SI MARGAGA. Koning Gustaaf van Zweden wordt door zijn kleinzoon Prins Wilhelm gelukgewenscht met zijn 80sten verjaardag tijdens het souper ten paleize te Stockholm Groote masten worden op de Place de la Concorde te Parijs opgericht in verband met het aanstaand Engelsch Koninklijk bezoek r In tegenwoordigheid van de Koninklijke Familie is Donderdag op het Emmaplein te Amsterdam het Koningin Emma-monument onthuld. Tijdens de rede van den heer J. ter Haar >r. Rechts: de Koninklijke Familie Dravend voor de jury tijdens de tentoonstelling van de Zeeuwsche Landbouw Mij. welke Donderdag te Goes onder groote belangstelling werd gehouden De nieuwe Fransche kruiser „Strasbourg", die ook wat het inwendige betreft, bijna gereed is, heeft St. Nazaire verlaten, om naar Brest te varen, waar de laatste hand aan het gevaarte zal worden gelegd Pontonniers uit Dordrecht hielden Donderdag te Kampen oefeningen in het vervoeren en overzetten van troepen over den l^ssel H. M. de Koningin legt bloemen aan den voet van het Koningin Emma- monument, dat Donderdag door Haar te Amsterdam werd onthuld FEUILLETON Een avontuurlijk verhaal uit de binnenlanden van Sumatra's Oostkust, door GERT HARTENAU—THIEL. 12) Belden waren zij gekleed in de gebruikelijke .witte tropenkleeding, waarop het onderschei- dingsteeken van hun rang was aangebracht. Hun glad geschoren schedel, van welks mid den de keurig gevlochten staart afhing, ge leek een biljartbal. Beide heeren, zoowel de „kapitein", een dikke, ietwat sluw glurende man van middelbaren leeftijd, als zijn onder geschikte, de magere, tanige „luitenant", be waarden een diep stilzwijgen. Zij verwachtten van mij, dat ik de bespreking zou openen en het leek mij verkieselijk het min of meer pijn lijke zwijgen zoo spoedig mogelijk te verbre ken. Ik wendde mij dus rechtsreeks tot hen en zei zoo plechtig mogelijk: „Mag ik den hee ren verzoeken het doel van hun bezoek mee te deelen? U zult in ons opmerkzame toe hoorders vinden, maar daar onze tijd uiter aard beperkt is, moet ik den heeren ambte naren wel vriendelijk verzoeken hun verzoe ken in zoo beknopt mogelijken vorm kenbaar te maken." De Chineezen rezen statig overeind en maakten een buiging. „Zeer gaarne, toean commandant", ant woordde de kapitein eerbiedig. „U komt met dit verzoek ook aan onze wenschen tegemoet, omdat het gebeurde veel woorden overbodig maakt en slechts zoo spoedig mogelijk een practische oplossing eischt. Naar onze mee- Sjn&v „Pardon", viel ik hem in de rede, „met alle respect voor uw meening, moet ik er toch op aandringen, dat we ons tot de feiten bepa len!" „Goed, toean kapitein", knikte de Chinees, „een feit is het dus. dat uit de moskee een kostbare cassette, welke islamitische reli- quieën bevatte, ontvreemd is. De daarvoor heerschende verontwaardiging beperkt zich niet tot de Mohammedanen, maar wordt in Chineesch-Boedhistisclie kringen gedeeld, vooral wel daarom, meneer de commandant, omdat u zonder eenig bewijs geachte en vrede lievende Chineesche onderdanen als de daders of aanstichters van dit misdrijf hebt laten arresteeren." Wederom zag ik me genoodzaakt hem te in- terrumpeeren, want deze beschuldiging was, na hetgeen er gebeurd was, wel zeer mis plaatst. „Ik moet u dringend verzoeken u van elke critiek op mijn ambtelijk ingrijpen te onthou den. Ik ben niet in dienst van de Chineesche, maar van de Nederlaiidsch-Indische regee ring!" Een oogenblik wierpen de beide. Aziaten mij uit him spleetoogen een boosaardigen blik toe, maar met de merkwaardige zelfbeheersching, hun ras eigen, trokken zij reeds de volgende seconde hun geel gelaat in een onderworpen plooi. De kapitein grijnsde minzaam en boog opnieuw, alsof ik hem een compliment had gemaakt. „Ik heb mij. geenszins willen verstouten critiek te oefenen op het beleid van den toean commandantIntegendeel, ik constateer slechts feiten, zoöals meneer de commandant die van mij verlangde. Want een feit is het toch, dat een aantal onschuldige Chineesche handelaren in arrest is gesteld. Als gevol machtigde van mijn regeering moet ik tegen deze handelwijze protesteeren en ik verzoek u daarom vriendelijk onmiddellijk hun invrij heidstelling te willen bevorderen!" Tal van onderhandelingen als deze hadden mij in den loop der jaren geleerd mijn ziel in lijdzaamheid te bezitten. Hoewel het me eeni- ge moeifce kostte, slaagde toch ^Ijthajij; uiterlijk volkomen kalm te blijven. „Het spijt me op dit verzoek afwijzend te moeten beschikken", zei ik derhalve rustig en een levendig hoofdknikken der andere of ficieren bewees, dat dezen er allen net zoo over dachten. „Met hetzelfde recht", vervolgde ik, „zoudt u eveneens de vrijlating kunnen verlangen van de Chineesche tempelroovers, die wij eerst na een moeilijke achtervolging en een bloedigen strijd hebben kunnen arresteeren." De beide Chineezen keken elkaar verlegen aan. „Daarover", antwoordde tenslotte wat aarzelend de oudste van de twee, „wilde ik straks spreken. Want het schijnt inder daad, dat zij zich aan strafbare handelingen hebben schuldig gemaakt." „Ach kom!" kon luitenant Trassen zich niet weerhouden lachend op te merken. „Neemt u mij niet kwalijk, kap'tein, dat ik mij er tus- schen meng, maar een dergelijke loyale be kentenis van de Chineesche heeren ambtena ren is wel zoo iets buitengewoons, dat wel geen enkele Europeaan aan de Oostkust daar over zijn lachen zou kunnen bedwingen." De aldus bespotte grijnsde kwaadaardig, slikte een paar maal en zei„Toean luitenant, ik doe slechts mijn plicht!" „Natuurlijk, kap'tein", knikte ik, hem kwa- si bijvallend, ,en daarom wil ik u dan ook wel ambtshalve toevertrouwen, dat de gearres teerde roovers slechts handlangers zijn van de voorloopig in hechtenis genomen juwe liers!" „Ah!" riepen de beide zonen van het hemel - sche rijk als uit één mond, „dat is een zeer gewaagde beschuldiging!" Dreigend kruisten zich onze blikken. „Ja!" zei ik gedecideerd, „maar ik zou haar niet uiten, als ik geen bewijzen had! En daar om spijt het me, niet aan uw verzoek te kun nen voldoen. Ik kan en mag deze heeren niet vrijlaten; integendeel, zij zullen dezer dagen ter beschikking worden gesteld van de justitie te Batavia." Eenige oogenbClikktn fluisterden de beide ambténaren opgewonden met elkaar. Daar het echter in pet Chineesch werd gevoerd, verstond ik geen woord. Eindelijk richtte de kapitein zich weer tot mij. waarbij hij met een spottend lachje opmerkte: „Neemt u mij niet kwalijk, toean commandant, als ik er voor waarsehuw, dat u zich op een verkeerd spoor bevindt, want in de eerste plaats hebben ju weliers niet de minste belangstelling voor ker kelijke reliquieën, zooals deze waardelooze tul band en in de tweede plaats heeft men, naar ons ter oore is gekomen, in de cassette een aanwijzing gevonden tegen den werkelij- ken dader, namelijk een briefje met drie roode streepen. Dat is, dunkt me, toch wel het beste bewijs, dat niet de juweliers, maar een of andere Visjnoe de dader is!" „Mogelijk", gaf ik schouderophalend toe; het onderzoek zal dat wel aan het licht bren gen. Maar in ieder geval hebben wij thans reeds vastgesteld, dat een of andere wraak zuchtige Visjnoeietische priester, die, zooals u terecht opmerkt, zijn visitekaartje heeft ach tergelaten, samenwerking heeft gezocht en gevonden met de Chineesche juweliers. Het was hem slechts om de Islamitische heilig dommen, n.l. den tulband en de schriftrollen te doen, maar de juweliers heeft hij schade loos gesteld door aan hen de cassette over te laten, welke met een groot aantal kostbare edelgesteenten was bezet. En naair ik voorts uit de beste bron heb vernomen koesterden uw landgenooten het voornemen deze juweelen in Singapore, misschien ook in Penang, te verkoopen of, indien dit niet mo gelijk zou blijken, naar China te verschepen. U ziet, dat we uitstekend zijn ingelicht." De dikke consulaatsambtenaar beet zich van woede op de lippen. Opnieuw wendde hij zich in een opgewonden fluistertoon tot zijn metge zel en de vliiehtige blikken, welke het twee tal ons van tijd tot tijd toewierp, getuigden waarlijk niet van bijster vriendschappelijke ge voelens. Na een poosje, waarin zij beiden niet veel verder schenen te zijn gekomen, richtte de „kapitein" wederom het woord tot ons. Zijn toon was vrij onhebbelijk, toen hij op merkte: „Natuurlijk zult u uw beschuldigin gen ook zullen bewijzen. Van onzen kant zullen wij dat althans moeten eischen!" De geërgerde gebaren der andere officieren bewezen, dat dit aanmatigend optreden der Chineezen niet alleen mij begon te vervelen. Het werd tijd er een eind aan te maken. „U kunt er van op aan", antwoordde ik, nu ook geprikkeld, „dat het bij de behande ling van de strafzaak tegen deze arrestan ten niet aan bewijzen zal ontbreken en 'ik twijfel er niet aan, of men zal ter zijner tijd u gaarne in de gelegenheid stellen daarvan kennis- te nemen. Voor het overige geloof ik, dat we dan nu het onderhoud als geëindigd kunnen beschouwen." Eenigen van ons stonden van de tafel op ten bewijze, dat wij op verdere onderhandelin gen geen prijs stelden, maar deze afwijzende houding scheen de heeren toch wel even te verontrusten. De „kapitein" hief althans be zwerend zijn hand op en zei ernstig: „Meneer de commandant, in verband met den ernst van den toestand en vooral ook om de opwinding onder de Chineesche bevolking weg te nemen, zou ik willen voorstellen de in hechtenis genomen kooplieden tegen een behoorlijke cautie vrij te laten." „Het spijt me", antwoordde ik, „maar daar over heb ik niet te beslissen. Met een derge lijk verzoek zult u zich tot de bevoegde in stantie, in dit geval den controleur, moeten' wenden." „Ach", wees de ander af, „u weet hoe moei lijk de controleur te bereiken is, vooral op het oogenblik, nu hij zich op een dienstreis bevindt.' Er zouden zeker drie dagen mee heengaan, Intusschen breekt hier een burgeroorlog uit, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Die vele soldaten daarbuiten zijn toch waar schijnlijk niet hierheen gekomen om rustig toe te zien, hoe men elkaar te lijf gaat?" „Zoolang de Chineesche bevolking zich rus tig gedraagt, zal er voor ons inderdaad niet veel meer te doen zijn dan rustig toe te zien.': .(Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 5