BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! Dit keer krijgen allen een zeer kort briefje. Een volgend maal haal ik de schade voor jul lie wel in. Gretha Tolman heeft me laten vragen aan alle clubleden haar groeten over te brengen. Zij was dolblij met de ontvangen kaarten en heeft aan de leden, die naam en adres op de kaart geschreven hadden, een kaart teruggestuurd. Het kruisje op de kaart geeft de plaats aan waar ze ligt. Gretha heeft ook een kaart ontvangen van iemand die de kinderrubriek trouw leest. Ook met deze kaart was ze overgelukkig. Ze maakt het naar om- standigheden vrij goed en we willen hopen, dat ze weer spoedig zoover hersteld zal zijn dat ze het ziekenhuis kan verlaten. Lief BIJDEHANDJE. Weet je wat je moet doen? Je moet mijnheer Hoest maar naar de Noordpool sturen. Ben je nu reeds met het verzamelen van postzegels bezig? Als je zoo door gaat zal je spoedig een flinke sorteering hebben, Dag Bijdehandje. Best BOODSCHAPSTERTJE. Van je moe der heb ik vernomen dat je overgelukkig was met de invitatie voor de visite en dat je hoogst voldaan bent thuis gekomen, 'k Vraag steeds vier of vijf clubleden tegelijk zoodat je voor October vast nog wel eens een invitatie ont vangt. Ja ik heb een prettige Pinkstervacantie gehad. Dag Boodschapstertje. Lief TEBKEMAARSTERT JEIk wist reeds dat je Gretha T. een kaart hebt gestuurd en dat G. je er een heeft terug gestuurd. Prettig voor je moeder dat ze eenige dagen te Voge lenzang kan logeeren. De rust en mooie om geving zulle, haar goed doen en ik hoop, dat ze spoedig volledig hersteld mag zijn. Lief zijn hoor, nu moeder niet thuis is. Dag Teeke- naarstertje. Best KRtTLLEKOPJE. Gelukkig dat je weer voor halve dagen naai* school mocht gaan. Dat je achter geraakt bent is te begrij pen. Je best maar doen, dan haal je langza merhand den achterstand wel weer in. Het beste hoor. Dag Krullekopje, Best ZWARTKOPJE. Wat heb jij een mooi rapport. Allemaal achten en negens. Flink zoo hoor. De verkeersoptocht is een week verlaat, dus help ik je een week later. Tot ziens dan Dag Zwartkopje. Best CROOSJE. Pïrettig dat jij en je zus samen Gretha een kaart gestuurd hebben. Met iedere kaart is ze overgelukkig. Je kleedje' wordt echt mooi. Hoewei bont, doen de kleuren het best. Tot Dinsdag. Dag 'Crocusje. Lief ZONNESTRAALTJE. Dat je graag en veel buiten speelt begrijp ik. De buitenlucht is uitstekend voor je. Jammer dat het maar steeds zoo koud blijft. Je moeder gaat z-eker wel eens naar Velserbeek met je wandelen. Speel naar hartelust. Dag Zonnestraaltje. Best ZONDAGSKIND. Leuk dat je Gretha reeds Zaterdag een kaart gestuurd hebt. Ze ligt ongeveer 14 dagen in het ziekenhuis en gaat wel vooruit. Ze heeft ook weer lust om iets te handwerken en begint naar huis te verlangen. A.s. Dinsdag mag je op visite ko men. Tot ziens dus. Dag Zondagskind. Beste ANEMOON. Gelukkig dat de 24 naadjes op tijd zijn gereed gekomen. Gretha T; was heel blij met de kaart die je haar ge zonden hebt. Zaterdag's avonds bracht de post haar al. Je hebt dus terstond na het lezen van de rubriek de kaart verzonden. Flink zoo, vlugger kon het niet. Dag Anemoon. Lief BENJAMINNETJE. Hartelijk dank voor je mooie teekeningen. Ik was heel blij met ze. Krijg ik nog meer teekeningen? Fijn zeg. Dag Benjaminnetje. Lieve KLEINE ZUS. Zoo meisje, je bent dus Vrijdag in goede gezondheid en spring levend weer te IJmuiden gearriveerd. Heb je in Amsterdam genoten? Dag kleine Zus. Beste VERONIKA. Ja, jij kunt de weekjes dat je nog school gaat tellen. Nu verlaat je haar gaarne maar het is best mogelijk, dat je later weer naar de school terug verlangt en o zoo graag nog eens in de banken zou willen plaats nemen. Wat ga je met Augustus of September doen? Dag Veronika. Best GOUDHAARTJE. Maar meisje hoe bestaat het, hoe kan je mij vergeten? Ge lukkig dat je neus vast zit, anders vergat je hem ook beslist. Stel je voor, dat je hem na het visiteuur bij mij thuis achterliet. Maar alle gekheid op een stokje en voortaan beter aan mij denken. Dag Goudhaartje. Lief REPELSTEELTJE. Ik wist niet dat jij al tante bent. Gezellig zeg om steeds met zoo'n kleine dikkerd te mogen rijden. Grap pig zal het zijn al ze over eenige weken gaat praten en probeert tante tegen je te zeggen. Kijk vooral de visitelijst na. Dag Repelsteeltje. Best MADELIEFJE. De verkeersoptocht is een week uitgesteld. Je geduld wordt dus wel even op de proef gesteld. Het gedichtje vind ik passend. Hulde aan de dichteres. Je weet nu dat ik je helpen wil, dus daar geen zorg meer over. Dag Madeliefje. Lief ZWEMSTERTJE. Wat ben je in de vacantie fijn uit geweest hl. naar Hilversum en naar Zandvoort. Je ouders hebben ook echt genooten. Met zonnig' weer zeilen op de Loosdrechtsche plassen is dol gezellig. Je zwemmen leeren is heel nuttig, vooral als je een liefhebster van zeilen en roeien bent. Prettig dat je je zwemdiploma tracht te ha len. Lees je de visitelijst vooral na? Dag Zwemstertje. Lief GOUDMUILTJE, Prettig dat ook jij Greta een kaart gestuurd hebt. Ze heeft reeds heel veel kaarten ontvangen en zij die haar een kaart gezonden hebben, hebben haar echt veel genoegen gedaan. Van bij mij op visite komen zal voor haar vooreerst wel niets komen. Maar laten we blij zijn dat ze het thans maakt. Binnenkort mag je ook bi T.ees maar trouw de visitelijst. Dag Goudmuiltje. Lief ZUSTERBESCHERMSTERTJE. Heel nieuwsgierig ben ik naar je eerste rap port. Als je echter in je opstellen, enz. steeds schrijft, zooals in je briefje, ik vindt, dan krijg je beslist geen hoog cijfer voor je taal. Ik, dus 1ste persoon, krijgt nooit een verder vul je zelf maar in. Is het zingen voor de radio goed geslaagd? Dag Zusterbeschermstertje. Lief HANDWERKSTERTJE. Wel meisje lief heb je veel kaarten ontvangen? Ik geloof van wel. Vriendelijk van je alle zendsters een kaart terug te sturen. Ze weten nu pre cies voor welk raam je ligt. Hoe gaat het met de prikka-arten? Piet S. heeft bij je moeder weer een nieuw stelletje gebracht. Hoe smaakten de lekkertjes? Een grappig fleschje hé, waar ze inzaten. Het beste hoor. Dag Handwerkstertje. VISITE. A.s. Dinsdagmiddag, dus 21 Juni, mogen de volgende rubrieleertjes bij mij op visite komen. Crocusje, Zondagskind, Repelsteeltje, Goudhaartje en Zwemstertje. Crocusje en Zondagskind brengen hun eigen werk medé, de andere drie meisjes krijgen werk van mij. Ik verwacht genoemde meisjes om 4.30. Tot Dinsdag dus. Voor de rubriekertjes die Gretha's adres kwijt zijn en haar nog een kaart willen zen den plaats ik nogmaals haar adres. Het luidt: Gretha Tolman, Zaal 28, Roode Kruis- ziekenhuis, Beverwijk. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. MIJN POPPENHUIS dooi' W. B. Z. 'k Ben een beetje ziek. Nu blijf ik thuis En speel fijn met mijn poppenhuis. Wil je soms wat spelen met mij, Dan schuif ik den voorgevel even op zij. De slaapkamer met de wieg en 't bed, 't Is alles even modem en net Een vaste waschtafel met een kraan En een boekenplankje, waar boeken op staan De huiskamer met vierkante ruiten, Zoodat je gezellig kunt kijken naai' buiten Heel dunne gordijntjes van lichtgele zij Die hooren daar natuurlijk bij Een tafel met weef'kleed en stoelen van staal Een leeslamp met kap van glanzend metaal. Een dressoir met een plantje Dat kun je juist zien. Zeg wil je wel komen? Vandaag nog misschien? JULLIE hebt natuurlijk allemaal moeder in de laatste dagen wel eens hooren klagen over de dure oude aardappelen en ze voegde er zeker bij, dat ze hoopte, dat de nieuwe maar gauw mochten komen. Nu dat zal met dit mooie weer wel niet zoo lang meer duren, maar nu dreigt er een ander ge vaar. En wel de coloradokever. Van verschil lende kanten kwamen het vorige najaar be richten binnen, dat men in Brabant dezen ke ver op onze aardappelvelden ontdekt had. Ge lukkig bleek toen, dat men zich de meeste keeren vergist had. Maar nu heb ik weer in de courant gelezen, dat men in Brabant, niet ver van de Belgische grens een exemplaar van deze kevers heeft gevonden. Laten we ho pen, dat men het dier gedood heeft voor hot eieren heeft gelegd, want anders is dit jaar ons leed zeer waarschijnlijk niet te overzien. Waar dit insect optreedt, kan de boer zijn aardappeloogst wel vaarwel zeggen. De larven toch vreten alle bladeren van de plant op en we weten het zonder blad is geen groei mo gelijk en komt er dus geen aardappel. Door middel van het blad of liever door het blad groen fabriceert de plant met behulp van het zonlicht uit het koolzuur in de lucht en het water uit den bodem zetmeel en in ons geval dus aardappels. Bij een plant zonder bladeren is zetmeelvorming uitgesloten. Waar komt nu dit gevreesde insect vandaan? De naam zegt het al, uit Amerika en wel uit den staat Colo rado. Daar kende men den kever al eeuwen en beschouwde men het heelemaai niet. als een gevaarlijk dier, wat het dan ook niet was. Het voedde zich immers met de blaadjes van doornappel, bilzen1 <'uid of bitterzoet, verwan ten van de aardappelplant. Toen men echter den aardappel, die inmiddels volksvoedsel was geworden, ging verbouwen, deed de kever, wat wij zeer waarschijnlijk ook gedaan zouden heb ben; hij vergenoegde zich nu met het voedsel, dat eigenlijk voor hem voor 't grijpen lag en zocht niet meer naar bilzenkruid of doornap pel. En daar de aardappelverbouw niet tot den staat Colorado beperkt bleef, breidde zich ook het gebied, waar de kever zijn voedsel kon vin den, uit en na enkele jaren zien we hem aan de kust verschijnen en hij steekt weldra als verstekeling den oceaan over. In 1876 ontdekt men hem voor 't eerst in de nabijheid van Bremen, waar hij natuurlijk per boot of schip uit Amerika is gearriveerd, 't Volgend jaar wemelde het van kevers in de nabijheid van Keulen, in de omgeving van 't dorpje Mühl- heim en nog later werden, de Saksische aard appelvelden met een bezoek vereerd. In beide gevallen heeft men echter het gevaar kunnen bezweren. Na langen tijd niets van 't dier ge hoord te hebben, brengt hij in 1919 bezoek aan de aardappelvelden in de omgeving van Bor deaux en ook daar weet men na heel veel moeite het gevaar den kop in te drukken. Dat het moeilijk is het dier voor goed uit te roeien, blijkt wel uit het feit, dat we in de landen in onze omgeving en ook een enkele maal in eigen land hem hebben gevonden, 't Moeilijke uitroeien komt vooral omdat de larven diep den grond inkruipen soms wel 60 e.m. en ze dus zelfs bij een strengen winter weinig kans op doodvriezen hebben. Latën we nu maar hopen, dat ook voor dit jaar en voor vol gende jaren de kever ons ons lekkere aardap peltje zal laten. z W. B.—Z. EEN PORTRET VAN DEN KONING Op een groot weldadigheidsfeest in Londen zou naar men had aangekondigd, koning George V in eigen persoon verschijnen en zijn portret verkoopen. Deze sensatie lokte duizenden menschen zóó aan, dat het op het feest stampvol was. En de koning kwam ook werkelijk en verkocht dui zenden portretten van zichzelf voor een pond sterling (f 12.per stuk. De portretten waren echter niet op papier gedrukt, maar bevonden zich op fonkelnieuwe munten vaneen penny! Ei- werd dus reusachtig verdiénd dien avond. EIGEN SCHULD door W B.-Z Ik zal jullie wat vertellen Van een varkeiimoedertje met een krulstaartje En van een ongehoorzaam meisje, dat heette Saartje Saartje logeerde op een groote boerderij Ze speelde alle dagen in de malsche, groene wei. Als 't weer was heel guur, Ging ze soms naar de schuur. Daar kon je ballen en tollen En met de poesjes sollen. De boer had onlangs gezeid: „Niet bij 't varkenshok komen, beste meid. Nu er tien biggetjes zijn gekomen Is moeder varken bang, dat ze worden weggenomen." De boer had aan Saai' de. biggetjes laten zien Ze waren zoo leuk rose en zoo schoon alle tien. Na een paar dagen Ging Saai' zonder vragen Naar 't hok en keek in 't hooi, Daar lagen de beestjes, wat waren ze mooi! Maar toen ze dichterbij kwam, zei 't varkeiimoedertje knor, knor, En gaf onze Saar zoo'n flinke por. Dat ze viel op den grond Ze keek hulpeloos rond Ze was graag naar huis toe gegaan, Maar ze durfde haast niet op te staan. Gelukkig stond de schuurdeur nog open Als een bange muis is ze er heen gekropen. Ze holde, ze rende, ze vloog naar buis De boer en zijn vrouw waren samen thuis. Ze vertelde van die leelijke por En hoe 't varken maar riep: knor, knor, knor Weet je wat de boer toen heeft gezeid?: ,,'t Is alles eigen schuld, beste meid." KIJKJE IN EEN CHINEESCHE STAD Muren en nog eens muren en één soort winkels in elke straat. Als je er wel eens bij bent, dat Vader en Moeder samen of met kennissen over het we reldnieuws spreken, dan kom je tegenwoordig heel wat Chineesche namen tegen: Nanking', Tsinanfu, Tananfu of hoe die steden allemaal ook heeten. Maar Ik wed, dat je eigenlijk nog niet goed weet, hoe zoo'n Chineesche stad eruit ziet! Net als Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Delft of Groningen? O, mis,, heel, héél anders! Kom, ga maar mee: Stap in mijn denkbeeldige vliegmachine en ik zal je zooveel Chineesche steden laten zien, als je wilt. Goed? Waar we precies heen vliegen, doet er wei nig toe, want alle steden in China lijken op elkaar als twee druppels water, 't Eenige ver schil is, dat de eene stad een beetje grooter is dan de andere, maar daar houdt 't ook mee op. Rrrrtdaar zijn we er al: beneden ons zien we de stad liggen. Laten we maar zeggen, dat het Tsinanfu is. We dalen op het vliegveld en loopen nu verder. Nu komen we, als we de stad willen binnengaan, 't allereerst aan een zwaren, dikken muur, die om de geheele stad heenloopt. Want China is als je het nog niet wist, moet je 't maar goed onthouden het land van de muren. Een reuzenmuur de beroemde „Chineesche muur" omringt al sinds eeuwen en eeuwen het geheele reuze nr ijk, iedere stad, ieder dorp, ja zelfs ieder gehucht is door een: muur omringd en zelfs ieder huis. Stadsmu ren van 50 K.M. lengte zijn geen zeldzaam heid en dan moet je je niet voorstellen, dat het lage ombeminkjes zijn. Neen, ze zijn steeds 10 tot 15 meter hoog en zóó breed, dat drie auto's gemakkelijk boven op den muur naast elkaar kunnen rijden. Als je zoo'n muur be kijkt, vraag je je als Westerling onwillekeurig af: hoeveel millioenen dat wel gekost moet hebben, hoelang ze daar wel aan gebouwd en hoeveel menschen er wel aan gewerkt zouden hebben? Maar je moet bedenken, dat deze muren al heel, heel oud zijn en gebouwd in een tijd, dat China onmetelijk rijk was. Moesten ze nu nog eens worden opgericht, dan zou iedere muur meer kosten, dan alles, wat hij omsluit. Iedere stad in China is precies vierkant en de muur bevat steeds vier poorten, in iedere windstreek één en boven iedere poort is een soort tem pel aangebracht, bestaande uit vele verdiepin gen. De twee hoofdstraten loopen van poort tot poort en snijden elkaar precies in het mid delpunt van de stad en alle kleinere straten loopen evenwijdig aan deze straten, 't Is dus nogal eenvoudig, in een Chineesche stad den weg te vinden. Dat treffen we, want we wil len de stad graag vóór den avond goed bekij ken en als we aan 't dwalen raakten zou 't kunnen gebeuren, dat de poorten dicht waren en we dus de stad niet weer uitkonden! Ouder- wetsch? Ja, 't doet ons aan de Middeleeuwen denken, maar in China is 't heel gewoon, dat de vier poorten, die groote, zware eikenhouten draaideuren bevatten, ieder en nacht door den poortwachter afgesloten worden. Dit biedt het voordeel, dat ongewenschte gasten, b.v. inbre kers, 's nachts niet uit of in de stad kunnen komen, al sleepten ze ook de langste ladder met zich mee. En in oorlogstijd zijn hieraan nog belangrijke voordeelen verbonden, zooals je begrijpen zult. De heel groote steden, zoo als Peking, Nanking, enz. hebben overigens behalve de vier hoofdpoorten nog een dozijn tje of meer bijpoorten hiertusschen. Hoe enorm groot een stad als Peking is, be wijst de lengte van den muur: ruim 50 K.M.! Ziezoo nu gaan we de stad binnen en onze eerste indruk is: 't lijkt wel, of hier niets an ders dan winkels zijn! De straten zijn meest breed en ongeplaveid; in den zomer bedekt met dikke, stuivende stoflagen, in den regen tijd met modder van taal leem. Het grappige is, dat alle winkels, die je in deze straat voor je ziet, van dezelfde soort zijn; een ander soort is in de volgende straaat gevestigd. Zoo vind je alle bakkerijen bij elkaar, alle schoen winkels bij elkaar enz. enz.; er zijn over de 200 soorten winkels en als je nu een boodschap wilt doen, dan heb' je maar even een platte grond van de stad te raadplegen en je weet precies, waar je zijn moet. Aan den eenen kant is dit wel prettig; 't geeft een goed over zicht van wat er allemaal te koop wordt aan geboden. Wil je bijv. een paar schoenen koo- pen, dan heb je maar één straat te bekijken en je kunt je keus bepalen. Tusschen al die win kels door zien we de uithangborden van thee huizen en restaurants: de Mohammedaansche, waar volgens voorgeschreven spijswetten wordt gekookt, hebben een blauw de andere een rood teeken aan de deur. En verder worden de tal- looze winkels afgewisseld door tempels, kloos ters, scholen, banken, theaters en bioscopen. En als je je hierbij nu nog voorstelt, dat ieder winkelier zijn eigen vastgesteld lawaaiwerktuig heeft (ratels, bekkens, fluiten enz.) en dat de bioscopen met luidpsrekers den heelen dag door hun programma's bekend maken, dan kun je je voorstellen, dat 't in zoo'n stad aller gezelligst is. Maar één vraag moet je toch ze ker van 't hart. als je hier een poosje hebt rondgewandeld. Je vraagt je af: Maar waar wonen al die menschen nu eigenlijk? In de winkels? Neen, zoo maar in een onbeschermde win kel wonen is niets voor een Chinees! De win kels zijn eigenlijk maar de „voorgevels" en daarachter l-iggen, weer met dikke muren om geven, de eigenlijke woonhuizen. Van de straat zie je ze niet, maar loop je nu zoo'n winkel door dit kan alleen als je de bewoner goed kent! dan kom je aan een grauwen muur. Je gaat de poort door en loopt bijna aan tegen een tweeden muur. Gelukkig is dit maar een los stuk, iets breeder dan de poort, zoodat je er even omheen moet loopen. Dit iis de z.g. „geestenmuur", die daar speciaal is opgericht om booze geesten te weren. En nuzijn we opeens in een andere we reld verplaatst. Kleine huisjes in vroolijke kleuren geschilderd en versierd met prachtig beeldhouwwerk, met lanen, plantsoenen, bloemperken en fonteinen ertusschen. 't Is hier allergezelligst. Alle leden van een familie wonen hier van ouder op ouder binnen den zwaren muur bijeen: ieder gezin in een huisje en telkens als weer een manlijk familielid gaat trouwen, wordt een nieuw huisje bijgebouwd (als er tenminste door overlijden van een stokouden grootvader geen huisje is vrijge komen). 't Valt ons moeilijk, afscheid te ne men van dezen „binnenkant" van de Chinee sche stad. En tot slot cirkelen we nog even in ons vliegtuig er overheen. En waar we straks enkel grauwe muren en nogeens muren za gen, lijkt nu de heele stad één massa van groen loof! Een eigenaardige tegenstelling. VAN MENSCHEN EN DIEREN. Zeer sterk en innig kunnen de vriendschaps banden zijn, die mensch en dier aan elkander binden. Daar ga ik je iets van vertellen. Een bekend dichter maakte eens met zijn lievelingshond een zeereis van Stettin naar Kopenhagen. Onderweg sprong het dier over boord. De dichter smeekte den kapitein om te stoppen, opdat de hond kon worden gered. „Ónmogelijk," zei deze. „Mijn voorschriften zijn streng. Ik mag alleen stoppen als een mensch overboord valt." „Goed," antwoordde de dichter kalm en met een flanken aanloop sprong ook hij over de railing, 't Slot was dat de kapiteiin wel stop pen moest, zoodat de dichter en zijn hond ge red werden. Koning Frederik Wilhelm IV van Pruisen ging eens een ochtendwandeling maken, toen hij in de verte een vrouw zag, die onbarmhar tig op een ezel, die voor een melkwagen ge spannen was, lossloeg. De Koning ging er op af en verweet haar deze wreedheid, maar de vrouw barstte in tranen uit, terwijl ze snikte: „Ik moet op tijd in Potsdam zijn, anders ver lies ik al m'n klanten!" De koning zei toen niets meer, maar nam haar den zweep af en hielp mee om den wa gen te duwen, zoodat de ezel ook na enkele oogenblikken weer begon te trekken. De melk vrouw bedankte den onbekenden helper heel vriendelijk, maar toen hij thuis kwam en het geval aan zijn gemalin vertelde, was deze er lang niet over te spreken. „Zooiets kon je als kroonprins nog doen," zei ze, „maar als ko ning „Maar lieve," antwoorddde hij, juist als ko ning moet ik allerlei ezels voorthelpen!" Een bekend dierenarts werd e enigen tijd ge leden opeens opgebeld met het verzoek, een jachthond te komen behandelen, die na den dood van zijn meeester zóó zwaarmoedig was, dat hij, volgens de meening van de familie, wel spoedig zou sterven. Het prachtige dier lag volkomen onbewege lijk voor den stoel van zijn meester uitge strekt en was niet te bewegen, voedsel tot zich te nemen of ergens op te letten. Een heelen tijd was de arts met hem bezig, maar geen enkel middel om zijn opmerkzaam heid te trekken mocht baten. Toen viel zijn blik op een vioolkist, die op een hoektafeltje lag en hij herinnerde zich opeens, dat de meester van den hond, die hij jaren geleden gekend had, de gewoonte had gehad, lederen avond voor het eten een paar volksliedjes op de viool te spelen. Gedreven door een plotselinge ingeving, nam hij de viool en begon te spelen. En kijk! daar hief Hector langzaam den kop op, huilde lang en smartelijk en bleef dan gespannen zitten luisteren. Toen de viool zweeg, legde hij zijn kop op de knie van den arts en liet zich door hem streelen. Zijn leed om het verlies van zijn meester was weliswaar niet vergeten, maar sinds dien avond begon hij toch langzamerhand van zijn zwaarmoedigheid te genezen. 'T VERSTANDIGE HONDJE „Wat een verstandige hond is," zegt Klaas de melkboer altijd, „hoeft mij niemand te ver tellen, want daar kan ik van meepraten! Vroe ger, toen ik nog jong was, had ik zoo'n klein bruin mormel met kromme pootjes. Een lee- lijk beest, maar slim dat ie was, slimnou, daar is geen voorbeeld van! Hij heette Jolly. Nu, ik had 's morgens soms weieens geen brood genoeg in huis en daarom had ik de gewoonte aangenomen, hem iederen morgen twee centen te geven. Hij liep dan vlug naar den bakker en kocht hiervoor twee oud bakken kadetjes, die hij meestal netjes thuis bracht en opat, maar soms ook weieens als hij ergen honger had, zeker al op straat verslond. Nu, eens op een dag staat de bakker, als ik 's morgens met m'n melkwagen voorbij kom, in de deur, en zegt: „Klaas, je hond is al een paar dagen niet om brood geweest. Weet je dat?" Ik vond het een vreemd geval, want ik had Jolly toch iederen morgen z'n twee centen ge geven. Den volgenden morgen besloot ik eens goed uit te kijken, wat hij ermee deed. Nuwat denk je? Je raadt het nooit! Hij verstopte de centen onder de mat, waar hij 'n heele spaarpot had gemaakt. Hij had juist tien cent bij el kaar, nam alles in den bek en liep twee hui zen verder, waar een slager woonde. Toen legde hij het geld voor diens voeten neer en keek hem zoo sneekend aan, dat de man hem een groot stuk worst gaf. Een ver standig hondje, hè?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8