BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Volgens afspraak ontvangen de rubrièker-
tjes, die mij vorige week een briefje schreven,
heden ook een briefje. A.s. week verwacht ik
de briefjes weer uiterlijk 2 uur aan m'n huis,
Roggeveenstraat 27. Daar ik 's Woensdaj
middags de briefjes moet beantwoorden, heb
ik dan niet, zooals vorige jaren, gelegenheid
visite te ontvangen. Het visite uur heb ik nu
gesteld op Dinsdagmiddag van 4.30—5.30. A.s,
Dinsdag mogen: KRULLEKOPJE, TEEKE-
NAARSTERTJE, ZWARTKOPJE, MADE
LIEFJE en BOODSCHAPSTERTJE komen. Zij,
die werk van de club onderhanden hebben,
brengen het werk mede. De vriendinnetjes
die iets nieuws willen maken kunnen dat op
het visite uur met mij bespreken. Van harte
hoop ik dat de uurtjes als voorheen, heel ge
zellig zullen verloopen. Zorgt er voor allen op
tijd te zijn. Fietsen kunnen in de poort of
schuur geplaatst worden.
Tot Dinsdag.
Lief ZWARTKOPJE. De Pinksterdagen
zijn buiten verwachting heel goed geweest.-
De menschen die uitgaansplannen hadden,
behoefden ze voor het weer niet onuitge
voerd te laten. Ben jij ook nog uit geweest of
heb je rustig aan je kussen gewerkt? A.s.
Dinsdag breng je je kusen mede om aan te
werken, 'k Vind het prettig het werk weer
eens te zien. Tot Dinsdag. Dag Zwartkopje
Lief BENJAMINNETJE. Je hebt me deze
week niet gezien wel? Ik had vacantie en heb
de dagen elders doorgebracht. Nu zie en hoor
je me weer. Over eenige weken mag je ook op
visite komen. Dag Benjaminnetje.
Beste ANEMOON. Wel meisje hoe staat
het leven? Je hebt mij deze week niet gezien
en ik jou niet. Maar nu is de pret weer voor
bij. A.s. Maandag begint ook mijn school
weer. Wanneer jij op visite mag komen? Over
eenige weken, tegelijk met je zus. Wat is het
de laatste dagen warm. Echt zomer. Dag
Anemoon.
Lief ZONDAGSKIND. Zooals je in m'n
brief jevooraf kunt lezen, maak ik a.s. Dins
dag een begin met het ontvangen van visite.
Jij en je zus mogen Dinsdag over een week
komen, ,'k Heb nu de meisjes die te IJmuiden
W, wonen geïnviteerd. Heb je in de vacantie
fijn buiten gespeeld? Het beste hoor. Da;
Zondagskind.
Lief KRULLEKOPJE. Je hebt nu natuur
lijk veel van het weer genoten en dat zal je
gestel goed gedaan hebben. Mocht je 1.1. Don
derdag van den dokter weer naar school of
moet je nog wat thuis blijven? Ik hoop dat
je a.s. Dinsdag weer van de partij kunt zijn,
Breng je werk mede of moet je aan nieuw
werk beginnen? Tot ziens. Dag Krullekopje.
Beste KLEINE ZUS. Wanneer ben je
weer te IJmuiden gearriveerd? Je hebt na
tuurlijk deze week het IJmuider strand met
een bezoek vereerd. Jan v. d. D. zal wel zoo
donker als een nikker zijn geworden en jij
waarschijnlijk niet minder. Moest je 1.1.
Woensdag' weer naar school? Dag Kleine Zus.
Beste VERON3XA. Met het ontvangen
van visite maak ik a.s. Dinsdag een aanvang.
Ook jij mag spoedig komen. Waarom schrijft
je zus de laatste weken niet? Als ze wil, kan
ze heel goed een briefje schrijven. Wanneer
ze niet schrijft, kan ik haar ook niet invitee
ren, omdat ik me aan de door me gestelde
voorwaarden moet houden, 'k Hoop dat ze
haar leven beteren gaat. Dag Veronika.
Best REPELSTEELTJE. Ben je nu- be
rust? Met de visitemiddagen neem ik a s
Dinsdag een aanvang. Jij en je zus zijn ook
spoedig aan de beurt. Je weet, als je mag ko
men maken we een aanvang met haken. Ka
toen en naald leg ik voor je gereed. Ben je
deze week nog naar het strand geweest of heb
je Velserbeek en omgeving boven het strand
verkozen? A.s. Maandag 'begint ook mijn
school weer. Jij moest natuurlijk 1,1. Woens
dag weer naar school, Dag Repelsteeltje
Lief ZONNESTRAALTJE. Of jij ook op
visite mag komen? Neen, dat gaat niet. Je
bent nog veel te jong en zult nog even geduld
moeten oefenen. Hoe gaat het je met de
warmte? Dag Zonnestraaltje.
Best CROCUSJE. Je hebt zeker je kleed
je deze week een heel eind klaar gekregen en
mag als je hulp noodig hebt, a.s. Maandag
tusschen 4.30 en 5.00 bij me komen. Dinsdag,
tijdens het visiteuur, ontvang ik je liever
niet, omdat ik me dan niet voldoende aan
mn visite kan wijden. Jij komt ook spoedig
aan bod. Dat is zeker. Dag Crocusje.
kfcf ZWEMSTERTJE. Wat zal jij deze
week fijn m het water geplast hebben. Het
weer leende zich uitstekend voor een zwem-
partij en heb je natuurlijk je naam eer aan
gedaan. Wil je je vader bedanken voor de toe
zending van de prospectussen? Hoe staat het
met je vriendin? Is haar moeder al besloten
zoodat zij ook rubriekertje kan worden' Wan
neer je op visite mag komen, zal ik zorgen het
benoodigde handwerkmateriaal voor je te
hebben, zoodat je kunt beginnen. Hoe maakt
Greetje het? Door m'n verblijf elders heb ik
haar gedurende de vacantie niet gezien. A.s.
Maandag moet ook zij weer naar school. Dag
Zwemstertje.
Best GOUDMUILTJE. Wel meisje, hoe
staat het leven? Springlevend en op twee
beenen hoop ik. Heeft je zuster je kussen al
voor je in elkander gemaakt? Wanneer je op
visite mag komen, breng je het kussen zeker
wel mede zoodat ik het nog eens kan zien
voor je het moet geven. Ben je met de Pink
sterdagen nog uit geweest? Het weer was uit
stekend. Dag Goudmuiltje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. A.s. Dinsdag
mag je op visite komen. Je behoort dit keer
tot de eerste groep. Breng je werk mede?
Als je niets hebt, heb ik wel iets voor je. Hoe
gaat het met je moeder, mag ze weer op van
den dokter? Veel groeten aan haar. Dag Tee-
kenaarstertje.
Lief MADELIEFJE. A.s. Dinsdag hoop ik
je met de andere genoodigde vriendinnetjes
te ontvangen. Heb je me a.s. Maandag mis
schien voor je fiets noodig, dan mag je tus
schen 4.30 en 5.0 bij me komen. Natuurlijk
breng je Dinsdag het kussen waar ik je aan
help mede. 'k Ben benieuwd of je bent opge
schoten gedurende de laatste weken. Heb je
wol genoeg? Tot Dinsdag. Dag Madeliefje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Wel meisje,
hoe gaat het je? Heb je de laatste dagen nog
wat gehandwerkt aan de kaarten? Als je er
geen lust in hebt of het niet kunt, dan geeft
het niets. Je bewaart ze dan maar tot je weer
beter bent, en het ziekenhuis verlaten hebt.
M'n kaart heb je zeker wel ontvangen? Het
beste hoor. Dag Handwerkstertje.
Aan de Clubleden.
Zooals jullie uit het briefje aan Handwerk
stertje kunt opmaken, is Handwerkstertje
ziek en ligt in het Roode Kruis ziekenhuis te
Beverwijk. Ze lag trouwens vooraf al eenige
Weken thuis ziek. Weet jullie wat ik nu heel
prettig zou vinden? Wanneer ieder lid of zus
jes samen, haar een kaart willen zenden. Wat
zal ze gelukkig zijn met de kaarten die ze
ontvangt. Hoewel ik met ieder ziek kind me-
devoel, vind ik toch, en daar zijn jullie het
beslist roerend mede eens, dat we Gretha nu
wel eens extra mogen verwennen. Ze mist ge
regeld toch reeds zooveel omdat ze niet, zoo
als jullie, kan stoeien én ravotten.
Haaf adres luidt:
GRETHA TOLMAN
Zaal 28
Roode Kruisziekenhuis
Beverwijk.
Als jullie verder op de kaarten alleen eigen
naam en adres vermelden, kan iedere kaart
met een postzegel van V/z cent verzonden
worden.
'k Ben benieuwd te vernemen hoeveel
kaarten ze ontvangen heeft.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
KOM MAAR ZUS!
door W. B.-Z.
Kom maar zus,
Het water is fijn,
Doe niet zoo flauw
Dan vind ik je klein
Kom maar zus.
Het water is warm,
Stap nu vooruit
Geef ons maar een arm.
Ko-m maar zus,
Je wordt heusch niet nat
't Geeft immers niet,
Of 't water wat spat.
Hoera zus!
Zeg, vind je 't niet fijn
Samen met ons-
In 't water te zijn?
EEN ZELDZAME BOOM
Toen ik, zoo vertelt een ontdekkingsreizger
op een heeten dag midden in het oerwoud was,
vcrelde ik opeens groote waterdruppels op
mijn hoofd. Zoo juist was ik onder een grooten
boom gaan zitten en veegde het zweet van
mijn voorhoofd. Verbaasd keek ik naar den
hemel. Maar deze was schitterend blauw,
geen wolkje was er te zien. Het regende dus
niet. En toch vielen er groote druppels naar
beneden, hoewel ik onder een hoogen boom
met dicht gebladerte zat, die mij voor de nat
tigheid beschermen zou.
Ik schudde verbaasd het hoofd, want ik kon
het raadsel niet verklaren. Eindelijk bemerkte
ik, dat de boom zelf de gever van het water
was. Deze vreemde boom, die hier „apenstaart-
boom" wordt genoemd, is menigmaal twintig
meter hoog. Lange lianen hangen van zijn
kroon af tot op den grond. Deze zuigen de
vochtigheid op, die zij als door een lange lei
ding naar boven pompen. Van daaruit druipt
het water dan weer op den grond enop
den rustenden wandelaar.
DE KONING VAN HET BERENEILAND
Wonderlijke plannen van een romantischen
journalist.
Er zijn wonderlijke menschen op de wereld
en één hiervan was een jeugdig journalist uit
Frankfort aan de Main.
Hij had een klein beetje geld overgespaard
en het berichtjes voor zijn krant schrijven
over branden, tentoonstellinkjes, nieuwe za
ken, die geopend waren enz. enz. begon hem
vreeselijk te vervelen. Daarom besloot hij te
gaan reizen, heel ver weg het Noorden in, en
avonturen te gaan beleven!
En dat was niet genoeg, neen, hij wilde geen
gewoon mensch blijven, maar koning worden;
dat had hij zich muurvast in z'n hoofd gezet.
En weet je, wat hij toen deed? Hij reisde in
het jaar 1900 naar het Bereneiland, een woest
stuk grond in het hooge Noorden en nam dit
eiland kort en goed in bezit. Een griezelig ko
ninkrijk: koud en nevelig en steeds omringd
van pakijs. Geen enkele boot doet het eenzame
eiland aan en er wonen in de rotsachtige wil
dernis slechts drie meteorologen en een tele
grafist, die hun tijd zoekbrengen met het op
nemen en doorseinen van weerberichten.
Toen het „Koninkje" uit Frankfort het Be
reneiland in bezit nam, was het z.g. „nie
mandsland"; geen staat ter wereld voelde iets
voor zoo'n troostelooze bezitting. En dus kon
hij genist zijn gang gaan. Hij sloeg een paar
palen in den grond en bevestigde tegen alle
IN ARTIS
door W. B. Z.
We zijn met vader in Artis geweest,
O jongens, dat vond ik een reuze-feest.
Wat zijn die olifanten
Toch eenige klanten.
De olifantmoeder liep met haar zoon
En spreidde al haar kunstjes ten toon.
Ze greep iedere noot
't Zij klein of groot,
En zoonlief kreeg ook steeds zijn deel,
Maar de oppasser zei: Niet al te veel.
Een olifantenkind mag niet gulzig zijn,
Al is zijn maag niet zoo heel erg klein.
Van de olifanten zijn we naar den vijver
gegaan,
Dat was er niet zoo hel ver vandaan.
Daar zwommen eenden en zwanen
Daar nestelden flamingo's en pelikanen.
We hebben- natuurlijk nog veel meer gezien
Dat vertel ik je een volgend keertje
misschien
Jongens, wat is Artis toch fijn
Ik wou. dat ik daar iedere week een dagje
mocht. zijn.
Er had juist een zwaar onweer gewoed; met
benauwde gezichten hadden de kinderen op
school elkander aangekeken. Toen het einde
lijk weggetrokken was en allen weer opgelucht
ademden, vroeg de meester:
„Wie van jullie, weet waar het onweer van
daan komt?"
Kleine Frits stak zijn vinger op.
„Wel, Fritsje, weet jij het? Nu, vertel het
dan," moedigde de meester aan.
,Van mijn Oma!" was het onverwachte ant
woord.
„Nee maar Fritsje! Wat heeft je Oma met
het onweer te maken?"'
„Ja meester, als 't geonweerd heeft, zegt
mijn Oma altijd: Dat heeft al drie dagen in
mij beenen gezeten."
IN 'T KABOUTERLAND.
door W. B. Z.
In 't kabouterland,
Waar de kachel nu nog brandt.
Omdat 't zoo lang koud is geweest,
Viert men nu het Lentefeest.
De elfjes komen op bezoek,
Eten mee kabouterkoek,
In 't kleine kabouterhuis,
Voelen zij zich spoedig thuis.
Ze eten soep van klinkklaar mos,
's Morgens pas geplukt in 't bosch.
Ze drinken er kastanjewijn.
Die smaakt er zoo reuze fijn.
Aan 't dessert nog beukenoten
Met veel bloemensap begoten,
't Wordt een heerlijk Lentefeest,
Zooals 't nimmer is geweest.
boomen bordjes met „Verboden toegang".
Een oppervlakte van bijna 100 K.M.2 be
schouwde hij als zijn eigendom en hij vaar
digde een proclamatie uit, waarin hij aankon
digde, dat het eiland voor bergbouw, jacht
en visschei'ij zou worden gebruikt en meteen
richtte hij toen maar een regeeringspaleis op,
bestaande uit drijfhout. De deuren lagen hoog
zoodat vossen en beren niet binnen konden
wandelen. En van dit paleis, voerde een keu
rig geplaveide straat door de wildernis. Ze
liep in niets uit en de wandelaar die haar ten
einde liep, stond plotseling voor een steilen
afgrond, die loodrecht in zee daalde. Daar
donderde de branding; huizenhooge sc'liuim-
massa's spatten tegen de rotsen en reusachtige
kille wolkgevaarten omcirkelden dag en nacht
de klippen. Doch van den rotswand bengelde
een lange touwladder; dat was de opgang tot
het „regeeringspaleis". Al spoedig trok het
dwaze geval de aandacht. Verschillende Pool
reizigers ontmoetten den „nevelkoning", zoo
als hij algemeen genoemd werd en vertelden
van hem en zijn plannen in de bewoonde we
reld. Doch niemand slaagde erin hem van zijn
voornemen af te brengen.
Toen hij zijn residentie zoover in orde had
gemaakt liet hij door een ingenieur het ge
steente onderzoeken en nu bleek, dat het
eiland veel kolen bevatte. Dit maakte den
„nevelkoning" dol van opwinding hij waande
sich al schatrijk en dacht er geen oogenblik
WIE WAS DE EDELSTE?
Een sprookje uit het verre Oosten
Vele duizenden jaren geleden lag in het ver
re Oosten het reuzenrijk van Tamerlan den
Geweldige. Een machtig en dapper vorst was
hij; als een wervelstorm joegen zijn legers over
de vlakten, overal dood en verderf om zich
heen verspreidend. Ook Perzië moest vaEen
voor zijn geweld. In een vreeselij'ken veldslag"
van man tegen man moest de groote Shall
het leven laten en Tamerlan Meld een glorie
rijken intocht in de Perzische hoofdstad Te
heran. Onder de honderden gevangenen, die
hij met zich voerde, waren ook de beide prin
sen Riha en Barkas. Welk een vernedering 'voor
de vorstelijke knapen, die nog nauwelijks de
kinderschoenen waren ontwassen, om daar,
als slaven gekleed en met ijzeren ketenen, vast
geklonken aan de zegekar van den overwin
naar hun geliefde stad en het paleis van hun
vader terug te zien.
De tranen stonden hen in de oogen, maar
bij Riha, die een zacht en vriendelijk karakter
had, waren het tranen van weemoed om het
heerlijk scboonie Perzische lanid, dat hij nu
voorgoed moest verlaten, terwijl bij Barkas
toorn en haat als giftige pijlen het hart door
boorden.
Wraakgedachten vlogen hem door het hoofd.
Hij zou niet rusten vóór hij als overwinnaar
Teheran zou binnentrekken, dat zwoer hij met
een duren eed!
Jaren gingen voorbij. De jongens werden
aan het hof van koning Tamerlan opgevoed
en groeiden op tot krachtige jongemannen.
En nog altijd was er weemoed en verdriet in
hun hart om het verlies van hun vaderland.
Eens op 'n avond kon Riha niet langer zwij
gen. Treurig zei hij tot zijn broer: „De ijzige
wind van de bergtoppen doet mijn hart te
meer smachten naar de milde zoelte in de
bloeiende tuinen van Shiras. Mijn oogen sta
ren troosteloos op kale rotswanden en braai
den van verlangen om zich weer te goed te
doen aan liet heerlijk sappige groen van de
landouwen om Teheran!"
„Ik begrijp je verdriet," antwoordde Bar
kas, „maar, broeder, bedenk, dat onze tijd nog
niet gekomen is. Slechts als overwinnaars zul
len we onze hoofdstad binnentrekken."
„Broeder, ik kan mijn vaderland niet ver
geten. Ik ga heen, vanavond nog! Liever als
bedelaar in Perzië leven dan langzaam weg
kwijnen in het vreemde land."
Den volgenden morgen heel vroeg was Riha
op weg naar zijn vaderland en zijn hart, dat
treurig was geweest omdat zijn broer gewei
gerd had hem, den „lafaard", de hand ten af
scheid te geven, leefde weer op toen hij, na
dagenlang reizen, Ferzië's heerlijke vlakten
aan zijn voeten zag liggen. Diep ontroerd viel
hij op de knieën en kuste zijn dierbaren ge
boortegrond. Maar ach, hoe verwaarloosd en
droevig zag het land eruit, hoe hopeloos wa
ren de menschen gestemd. De boeren waren
aan, dat de exploitatie van die kolenmassa's
veel en veel te duur zou worden.
Niemand mocht een voet óp het eiland zet
ten, zóó bang was hij dat andenen hem zijn
koningschap zouden willen betwisten. Tezamen
met drie „soldaten", die tot de tanden gewa
pend waren, bewaakte hij zijn grondgebied en
iedere verdachte robben vang er werd ontvan
gen metgeweren, die overigens niet gela
den waren! Zijn grootste triomf beleefde de
avonturier in de tweede maand van zijn re-
geering, toen hij zoowaar een Russisch oor
logsschip overwon. De kruiser „Soetljana"
kwam naar het Bereneiland om daar puur
voor de aardigheid de Russische vlag te
hijschen. Doch de commandant zag tot zijn
schrik dat het eiland al een eigenaar had en
vluchtte ijlings voor de ongeladen geweren op
zijn schip terug en lichtte het anker. Dit voor
val is geen verzinsel; zelfs in de aanteekenin-
gen van den bekenden Poolreiziger Fridtjof
Nansen wordt de geschiedenis in kleuren en
geuren verteld.
De regeering van den „nevelkoning" vond
overigens een roemloos einde. Na drie maan
den, toen de Poolnacht begon te dreigen, zag
hij wel in dat hier voor hem geen schatten
waren weggelegd. Hij verliet dus het eiland en
keerde naar Frankfort terug.
De sporen van zijn kortstondig verblijf zijn
echter nog op het eiland te vinden.
Als je zoo eens dien kant uitkomt, kijk dan
goed uit naar den touwladder van het Beren-
eiland!
arm, het land uitgemergeld, duizenden jonge
levens werden opgeslokt door de oorlogen van
den veroveraar Humeri an. Riha zag, dat de
geestkracht in zijn volk gestorven was en hij
dacht erover na, hoe hij hen helpen kon. Wel
dra trok hij als zwervend zanger door het land,
overal bij de karavaanvuren zingend en vertel
lend over het schoone Perzische land en over
de gezegende tijden voor den oorlog, toen de
Shah regeerde en er overal geluk en voorspoed
heerschten.
En langzamerhand scheen het wel, of de
menschen wakker werden uit hun doffe on
verschilligheid. Een diep heimwee naar die
oude, goede tijden kwam in hun hart
En terwijl prins Riha als zwervend zanger,
door niemand herkend, door het vaderland
trok, verliet ook zijn broer op een goeden dag
stilletjes het paleis van den onderdrukker en
vluchtte naar een naburig koninkrijk, waar
hij den koning door zijn bekwaamheid en dap
perheid zulke goede diensten bewees, dat
deze hem eindelijk tot opperbevelhebber over
zijn leger benoemde en hem zijn dochter tot
vrouw gaf. Nu achtte Barkas den tijd van
handelen gekomen. Hij viel den koning te
voet en zeide: „Heer, als een bedelaar sta ik
voor u. Ik smeek u, geef mij een leger om mijn
vaderland te heroveren, opdat ik het als een,
waardig bruidsgeschenk uw dochter kan aan
bieden."
De koning stemde toe en Barkas viel met een,
groot leger Perzië binnen. Ondanks zijn dap
perheid en die van zijn soldaten zou het hem
echter nooit gelukt zijn, zijn vaderland te ver
overen als het volk, ontroerd door de schoone
liederen van den zwervenden zanger, zich niet
als één man achter hem had geschaard.
Zoo bereikte Barkas zijn doel: als overwin
naar trok hij Teheran binnen, doch Riha
wachtte tevergeefs tot zijn broeder hem aan
het hof zpu nooden. „Dien lafaard wil ik niet
meer zien," zei Barkas en Riha dacht: „Ieder
zijn eigen taak. Hij heeft het land veroverd,
doch E? heb de harten van zijn onderdanen
voor hem gewonnen."
Hij was tevreden met zijn lot en stierf vele
jaren later als een eenvoudig man, een rijke
schat van liederen nalatend, die nog altijd in
Perzië worden gezongen.
Zeg eens kinderen, wie was de edelste van
deze twee broers?
WIST JE AL, DAT.
In BrazEië' ieder beroep zijn eigen edelsteen
heeft? De apothekers dragen er een topaas, de
dokters een smaragd, de advocaten een robijn
de leeraren een turkoois.
Als je 200 K.M. per uur kon loopen, je in 80
dagen bij de maan zou zijn?
En in Amerika reeds visitekaartjes van on
breekbaar glas worden gebruikt?
het menschelijk lichaam genoeg forfor bevat
om 2200 lucifers te maken?
De beroemdste ec'ho ter wereld, bij het KU-
larmeymeer in Ierland, de woorden die men
spreekt, honderd maal herhaalt?
Wollen dekens niet alleen tegen de kou,
maar ook tegen de warmte beschermen? De
Bedouinen in de woestijn b.v. kruipen onder
een wollen .deken, als de zon te fel schijnt!
De meester verklaart in de klas de beteeke-
nis van enkele vreemde woorden.
„Traditie,' zegt hij is iets, dat van vader op
zoon overgeërfd wordt, Wie van jullie weet een
zin, waarin dit woord voorkomt?"
Frits steekt den vinger op.
„Ik weet er een meester," zegt hij, „toen ik
gisteren in den peereboom klom heb ik m'n
traditie gescheurd."
WIE IS DE STERKSTE?
door W. B.Z.
ENNIvANlAEfc
Een groote meneer
Met een degen op zij
Liep eens te wandelen
Alleen in de wei.
Daar was er een zwaan
Op zijn nest juist gezeten
En gaf aan zijn kindren
Wormpjes te eten.
Wie zag hij daar dicht langs zijn nestje
gaan?
Wie bleef daar zoowaar ook nog stüle staan?
De zwaan werd zoo kwaad,
Hij wist zich geen raad.
Hij liep regelrecht naar den grooten meneer
En beet in zijn broek telkens weer, telkens
weer.
De zwaan kreeg een klap,
Maar deed toch weer hap.
Dat bleef zoo maar duren,
Ik weet niet hoe lang.
De zwaan bleef maar kwaad
En 't meneertje werd bang.
Als je nu eens naar 't weiland wü gaan,
Misschien zie je beiden dan nog wel daar
staan.