BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Volgens afspraak ontvangen de rubrièker- tjes, die mij vorige week een briefje schreven, heden ook een briefje. A.s. week verwacht ik de briefjes weer uiterlijk 2 uur aan m'n huis, Roggeveenstraat 27. Daar ik 's Woensdaj middags de briefjes moet beantwoorden, heb ik dan niet, zooals vorige jaren, gelegenheid visite te ontvangen. Het visite uur heb ik nu gesteld op Dinsdagmiddag van 4.30—5.30. A.s, Dinsdag mogen: KRULLEKOPJE, TEEKE- NAARSTERTJE, ZWARTKOPJE, MADE LIEFJE en BOODSCHAPSTERTJE komen. Zij, die werk van de club onderhanden hebben, brengen het werk mede. De vriendinnetjes die iets nieuws willen maken kunnen dat op het visite uur met mij bespreken. Van harte hoop ik dat de uurtjes als voorheen, heel ge zellig zullen verloopen. Zorgt er voor allen op tijd te zijn. Fietsen kunnen in de poort of schuur geplaatst worden. Tot Dinsdag. Lief ZWARTKOPJE. De Pinksterdagen zijn buiten verwachting heel goed geweest.- De menschen die uitgaansplannen hadden, behoefden ze voor het weer niet onuitge voerd te laten. Ben jij ook nog uit geweest of heb je rustig aan je kussen gewerkt? A.s. Dinsdag breng je je kusen mede om aan te werken, 'k Vind het prettig het werk weer eens te zien. Tot Dinsdag. Dag Zwartkopje Lief BENJAMINNETJE. Je hebt me deze week niet gezien wel? Ik had vacantie en heb de dagen elders doorgebracht. Nu zie en hoor je me weer. Over eenige weken mag je ook op visite komen. Dag Benjaminnetje. Beste ANEMOON. Wel meisje hoe staat het leven? Je hebt mij deze week niet gezien en ik jou niet. Maar nu is de pret weer voor bij. A.s. Maandag begint ook mijn school weer. Wanneer jij op visite mag komen? Over eenige weken, tegelijk met je zus. Wat is het de laatste dagen warm. Echt zomer. Dag Anemoon. Lief ZONDAGSKIND. Zooals je in m'n brief jevooraf kunt lezen, maak ik a.s. Dins dag een begin met het ontvangen van visite. Jij en je zus mogen Dinsdag over een week komen, ,'k Heb nu de meisjes die te IJmuiden W, wonen geïnviteerd. Heb je in de vacantie fijn buiten gespeeld? Het beste hoor. Da; Zondagskind. Lief KRULLEKOPJE. Je hebt nu natuur lijk veel van het weer genoten en dat zal je gestel goed gedaan hebben. Mocht je 1.1. Don derdag van den dokter weer naar school of moet je nog wat thuis blijven? Ik hoop dat je a.s. Dinsdag weer van de partij kunt zijn, Breng je werk mede of moet je aan nieuw werk beginnen? Tot ziens. Dag Krullekopje. Beste KLEINE ZUS. Wanneer ben je weer te IJmuiden gearriveerd? Je hebt na tuurlijk deze week het IJmuider strand met een bezoek vereerd. Jan v. d. D. zal wel zoo donker als een nikker zijn geworden en jij waarschijnlijk niet minder. Moest je 1.1. Woensdag' weer naar school? Dag Kleine Zus. Beste VERON3XA. Met het ontvangen van visite maak ik a.s. Dinsdag een aanvang. Ook jij mag spoedig komen. Waarom schrijft je zus de laatste weken niet? Als ze wil, kan ze heel goed een briefje schrijven. Wanneer ze niet schrijft, kan ik haar ook niet invitee ren, omdat ik me aan de door me gestelde voorwaarden moet houden, 'k Hoop dat ze haar leven beteren gaat. Dag Veronika. Best REPELSTEELTJE. Ben je nu- be rust? Met de visitemiddagen neem ik a s Dinsdag een aanvang. Jij en je zus zijn ook spoedig aan de beurt. Je weet, als je mag ko men maken we een aanvang met haken. Ka toen en naald leg ik voor je gereed. Ben je deze week nog naar het strand geweest of heb je Velserbeek en omgeving boven het strand verkozen? A.s. Maandag 'begint ook mijn school weer. Jij moest natuurlijk 1,1. Woens dag weer naar school, Dag Repelsteeltje Lief ZONNESTRAALTJE. Of jij ook op visite mag komen? Neen, dat gaat niet. Je bent nog veel te jong en zult nog even geduld moeten oefenen. Hoe gaat het je met de warmte? Dag Zonnestraaltje. Best CROCUSJE. Je hebt zeker je kleed je deze week een heel eind klaar gekregen en mag als je hulp noodig hebt, a.s. Maandag tusschen 4.30 en 5.00 bij me komen. Dinsdag, tijdens het visiteuur, ontvang ik je liever niet, omdat ik me dan niet voldoende aan mn visite kan wijden. Jij komt ook spoedig aan bod. Dat is zeker. Dag Crocusje. kfcf ZWEMSTERTJE. Wat zal jij deze week fijn m het water geplast hebben. Het weer leende zich uitstekend voor een zwem- partij en heb je natuurlijk je naam eer aan gedaan. Wil je je vader bedanken voor de toe zending van de prospectussen? Hoe staat het met je vriendin? Is haar moeder al besloten zoodat zij ook rubriekertje kan worden' Wan neer je op visite mag komen, zal ik zorgen het benoodigde handwerkmateriaal voor je te hebben, zoodat je kunt beginnen. Hoe maakt Greetje het? Door m'n verblijf elders heb ik haar gedurende de vacantie niet gezien. A.s. Maandag moet ook zij weer naar school. Dag Zwemstertje. Best GOUDMUILTJE. Wel meisje, hoe staat het leven? Springlevend en op twee beenen hoop ik. Heeft je zuster je kussen al voor je in elkander gemaakt? Wanneer je op visite mag komen, breng je het kussen zeker wel mede zoodat ik het nog eens kan zien voor je het moet geven. Ben je met de Pink sterdagen nog uit geweest? Het weer was uit stekend. Dag Goudmuiltje. Lief TEEKENAARSTERTJE. A.s. Dinsdag mag je op visite komen. Je behoort dit keer tot de eerste groep. Breng je werk mede? Als je niets hebt, heb ik wel iets voor je. Hoe gaat het met je moeder, mag ze weer op van den dokter? Veel groeten aan haar. Dag Tee- kenaarstertje. Lief MADELIEFJE. A.s. Dinsdag hoop ik je met de andere genoodigde vriendinnetjes te ontvangen. Heb je me a.s. Maandag mis schien voor je fiets noodig, dan mag je tus schen 4.30 en 5.0 bij me komen. Natuurlijk breng je Dinsdag het kussen waar ik je aan help mede. 'k Ben benieuwd of je bent opge schoten gedurende de laatste weken. Heb je wol genoeg? Tot Dinsdag. Dag Madeliefje. Lief HANDWERKSTERTJE. Wel meisje, hoe gaat het je? Heb je de laatste dagen nog wat gehandwerkt aan de kaarten? Als je er geen lust in hebt of het niet kunt, dan geeft het niets. Je bewaart ze dan maar tot je weer beter bent, en het ziekenhuis verlaten hebt. M'n kaart heb je zeker wel ontvangen? Het beste hoor. Dag Handwerkstertje. Aan de Clubleden. Zooals jullie uit het briefje aan Handwerk stertje kunt opmaken, is Handwerkstertje ziek en ligt in het Roode Kruis ziekenhuis te Beverwijk. Ze lag trouwens vooraf al eenige Weken thuis ziek. Weet jullie wat ik nu heel prettig zou vinden? Wanneer ieder lid of zus jes samen, haar een kaart willen zenden. Wat zal ze gelukkig zijn met de kaarten die ze ontvangt. Hoewel ik met ieder ziek kind me- devoel, vind ik toch, en daar zijn jullie het beslist roerend mede eens, dat we Gretha nu wel eens extra mogen verwennen. Ze mist ge regeld toch reeds zooveel omdat ze niet, zoo als jullie, kan stoeien én ravotten. Haaf adres luidt: GRETHA TOLMAN Zaal 28 Roode Kruisziekenhuis Beverwijk. Als jullie verder op de kaarten alleen eigen naam en adres vermelden, kan iedere kaart met een postzegel van V/z cent verzonden worden. 'k Ben benieuwd te vernemen hoeveel kaarten ze ontvangen heeft. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. KOM MAAR ZUS! door W. B.-Z. Kom maar zus, Het water is fijn, Doe niet zoo flauw Dan vind ik je klein Kom maar zus. Het water is warm, Stap nu vooruit Geef ons maar een arm. Ko-m maar zus, Je wordt heusch niet nat 't Geeft immers niet, Of 't water wat spat. Hoera zus! Zeg, vind je 't niet fijn Samen met ons- In 't water te zijn? EEN ZELDZAME BOOM Toen ik, zoo vertelt een ontdekkingsreizger op een heeten dag midden in het oerwoud was, vcrelde ik opeens groote waterdruppels op mijn hoofd. Zoo juist was ik onder een grooten boom gaan zitten en veegde het zweet van mijn voorhoofd. Verbaasd keek ik naar den hemel. Maar deze was schitterend blauw, geen wolkje was er te zien. Het regende dus niet. En toch vielen er groote druppels naar beneden, hoewel ik onder een hoogen boom met dicht gebladerte zat, die mij voor de nat tigheid beschermen zou. Ik schudde verbaasd het hoofd, want ik kon het raadsel niet verklaren. Eindelijk bemerkte ik, dat de boom zelf de gever van het water was. Deze vreemde boom, die hier „apenstaart- boom" wordt genoemd, is menigmaal twintig meter hoog. Lange lianen hangen van zijn kroon af tot op den grond. Deze zuigen de vochtigheid op, die zij als door een lange lei ding naar boven pompen. Van daaruit druipt het water dan weer op den grond enop den rustenden wandelaar. DE KONING VAN HET BERENEILAND Wonderlijke plannen van een romantischen journalist. Er zijn wonderlijke menschen op de wereld en één hiervan was een jeugdig journalist uit Frankfort aan de Main. Hij had een klein beetje geld overgespaard en het berichtjes voor zijn krant schrijven over branden, tentoonstellinkjes, nieuwe za ken, die geopend waren enz. enz. begon hem vreeselijk te vervelen. Daarom besloot hij te gaan reizen, heel ver weg het Noorden in, en avonturen te gaan beleven! En dat was niet genoeg, neen, hij wilde geen gewoon mensch blijven, maar koning worden; dat had hij zich muurvast in z'n hoofd gezet. En weet je, wat hij toen deed? Hij reisde in het jaar 1900 naar het Bereneiland, een woest stuk grond in het hooge Noorden en nam dit eiland kort en goed in bezit. Een griezelig ko ninkrijk: koud en nevelig en steeds omringd van pakijs. Geen enkele boot doet het eenzame eiland aan en er wonen in de rotsachtige wil dernis slechts drie meteorologen en een tele grafist, die hun tijd zoekbrengen met het op nemen en doorseinen van weerberichten. Toen het „Koninkje" uit Frankfort het Be reneiland in bezit nam, was het z.g. „nie mandsland"; geen staat ter wereld voelde iets voor zoo'n troostelooze bezitting. En dus kon hij genist zijn gang gaan. Hij sloeg een paar palen in den grond en bevestigde tegen alle IN ARTIS door W. B. Z. We zijn met vader in Artis geweest, O jongens, dat vond ik een reuze-feest. Wat zijn die olifanten Toch eenige klanten. De olifantmoeder liep met haar zoon En spreidde al haar kunstjes ten toon. Ze greep iedere noot 't Zij klein of groot, En zoonlief kreeg ook steeds zijn deel, Maar de oppasser zei: Niet al te veel. Een olifantenkind mag niet gulzig zijn, Al is zijn maag niet zoo heel erg klein. Van de olifanten zijn we naar den vijver gegaan, Dat was er niet zoo hel ver vandaan. Daar zwommen eenden en zwanen Daar nestelden flamingo's en pelikanen. We hebben- natuurlijk nog veel meer gezien Dat vertel ik je een volgend keertje misschien Jongens, wat is Artis toch fijn Ik wou. dat ik daar iedere week een dagje mocht. zijn. Er had juist een zwaar onweer gewoed; met benauwde gezichten hadden de kinderen op school elkander aangekeken. Toen het einde lijk weggetrokken was en allen weer opgelucht ademden, vroeg de meester: „Wie van jullie, weet waar het onweer van daan komt?" Kleine Frits stak zijn vinger op. „Wel, Fritsje, weet jij het? Nu, vertel het dan," moedigde de meester aan. ,Van mijn Oma!" was het onverwachte ant woord. „Nee maar Fritsje! Wat heeft je Oma met het onweer te maken?"' „Ja meester, als 't geonweerd heeft, zegt mijn Oma altijd: Dat heeft al drie dagen in mij beenen gezeten." IN 'T KABOUTERLAND. door W. B. Z. In 't kabouterland, Waar de kachel nu nog brandt. Omdat 't zoo lang koud is geweest, Viert men nu het Lentefeest. De elfjes komen op bezoek, Eten mee kabouterkoek, In 't kleine kabouterhuis, Voelen zij zich spoedig thuis. Ze eten soep van klinkklaar mos, 's Morgens pas geplukt in 't bosch. Ze drinken er kastanjewijn. Die smaakt er zoo reuze fijn. Aan 't dessert nog beukenoten Met veel bloemensap begoten, 't Wordt een heerlijk Lentefeest, Zooals 't nimmer is geweest. boomen bordjes met „Verboden toegang". Een oppervlakte van bijna 100 K.M.2 be schouwde hij als zijn eigendom en hij vaar digde een proclamatie uit, waarin hij aankon digde, dat het eiland voor bergbouw, jacht en visschei'ij zou worden gebruikt en meteen richtte hij toen maar een regeeringspaleis op, bestaande uit drijfhout. De deuren lagen hoog zoodat vossen en beren niet binnen konden wandelen. En van dit paleis, voerde een keu rig geplaveide straat door de wildernis. Ze liep in niets uit en de wandelaar die haar ten einde liep, stond plotseling voor een steilen afgrond, die loodrecht in zee daalde. Daar donderde de branding; huizenhooge sc'liuim- massa's spatten tegen de rotsen en reusachtige kille wolkgevaarten omcirkelden dag en nacht de klippen. Doch van den rotswand bengelde een lange touwladder; dat was de opgang tot het „regeeringspaleis". Al spoedig trok het dwaze geval de aandacht. Verschillende Pool reizigers ontmoetten den „nevelkoning", zoo als hij algemeen genoemd werd en vertelden van hem en zijn plannen in de bewoonde we reld. Doch niemand slaagde erin hem van zijn voornemen af te brengen. Toen hij zijn residentie zoover in orde had gemaakt liet hij door een ingenieur het ge steente onderzoeken en nu bleek, dat het eiland veel kolen bevatte. Dit maakte den „nevelkoning" dol van opwinding hij waande sich al schatrijk en dacht er geen oogenblik WIE WAS DE EDELSTE? Een sprookje uit het verre Oosten Vele duizenden jaren geleden lag in het ver re Oosten het reuzenrijk van Tamerlan den Geweldige. Een machtig en dapper vorst was hij; als een wervelstorm joegen zijn legers over de vlakten, overal dood en verderf om zich heen verspreidend. Ook Perzië moest vaEen voor zijn geweld. In een vreeselij'ken veldslag" van man tegen man moest de groote Shall het leven laten en Tamerlan Meld een glorie rijken intocht in de Perzische hoofdstad Te heran. Onder de honderden gevangenen, die hij met zich voerde, waren ook de beide prin sen Riha en Barkas. Welk een vernedering 'voor de vorstelijke knapen, die nog nauwelijks de kinderschoenen waren ontwassen, om daar, als slaven gekleed en met ijzeren ketenen, vast geklonken aan de zegekar van den overwin naar hun geliefde stad en het paleis van hun vader terug te zien. De tranen stonden hen in de oogen, maar bij Riha, die een zacht en vriendelijk karakter had, waren het tranen van weemoed om het heerlijk scboonie Perzische lanid, dat hij nu voorgoed moest verlaten, terwijl bij Barkas toorn en haat als giftige pijlen het hart door boorden. Wraakgedachten vlogen hem door het hoofd. Hij zou niet rusten vóór hij als overwinnaar Teheran zou binnentrekken, dat zwoer hij met een duren eed! Jaren gingen voorbij. De jongens werden aan het hof van koning Tamerlan opgevoed en groeiden op tot krachtige jongemannen. En nog altijd was er weemoed en verdriet in hun hart om het verlies van hun vaderland. Eens op 'n avond kon Riha niet langer zwij gen. Treurig zei hij tot zijn broer: „De ijzige wind van de bergtoppen doet mijn hart te meer smachten naar de milde zoelte in de bloeiende tuinen van Shiras. Mijn oogen sta ren troosteloos op kale rotswanden en braai den van verlangen om zich weer te goed te doen aan liet heerlijk sappige groen van de landouwen om Teheran!" „Ik begrijp je verdriet," antwoordde Bar kas, „maar, broeder, bedenk, dat onze tijd nog niet gekomen is. Slechts als overwinnaars zul len we onze hoofdstad binnentrekken." „Broeder, ik kan mijn vaderland niet ver geten. Ik ga heen, vanavond nog! Liever als bedelaar in Perzië leven dan langzaam weg kwijnen in het vreemde land." Den volgenden morgen heel vroeg was Riha op weg naar zijn vaderland en zijn hart, dat treurig was geweest omdat zijn broer gewei gerd had hem, den „lafaard", de hand ten af scheid te geven, leefde weer op toen hij, na dagenlang reizen, Ferzië's heerlijke vlakten aan zijn voeten zag liggen. Diep ontroerd viel hij op de knieën en kuste zijn dierbaren ge boortegrond. Maar ach, hoe verwaarloosd en droevig zag het land eruit, hoe hopeloos wa ren de menschen gestemd. De boeren waren aan, dat de exploitatie van die kolenmassa's veel en veel te duur zou worden. Niemand mocht een voet óp het eiland zet ten, zóó bang was hij dat andenen hem zijn koningschap zouden willen betwisten. Tezamen met drie „soldaten", die tot de tanden gewa pend waren, bewaakte hij zijn grondgebied en iedere verdachte robben vang er werd ontvan gen metgeweren, die overigens niet gela den waren! Zijn grootste triomf beleefde de avonturier in de tweede maand van zijn re- geering, toen hij zoowaar een Russisch oor logsschip overwon. De kruiser „Soetljana" kwam naar het Bereneiland om daar puur voor de aardigheid de Russische vlag te hijschen. Doch de commandant zag tot zijn schrik dat het eiland al een eigenaar had en vluchtte ijlings voor de ongeladen geweren op zijn schip terug en lichtte het anker. Dit voor val is geen verzinsel; zelfs in de aanteekenin- gen van den bekenden Poolreiziger Fridtjof Nansen wordt de geschiedenis in kleuren en geuren verteld. De regeering van den „nevelkoning" vond overigens een roemloos einde. Na drie maan den, toen de Poolnacht begon te dreigen, zag hij wel in dat hier voor hem geen schatten waren weggelegd. Hij verliet dus het eiland en keerde naar Frankfort terug. De sporen van zijn kortstondig verblijf zijn echter nog op het eiland te vinden. Als je zoo eens dien kant uitkomt, kijk dan goed uit naar den touwladder van het Beren- eiland! arm, het land uitgemergeld, duizenden jonge levens werden opgeslokt door de oorlogen van den veroveraar Humeri an. Riha zag, dat de geestkracht in zijn volk gestorven was en hij dacht erover na, hoe hij hen helpen kon. Wel dra trok hij als zwervend zanger door het land, overal bij de karavaanvuren zingend en vertel lend over het schoone Perzische land en over de gezegende tijden voor den oorlog, toen de Shah regeerde en er overal geluk en voorspoed heerschten. En langzamerhand scheen het wel, of de menschen wakker werden uit hun doffe on verschilligheid. Een diep heimwee naar die oude, goede tijden kwam in hun hart En terwijl prins Riha als zwervend zanger, door niemand herkend, door het vaderland trok, verliet ook zijn broer op een goeden dag stilletjes het paleis van den onderdrukker en vluchtte naar een naburig koninkrijk, waar hij den koning door zijn bekwaamheid en dap perheid zulke goede diensten bewees, dat deze hem eindelijk tot opperbevelhebber over zijn leger benoemde en hem zijn dochter tot vrouw gaf. Nu achtte Barkas den tijd van handelen gekomen. Hij viel den koning te voet en zeide: „Heer, als een bedelaar sta ik voor u. Ik smeek u, geef mij een leger om mijn vaderland te heroveren, opdat ik het als een, waardig bruidsgeschenk uw dochter kan aan bieden." De koning stemde toe en Barkas viel met een, groot leger Perzië binnen. Ondanks zijn dap perheid en die van zijn soldaten zou het hem echter nooit gelukt zijn, zijn vaderland te ver overen als het volk, ontroerd door de schoone liederen van den zwervenden zanger, zich niet als één man achter hem had geschaard. Zoo bereikte Barkas zijn doel: als overwin naar trok hij Teheran binnen, doch Riha wachtte tevergeefs tot zijn broeder hem aan het hof zpu nooden. „Dien lafaard wil ik niet meer zien," zei Barkas en Riha dacht: „Ieder zijn eigen taak. Hij heeft het land veroverd, doch E? heb de harten van zijn onderdanen voor hem gewonnen." Hij was tevreden met zijn lot en stierf vele jaren later als een eenvoudig man, een rijke schat van liederen nalatend, die nog altijd in Perzië worden gezongen. Zeg eens kinderen, wie was de edelste van deze twee broers? WIST JE AL, DAT. In BrazEië' ieder beroep zijn eigen edelsteen heeft? De apothekers dragen er een topaas, de dokters een smaragd, de advocaten een robijn de leeraren een turkoois. Als je 200 K.M. per uur kon loopen, je in 80 dagen bij de maan zou zijn? En in Amerika reeds visitekaartjes van on breekbaar glas worden gebruikt? het menschelijk lichaam genoeg forfor bevat om 2200 lucifers te maken? De beroemdste ec'ho ter wereld, bij het KU- larmeymeer in Ierland, de woorden die men spreekt, honderd maal herhaalt? Wollen dekens niet alleen tegen de kou, maar ook tegen de warmte beschermen? De Bedouinen in de woestijn b.v. kruipen onder een wollen .deken, als de zon te fel schijnt! De meester verklaart in de klas de beteeke- nis van enkele vreemde woorden. „Traditie,' zegt hij is iets, dat van vader op zoon overgeërfd wordt, Wie van jullie weet een zin, waarin dit woord voorkomt?" Frits steekt den vinger op. „Ik weet er een meester," zegt hij, „toen ik gisteren in den peereboom klom heb ik m'n traditie gescheurd." WIE IS DE STERKSTE? door W. B.Z. ENNIvANlAEfc Een groote meneer Met een degen op zij Liep eens te wandelen Alleen in de wei. Daar was er een zwaan Op zijn nest juist gezeten En gaf aan zijn kindren Wormpjes te eten. Wie zag hij daar dicht langs zijn nestje gaan? Wie bleef daar zoowaar ook nog stüle staan? De zwaan werd zoo kwaad, Hij wist zich geen raad. Hij liep regelrecht naar den grooten meneer En beet in zijn broek telkens weer, telkens weer. De zwaan kreeg een klap, Maar deed toch weer hap. Dat bleef zoo maar duren, Ik weet niet hoe lang. De zwaan bleef maar kwaad En 't meneertje werd bang. Als je nu eens naar 't weiland wü gaan, Misschien zie je beiden dan nog wel daar staan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8