguren ons van ons einddoel scheiden! Bijna twee uren zijn voorbijgegaan; we moesten eigenlijk al te New-Orleans zijn, maar de sterke tegenwind en het lastige manoeu vreeren met de zware machine hebben ons veel tijd gekost, 't Weer wordt zóó vreeselijk slecht, dat de miserabelste voorspellingen hierbij vergeleken nog mooi zijn. Van tijd tot tijd is de tegenwind zoo heftig, dat het vlieg tuig in de lucht schijnt stil te staan. Korte rukwinden slingeren de machine als een bal door de lucht en de stuurknuppel vliegt haast uit mijn handen. Ik zit nu, met de korte on derbreking te Atlanta meegerekend, tien uur aan één stuk aan 't stuur en langzamerhand begin ik moe te worden. Achter ons is de hel los: de arme dieren maken in hun doodsangst een lawaai, dat het gedreun der motoren nog overstemt en mij bijna dol maakt. Ert ik kan er natuurlijk niet aan denken, den knuppel zelfs voor een paar minuten aan Ted over te geven: de kleinste onhandigheid zou een ca tastrophe beteekenen. En dan heeft het ge weld van den storm zijn hoogtepunt bereikt, 't Is nu nog maar een kwestie van tijd, hoe lang de draagvlakken deze abnormale overbe lasting zullen uithouden. De gezichten van mijn beide kameraden zijn doodsbleek Plotseling, na een korte stilte, vaart een ge weldige orkaanstoot door de atmosfeer. Mijn machine wordt als een dor blad omhoog ge gooid en begint dan snel te daleneen vree selijk gekraak achter mij gaat in 't loeien van den storm verloren. Ik werk als een wanhopige om het stuur weer meester te worden. Gelukkig vlogen we vrij hoog, zoodat ik de machine nog net weer in m'n macht heb, vóór we op dén grond ver pletterd worden. Stormpauze. Ik adem juist weer even op. als een onverklaarbare angst me achterom doet kijken; in de vrachtruimte, die slechts door een dun houten beschot van onze kabine gescheiden is, heeft de vreeselijke stoot van daareven de zware houten kooi verbrij zeld. De dieren zijn vrij! Van onze zitplaatsen kunnen we iedere be weging van de roofdieren precies zien. Ze schij nen eerst nog een beetje verdoofd te zijn door den slag, maar dat duurt niet lang. Het leeu- wenpaar heeft zich, zwaar grommend in een hoek teruggetrokken, maar de tijger staat kwaadaardig loerend in 't midden van het vertrek, terwijl de apen wild van ontzetting, tegen de muren opvliegen. Nu krijgt de reusachtige kat ons in 't oog. Hij begint langzaam, met den staart langs den grond te slaan, heen en weer, heen. en weer zijn groene oogen fonkelen ons tegen, hij bukt en maakt zich gereed voor den sprong! Aarzelend heft de ch'cusknecht de buks: het dier is buitengewoon kostbaar en bovendien: als het eerste schot niet doodelijk is, wordt hij nog veel gevaarlijker dan nu. Dan hebben we in deze kleine ruimte absoluut geen kans meer om te ontsnappen. En als het tot een worste ling komt, zal ik stellig mijn macht over het vliegtuig heelemaal verliezen. De tijger zet zich af tot den sprong. N u móet een beslissing worden genomen! Maareen vreeselijke stormvlaag rukt de machine omhoog, slingert ze dan met den motor vooruit, in de diepte. In den nevel onder mij zie ik de zee: we vliegen boven New-Orleans. Ik heb de machine weer in mijn macht, kijk achterom en zie niets meer dan een kluwen vechtende lichamen. De slag heeft de dieren tegen elkaar geslingerd en, voor 't oogen.blik althans, hun aandacht van ons afgeleid. Als eindelijk de machine over het vliegveld taxi't, is het gevecht daarbinnen nog niet af geloopen. Maar als een paar mannen dan snel met een nieuwe kooi komen aangeloopen en deze voor de deur van de vrachtruimte is ge schoven, schiet 'n lenig gestreept lichaam met een reuzensprong te voorschijn en blijft in den versten hoek van de kooi ineengedoken en sidderen zitten. Het avontuur schijnt zelfs voor de zenuwen van een reusachtigen Bengaalschen tijger te veel te zijn geweest! Wij wankelen uitgeput over het vliegveld naar het restaurant, waar we met behulp van sterke koffie trachten, weer wat bij te komen. En nog langen tijd raken we er niet over uit gepraat, dat we tóch nog met de dieren in cluis, deze vreeselijke tocht hebben overleefd! Een avontuur om nooit te vergeten! ZOEKPLAATJE. Waar is vader toch gebleven? 'k Wou dit kopje thee hem geven. W. B.—Z. ONTMOETING MET DEN „FISCUS" Koning Friedrich Wilhelm IX van Pruisen woonde de laatste jaren van zijn leven in Charlottenburg en daar de koning heel oud en vaak ziek was, hadden de dokters hem iedere opwinding verboden. Nu had een boer, die in een klem dorpje in Pommeren woonde, al jarenlang een proces tegen het rijk gevoerd over een oude belas tingschuld, die hij had. Hij verloor de zaak en moest duizend daalders betalen, wat hij natuurlijk allesbehalve prettig vond! Maar 't ergste was, dat de boer er in zijn dorpje door vrienden en kennissen leelijk tusschen genomen werd. „Jonge, jonge," zeiden ze „die fiscus, die fiscus, die heeft jou toch maar een poets gespeeld!" Nu, dat kon de boer beslist niet o,p zich la ten zitten! Hij besloot dus, naar Charlotten burg te reizen en den koning persoonlijk te vragen om kwijtschelding van zijn schuld. Zoo gezegd, zoo gedaan. Ons boertje schreef een langen brief, waarin de zaak haarfijn werd uitgelegd en ging op reis. Maar te Charlottenburg bij het paleis aan gekomen, werd hij natuurlijk niet bij den ko ning toegelaten, 't Boertje had niet anders ver wacht, doch hij gaf den moed niet op. Stille tjes wist hij in het slotpark te komen, waar hij wist, dat de koning iederen dag ging wan delen en verborg zich achter een struik. Een heelen tijd moest hij geduld hebben, toen hoorde hij eindelijk voetstappen. Ja hoor, daar kwam in de verte de koning aan, in ge zelschap van een adjudant. De boer aarzelde niet lang, maar liep het tweetal tegemoet, maakte een diepe buiging en wilde den koning zijn verzoekschrift over handigen. Maarvoor 't zoover kwam, had de adjudant, die voor de rust van den koning moest waken, zijn arm hardhandig wegge duwd, zoodat de brief op den grond viel. Ende koning, die half blind was, had er zelfs niets van gemerkt. Dit vond het boertje erg verdrietig, maar als je nu denkt, dat hij den moed opgaf, heb je 't mis. Hij liep 'n eindje verder, kroop weer plotse ling van achter een struik te voorschijn ert wilde nogmaals zijn verzoekschrift aanbieden. Maar ditmaal kwam liij er nog slechter af. De adjudant, zeker boos geworden, gaf hem zoo'n duw, dat hij achterover op den grond viel. Maar weer gaf de boer 't niet op en 't zelfde spelletje herhaalde zich ten derde male. Toen kreeg ook de koning erg in hem en vroeg zijn adjudant wat er toch gebeurde. En toen deze hem van den hardnekkigen boer had verteld, beval de koning dat de zaak onderzocht moest worden en tenslotte kreeg de boer heusch nog gelijk ook. Toen hij nu in zijn dorpje was teruggekeerd, zoo trotsch als een pauw natuurlijk, vertelde hij in geuren en kleuren, wat hij allemaal be leefd had en zei o.a.: „Onze koning is een. goeie, beste man, maar de fiscus, die gemeene kerel, heeft me twee keer op den grond ge gooid."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8