Zal Minister Geseling een nota
Oss worden gevraagd?
over
Geruchtmakende zaak
voor de rechtbank.
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
WOENSDAG 22 JUNI 1938
TWEEDE KAMER.
Desbetreffende motie ingediend.
Mr. Rost v. Tonningen
voor een dag uitgesloten.
DEN HAAG Dinsdag.
Nadat de, zij liet nog ietwat verzwakte
voor de oesterperceel-pachters, gunstige con
clusie van de meerderheid met 49—33 was
verworpen, zoodat zij ook in de Kamer verder
nul op hun rekest kregen, nam heit debat
over het enquête-voorstel van Mr. Wendelaar
inzake Oss een aanvang. Dientengevolge bood
's lands vergaderzaal in zooverre een onge-
wonen aanblik, dat nu de Ministerstafel daar
eenzaam en verlaten stond. Immers bij een
dergelijk van de Kamer uit ingediend voor
stel pleegt uit den aard der zaak de Regee
ring afwezig te zijn.
Vrij spoedig nadat de discussie over dit
voorstel begonnen was, beleefden we een in
ons Parlement gelukkig zeldzaam inci
dent. Mr. Ros t v. Tonn in gen (nat. soc.)
beweerde, dat heel het enquête-voorstel prak
tisch slechts ten doel had gehad alles in den
doofpot te stoppen, iets wat volgens hem
paste in het systeem.van iemand, die volgens
spr. te beschouwen viel als „spreekbuis van
Joden en Jodenkinderen''
Nadat de voorzitter dezen afgevaardigde
die o.m. wegens de zooeven vermelde uitdruk
king de noodige protesten uitlokte eenige
malen al' gewaarschuwd had, dat hij zich
moest matigen wilde hem niet het woord ont
nomen worden, geschiedde dit inderdaad,
toen hij een opmerking maakte over het ver
slag der rapporteurs. Over het in de afdee-
lingen besprokene. Daarop ging Mr. Rost met
woord en gebaar dusdanig te keer, dat de
President hem, onder applaus van een deel
der vergadering, voor een dag uitsloot.
Een korte schorsing der vergadering en
vervolgens ving toen hat debat weer aan.
Hierbij bleek, dat vrijwel heel de Kamer, zij
het ook om uiteenloopende redenen, er veel
voor voelde als er omtrent de kwestie der
marechaussee en Oss nog gelegenheid zou ge
schapen worden om „meer licht" te laten
schijnen. Over de hiertoe aan te wenden mid-
delen en speciaal over de volgorde, waarin
men respectievelijk de verschillende middelen
zou kunnen of moeten aanwenden, liepen de
meeningen echter uiteen.
Jhr. Mr. de Gee r (c.h.) vondt, op het
oogenblik een enquête een ongerijmdheid, al
bleek hij wel degelijk nadere opheldering ge-
wenscht te achten. Dat men dit m ons regime
kan bereiken, noemde hij een van de zege
ningen van het parlementaire stelsel. In lan
den, waar dit ontbreekt, is veel onrecht mo
gelijk, vooral wanneer men daar ook geen
vrije pers heeft. Alleen in schijn is er dan
geen onrecht aanwezig, maar de werkelijk
heid is anders. Het is daar als in een kamer
.waar men geen stof bespeurt, zoolang de lui
ken gesloten zijn, doch waar het tegendeel
blijkt, zoodrafze geopend worden en het volle
zonlicht binnendringt.
Intusschen, wanneer men meer licht over
Regeerhigshandelingen verlangt, dient men
zich niet toit het publiek (gelijk bij enquête
geschiedt) doch tot de Regeering zelf te wen
den. Daarvoor is een der normaal aangewe
zen middelen, dat van interpellatie. En nu er
na de interpellatie-Drop, die motieloos ver
liep, nieuwe vragen zijn gerezen, bestaat er
aanleiding voor een nieuwe interpellatie. Dit
dan te doen door Mr. Wendelaar, en zulks
liefst terstond na verwerping van zijn
enquêtevoorstel. Thans tot een enquête te
besluiten zou getuigen van een voortijdig
wantrouwen tegen den Minister van Justitie
met wien -men het destijds aangevangen ge-
.sprek moet voortzetten.
Niet kwaad was ook het denkbeeld van een
tot den Minister te richten verzoek om alsnog
een nota aan de Kamer te doen toekomen
doch dat zou weer langer uitstel veroorzaken.
Spr. meende daarom aan een vóór den aan
hang van het zomerre
ces te houden tweede
arterpellatie £e voor
keur te moeten geven,
waardoor z.i. tijdig
volledige klaarheid te
bereiken ware.
Ir. Albarda (s.d.)
daarentegen bleek de
no'a-gedaichte boven
die van een nieuwe
interpellatie te ver
kiezen, o.m. in verband
met de deugdelijkere,
schriftelijke, voorbe
reiding. Doch hij er
kende tevens, dat er voor Mr. Wendelaar geen
reden was om bij voorbaat zijn voorstel in te
trekken. Eerst zou moeten blijken, dat de nota
inderdaad bevredigend was. En dus ried hij
aan de stemming over het enquête-voorstel
te verdagen, totdat een eventueele nota zou
zijn binnengekomen en bekeken. Ds. Kers
ten (Stk. Ger.) en de heer Wijnkoop
(comm.) hadden hun hart aan de enquête
verpand, terwijl de heer v. Maarsseveen
(R.K.) dit middel slechts in geval van een
noodtoestand op zijn plaats achtte en die
deed zich z.i. thans niet voor.
Deze afgevaardigde zag veel in de behande
ling voor het ambtenarengerecht (Mr. Wende
laar toonde later de onjuistheid van die op
vatting aan), doch tenslotte bleek zijn hoofd
bezwaar tegen een enquête hierin gelegen te
zijn, dat daarin iets
grievends lag voor
den Minister, een
blijk van wantrou
wen jegens den be
windsman, die toch
waarlijk duidelijk
getoond had gaar
ne alie gewensch-
te inlichtingen te
willen verschaffen
Volgens Mr. v
Maarsseveen moest
het Parlement be
stand zijn tegen
gerucht en sensatie
en zich niet tot on
gewone middelen laten verleiden. Mede met
het oog op de in dezen tijd meer dan ooit hoog
te houden waardigheid van Regeering èn Par
lement zou de R. K. fractie tegen het voorstel-
Wendelaar stemmen. De chr. democraat
Houten stelde enquête nummer één en een
nota, mits men daarover nog voor het reces
zou kunnen debatteeren, nummer twee, waar
na de heer de Marchant et d'Ansem-
b o u rg (nat.soc.) kwam uitleggen, waarom zijn
fractie slechts tevreden zou zijn als de bri-
gade-Oss van de marechaussee in eere werd
hersteld en de Kamer tevens zou besluiten
Minister Goseling voor den Hoogen Raad te
dagen wegens schending van zijn ministe-
rieele verplichtingen.
Op zeer rustige en bekwame manier verde
digde Mr. Ou d (v.d.) de stelling, dat de meer
derheid verstandig zou doen, ingeval de min
derheid behoefte heeft aan een enquête, deze
toe te staan, gelijk zulks ook geschiedt bij
verzoeken om te mogen interpelleeren. Het
gaat er. bij een enquête om aldus spr.
dat er licht zal vallen op datgene wat licht
behoeft en het is in het belang van ons par
lementaire stelsel in een omstandigheid als
de huidige een enquêtevoorstel aan te nemen.
Dat men daarin bij voorbaat een bewijs van
wantrouwen tegenover den Minister zou kun
nen of moeten zien, was naar hij aantoonde,
ten eenen male onjuist.
De v. d. woordvoerder bleek tot diegenen te
behooren, die van een tweede interpellatie op
den duur al evenzeer teleurstelling verwacht
ten als later op de interpellatie-Drop is in
getreden. Tenslotte ondersteunde deze afge
vaardigde het denkbeeld-Albarda in zake een
in elk geval tot Minister Goseling te richten
verzoek om een nader door de Kamer (eerst
commissoriaal) te onderzoeken ophelderende
nota.
Nadat de heer Schouten (a.r.) betoogd had,
dat men ook voor „meer licht" kan zijn, als
men er zelf geen behoefte aan heeft en nadat
hij verder zoowel de nota-gedachte als die
van een nieuwe interpellatie had bijgevallen,
mits dan echter niet een nog
niet ingetrokken of verworpen enquête
voorstel als dreiging -boven 's Ministers hoofd
moest blijven -hangen, kwam Mr. Wende
laar (lib.) aan het woord. Deze constateer
de, dat de groote meerderheid getoond had,
meer licht te verlangen, beklaagde er zich
over, dat als hij het volle electrische licht wil
opsteken, een ander zich beklaagt, dat hij
geen kaarsje mag ontsteken en zette nog
maals uiteen, dat zijn voorstel zich niet tegen
den Minister richtte, om tenslotte hanteering
van het enquêterecht thans als het beste
middel te qualificeeren en te verdedigen.
Bij de replieken diende Ir. Albarda (s.d.)
mede namens Mr. Oud (v.d.) een motie in,
waarin de Kamer den Minister om een nota
verzoekt, over het onderwerp van 't enquête
voorstel. De nota zou eventueel goed kunnen
dienen ter voorbereiding van de enquête.
Mocht echter het voorstel-Wendelaar worden
verworpen, dan ware het geenszins uitgeslo
ten, dat tenslotte de nota-motie een meerder
heid zou halen: haar inhoud is n.l. los van
het enquête-middel. En dat kan haar de
overwinning bezorgen.
E. V. R.
Jongen bij liet baden in zee
verdronken.
In den vooravond is gisteren nabij het stille
strand tusschen Scheveningen en Kijkduin de
elfjarige H. J. O., wonende aan de Soestdij-k-
schekade 442 te 's Gravenhage, die in zee was
gaan baden, door-den stroom weggetrokken en
verdronken.
Eenige andere kinderen, die wat verder op
in zee waren gegaan, hadden den knaap uit
het oog verloren. Een half uur later spoelde
het lijk van het slachtoffer op het strand aan.
Hel Binnenhof zag een zeer
geslaagd avondfeest.
Ridderzaal maakt fantastische» indruk.
Proefvlucht Batavia—Sydney goed
Het zal niet dikwijls het geval geweest zijn,
dat in de Ridderzaal en op het Binnenhof te
's-Gravenhage een internationaal gezelschap
vereenigd was als Dinsdagavond, toen de
Nederlandsche regeering de buitenlandsche
gasten van het Internationaal Wegencongres
en een groot aantal autoriteiten een recep
tie aanbood.
Meer dap twee duizend menschen bewogen
zich door de oude grafelijke zalen, want niet
alleen de Ridderzaal, doch ook de aangren
zende Rolzaal was voor deze gelegenheid in
gebruik genomen.
De Ridderzaal, waar de minister van Wa
terstaat en mevrouw Van Buuren de gasten
ontvingen, bood een zeldzamen aanblik. Een
militair muziekkorps deed zich van de galerij
hooren, langs de wanden waren buffetten
ingericht en in de zaal verdrong zich een
groote menigte dames en heeren. Allerlei uni
formen en kleedingen zag men er: de Mo-
hammedaansche hoofddoek en het Sehotsche
geruite rokje.
Langs de muren van de gebouwen der Eer
ste en der Tweede Kamer waren schijnwer
pers aangebracht, die deze gevels gedeeltelijk
en vaag verlichtten.'
De fontein droeg een groot aantal lampjes,
welke een zacht licht verspreidden. Doch het
mooiste was de Ridderzaal zelve. Met schijn
werpers had men stralenbundels op het ge
bouw geworpen, welke de scherpe contouren
licht grijs tegen den donkeren avondhemel
deden afsteken.
De proeftocht van het K.N.I.L.M.-toestel
P.K.-A.F.O. van' Batavia naar Sydney en te
rug heeft een zeer voorspoedig verloop ge
had. Wat de retourvlucht- in twee dagen be
treft, is het de eerste maal, dat een Neder-
landsch toestel onder Nederlandsche vlag op
dit traject een dergelijke snelle reis heeft ge
maakt. De eerste dag werd niet minder dan
3683 K.M. afgelegd, namelijk de afstand
SydneyPort Darwin.
Zooals men weet bestond de bemanning
uit de heeren Schott, gezagvoerder, v. Messel,
tweede bestuurder. Verheyen, marconist en
Veen, werktuigkundige.
Gooische tram maakt een
slachtoffer.
Signalen door heer niet opgemerkt.
Dinsdagavond is op den Huizerweg te Bla-
ricum een ernstig ongeluk gebeurd. dat aan
een persoon het leven heeft ge-kost.
De heeren G. uit Blaricum en P. N. de B.
uit Laren kwamen per taxi bij de woning
van den heer G. aan den Huizerweg 42 aan.
De heer G. was reeds zijn woning binnen
gegaan. terwijl de heer de B. met den chauf
feur afrekende. Deze wilde daarna eveneens
naar binnen gaan, waartoe hij de rails van de
Gooische tram moest oversteken. Op dat
oogenblik naderde juist de motortram, welke
om even voor half elf van Huizen naar Bla
ricum vertrekt.
De heer De B., merkte den wagen
niet op, ondanks het feit, dat ge
lijk de taxichauffeur bevestigde de
wagenvoerder signalen gaf. De heer
De B. werd vijftien meter verder op
het trottoir geslingerd, waar hij met
verbrijzeld hoofd bleef liggen. De
dood was terstond ingetreden.
De tram stond eerst 58 meter na de plaats
van het ongeluk stil.
Het slachtoffer was 33 jaar oud, gehuwd
en vader van twee kind-eren.
Evangelixie Booth ten paleize
Soesttlijk.
Hedenmiddag is Evangeline Booth ter ge
legenheid van haar bezoek aan den velddag
van hét Leger der Heils welke te Baarn wordt
gehouden, uitgenoodigd om het noenmaal
ten paleize Soestdijk te gebruiken. H. M. de
Koningin en het Prinselijk Paar hebben het
voornemen vanmiddag een bezoek aan dezen
velddag te brengen.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1888.
Uiterst snelle terugreis.
De Tollens-prijs toegekend aan
Herman de Man.
Bestuurders van het Tollens-fonds,
tigd te Amsterdam, hebben den Tollens-prijs
toegekend aan den schrijver Herman de Man.
van wiens hahd laatstelijk zijn versohenen:
,De barre winter van negentig", „De scheeps
werf De Kroonprinses" en „De Koets".
De vorige maal, ontving de schrijver Arthur
van Scbendel den prijs.
Onbeheerde rijwielen moeten op
slot slaan.
22 Juni
Door Gedeputeerde Staten van Noord-
Holland is, naar wij vernemen, gunstig
aan de hooge Regeering geadviseerd, be
treffende de gevraagde wet tot onteige
ning van perceelen ter verkrijging van
de gewenschte verbreeding der Barre-
voetesteeg alhier.
Advocaat erbij betrokken.
Vrij zware straffen geëischt.
Straffe maatregelen te Amsterdam.
De commissaris van het bureau Marnixstraat
te Amsterdam heeft sinds eenigen tijd in zijn
sectie den strijd aangebonden tegen de bezit
ters van rijwielen, die hun fiets zonder afge
sloten te zijn op straat plegen te stallen, uit
gaande van de in zeer vele gevallen opgaande
stelling, dat er bij een diefstal twee schuldi
gen zijn.
In déze sectie is het aantal rijwieldiefstallen
sedert het in werkingtreden van straffe maat
regelen tegen deze slordigen belangrijk ver
minderd.
Zoo hebben gisteren twee agenten gedurende
zes uur straatdienst op de Heeren-, Kei-zers-
en Rozengracht in deze afdeeling niet minder
dan veertig processen-verbaal opgemaakt te
gen fietsers, die hun rijwiel onbeheerd, dat wil
zeggen: niet op slot, langs den weg hadden
laten staan.
BESTRIJDING VAN MOREELE
MISSTANDEN.
De Nationale Vereeniging- voor Vrouwen
arbeid heeft naar aanleiding van persberich
ten nopens moreele misstanden, veroorzaakt
door mannelijke chefs van vrouwelijk perso
neel, zoomede naar aanleiding van het ant
woord door den minister van justitie gegeven
op door het 'lid van de Twee-de Kamer mevr.
mr. B. BakkerNart te dier zake schriftelijk
gestelde vragen, een advies doen toekomen-
aan den minister van sociale zaken.
Adressant verklaart, dat voorkoming van de
gesignaleerde euvelen van oneindig grooter
beteekenis. is dan'het achterhalen van straf
bare feiten, en zij is van meening dat juist
voor het vrouwelijk personeel der arbeids
inspectie hier een gewichtige taak is wegge
legd. Derhalve dringt zij er bij den minister
op aan de totale sterkte van het korps in-
spectrices, adjimct-inspectrices en opzichte
ressen van den arbeid minstens te ver
dubbelen.
F/ïr. j. H. VAN
MAARSEVEEN R.K.
Een kerkinterieur door
Gerrit Haverkamp.
Van den in 1926 overleden schilder Gerrit
Haverkamp wordt dezen zomer (in de Kunst
zaal Leffelaar) een tentoonstelling gehouden
van een deel zijner nagelaten werken. Over
die tentoonstelling zelve, dezer ;dagen ge
opend, zullen wij nog wel een verslagje uit
brengen; ze zal ongetwijfeld veel moois be
vatten, doch voor heden willen wij ons bij
den maker ervan bepalen, die wij goed ge
kend hebben en over wiens schildersleven wel
iets te vertellen valt.
De omstandigheden hebben er toe geleid
dat,, vooral in zijn laatste levensjaren, Haver
kamp zijn werk weinig meer buiten den in-
tiemen kring toonde. Doch tot zijn laatsten
levensdag, toen hij plotseling, voor het
spoorloket te Baarn staande, ziek werd en
stierf, had hij gewerkt. Wie na zijn dood
een blik mocht slaan in het nagelaten werk,
stond verbaasd, in de allereerste plaats over
het quantum, doch dan over de onver
wachte schoonheid van veel uit die laatste
productie. Men heeft maar weinig geweten
hoe hij, naast zijn zwart-en-wit werk, zich
ook tot een zuiver schilder ontwikkeld had,
juist in die laatste jaren, toen hij zich ver
moeid begon te voelen en misschien wel te
leurgesteld door het uitblijven dier waar-
deering, waarop hij recht had. Maar die
waardeering, af te bedelen lag niet in zijn
aard en haar door mercantiele behendigheid
te verwerven zou hem zekerlijk tegen de
borst gestuit hebbenzoo hij al ooit de
daarvoor benoodigde gave bezeten zou heb
ben, wat niet het geval was.
Haverkamp was in 1872 in Amsterdam ge
boren en aanvankelijk niet voor -den dienst
der Muzen bestemd. Hij was de zoon van een
hoofdonderwijzer en zat al vroeg op een
kantoor, waar hij het tot zijn 23e jaar uit
hield. Toen eerst ging hij schilderen. Hij be
gon dus te werken in de jaren de laatste
der vorige eeuw waarin de dusgenaamde
Amsterdamsche jongeren: Witsen Karsen,
Van der Valk, Dupont, hun triomphante
entrée in de kunstwereld maakten en dan is
het vooral Van der Valk, die den jongere
wegwijs maakt en hem raad geeft. Van Van
der Valk, die een prachtige hand van teeke-
nen had, heeft Haverkamp in den beginne
veel opgestoken. Het schijnt dat de mentor
zijn discipel na eenigen tijd het VTije veld
instuurde om zijn eigen pad te banen, met de
boodschap: „jou kan ik nu niets meer leeren".
Dat was een fraai, maar gevaarlijk getuig
schrift, want juist voor iemand die, als Ha
verkamp, niet uit een artistenmilieu was
voortgekomen kan zulke waardeering gemak
kelijk tot een verlies van de noodige zelf-
critiek voeren en tot een zich bij voortduring
miskend voelen, waardoor de arbeid gehin
derd wordt. Veel van zijn melancholische
buien zijn misschien aan Valk's te vlug uit
gesproken waardeering te wijten, al bevatte
Haverkamp's aard natuurlijk reeds de kiemen
ervoor. Hij was ernstig in alles en geneigd
aan dien ernst een te groote mate van be
langrijkheid toe te kennen. In zake kunst is
ernst een prachtig ding wanneer die in even
wicht gehouden wordt door dat ondefinieer
bare, oncontroleerbare dat men moet meege
kregen hebben en dat niet te verwerven is.
Iets daarvan had Haverkamp zeer zeker en
telkens komt dat in zijn oeuvre voor den
dag, bij vlagen en buien en het verklaart
wellicht ook de eigen onrust en ongedurig
heid die hem telkens deed verhuizen en een
vlug enthousiasme onverwachts weer verwer
pen. Zoo werd het leven hem niet gemak
kelijk, alleen aan een ongebreidelden arbeids
lust bleef hij toegeven, hoewel hij niet sterk
was. In zijn gelukkigste perioden is hij prach
tig van zuiverheid, zijn in wezen nobele aard
komt dan voluit te voorschijn, dan wordt zijn
ernst inderdaad gesteund door de levensblij
heid waarmede hij werkt. Dan is hij artist
bij gratie en niet meer alleen de nijvere
kunstbij die almaar werkt,, werkt, werkt.
Tot die gelukkige perioden behoort zijn
werk in de Leidsche kerken. Hij woont dan
in Abcoude omstreeks 1916 en daar vlot
het werk niet. Groote landschappen uit die
buurt langs het Gein, zijn vermoeid geschil
derd en blikkerig van factuur. Hij voelt dat
zelf en schakelt zich om, gaat kerkinterieurs
zo-eken. En clan komt het ééne noodige; hij
veert op bij die moeilijke opgaaf en geeft er
zich aan over. Hervindt zijn rust en maakt
eenige prachtige dingen.
Dergelijke periodes wisselen in dat kunste
naarsleven af met tijden van onafgebroken
bezigheid, waaraan de Muze geen deel nam.
Hij stapelde alles op en kon niets vernietigen
En liet het schiften over aan wie daar later
plezier in mocht krijgen.
Die kerkteekeningen zijn hoogtepunten in
zijn oeuvre. Het is reeds iets, en was het
zeker twintig jaar geleden, in die lijn iets
te prestoeren, waarbij men niet aan Bosboom
werd herinnerd. Het impressionisme is door
dezen adept der Amsterdamsche school vol
ledig op den achtergrond gebracht zonder
het te verwaarloozen. Het constructieve
wordt hoofdzaak en een klare, koesterende
kijk op lichtval en sfeer brengen dat con
structieve in die muzikale regionen waar kunst
geboren wordt. Van Bosboom verwijderd na
dert Haverkamp in zijn mooiste uitingen
op dit terrein, den geest van Pieter Saenre-
dam. Het was niet kwaad gezien dit kerk
interieur op de uitnoodigingskaart ter expo
sitie af te drukken. Het geeft den artist in
één van zijn interessantste kanten. Over de
expositie zelve berichten wij dus later.
J. H. DE BOIS.
Voor de Rotterdamsche rechtbank heeft zich
Dinsdag het slotbedrijf afgespeeld van de ge
ruchtmakende zaak, waarbij een Rotter-
damsch advocaat en procureur een weinig
fraaie rol heeft gespeeld.
Ofschoon de geschiedenis van gestolen obli
gaties, die later als onderpand dienden -bij de
aflossing van een schuld, nogal ingewikkeld
lijkt, is de zaak toch in een serie vrij eenvou
dige strafzaken samen te vatten.
Allereerst stond terecht de 27-jarige analist
C. H. V. uit Rotterdam. Hij is de man, die
de obligaties uit de woning van de familie S.
aan den Beukelsweg gestolen had. De noodige
inlichtingen en zelfs een sleutel had hij gekre
gen van zekeren B., den verloofde van de oud
ste dochter der familie S. Op 6 Januari 1937
was de inbraak gepleegd. Hij- had zich een
geldkistje weten toe te eigenen, dat twee obli
gaties bevatte van duizend gulden en zeven
van honderd. Tot zijn teleurstelling had hij
geen geld gevonden. De obligaties heeft hij, op
aanraden van B„ niet bij zich gehouden maar
in bewaring gegeven aan den caféhouder van
der K. Later heeft hij 130 gld. gekregen van
B'„ als zijn aandeel in 't karwei. Daar er een
nogal gunstig reclasseermgsrapport over V.
was uitgebracht, eischte het O. M„ waargeno
men door mr. J. S. Loke, een gevangenisstraf
van één jaar, waa'rvan zes maanden voorwaar
delijk met aftrek van de preventieve hech
tenis.
De verdediger bepleitte de uiterste cle
mentie.
De tweede verdachte was P. J. B., de ex-
verloofde van een der meisjes S. Met hem komt
het meest geraffineerde gedeelte van de zaak
in. het geding. Niet alleen toch, dat hij den
sleutel in handen van den dief speelde en hem
de noodige inlichtingen gaf, hij wist ook een
middel te vinden uit de obligaties geld te
slaan. Een der getuigen is namelijk de di
recteur van een bierbrouwerij in Brabant. Hij
had een vordering van 700 gld. op den Rotter-
damschen koopman C. W. van C. Op een dag
werd get. ontboden op het kantoor van mr. Z.,
waar hem een aantal obligaties getoond werd
met het verzoek weze over te nemen, onder
aftrek van het geld, dat men hem schuldig was
onder borgstelling van B. De Bierbrouwer ging
op dit voorstel in en schrapte de schuld van
C„ terwijl hij bovendien 700 gld. uitbetaalde,
waarvoor hij de obligaties kreeg. Later zou
blijken, dat dit de gestolen waardepapieren
waren.
Ter zitting beweerde B. niets van deze borg
stelling te weten. Wel gaf hij toe, V. in de ge
legenheid te hebben gesteld den diefstal te
plegen. Hij had later eveneens 130 gld. ontvan
gen, zijnde een deel van het geld, dat de bier
brouwer voor de obligaties had betaald.
Plet O. M. achtte B. een gevaarlijk man en
de voornaamste figuur in deze zaak. Hij eisch
te derhalve drie jaar gevangenisstraf met af
trek van voorarrest. De verdediger van B.
drong op clementie aan.
Vervolgens stond terecht de caféhouder C.
G. van K„ die de obligaties bewaard had en
daarvoor 130 gld. had ontvangen. Deze verd.
-beweerde aanvankelijk niet geweten te hebben,
met gestolen goed te doen te hebben gehad.
Het O. M. eischte in deze zaak één jaar ge
vangenisstraf met aftrek.
De bierkoopman C. W. van C. had meege
daan aan de oplichting van den directeur van
de Bra-bantsche bierbrouwerij, waardoor hij
op gemakkelijke wijze zijn schuld aan dezen
had afgelost. Het O.M. eischte tegen hem drie
Jaar gevangenisstraf met aftrek. Ook zijn ver
dediger pleitte clementie.
Advocaat staat terecht.
Tenslotte had zich te verantwoorden de 47-
jarige gewezen advocaat en procureur, mr. Z.,
wonende te Rotterdam, thans gedetineerd. Hij
zou als raadsman en leider van een bende van
de Rotterdamsche onderwereld opgetreden zijn.
De dagvaarding legt hem vele gevallen van
oplichting ten laste: o.a. .heeft hij voor f 25
een acte opgesteld betreffende de gestolen
obligaties, terwijl hij geheel op de hoogte was
van het feit, dat hij iets deed, wat geheel In
strijd was met de wet.
Hier schijnt een soort chantage gepleegd
te zijn door een der medeverdachten, die blijk
baar meer van mr, Z. wist en hem, deze wijs
heid voor oogen houdend dwong tot afgifte
van een valsche acte. Mr. Z., die blijkbaar geen
uitweg meer zag, heeft hieraan voldaan. Verd.
gaf alles volmondig toe. Ook gaf hij toe de op
drachtgever tot het vervaardigen van de be
kende valsche recepissen te zijn geweest.
De officier van justitie eischte een gevange
nisstraf voor den tijd van twee jaar en zes
maanden met aftrek van den tijd in voorarrest
doorgebracht.
De raadsman van verdachte vroeg clementie.
Uitspraak in al deze zaken op 30 Juni a.s.
Kinderen speelden weer met vuur.
Drie boerderijen in vlammen opgegaan.
Dinsdagmiddag omstreeks twee uur
heeft in "den uithoek Derpt te Veghel
een felle brand gewoed, tijdens welken
drie boerderijen in de asch zijn gelegd.
Het vuur is ontstaan in een hooimijt, staan
de achter de boerderij van den landbouwer M.
de Mol, De vlammen sloegen weldra op de
hoeve over en deelden zich vervolgens mede
aan de op meer dan dertig meter afstand ge
legen boerderijen, bewoond door de landbou
wersgezinnen J. van Asseldonk en P. van
Lieshout.
De plaatselijke brandweer verscheen spoedig
ter plaatse, doch kon wegens gebrek aan water
niets uitrichten. De inboedels konden gedeel
telijk worden gered. De oorzaak van den brand
is vermoedelijk bet spelen met vuur door kin
deren. De schade wordt door verzekering ge
dekt.