SI MARGAGA. De minister van Defensie, Z. Exc. J. J. C. van Dijk, bracht Donderdag een bezoek aan den Onderzeedienst te Den Helder, waar hij door de marine-autoriteiten werd rondgeleid Z. k. H. Prins Bernhard bracht Donderdag een bezoek aan het garnizoen te Venlo, waarbij hij de oefeningen der troepen bijwoonde. - De Prins slaat de gas-oefeningen gade De pinguïns van „Artis" te Amster dam hebben nooit over gebrek aan belannstellinn iklaren Hr. Ms. „Java" bracht een bezoek aan Alexandrië, waarbij de com mandant, kapt. ter zee L F. Klaassen door den gouverneur werd ont vangen. V.l.n.r.de heer F. van der Zee, Consul der Nederlanden te Alexandrië; Z. Exc. Mohamed Hussein Pacha, gouverneur; de com mandant van Hr. Ms. „Java" en Z. Exc. Baker Bey, hoofd van politie te Alexandrië De nieuwe Tsjechische gezant, dr. Arthur Pacék (x), is Donderdag te Den Haag gearriveerd Het nieuwste modesnufje in het Nederlandsche leger. Eenige soldaten demon streerden Donderdag te Venlo voor Z. K. H. Prins Bernhard, hoe een tentzeil als regenjas gebruikt kan worden FEUILLETON Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust. GERT HARTENAU—THIEL. In Bila, aan Sumatra's Oostkust, liep de dag ten einde. De zon kleurde zich "bloedrood en zonk met groote snelheid van haar trotsche hoogte tusschen de boomkruinen van het oer woud. De hemel gloeide in lichtende, roseroó'de kleuren, kleine, witte wolken dreven traag daar langs heen en een dunnen nevelsluier spreidde zich over de aarde, ragfijne witte draden spinnend van boom tot struik, van tak tot tak. Nachtvlinders, kevers, vliegen en muskieten gonsden door de lucht, die aan een broeikas deed denken, het gekrijsch der apen en het getjilp der vogels verstomden en don kere schaduwen verkondigden het aanbreken van den nacht; Op de voorgalerij van mijn bungalow lag ik behaaglijk in mijn ligstoel, genietend van een goede sigaar en half droomend luisterend naar een van die vele Indische fabels, welke mijn huishoudster, een kleine, elegante Japansche, mij bijna fluisterend vertelde. De breede, hou ten jalouzieën van de veranda waren opgerold en zoo had ik een volkomen vrij uitzicht over het, door de volle maan in verblindende pracht belicht, tropisch boschlandschap, waaruit slechts zoo nu en dan de kreet van een nacht vogel of van een opgeschrikt stuk wild weer klonk. Overigens was er niets, dat de stilte, het zwijgen en de nachtrust van de geweldige «latuur verstoorde. benige nieters van mij vandaan, xby de de^r van de eetkamer hurkten eenige Javaansche bedienden, evenals ik half soezend of inge spannen luisterend naar het verhaal van de Japansche en in den uitersten hoek van de galerij zat met gekruiste beenen op zijn met zorg uitgespreid matje een Maleier Si Mar- gaga, de fakir. Si Margaga had de politie reeds ettelijke malen onschatbare diensten bewezen, menig onoplosbaar schijnend raadsel met zeldzaam gemak ontward en de bedrijvers van een of. andere misdaad een verdiende straf doen ondergaan. Zijn zeldzame, magische kunst, waarvoor wij Europeanen gewoonlijk weinig gevoel toonen en die wij derhalve voor gooche larij en suggestie houden, gebruikte hij slechts als werktuig der wrake. Hij was een rechts- fanaticus, die zich door Mohammed geroepen achtte de misdaad, ja zelfs het kleinste on recht met onverbiddelijke gestrengheid te ver volgen om daarmee den profeet zijn gehoor zaamheid te bewijzen. Sinds hij in Tandjong Balei een beroovingszaak op even doortasten de als voor ons onbegrijpelijke wijze had op gehelderd, had de politie bij moeilijke gevallen meer dan eens zijn hulp ingeroepen en dit blijk van vertrouwen in zijn buitengewone speur derscapaciteiten had hij nooit beschaamd ge maakt. Het zeer behoorlijke honorarium, dat hij voor zijn diensten ontving, verdeelde hij na aftrek van een gering bedrag, dat hij voor zijn eigen levensonderhoud noodig had, onder zieken, armen en behoeftigen. Als kapitein en commandant van de gewa pende politie in het district Bila had ook ik den fakir laten komen en hem de afwikkeling van eenige strafzaken opgedragen, die mij heel wat hoofdbrekens kostten, maar door hem bijna spelenderwijs waren opgelost. Nu vertoefde hij als gast in mijn huis; stil en bescheiden zat hij op zijn matje en het viel me op, dat hij me schier onafgebroken aan staarde. De fakir was een man van ongeveer 40 jaar, lang en mager met een zwarten spits baard en donkere, vurige oogen. Hij droeg een bonte sarong, het daarbij gebruikelijke witte jasjp met w^jde mouwen en een Maleischen hoofddoek, waarop een breede, groene streep duidelijk zichtbaar was. Deze streep was voor zijn volk een teeken, dat hij een uitverkorene, een met wonderkrachten begenadigde dienaar van Mohammed was en daarom meer ge vreesd dan graag gezien. In tegenstelling met de meeste Indische religieuze .fanatici onder scheidde Si Margaga zich in het bijzonder door zijn zindelijk en welverzorgd uiterlijk. Bij een of andere gelegenheid had hij mij eens het volgende toevertrouwd: „De.mensch eert Allah, als hij het omhulsel van den godde- lijken adem (lichaam en ziel) tegen den onrei- nen adem der wereld beschermt". Van de politiekazerne, die tegenover mijn woning lag, klonken dreunend luide gongsla gen, die het achtste avonduur en daarmee de aflossing van de wacht aankondigden. Bij het wegsterven van den laatsten galm werd het zijden gordijn voor de eetkamer terzijde ge schoven en een jonge Chinees trad naar bui ten. „Makan, toewan besar!" (Eten., mijnheer!), zei hij, de armen kruisend met "een diepe bui ging. Naja, de Japansche, stond haastig op en trippelde vooruit om te zien of alles in orde was, terwijl ik mij nog eens lui uitstrekte om haar daarna langzaam te volgen. Ik aarzelde echter, toen mij blik toevallig op den fakir viel, die zich plotseling hoog.oprichtte en met een hol klinkende stem, dié iets huivering wekkends had, zei> „Wacht, toewan commandant, wacht een oogenblik!" Met ingehouden^adem scheen hij naar iets te luisteren, dat buiten hoorbaar moest zijn. Verbaasd keek ik hem aan: „Waarop moet ik wachten, Margaga? Je beeft Margaga, wat is er aan de hand?" „Heer, heer", fluisterde hij huiverend, „ik zie drie vlammende bloedige streepen de dood, de dood rijdt door bosch en nacht, ge volgd door zijn dienaren!" „De dood? Je fantaseert, Margaga!" Onwillekeurig liep ik naar de trap van de galerij en keek naar buiten. Maar ik zag en hoorde niets dan de bekende nachtelijke ge- luiden van de dierenwereld rondom mijn woning. En wederom, na een korte pauze, klonk de stem van den fakir: „Heer! Ik zie een Europeaan, een toewan, op een hinnikend, wit paard. Vier bedienden volgen hem met brandende fakkels. Zij komen naar u toe de vrees voor den dood drijft hen hierheen!" „Raadselachtig", mompelde ik, terwijl ik ongeloovig het hoofd schudde. Maar toen hoorde ook ik plotseling in de verte het gehin nik van een paard en zag ik een flauw licht schijnsel, dat echter steeds sterker werd en tenslotte zelfs het grillige maanlicht overtrof. Het donkere groen der hoornen glinsterde als goud en zilver, takken en bladeren trilden ruischend en de in hun slaap gestoorde apen brulden en krijschten verschrikt dooreen. Reeds enkele opgenblikken later ontwaarde ik een troep ruiters, die nu snel naderbij kwam. Een woedend geblaf van mijn vele honden ontving hen, zoodat hun paarden schichtig werden en op de achterpooten gin gen staan. Aan het hoofd van den stoet liep een fraaie schimmelhengst, welke bereden werd door een planter in tropenkleeding, die met inspanning van alle krachten het schuwe dier in bedwang trachtte te houden en vloe kend een regen van zweepslagen deed neer dalen op de ruggen der honden tot deze ein delijk jankend wegvluchtten. De overige rui ters waren zijn bedienden, die, toen zij op het erf waren aangekomen, snel van hun paarden gleden om den vurigen schimmel van hun meester bij den teugel te vatten. „Hallo, Fridericus Rex!" riep ik verheugd, maar toch ook eenigszins verschrikt, want de waarschuwende woorden van den fakir waren nog niet uit mijn gedachten. Nu waren zij toch werkelijk aangekomen en stegen zij voor mijn oogen van hun paar den, precies zóó als Si Margaga het reeds lang van tevoren gezien en aangekondigd had. On willekeurig huiverde ik even toen mijn blik slechts vluchtig dien van den fakir ontmoette. Stijf en star, als uit ijzer gegoten, stond hij hi een hoek van de voorgalerij. i „Hallo, captain!" beantwoordde de planter mijn groet, terwijl hij, zijn groote tropenhelm achter in den nek geschoven, op mij toestapte. „Ik heb behoefte aan een praatje. Afgrijselijk, dat eeuwige alleen zijn!" Langzaam en, naar het mij voorkwam, eenigszins vermoeid, kwam hij de krakende houten trap naar de galerij op. Maar toen. hij boven was, deinsde ik met een kreet van afschuw terug; want niet mijn for- sche, levenslustige vriend was het, die mij de hand ten groet toestak, doch een in lompen gehuld-menschelijk geraamte! Griezelig leege oogholten staarden mij aan uit een grijnzenden, ontvleeschden schedel en vijf dorre, doode vin gers grepen naar mijn hand. „Een afschuwelijk misplaatste grap!" bracht ik er met moeite uit. „Een grap?" hoorde ik den ander verbaasd vragen. „Wat scheelt er aan? Je bent ziek, kerel, kom tot jezelf!" „Ik wist me te herstellen en keek hem moe dig aan, maar nog steeds zag ik, wat ik voor dien ook reeds had waargenomen: een grijn zend doodshoofd, waarvan de tanden ramme lend op elkaar sloegen. „Mijn God", steunde ik wanhopig, „ben ik dan krankzinnig gewor den?!" iTastend en schuifelend als een blin de bereikte ik den ligstoel, waar ik me ver bijsterd in liet vallen, m'n gezicht met beide handen bedekkend. Maar plotseling voelde ik een stevige, warme hand op m'n schouder en een hartelijke, diepe stem, die ik kende, zei: „Arme vriend, je hebt tropenkoorts; ik vrees, dat je het danig te pakken hebt." Aarzelend opende ik mijn oogen en nu ont moette ik voor het eerst den bezorgden blik van mijn vriend. Wantrouwig bekeek ik zijn lange, robuste gestalte en nu voelde ik ook zijn vasten handdruk. „Inderdaad", stamelde ik verbaasd, „ik moet gedroomd hebben. Zeld zaam kinderachtig om me zoo fce laten beïn vloeden." (Wordt vervolgd).. „Grondig" bestudeerde kapt C. Stoffels bet parcours van de Rallye Paper van Heeze, welke Donderdag werd verreden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 9