DRAVERIJEN TE HILVERSUM. SI MARGAGA. Kroonprins Frederik van Denemarken en Kroonprinses Ingrid te Stockholm ter gelegenheid van den 80sten ver jaardag van Koning Gustaaf Prinses Helène van Roemenië (rechts) en Prinses Irene van Griekenland ver toefden Woensdag op doorreis te Den Haag. De beide prinsessen in de residentie Het tweede regiment luchtdoelartillerie is Woensdag te Amsterdam gearriveerd en heeft in de Oranje Nassaukazerne garnizoen ge nomen. Tijdens de commando-overdracht Staphorst verwelkomde Woensdag zijn nieuwen burgervader, den heer R. Dijkstra. De feestelijke intocht met het eere-escorte van landelijke ruiters FEUILLETON Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTENAU—TH1EL. 11) Maar de hevig vertoornde geestelijke luis terde niet eens naar mijn woorden. Hij wachtte slechts tot ik had uitgesproken en vervolgde daarna op denzelfden irriteerenden toon: „Vergeet toch niet, toean luitenant dat slechts uw vader een ongeloovige, een Chris ten was, maar uw moeder een dochter van onzen stam, een geloovige; zij heeft den hei ligen tulband, dien u een oude lap noemt aangebeden!" Karsten werd plotseling rood van kwaad heid en hij moest zich met geweld beheerschen om den man tegenover hem niet naar de keel te vliegen. „Si Timbo" riep hij dreigend, „ik verbied je een der gelijken toon tegen mij aan te slaan!" En zich daarop tot mij wendend: .Kap'tein, ik verzoek u mij tegen dergelijke onbeschaamde opmerkingen te vrijwaren!' Fet was een moeilijk geval Het viel niet te ontkennen, dat Karsten zich op ongepaste wijze over iets. wat den priester heilig was had uitgelaten, maar aan den anderen kant was de toon van den moefti ook vrij brutaal. Ons prestige alleen reeds dwong me partij voor Karsten te kiezen. „Si Timbo" zei ik dus streng, „hoe durf ie het te wagen hier zpo op te treden?" „Verontwaardiging en toorn dwongen mij daartoe, toean commandant en dan vraag ik u als man tegenover man: sprak ik onwaar heid?." Het aanmatigende optreden van den pries ter begon nu ook mij te vervelen. Deze lieden bezorgden ons een hoop last en in plaats van zich erkentelijk te toonen voor onze hulp, kwamen zij bovendien nog met verwijten. „Si Timbo", zei ik, nu zelf ook nijdig, „de toean luitenant heeft geen onwaarheid ge sproken en jij evenmin, maar dien brutalen toon wensch ik niet te hooren! Als jullie den tulband van den profeet als je grootste heilig dom beschouwen, heb je ook den plicht hem >oed te bewaren en er zelf voor te zorgen, dat lij niet gestolen wordt! Jullie slaperigheid is ten slotte oorzaak geworden, dat hier een op stand is uitgebroken, waardoor reeds bloed is vergoten en eenige lieden achter de tralies zijn gezet. Zelfs het leven van den radjah is er mede door in gevaar gebracht. Jullie zijn niets meer of minder dan een stel luie var kens, die een profeet slechts dan liefhebben, als hij jullie een gemakkelijk en zorgeloos leventje schenkt. Maar je bent bij elkaar te stom en te gemakzuchtig om behoorlijk je plicht te doen en het heiligste 'wat je is toe vertrouwd zorgvuldig te bewaken. En als dan eens door anderen van die slapheid gebruik wordt gemaakt, weten jullie niets beters te doen dan een grooten mond op te zetten en je tot de ongeloovigen, tot de politie te wenden, die er dan maar weer voor moet zorgen, dat de zaak terecht komt. Of daarbij het leven van tientallen menschen in de waagschaal wordt gesteld, is minder als jullie maar niet te kort komen! Maar ik waarschuw jou en je collega nu voor het laatst, Si Tombo: als er nog eenmaal heiligdommen uit de mos kee worden gestolen, laat ik alle moefties ar resteeren en opsluiten. Misschien dat je het dan eens zult leeren. - Goed begrepen?" Ontzet staarde de priester mij aan. „Toean commandant?!" riep hij verschrikt. De man was zichtbaar onder den indruk van mijn reprimande hoewel deze stellig niet ten volle gemotiveerd was. maar het kwam er nu in de eerste plaats op aan ook tegenover deze heeren die maar al te zeer geneigd waren bij het reiken van een vinger de geheele hand te nemen, ons prestige te handhaven. ,En van jou, Si Timbo persoonlijk, ver lang ik, dat je onmiddellijk den toean luite nant je excuses aanbiedt", besloot ik derhalve, zijn opmerking negeerend. Hij liet zich, zonder een oogenblik te aar zelen, weer op den grond vallen. „Ik zal doen, wat u wenscht", klonk het deemoedig en zich daarop tot Karsten wen dend, vervolgde hij: „Vergeef me toean lui tenant, als mijn tong andere woorden sprak dan mijn hart mij ingaf!" Karsten maakte een afwerende beweging en stond op. ,,'t Is al goed. Ga maar!" Hij keer de hem den rug toe en stak een sigaret op. Vragend en onderdanig keek de moefti mij aan; daarna stond hij aarzelend op en sloop naar de deur. Daar bleef hij besluiteloos staan. „Wil je nog wat?" vroeg ik, daar hij bleef zwijgen. Hij zuchtte. ..Toean commandant en en de tulband van den profeet en de hei lige schriftrollen? De andere moefties zul len er naar vragen „Als het volk wat kalmer is geworden, zal ik er nog eens in het berenhol naar laten zoeken." „Saja, toean commandant. We zullen dan nog eens naar de reliquiën zoeken. Sahaja!" Hij kruiste de armen over elkaar, boog diep en deemoedig en verliet het vertrek. IX. Buiten roffelde een trommel, men hoorde dreunende soldatenpassen en het gekletter van wapens. Ik liep naar het raam en keek naar buiten. Bij het licht van een groot aantal fak kels liet luitenant Van Trassen de inmiddels gelande soldaten halt maken en de geweren aan rotten zetten. Daarna ging hij het ge rechtsgebouw binnen en een oogenblik latei- stond hij tegenover me. „Twee officieren zes onderofficieren en vier- en-dertig man uit Medan en Kaloendahg pre sent, kapitein!" „Twee officieren? Wie zijn dat?" „Luitenant Lefèbre en luitenant Van Beek, kapitein!" De beide genoemden traden daarop even eens binnen en er volgde een hartelijke be groeting, daar wij op onze, vaak vrij eenzame posten, elkaar zoo weinig zagen, dat het steeds een genoegen was, wanneer de dienst ons weer eens samen bracht. Na een verfrisschenden dronk, waaraan wij allen behoefte hadden, namen we om de tafel plaats om te beraadslagen. Op een vel papier schetste ik in een paar vluchtige krabbels de residentie van den radja met de voornaamste straten en pleinen, welke het eerste voor be zetting in aanmerking kwamen. Juist toen we het er vrijwel over eens waren op welke punten de beschikbare manschappen dienden te worden geconcentereerd, trad Sodi- kromo binnen met de boodschap, dat de ka pitein en de luitenant der Chineezen gehoor verzochten. Het is hier de plaats met betrekking tot deze zonen van het hemeische rijk, die eigen lijk ten onrechte een militairen titel dragen, iets meer mee te deelen. Zij zijn in werkelijk heid ambtenaren van het consulaat, employé's van den Chineesehen consul-generaal. In geheel Indië en vooral in die streken, waar zich plantages bevinden, heeft de Chineesche regeering ten behoeve van de werkende Chi neesche koelies ambtenaren aangesteld, die ondergeschikt zijn aan den consul-generaal en den Chineeschen gezant. In kleine plaatsen en districten heeft reeds een „luitenant" vrij veel macht, terwijl een „kapitein" ongeveer dezelfde functie bekleedt als een consul. Deze regeeringsambtenaren verschijnen vaak geheel onaangemeld op de verschillende plantages, waar zij dan de loonstaten der koelies con troleeren en zich van eventueele klachten over de werkgevers op de hoogte stellen. Zij tre den dan als bemiddelaar op of dienen, wan neer hiermee geen resultaat wordt bereikt een klacht in bij de regeering. Hun optreden is over het algemeen vrij aanmatigend en hup eeuwig queruleeren is voor de Indische amb tenaren een bron van voortdurende ergernis. Hieraan is echter weinig te veranderen, want tepslptte heeft elke buitpijlapdsche mogend heid het recht haar onderdanen hulp en bij stand te verleenen. De „kapitein" der Chineezen was gevestigd in Laboe en Batoe, eveneens de standplaats van den Nederlandsch-Indischen controleur, terwijl de „luitenant" der Chineezen in Negri Lama zijn tenten had opgeslagen. Daar beide heeren eveneens herhaaldelijk met klachten bij de politie kwamen gebeurde het meer dan eens, dat ik noodgedwongen met hen moest samenwerken. Vooral de „luitenant" viel ons schier onophoudelijk lastig met alle mogelijke futuliteiten, waarvan hij d,an een cause célè- bre trachtte te maken. Door velerlei ervarin gen wijs geworden, weigerde ik echter meestal aan hun verzoek om in te grijpen gevolg te geven en vaak ook verwees ik hen naar den controleur. Daar deze laatste echter veel op reis was en zijn ambtenaren zich eenvoudig niet lieten spreken, werden ontelbare klach ten der Chineezen op de lange baan geschoven om later te worden vergeten. Over het al gemeen was de verstandhouding dus niet zoo heel prettig. Gewoonlijk zag ik hen liever gaan dan komen, maar in dit gevalwas hum bezoek, ondanks het vooruitzicht, dat ik hen niet gemakkelijk kwijt zou raken, mij toch niet geheel onwelkom, omdat ik er een mo gelijkheid in zag, zonder strijd en noodeloos bloedvergieten, de rust en orde in Negri Lama te herstellen. Wij groepeerden ons dus opnieuw rond dt> tafel, welke in allerijl werd opgeruimd en zet ten ons gelaat in een zoo plechtig mogelijke plooi, zoodat de Chineezen een van ernst door trokken college tegenover zich vonden, toen Sodikromo met een zwaai beide deuren voor hen opende. Hoffelijk verhieven we ons van onze plaat sen. Ik trad het tweetal tegemoet en stak hun de hand toe, die zij grijnzend en onophoudelijk buigend, schudden. Nadat ook de andere offi cieren op deze wijze waren begroet, namen zij, daartoe uitgenoodigd, aan de groote tafel plaats. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8