BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
Dit keer krijgen allen een zeer kort briefje.
Een volgend maal haal ik de schade voor jul
lie wel in. Gretha Tolman heeft me laten
vragen aan alle clubleden haar groeten over
te brengen. Zij was dolblij met de ontvangen
kaarten en heeft aan de leden, die naam en
adres op de kaart geschreven hadden, een
kaart teruggestuurd. Het kruisje op de kaart
geeft de plaats aan waar ze ligt. Gretha heeft
ook een kaart ontvangen van iemand die de
kinderrubriek trouw leest. Ook met deze kaart
was ze overgelukkig. Ze maakt het naar om-
standigheden vrij goed en we willen hopen,
dat ze weer spoedig zoover hersteld zal zijn
dat ze het ziekenhuis kan verlaten.
Lief BIJDEHANDJE. Weet je wat je moet
doen? Je moet mijnheer Hoest maar naar de
Noordpool sturen. Ben je nu reeds met het
verzamelen van postzegels bezig? Als je zoo
door gaat zal je spoedig een flinke sorteering
hebben, Dag Bijdehandje.
Best BOODSCHAPSTERTJE. Van je moe
der heb ik vernomen dat je overgelukkig was
met de invitatie voor de visite en dat je hoogst
voldaan bent thuis gekomen, 'k Vraag steeds
vier of vijf clubleden tegelijk zoodat je voor
October vast nog wel eens een invitatie ont
vangt. Ja ik heb een prettige Pinkstervacantie
gehad. Dag Boodschapstertje.
Lief TEBKEMAARSTERT JEIk wist reeds
dat je Gretha T. een kaart hebt gestuurd en
dat G. je er een heeft terug gestuurd. Prettig
voor je moeder dat ze eenige dagen te Voge
lenzang kan logeeren. De rust en mooie om
geving zulle, haar goed doen en ik hoop, dat
ze spoedig volledig hersteld mag zijn. Lief zijn
hoor, nu moeder niet thuis is. Dag Teeke-
naarstertje.
Best KRtTLLEKOPJE. Gelukkig dat je
weer voor halve dagen naai* school mocht
gaan. Dat je achter geraakt bent is te begrij
pen. Je best maar doen, dan haal je langza
merhand den achterstand wel weer in. Het
beste hoor. Dag Krullekopje,
Best ZWARTKOPJE. Wat heb jij een mooi
rapport. Allemaal achten en negens. Flink zoo
hoor. De verkeersoptocht is een week verlaat,
dus help ik je een week later. Tot ziens dan
Dag Zwartkopje.
Best CROOSJE. Pïrettig dat jij en je zus
samen Gretha een kaart gestuurd hebben. Met
iedere kaart is ze overgelukkig. Je kleedje'
wordt echt mooi. Hoewei bont, doen de kleuren
het best. Tot Dinsdag. Dag 'Crocusje.
Lief ZONNESTRAALTJE. Dat je graag
en veel buiten speelt begrijp ik. De buitenlucht
is uitstekend voor je. Jammer dat het maar
steeds zoo koud blijft. Je moeder gaat z-eker
wel eens naar Velserbeek met je wandelen.
Speel naar hartelust. Dag Zonnestraaltje.
Best ZONDAGSKIND. Leuk dat je Gretha
reeds Zaterdag een kaart gestuurd hebt. Ze
ligt ongeveer 14 dagen in het ziekenhuis en
gaat wel vooruit. Ze heeft ook weer lust om
iets te handwerken en begint naar huis te
verlangen. A.s. Dinsdag mag je op visite ko
men. Tot ziens dus. Dag Zondagskind.
Beste ANEMOON. Gelukkig dat de 24
naadjes op tijd zijn gereed gekomen. Gretha
T; was heel blij met de kaart die je haar ge
zonden hebt. Zaterdag's avonds bracht de post
haar al. Je hebt dus terstond na het lezen van
de rubriek de kaart verzonden. Flink zoo,
vlugger kon het niet.
Dag Anemoon.
Lief BENJAMINNETJE. Hartelijk dank
voor je mooie teekeningen. Ik was heel blij
met ze. Krijg ik nog meer teekeningen? Fijn
zeg.
Dag Benjaminnetje.
Lieve KLEINE ZUS. Zoo meisje, je bent
dus Vrijdag in goede gezondheid en spring
levend weer te IJmuiden gearriveerd. Heb je
in Amsterdam genoten?
Dag kleine Zus.
Beste VERONIKA. Ja, jij kunt de weekjes
dat je nog school gaat tellen. Nu verlaat je
haar gaarne maar het is best mogelijk, dat je
later weer naar de school terug verlangt en o
zoo graag nog eens in de banken zou willen
plaats nemen. Wat ga je met Augustus of
September doen?
Dag Veronika.
Best GOUDHAARTJE. Maar meisje hoe
bestaat het, hoe kan je mij vergeten? Ge
lukkig dat je neus vast zit, anders vergat je
hem ook beslist. Stel je voor, dat je hem na
het visiteuur bij mij thuis achterliet. Maar
alle gekheid op een stokje en voortaan beter
aan mij denken.
Dag Goudhaartje.
Lief REPELSTEELTJE. Ik wist niet dat
jij al tante bent. Gezellig zeg om steeds met
zoo'n kleine dikkerd te mogen rijden. Grap
pig zal het zijn al ze over eenige weken gaat
praten en probeert tante tegen je te zeggen.
Kijk vooral de visitelijst na.
Dag Repelsteeltje.
Best MADELIEFJE. De verkeersoptocht
is een week uitgesteld. Je geduld wordt dus
wel even op de proef gesteld. Het gedichtje
vind ik passend. Hulde aan de dichteres. Je
weet nu dat ik je helpen wil, dus daar geen
zorg meer over.
Dag Madeliefje.
Lief ZWEMSTERTJE. Wat ben je in de
vacantie fijn uit geweest hl. naar Hilversum
en naar Zandvoort. Je ouders hebben ook
echt genooten. Met zonnig' weer zeilen op de
Loosdrechtsche plassen is dol gezellig. Je
zwemmen leeren is heel nuttig, vooral als je
een liefhebster van zeilen en roeien bent.
Prettig dat je je zwemdiploma tracht te ha
len. Lees je de visitelijst vooral na?
Dag Zwemstertje.
Lief GOUDMUILTJE, Prettig dat ook jij
Greta een kaart gestuurd hebt. Ze heeft
reeds heel veel kaarten ontvangen en zij die
haar een kaart gezonden hebben, hebben
haar echt veel genoegen gedaan.
Van bij mij op visite komen zal voor haar
vooreerst wel niets komen. Maar laten we
blij zijn dat ze het thans maakt.
Binnenkort mag je ook bi T.ees
maar trouw de visitelijst.
Dag Goudmuiltje.
Lief ZUSTERBESCHERMSTERTJE.
Heel nieuwsgierig ben ik naar je eerste rap
port. Als je echter in je opstellen, enz. steeds
schrijft, zooals in je briefje, ik vindt, dan
krijg je beslist geen hoog cijfer voor je taal.
Ik, dus 1ste persoon, krijgt nooit een
verder vul je zelf maar in. Is het zingen voor
de radio goed geslaagd?
Dag Zusterbeschermstertje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Wel meisje
lief heb je veel kaarten ontvangen? Ik geloof
van wel. Vriendelijk van je alle zendsters
een kaart terug te sturen. Ze weten nu pre
cies voor welk raam je ligt. Hoe gaat het met
de prikka-arten? Piet S. heeft bij je moeder
weer een nieuw stelletje gebracht. Hoe
smaakten de lekkertjes? Een grappig fleschje
hé, waar ze inzaten. Het beste hoor.
Dag Handwerkstertje.
VISITE.
A.s. Dinsdagmiddag, dus 21 Juni, mogen
de volgende rubrieleertjes bij mij op visite
komen.
Crocusje, Zondagskind, Repelsteeltje,
Goudhaartje en Zwemstertje.
Crocusje en Zondagskind brengen hun eigen
werk medé, de andere drie meisjes krijgen
werk van mij.
Ik verwacht genoemde meisjes om 4.30. Tot
Dinsdag dus.
Voor de rubriekertjes die Gretha's adres
kwijt zijn en haar nog een kaart willen zen
den plaats ik nogmaals haar adres.
Het luidt:
Gretha Tolman, Zaal 28, Roode Kruis-
ziekenhuis, Beverwijk.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
MIJN POPPENHUIS
dooi' W. B. Z.
'k Ben een beetje ziek.
Nu blijf ik thuis
En speel fijn met mijn poppenhuis.
Wil je soms wat spelen met mij,
Dan schuif ik den voorgevel even op zij.
De slaapkamer met de wieg en 't bed,
't Is alles even modem en net
Een vaste waschtafel met een kraan
En een boekenplankje, waar boeken op staan
De huiskamer met vierkante ruiten,
Zoodat je gezellig kunt kijken naai' buiten
Heel dunne gordijntjes van lichtgele zij
Die hooren daar natuurlijk bij
Een tafel met weef'kleed en stoelen van staal
Een leeslamp met kap van glanzend metaal.
Een dressoir met een plantje
Dat kun je juist zien.
Zeg wil je wel komen? Vandaag nog
misschien?
JULLIE hebt natuurlijk allemaal moeder
in de laatste dagen wel eens hooren
klagen over de dure oude aardappelen
en ze voegde er zeker bij, dat ze hoopte,
dat de nieuwe maar gauw mochten komen. Nu
dat zal met dit mooie weer wel niet zoo lang
meer duren, maar nu dreigt er een ander ge
vaar. En wel de coloradokever. Van verschil
lende kanten kwamen het vorige najaar be
richten binnen, dat men in Brabant dezen ke
ver op onze aardappelvelden ontdekt had. Ge
lukkig bleek toen, dat men zich de meeste
keeren vergist had. Maar nu heb ik weer in de
courant gelezen, dat men in Brabant,
niet ver van de Belgische grens een exemplaar
van deze kevers heeft gevonden. Laten we ho
pen, dat men het dier gedood heeft voor hot
eieren heeft gelegd, want anders is dit jaar
ons leed zeer waarschijnlijk niet te overzien.
Waar dit insect optreedt, kan de boer zijn
aardappeloogst wel vaarwel zeggen. De larven
toch vreten alle bladeren van de plant op en
we weten het zonder blad is geen groei mo
gelijk en komt er dus geen aardappel. Door
middel van het blad of liever door het blad
groen fabriceert de plant met behulp van het
zonlicht uit het koolzuur in de lucht en het
water uit den bodem zetmeel en in ons geval
dus aardappels. Bij een plant zonder bladeren
is zetmeelvorming uitgesloten. Waar komt nu
dit gevreesde insect vandaan? De naam zegt
het al, uit Amerika en wel uit den staat Colo
rado. Daar kende men den kever al eeuwen en
beschouwde men het heelemaai niet. als een
gevaarlijk dier, wat het dan ook niet was. Het
voedde zich immers met de blaadjes van
doornappel, bilzen1 <'uid of bitterzoet, verwan
ten van de aardappelplant. Toen men echter
den aardappel, die inmiddels volksvoedsel was
geworden, ging verbouwen, deed de kever, wat
wij zeer waarschijnlijk ook gedaan zouden heb
ben; hij vergenoegde zich nu met het voedsel,
dat eigenlijk voor hem voor 't grijpen lag en
zocht niet meer naar bilzenkruid of doornap
pel. En daar de aardappelverbouw niet tot den
staat Colorado beperkt bleef, breidde zich ook
het gebied, waar de kever zijn voedsel kon vin
den, uit en na enkele jaren zien we hem aan
de kust verschijnen en hij steekt weldra als
verstekeling den oceaan over. In 1876 ontdekt
men hem voor 't eerst in de nabijheid van
Bremen, waar hij natuurlijk per boot of schip
uit Amerika is gearriveerd, 't Volgend jaar
wemelde het van kevers in de nabijheid van
Keulen, in de omgeving van 't dorpje Mühl-
heim en nog later werden, de Saksische aard
appelvelden met een bezoek vereerd. In beide
gevallen heeft men echter het gevaar kunnen
bezweren. Na langen tijd niets van 't dier ge
hoord te hebben, brengt hij in 1919 bezoek aan
de aardappelvelden in de omgeving van Bor
deaux en ook daar weet men na heel veel
moeite het gevaar den kop in te drukken. Dat
het moeilijk is het dier voor goed uit te roeien,
blijkt wel uit het feit, dat we in de landen in
onze omgeving en ook een enkele maal in
eigen land hem hebben gevonden, 't Moeilijke
uitroeien komt vooral omdat de larven diep
den grond inkruipen soms wel 60 e.m. en
ze dus zelfs bij een strengen winter weinig
kans op doodvriezen hebben. Latën we nu
maar hopen, dat ook voor dit jaar en voor vol
gende jaren de kever ons ons lekkere aardap
peltje zal laten. z
W. B.—Z.
EEN PORTRET VAN DEN KONING
Op een groot weldadigheidsfeest in Londen
zou naar men had aangekondigd, koning
George V in eigen persoon verschijnen en zijn
portret verkoopen.
Deze sensatie lokte duizenden menschen zóó
aan, dat het op het feest stampvol was. En de
koning kwam ook werkelijk en verkocht dui
zenden portretten van zichzelf voor een pond
sterling (f 12.per stuk.
De portretten waren echter niet op papier
gedrukt, maar bevonden zich op fonkelnieuwe
munten vaneen penny!
Ei- werd dus reusachtig verdiénd dien avond.
EIGEN SCHULD
door W B.-Z
Ik zal jullie wat vertellen
Van een varkeiimoedertje met een
krulstaartje
En van een ongehoorzaam meisje, dat
heette Saartje
Saartje logeerde op een groote boerderij
Ze speelde alle dagen in de malsche,
groene wei.
Als 't weer was heel guur,
Ging ze soms naar de schuur.
Daar kon je ballen en tollen
En met de poesjes sollen.
De boer had onlangs gezeid:
„Niet bij 't varkenshok komen, beste meid.
Nu er tien biggetjes zijn gekomen
Is moeder varken bang, dat ze worden
weggenomen."
De boer had aan Saai' de. biggetjes laten zien
Ze waren zoo leuk rose en zoo schoon alle
tien.
Na een paar dagen
Ging Saai' zonder vragen
Naar 't hok en keek in 't hooi,
Daar lagen de beestjes, wat waren ze mooi!
Maar toen ze dichterbij kwam, zei 't
varkeiimoedertje knor, knor,
En gaf onze Saar zoo'n flinke por.
Dat ze viel op den grond
Ze keek hulpeloos rond
Ze was graag naar huis toe gegaan,
Maar ze durfde haast niet op te staan.
Gelukkig stond de schuurdeur nog open
Als een bange muis is ze er heen gekropen.
Ze holde, ze rende, ze vloog naar buis
De boer en zijn vrouw waren samen thuis.
Ze vertelde van die leelijke por
En hoe 't varken maar riep: knor, knor, knor
Weet je wat de boer toen heeft gezeid?:
,,'t Is alles eigen schuld, beste meid."
KIJKJE IN EEN CHINEESCHE STAD
Muren en nog eens muren en één soort
winkels in elke straat.
Als je er wel eens bij bent, dat Vader en
Moeder samen of met kennissen over het we
reldnieuws spreken, dan kom je tegenwoordig
heel wat Chineesche namen tegen: Nanking',
Tsinanfu, Tananfu of hoe die steden allemaal
ook heeten.
Maar Ik wed, dat je eigenlijk nog niet goed
weet, hoe zoo'n Chineesche stad eruit ziet!
Net als Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Delft
of Groningen? O, mis,, heel, héél anders! Kom,
ga maar mee: Stap in mijn denkbeeldige
vliegmachine en ik zal je zooveel Chineesche
steden laten zien, als je wilt. Goed?
Waar we precies heen vliegen, doet er wei
nig toe, want alle steden in China lijken op
elkaar als twee druppels water, 't Eenige ver
schil is, dat de eene stad een beetje grooter is
dan de andere, maar daar houdt 't ook mee op.
Rrrrtdaar zijn we er al: beneden ons
zien we de stad liggen. Laten we maar zeggen,
dat het Tsinanfu is. We dalen op het vliegveld
en loopen nu verder. Nu komen we, als we de
stad willen binnengaan, 't allereerst aan een
zwaren, dikken muur, die om de geheele stad
heenloopt.
Want China is als je het nog niet wist,
moet je 't maar goed onthouden het land
van de muren. Een reuzenmuur de beroemde
„Chineesche muur" omringt al sinds eeuwen
en eeuwen het geheele reuze nr ijk, iedere stad,
ieder dorp, ja zelfs ieder gehucht is door een:
muur omringd en zelfs ieder huis. Stadsmu
ren van 50 K.M. lengte zijn geen zeldzaam
heid en dan moet je je niet voorstellen, dat
het lage ombeminkjes zijn. Neen, ze zijn steeds
10 tot 15 meter hoog en zóó breed, dat drie
auto's gemakkelijk boven op den muur naast
elkaar kunnen rijden. Als je zoo'n muur be
kijkt, vraag je je als Westerling onwillekeurig
af: hoeveel millioenen dat wel gekost moet
hebben, hoelang ze daar wel aan gebouwd en
hoeveel menschen er wel aan gewerkt zouden
hebben?
Maar je moet bedenken, dat deze muren al
heel, heel oud zijn en gebouwd in een tijd, dat
China onmetelijk rijk was. Moesten ze nu nog
eens worden opgericht, dan zou iedere muur
meer kosten, dan alles, wat hij omsluit. Iedere
stad in China is precies vierkant en de muur
bevat steeds vier poorten, in iedere windstreek
één en boven iedere poort is een soort tem
pel aangebracht, bestaande uit vele verdiepin
gen. De twee hoofdstraten loopen van poort
tot poort en snijden elkaar precies in het mid
delpunt van de stad en alle kleinere straten
loopen evenwijdig aan deze straten, 't Is dus
nogal eenvoudig, in een Chineesche stad den
weg te vinden. Dat treffen we, want we wil
len de stad graag vóór den avond goed bekij
ken en als we aan 't dwalen raakten zou 't
kunnen gebeuren, dat de poorten dicht waren
en we dus de stad niet weer uitkonden! Ouder-
wetsch? Ja, 't doet ons aan de Middeleeuwen
denken, maar in China is 't heel gewoon, dat
de vier poorten, die groote, zware eikenhouten
draaideuren bevatten, ieder en nacht door den
poortwachter afgesloten worden. Dit biedt het
voordeel, dat ongewenschte gasten, b.v. inbre
kers, 's nachts niet uit of in de stad kunnen
komen, al sleepten ze ook de langste ladder
met zich mee. En in oorlogstijd zijn hieraan
nog belangrijke voordeelen verbonden, zooals
je begrijpen zult. De heel groote steden, zoo
als Peking, Nanking, enz. hebben overigens
behalve de vier hoofdpoorten nog een dozijn
tje of meer bijpoorten hiertusschen.
Hoe enorm groot een stad als Peking is, be
wijst de lengte van den muur: ruim 50 K.M.!
Ziezoo nu gaan we de stad binnen en onze
eerste indruk is: 't lijkt wel, of hier niets an
ders dan winkels zijn! De straten zijn meest
breed en ongeplaveid; in den zomer bedekt
met dikke, stuivende stoflagen, in den regen
tijd met modder van taal leem. Het grappige
is, dat alle winkels, die je in deze straat voor
je ziet, van dezelfde soort zijn; een ander
soort is in de volgende straaat gevestigd. Zoo
vind je alle bakkerijen bij elkaar, alle schoen
winkels bij elkaar enz. enz.; er zijn over de
200 soorten winkels en als je nu een boodschap
wilt doen, dan heb' je maar even een platte
grond van de stad te raadplegen en je weet
precies, waar je zijn moet. Aan den eenen
kant is dit wel prettig; 't geeft een goed over
zicht van wat er allemaal te koop wordt aan
geboden. Wil je bijv. een paar schoenen koo-
pen, dan heb je maar één straat te bekijken en
je kunt je keus bepalen. Tusschen al die win
kels door zien we de uithangborden van thee
huizen en restaurants: de Mohammedaansche,
waar volgens voorgeschreven spijswetten wordt
gekookt, hebben een blauw de andere een rood
teeken aan de deur. En verder worden de tal-
looze winkels afgewisseld door tempels, kloos
ters, scholen, banken, theaters en bioscopen.
En als je je hierbij nu nog voorstelt, dat ieder
winkelier zijn eigen vastgesteld lawaaiwerktuig
heeft (ratels, bekkens, fluiten enz.) en dat de
bioscopen met luidpsrekers den heelen dag
door hun programma's bekend maken, dan
kun je je voorstellen, dat 't in zoo'n stad aller
gezelligst is. Maar één vraag moet je toch ze
ker van 't hart. als je hier een poosje hebt
rondgewandeld. Je vraagt je af: Maar waar
wonen al die menschen nu eigenlijk? In de
winkels?
Neen, zoo maar in een onbeschermde win
kel wonen is niets voor een Chinees! De win
kels zijn eigenlijk maar de „voorgevels" en
daarachter l-iggen, weer met dikke muren om
geven, de eigenlijke woonhuizen. Van de straat
zie je ze niet, maar loop je nu zoo'n winkel
door dit kan alleen als je de bewoner goed
kent! dan kom je aan een grauwen muur. Je
gaat de poort door en loopt bijna aan tegen
een tweeden muur. Gelukkig is dit maar een
los stuk, iets breeder dan de poort, zoodat je
er even omheen moet loopen. Dit iis de z.g.
„geestenmuur", die daar speciaal is opgericht
om booze geesten te weren.
En nuzijn we opeens in een andere we
reld verplaatst. Kleine huisjes in vroolijke
kleuren geschilderd en versierd met prachtig
beeldhouwwerk, met lanen, plantsoenen,
bloemperken en fonteinen ertusschen. 't Is
hier allergezelligst. Alle leden van een familie
wonen hier van ouder op ouder binnen den
zwaren muur bijeen: ieder gezin in een huisje
en telkens als weer een manlijk familielid gaat
trouwen, wordt een nieuw huisje bijgebouwd
(als er tenminste door overlijden van een
stokouden grootvader geen huisje is vrijge
komen). 't Valt ons moeilijk, afscheid te ne
men van dezen „binnenkant" van de Chinee
sche stad. En tot slot cirkelen we nog even
in ons vliegtuig er overheen. En waar we straks
enkel grauwe muren en nogeens muren za
gen, lijkt nu de heele stad één massa van
groen loof!
Een eigenaardige tegenstelling.
VAN MENSCHEN EN DIEREN.
Zeer sterk en innig kunnen de vriendschaps
banden zijn, die mensch en dier aan elkander
binden. Daar ga ik je iets van vertellen.
Een bekend dichter maakte eens met zijn
lievelingshond een zeereis van Stettin naar
Kopenhagen. Onderweg sprong het dier over
boord. De dichter smeekte den kapitein om te
stoppen, opdat de hond kon worden gered.
„Ónmogelijk," zei deze. „Mijn voorschriften
zijn streng. Ik mag alleen stoppen als een
mensch overboord valt."
„Goed," antwoordde de dichter kalm en met
een flanken aanloop sprong ook hij over de
railing, 't Slot was dat de kapiteiin wel stop
pen moest, zoodat de dichter en zijn hond ge
red werden.
Koning Frederik Wilhelm IV van Pruisen
ging eens een ochtendwandeling maken, toen
hij in de verte een vrouw zag, die onbarmhar
tig op een ezel, die voor een melkwagen ge
spannen was, lossloeg. De Koning ging er op
af en verweet haar deze wreedheid, maar de
vrouw barstte in tranen uit, terwijl ze snikte:
„Ik moet op tijd in Potsdam zijn, anders ver
lies ik al m'n klanten!"
De koning zei toen niets meer, maar nam
haar den zweep af en hielp mee om den wa
gen te duwen, zoodat de ezel ook na enkele
oogenblikken weer begon te trekken. De melk
vrouw bedankte den onbekenden helper heel
vriendelijk, maar toen hij thuis kwam en het
geval aan zijn gemalin vertelde, was deze er
lang niet over te spreken. „Zooiets kon je als
kroonprins nog doen," zei ze, „maar als ko
ning
„Maar lieve," antwoorddde hij, juist als ko
ning moet ik allerlei ezels voorthelpen!"
Een bekend dierenarts werd e enigen tijd ge
leden opeens opgebeld met het verzoek, een
jachthond te komen behandelen, die na den
dood van zijn meeester zóó zwaarmoedig was,
dat hij, volgens de meening van de familie,
wel spoedig zou sterven.
Het prachtige dier lag volkomen onbewege
lijk voor den stoel van zijn meester uitge
strekt en was niet te bewegen, voedsel tot zich
te nemen of ergens op te letten.
Een heelen tijd was de arts met hem bezig,
maar geen enkel middel om zijn opmerkzaam
heid te trekken mocht baten. Toen viel zijn
blik op een vioolkist, die op een hoektafeltje
lag en hij herinnerde zich opeens, dat de
meester van den hond, die hij jaren geleden
gekend had, de gewoonte had gehad, lederen
avond voor het eten een paar volksliedjes op
de viool te spelen.
Gedreven door een plotselinge ingeving, nam
hij de viool en begon te spelen. En kijk! daar
hief Hector langzaam den kop op, huilde lang
en smartelijk en bleef dan gespannen zitten
luisteren. Toen de viool zweeg, legde hij zijn
kop op de knie van den arts en liet zich door
hem streelen.
Zijn leed om het verlies van zijn meester
was weliswaar niet vergeten, maar sinds dien
avond begon hij toch langzamerhand van zijn
zwaarmoedigheid te genezen.
'T VERSTANDIGE HONDJE
„Wat een verstandige hond is," zegt Klaas
de melkboer altijd, „hoeft mij niemand te ver
tellen, want daar kan ik van meepraten! Vroe
ger, toen ik nog jong was, had ik zoo'n klein
bruin mormel met kromme pootjes. Een lee-
lijk beest, maar slim dat ie was, slimnou,
daar is geen voorbeeld van!
Hij heette Jolly. Nu, ik had 's morgens soms
weieens geen brood genoeg in huis en daarom
had ik de gewoonte aangenomen, hem iederen
morgen twee centen te geven. Hij liep dan vlug
naar den bakker en kocht hiervoor twee oud
bakken kadetjes, die hij meestal netjes thuis
bracht en opat, maar soms ook weieens
als hij ergen honger had, zeker al op straat
verslond.
Nu, eens op een dag staat de bakker, als ik
's morgens met m'n melkwagen voorbij kom,
in de deur, en zegt: „Klaas, je hond is al een
paar dagen niet om brood geweest. Weet je
dat?"
Ik vond het een vreemd geval, want ik had
Jolly toch iederen morgen z'n twee centen ge
geven.
Den volgenden morgen besloot ik eens goed
uit te kijken, wat hij ermee deed. Nuwat
denk je? Je raadt het nooit! Hij verstopte de
centen onder de mat, waar hij 'n heele spaarpot
had gemaakt. Hij had juist tien cent bij el
kaar, nam alles in den bek en liep twee hui
zen verder, waar een slager woonde.
Toen legde hij het geld voor diens voeten
neer en keek hem zoo sneekend aan, dat de
man hem een groot stuk worst gaf. Een ver
standig hondje, hè?"