EEN EEUW NA CONSCIENCE.
Sigarenindustrie in moeilijkheden
De Vlaamsche literatuur sinds 1838.
Hendrik Conscience.
HOE DEZE GEGROEID IS.
P 9 en 10 Juli zal in geheel Vlaan-
derland en in het bijzonder te Ant
werpen de 100-ste verjaardag ge
vierd worden van het zoo beroemd
geworden boek van Hendrik Conscience:
„Leeuw van Vlaanderen". Beroemd niet zoo
zeer om zijn literaire kwaliteiten, die objectief
gezien al heel gering zijn, maar om de groote
beteekenis, die het gehad heeft voor de her
leving der Vlaamsche letteren, der Vlaamsche
cultuur in het algemeen.
Honderd jaar geleden ontwaakte Vlaande
ren uit een slaap van zeer langen duur. In de
middeleeuwen had het een tijd van geweldi
gen bloei beleefd, op elk gebied. Verreweg
het grootste ge
deelte der Middel-
Nederlandsche lite
ratuur kwam uit het
Zuiden; de Noorde
lijke Nederlanden
zouden eerst later
aan het woord ko
men. De Reinaert,
het werk van Maer-
lant, de lyriek, de
mystieke geschriften
uit de Middeleeuwen,
het is alles ontstaan
in de streken, die
tegenwoordig deel
uitmaken van Bel
gië. De 80-jarige
oorlog, die niet het
Zuiden de bevrijding
bracht, maakte een
eind aan die glorie
rijke periode. Onder Spaansche, Oostenrijk-
sche, Fransche meesters ging de zelfstandige
Vlaamsche geest ten onder en daarmede on
ontkoombaar de Vlaamsche letterkunde. Ook
nog tijdens de vereeniging met Nederland
bleef verandering in dezen toestand uit. Eerst
na den opstand van 1830, na de stichting van
een zelfstandig België, vertoonden zich de
teekenen van nieuw leven in Vlaanderen.
De eerste, die den strijd aanbond voor de
Vlaamsche zaak en tegen de hegemonie van
het Fransch, was de Antwerpenaar Jan
Frans Willem s. Met een enorm bezielen
de kracht wekte hij zijn landgenooten op tot
belangstelling voor de oude Vlaamsche let
terkunde en trachtte hen ertoe te bewegen
de rechten van hun taal te verdedigen. Het
Is duidelijk, dat niet onmiddellijk een belang
rijke literatuur geboren werd, maar de
grondslagen werden gelegd. En met even ver
bazingwekkende als bewonderenswaardige
energie heeft men hierop voortgebouwd. Tn
honderd jaren is In Vlaanderen als het ware
uit het luchtledige een letterkunde te voor
schijn getooverd, die volkomen gelijkwaardig
is aan de Noord-Nederlandsche. In dit land,
waar voordien de literatuur zoo lang volko
men dood was, is in het verloop van die eeuw
tijds een respectabel aantal goede kunste
naars opgestaan, waaronder mannen van
wereldbeteekenis als Gezelle en Van de Woes-
tijne. Een uitzonderlijk verschijnsel in de lite
ratuur-historie
In den eersten tijd van de Vlaamsche be
weging overheerschte in Europa de Roman
tiek en het is dus geen wonder dat de eerste
beoefenaren van de kersversche Vlaamsche
letteren den invloed hiervan in sterke mate
ondergingen. De Romantiek, die den blik doet
richten naar het verleden, vond hier des te
williger ingang, omdat het verleden, ie Mid
deleeuwen, de roemrijke tijd voor Vlaanderen
waren en de geschiedenis daarvan het volks
bewustzijn verhoogde. Juist „Leeuw van
Vlaanderen" het jubileerende boek van
Conscience, is het typische voortbrengsel van
dezen romantischen geest en was uitermate
geschikt om terugwijzend naar de geschiede
nis, de haat tegen al wat Fransch was, al wat
Waalsch was, aan te wakkeren. Intusschen, de
boeken van Conscience, de gedichten van
Prudens van Duyse, Ledeganck, De Geijter en
anderen uit dezen tijd, waren geestdriftig-pa-
triottisch en vormden een belangrijken sti
mulans voor de „beweging", op hoog literair
peil stonden zij niet. Beter werd dit al in de
eenvoudige verhalen „naar het leven", die
Conscience later schreef (het bekende „Baas
Gansendonck" b.v.) en waaruit het valsche
pathos en de sentimentaliteit andere ken
merkende eigenschap van de Romantiek
verdwenen waren.
De invloed van de Duitsche literatuur in
Vlaanderen was in de tweede helft van de
19de eeuw groot. Begrijpelijkerwijs, want niet
alleen vond men in Duitschland een rijke
romantische poëzie, maar bovendien zocht
men daar in sterk overdreven afkeer van de
Fransche taal en cultuur, een tegenwicht te
gen de Walen. Het valt echter niet te ont
kennen dat dank zij de Duitsche voorbeelden
eenige aardige verzen geschreven werden
(Victor de la Montagne, Pol de Mont).
Gezelle.
MAAR de groote, eigen Vlaamsche letter
kunde kwam pas met Gezelle en die op
hem volgden. Rustig, boven alle anderen, on
afhankelijk van iederen invloed, schiep de
priester-dichter Guido Gezelle (1830-
1899) een poëtisch oeuvre, dat op sublieme
wijze aantoonde dat de Vlaamsche strijd
niet tevergeefs werd gevoerd, dat een zelf
standige literatuur op hoog, op Europeesch
peil, mogelijk was in Vlaanderen.
Ook de beweging zelf groeide langzamer
hand uit boven een eenzijdig afbrekende Wa-
lenhaat De verheffing van het eigen volk
werd ter hand genomen. Door zichzelf cultu
reel en economisch op te werken moest Vlaan
deren zijn ideaal: „een eigen Vlaamsche cul
tuur, niet vijandig tegenover de Fransche,
maar gelijkwaardig ernaast", bereiken.
Van Nu en Straks.
In dezen geest werkte het in 1893 opgerich
te letterkundige tijdschrift „Van Nu en
Straks", de Vlaamsche „Nieuwe Gids". Onder
leiding van Aug. Vermeylen, Prosper van
Langendonck. Emm. de Bom en Cyriel Buysse
Karei van de
Woestijne.
De arm van ee».
fietser isgeentoo-
verstaf: vóór het
veranderen van
richting moet hij
tich ervan over
tuigen of de ma
noeuvre VEILIG
volvoerd zal kun
nen worden!
heeft het de Vlaamsche kunst tot een belang
rijke gemaakt, en toen het in 1910 uiteenviel,
had het zijn werk gedaan. Er was een bloeiend
letterkundig leven in Vlaanderen, er was niet
één, maar er waren tientallen goede kunste
naars.
Tal van prozaïsten zijn uit de Van Nu en
straks-groep voortgekomen: Cyriel Buysse,
Stijn Streuvels, die den Vlaamschen boer in
de letterkunde introduceerde, Teirlinck, om
mij tot de voornaamste te bepalen; tal van
dichters ook: Van Langendonck, Hegen-
scheidt, maar boven allen Karei van de
W o e s t ij n e (1878-
1929). Deze zeer
individualistische
poëet is wel de bes
te, die het jonge
Vlaanderen heeft
aanschouwd, al zul
len velen Gezelle
nog boven hem
plaatsen, vooral om
dat het vreugdige,
haast kinderlijke
werk van dezen
laatste voor veel
meer menschen toe
gankelijk is dan de
poëzie van den met
zichzelf voortdurend
worstelenden, tus-
schen zijn harts
tocht en zijn Gods
verlangen heen en
weer geslingerden Van de Woestijne. Beiden
waren groote dichters: Gezelle vond gemak
kelijk weerklank bij de groote massa, Van de
Woestijne werd alleen verstaan door de „hap
py few".
Na den oorlog.
fl-^E wereldoorlog, die Vlaanderen wel in het
bijzonder ontzettend teisterde, heeft zooals
begrijpelijk is, een geheel nieuwe dichtkunst
in het leven geroepen. De jongeren, die hun
jeugd in de hel van het krijgsbedrijf hadden
zien ondergaan, kwamen in fel verzet tegen
de oude cultuur, die hen bedrogen had. Hun
voorman en tevens de begaafdste onder hen,
de jonggestorven Paul van Ostayen
(1895—1925) brak in zijn poëzie dan ook met
de voor-oorlogsche tradities, die voor het
grootste gedeelte op Van de Woestijne ge
ïnspireerd waren, al leverden sommigen de
zer „epigonen" voortreffelijk werk, zooals Jan
van Nijlen.
Van Ostayen is een merkwaardige figuur
geweest: in vele richtingen heeft hij geëxpe
rimenteerd en steeds bleek zijn bijzondere be
gaafdheid. Van zijn min of meer directe vol
gelingen Wies Moens, Achille Mussche en
M a r n i x G ij s e n is de laatste verreweg
de beste en oorspronkelijkste. In zijn expres
sionistische dichterlijke schetsen, die in den
modernen vrije-versvorm een menschenlot in
enkele trekken weergeven, treft zeer sterk
een oprecht-gevoelige toon van menschen -
liefde. Met Van Ostayen is Gij sen zeker wel
de grootste Vlaamsche dichter in den na-
oorlogschen geest. Tegelijkertijd bleef een
meer traditionalistische dichtkunst bestaair
vertegenwoordigd vooral door de dichters van
„Het Fonteintje", een reeds lang weer verdwe
nen tijdschrift: Herreman en Leroux, Richard
Minne, die de beste en Maurice Roelants, die
de bekendste is, allen bewonderaars van Van
de Woestijne.
Romankunst.
O OELANTS is tevens de schrijver van eeni-
ge opmerkelijke moderne romans, een van
de eersten, die zich niet hield aan de lang
zamerhand fataal geworden verhalen uit het
Vlaamsche boerenleven. Dit genre, dat vooral
door toedoen van Streuvels was ontstaan, was
namelijk enkele jaren geleden zoo populair
geworden en daardoor zoo banaal en „gewild",
dat het ernstig schade dreigde te berokkenen
aan de zoo moeilijk en tegelijk schitterend
verworven positie van de Vlaamsche letter
kunde. Felix Timmermans is hiervan vrijwel
de zondebok geworden, zeker niet geheel ten
onrechte, al kan njen zijn verdiensten toch
niet heelemaal wegcijferen.
Maar gelukkig heb
ben jongere auteurs
het regionale on
derwerp geheel den
rug toegekeerd en
daarmee de onna
tuurlijke oubollig
heid en weeë zoete
lijkheid verbannen.
In de eerste plaats,
ver voor alle ande
ren, dient genoemd
te worden Willem
E1 s s c h o t (geb.
1882), een schrijver,
die niet meer onder
de jongeren gere
kend mag worden
reeds voor den oor
log publiceerde hij
voortreffelijk werk
maar die eigen
pas de laatste jaren de erkenning vindt, die
hij dubbel en dwars verdient. Het zijn vooral
Noord-Nederlanders geweest, die hem naar
voren hebben gebracht (Greshoff!) en men
mag hen dankbaar zijn, want Elsschot is bui
ten twijfel de geniaalste romancier van Vlaan
deren. Zijn voornaamste werk: het oudere
„Villa des Roses", en verder „Lijmen", „Kaas'
„Tsjip" en het onlangs verschenen „Pensioen"
staan zeer zeker op het zoo vurig begeerde
Europeesche niveau.
Elsschot is echter niet de eenige goede ro
manschrijver in Vlaanderen. Na hem moeten
genoemd worden als de belangrijkste: Wal
schap en Roelants die beiden knappe psycho
logische romans schrijven Lode Zielens vooral
thuis in het leven van den arbeider in de
groote stad en van den allerlaatsten tijd Gil-
liams die in zijn eerste boek „Elias" een bij
zonder talent toonde zij het dan dat hij mis
schien wat al te veel naar Rilke gekeken heeft.
Het zijn slechts enkele namen die uit de
schare van letterkundigen in het huidige
Vlaanderen genoemd zijn. Volledig kan dit
overzicht dan ook niet worden. Maar waar
het op aan komt is dit: In de honderd jaar,
verstreken na Consciences „Leeuw van Vlaan
deren". in die eeuw van harden, moedigen,
volhardenden strijd voor een nieuwe, eigen
Vlaamsche cultuur is er een behoorlijke lite
ratuur gegroeid, die nog rijk aan levenssap
pen is; een letterkunde, die niet overschat
maar evenmin onderschat mag worden. In dat
licht moet de feestelijke herdenking van Con
science, die aan den ingang van dit tijdperk
stond, gezien worden. Noord-Nederland, dat
steeds met groote belangstelling de ontwik
keling der Vlaamsche literatuur gevolgd heeft,
zal de vreugde om dit eeuwfeest begrijpen en
meevoelen.
R. H. J PFAFF.
DE AANLEG VAN „DUIN EN
KRUIDBERG".
GEEN WERK VAN LE NOTRE.
De Haarlemsche tuinarchitect Leon. A.
Springer schrijft ons. in verband met het ar
tikel „Steenen van onbekende herkomst" in
ons vorig nummer „over „Duin en Kruidberg"
te Santpoort o.m.:
De schrijver van dat artikel heeft eenigszins
misgetast waar hij schreef dat toen Willem
Hendrik Kerckerinck omstreeks 1700 „Duin en
Berg" in zijn bezit kreeg, hij den bekenden
Franschen tuinarchitect Le Notre opdracht
heeft gegeven voor den tuinaanleg. Le Notre
is nooit in ons land geweest en heeft hier nog
minder gewerkt. Hij is op 87-jarigen leeftijd in
het jaar 1700 overleden. Deskundigen die den
plattegrond van den tuinaanleg in Zegen-
pralend Kennemerland bestudeeren, zullen
constateeren, dat die aanleg niet van Le Notre
kan zijn, hij is niet eens volgens zijn opvat
tingen.
Er worden zooveel sprookjes op dit gebied
verteld. Ook omtrent ,Meer en Berg" te Heem
stede is het verteld, nog wel door den beken
den schrijver Mi-. Jacob van Lennep. Later
bleek uit de officieele teekening dat het
Daniël Marot, de raadgever van den Koning
Stadhouder Willem III was. die dezen tuin
heeft aangelegd.
Willem Elsschot.
Gemiddelde prijs laatste jaren sterk gedaald'
Brutale inbraak in postkantoor te
Budel.
Aanzienlijk bedrag aan geld ontvreemd.
HAARLEM Vrijdag.
Vannacht is een brutale inbraak gepleegd in
het postkantoor te Budel. Om in het kantoor
te kunnen komen hebben de dieven eerst de
sleutels van de slaapkamer van den kantoor
houder gehaald, waarna zij de brandkast heb
ben geopend. Een groot bedrag aan geld en
eenige aangeteekende brieven zijn medegeno
men. Eenige geldtrommels zijn ledig in den
tuin van den kantoorhouder teruggevonden.
De politie heeft een onderzoek ingesteld,
waarbij van een speurhond van de rijksveld-
wacht wordt gebruik gemaakt.
HAARL. MACHINEFABRIEK.
AFSCHEIDSRECEPTIE ir. F. C. DUFOUR.
HAARLEM Vrijdag.
Donderdagmiddag hield ir. F. C. Dufour,
die met ingang van 1 Juli is afgetreden als
directeur van de Haarlemsche Machinefa
briek v.h. Gebr. Figee, in de directiekamer
van het hoofdgebouw aan het Noorder Buiten
Spaarne, een afscheidsreceptie, die zeer druk
bezocht was.
Onder hen, die den heer Dufour de hand
kwamen drukken, was ook Dr. J. E. Baron
de Vos van Steenwijk, burgemeester van
Haarlem, die reeds zooveel belangstelling in
de Haarlemsche industrie getoond heeft.
Verder Mr. Th. A. Wesstra, gemeente-secreta
ris; Jhr. F. Teding van Berkhout Sr., pre
sident-commissaris van de Haarl. Machine
fabriek; Ir. M. H. Maas, directeur van Open
bare Werken; J. A. A. Ochtman, directeur van
het gemeentelijk Gas- en Waterbedrijf; Ir. D.
N. de Lange, hoofdingenieur bij Openbare
Werken; Ir. I-I. Lohr, directeur van de N.V,
Prov. Geldersche Electricitelts Mij. te Arn
hem; Dr. W. J. Muller, hoofdingenieur der
Kon. Paketvaart Mij. te Amsterdam; de heer
C. L. S. Cramer, directeur der Droogdok-
Maatschappij „Soerabaja" te Amsterdam;
Ir. M. A. Cornelissen van de hoofd-afdeeling
Scheepsbouw der K.P.M. te Amsterdam; Mr
W. C. Wendelaar, lid van de Tweede Kamer
C. Pot, directeur der Electro-Technische In
dustrie v.h. W. Smit te Slikkerveer; C. Metze-
laar, directeur der Nederlandsche Scheeps
bouw Mij. te Amsterdam; Jhr. F. Teding van
Berkhout Jr., directeur der Twentsche Bank
te Haarlem; Ir. W. J. Burgersdijk, directeur
der N.Z.H. Tramweg Mij.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Haarlem en Omstreken was vertegen
woordigd door de heeren J. J. Swens, voor
zitter; F. Breitenstein te IJmuiden, onder
voorzitter der afdeeling Grootbedrijf; C. ten
Boom, waarnemend voorzitter der afdeeling
Kleinbedrijf en Mr. J. Verheus, adjunct-secre
taris.
Vervolgens kwamen de heeren A. J. B.
Mathot te Haarlem, Dr. J. J. Borren, directeur
van Stork-Hijsch te Haarlem; Ir. H. J. M.
Bekkers, directeur der N.V. Kon. fabriek van
rijtuigen en spoorwagens J. J. Beynes te
Haarlem; de heer M. van Dijk, directeur der
Haarlemsche Scheepsbouw Mij; de heer Vin
cent Dyserïnck te Overveen; de heer W. J.
van Vloodorp, commissaris der Mij. van Le
vensverzekering en Lijfrente, De Groot-
Noordhollandsche van 1845 en de Alg. Friesche
Levensverz. te Amsterdam; de heer L. J. van
Vloodorp, directeur idem idem; de heer C.
D. van der Vliet, dir. N.V. van der Vliet en
de Jonge te Amsterdam; de heer B. F
Enschedé, directeur Joh. Enschedée en Zonen
Grafische Inrichting N.V. te Haarlem.
In de algemeene vergadering van aandeel
houders der Haarlemsche Machinefabriek
v.h. Gebrs. Figee werd aan lr. W. Koppen en
aan ir W. Whitlau de titel van onder-direc
teur verleend.
Het verslag der commissie
de Vries.
nder de Nederlandsche industrieele
bedrijven, welke in groote moeilijk
heden verkeeren, behoort, onge
twijfeld de sigarenindustrie. Het
snelle tempo, waarin het machinale be
drijf het handwerk-bedrijf heeft vervan
gen, is een der belangrijkste oorzaken
van den achteruitgang. De hoog opgevoerde
productie heeft geen gelijken tred gehouden
met de consumptie, terwijl daarnaast door
allerhande invoerbelemmerende bepalingen
de export sterk geslonken is en men groo-
tendeels is aangewezen op het binnenland-
sche verbruik.
Analoge verschijnselen kent men ook in
vele andere bedrijfstakken. De sigarenfabri
kanten zijn een strijd op leven en dood be
gonnen op de eigen markt. Zij hebben hun
productie zoo hoog mogelijk opgevoerd, ten
einde de algemeene kosten zoo laag mogelijk
te houden. De grootere kapitaalsinvestatie
door de invoering van de meest geperfection-
neerde machines maakte een onevenredig
groote productie noodzakelijk. De langs dien
weg opgevoerde concurrentie werd nog ge
prikkeld door den strijd tegen de ongeorga
niseerde fabrikanten en tegen de z.g. eigen
werkers. De monetaire maatregelen vererger
den den toestand door het duurder worden
van grondstoffen en hulpmiddelen en de si
garenfabricage bepaalde zich in hoofdzaak
tot het vervaardigen van het 3 cents-pro
duct. De hoop bestond, dat langs dien weg
de winkelier wellicht ook sigaren van een
duurder genre zou kunnen verkoopen. Het
waren vooral de midden- en kleine fabrikan
ten die daarvan het grootste nadeel onder
vonden, omdat zij meestal de benoodigde ta
bakssoorten niet direct op de veiling koopen
en ook ten aanzien van het betrekken van
verpakkingsmiddelen in minder gunstige
conditie verkeeren.
Sigarenverbruik gestegen.
Het sigarenverbruik in Nederland was tus-
schen 1927 en 1936 in eerstgenoemd jaar het
kleinst en bedroeg 1.198 millioen stuks. In
laastgenoemd jaar was het 't grootst en be
liep 1.459 millioen stuks. Afgaande op deze
cijfers zou men misschien geneigd zijn een
optimistisch geluid te laten hooren, De siga
ren-consumptie vertegenwoordigde in 1927
echter een waarde van 82.9 en in 1936 van
slechts 61.6 millioen gulden, terwijl de door-
sneeprijs per sigaar in deze jaren resp.: 6.91
en 4.22 cent was.
De moeilijke positie van dit oogenblik blijkt
nog duidelijker, indien men de groote veran
deringen in de prijsklassen nader bekijkt,
Zoo bestond in 1928 slechts 20.46 procent van
het totale binnenlandsche verbruik uit si
garen van minder dan 5 cent per stuk, welk
percentage in 1936 tot 68.11 was gestegen
Het percentage voor de sigaren van 5 tot en
met 10 cent per stuk verminderde over deze
jaren van 73.68 tot 31.07 procent en van si
garen van boven 10 cent per stuk van 5."
tot 0.82 procent. Laatstgenoemde soorten
hadden dus vrijwel geen debiet meer.
De prijsdaling der sigaren heeft helaas
niet geleid tot een grooteren export. De uit
voer bedroeg in 1927 circa 55 duizend stuks
en was toen al aanzienlijk minder dan vóór
1914. In 1936 was deze export geslonken tot
ongeveer 12 duizend stuks.
De totstand gekomen mechanisatie is
daarbij oorzaak geweest van een toegenomen
werkloosheid en van een toeneming van het
z.g. randbedrijf, hetwelk de bona-fide in
dustrie ernstige concurrentie aandoet.
De verdiensten van arbeiders, grossiers,
winkeliers en reizigers zijn verminderd. Be
denkt men daarbij, dat het aantal tabaks
vergunningen in de laatste jaren Is toegeno
men, dan is het duidelijk, dat de distributie
winst over een grooter aantal schijven ver
deeld wordt. De verminderde credietvaardig-
heid der distribuanten werkte ten nadeele
der fabrikanten. Deze moeilijke omstandig
heden grijpen nog veel verder om zich heen
Men denke slechts aan de groep der groot
handelaren in tabak, aan de hout- en blik-
industrie, aan de cartonnage- en etiquetten-
fabrieken enz.
Achteruitgang der bedrijven.
Een commissie, onder leiding van Prof. Mr.
C. W. de Vries, heeft zich met dit probleem
bezig gehouden en daarover een rapport uit
gebracht. Zij blijkt van oordeel te zijn, dat
ordening noodzakelijk is voor alle onderne
mers, waarmede een algemeen belang ge
diend zal zijn. Uit een onderzoek bij een acht
tal fabrikanten ingesteld volgde, dat in 1932
van deze acht fabrikanten er een vijftal, ver
geleken bij het jaar 1931, vooruitgegaan wa
ren, voor zoover het de uitbetaalde loonen
betrof, doch dat in 1933 deze onderzochte
bedrijven alle achteruitgegaan waren. Zoo
is het voortgegaan.
Daarbij komt nog, dat een saneering in de
sigarenindustrie van vérstrekkende beteeke
nis is. Niet minder dan een 1000-tal fabri
kanten zijn direct bij deze industrie betrok
ken met circa 20.000 arbeiders.
De commissie-de Vries heeft In haar rap
port een ordening aanbevolen, vast te leg
gen In een ondernemersovercenkomst, welke
door de Regeering verbindend verklaard zou
moeten worden. Zij heeft daartoe het siga
renverbruik o.m. als uitgangspunt aangeno
men en zich op het standpunt gesteld, dat
het Nederlandsche publiek per hoofd der be
volking in de afgeloopen tien jaren niet meer
is gaan rooken. terwijl ieder jaar een be
volkingsaanwas van circa 1 procent ls aan
genomen. voorts heeft de commissie een ver-
elijking gemaakt van de gemiddelde op
brengsten der sigaren met het indexcijfer
van de kosten van levensonderhoud. Verge
lijkt men nu de aldus gemaakte statistieken,
dan ls' daaruit te concludeeren. dat bij nor
maal verloop de verkoop van sigaren in 1936
zou hebben bedragen 1310 millioen stuks, ter
wijl deze in werkelijkheid 1459 millioen stuks
heeft bedragen, terwijl verder blijkt, dat de
prijs sterker is gedaald dan het indexcijfer.
De commissie becijfert dan. dat de gemid
delde economische prijs per 100 sigaren rond
5 gulden zou moeten bedragen en dat deze
prijs thans dus te sterk gedaald Ls. Zij geeft
dan ook een wijziging in overweging door
middel van regeling van bepaalde prijsklas
sen. Daarbij zal de 3 cents-sigaar gehand
haafd moeten blijven voor die ondernemin
gen. welke hierop geheel zijn ingesteld. Tal
van fabrikanten, die veel 3 cents sigaren ma
ken. zullen vermoedelijk in hun eigen belang
geen bezwaar hebben om vrijwillig de 3 cents
sigaren vaarwel te zeggen en inplaats daar
van een VA cents sigaar te fabriceeren. Een
gewichtsbepaling voor de 3 cents sigaar acht
de commissie niet absoluut noodzakelijk, om
dat voortaan slechts een beperkt aantal van
dit soort verkrijgbaar zal zijn.
Tenslotte zal een dergelijke ordening voor
de fabrikanten, die in hoofdzaak 4 cents si
garen produceeren geen of weinig bezwaar
opleveren, evenmin voor die fabrikanten, die
nimmer 3 cents sigaren maakten. Verwacht
wordt, dat voor dit plan regeeringssteun ver
kregen kan worden. De voorgestelde ordening
bepaalt zich dus alleen tot de allergoed
koopste soorten.
Door Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta is dit
rapport van de Commissle-de Vries aan een
beschouwing onderworpen. Hij wijst daarbij
op het eigenaardige aspect van de crisis in
de sigarenindustrie. De koopkracht der con
sumenten daalde evenals de prijs van het
product, maar het aantal verkochte produc
ten steeg. Dit beeld aldus Prof. Josephus
Jitta is voor bijna iedere Industrie op vrij
wel overeenkomstige wijze vast te stellen. Zoo
daalde ook de consumptie van wijn en bier
in dezelfde periode tot bijna op de helft. Het
aantal verkochte rijwielen, dat aanvankelijk
met 25 procent was gedaald, is weer bijna
tot het oude niveau gestegen, maar de ge
middelde prijs daalde tot ongeveer op de
helft. Volgens het oordeel van dezen be
schouwer waarvan hij mededeeling doet
in de Nw. Rt. Courant van 4 Mei jl. zijn
er een drietal zwakke punten in het rapport
der Commissie-de Vries te vinden. Zoo zegt
deze Commissie, dat de verkochte hoeveel
heid in de laatste jaren boven het „normale"
gebruik is gestegen. Wat bedoelt de Commis
sie daarmede? Moet worden aangenomen,
dat de sigarenfabrikanten het abnormaal
vinden, wanneer er meer wordt gerookt? Zij
zouden dat moeten toejuichen. Voorts con
stateert de Commissie, dat de prijs beneden
het indexcijfer is gedaald. Dat klinkt als een
paradox. Het indexcijfer geeft immers nauw
keurig aan hoeveel de prijs gedaald is. Be
doeld is aldus Prof. J. J. dat de prijzen
van sigaren gemiddeld meer zijn gedaald,
dan die van andere producten en dat dus het
indexcijfer van den prijs der sigaar is ge
daald beneden het „algemeene" indexcijfer.
Het pleit echter voor het juiste Inzicht van
den consument, dat naar verhouding het
meest bezuinigd wordt op luxe. Daartegen
in te gaan ware onjuist.
In de derde plaats betoogt de Commissie,
dat het „algemeen belang" bij de saneering
van de sigarenindustrie nauw betrokken is.
Maar zijn bij deze uitspraak de twee millioen
consumenten niet vergeten, die te veel aan
sigaren uitgeven?
Het is duidelijk, dat Prof. J. J. na deze op
merkingen bezwaar heeft tegen het voorge
stelde ordeningsplan. Wel zal de onderne
mersovereenkomst verbindend verklaard moe
ten worden, maar het publiek moet er aan
wennen, evenveel geld uit te geven voor si
garen, maar daarvoor duurdere sigaren koo
pen. zoodat het minder zal rooken. De voor
gestelde ordening zou een slechte ordenine
zijn. De betrokken bedrijven moeten zich
aanpassen aan de gewijzigde omstandighe
den. doch men moet niet trachten de om
standigheden te wijzigen ter wille van de
bedrijven.
MOLLERUS.
EEN BLOEMEN!' LLSi Ut iSLKiN. onlange vond in Bern een groot bloenicn-
feest plaats, waaraan door 3000 kinderen werd deelgenomen. Ook ballet-
opvocringen in de open lucht stonden op het programma.
MILITAIR LUCHTVAART
TERREIN TE BERGEN.
TE HAARLEM AANBESTEED.
HAARLEM - Vrijdag
De ingenieur der genie heeft hedenmorgei
in de kazerne aan den Koudenhorn te Haar
lem aanbesteed de inrichting van een militair
luchtvaartterrein in de gemeente Bergen (N.-
Ingekomen waren veertig inschrijvingen,
H.). Raming 799.000.
waarvan vijf ongeldig. Hoogste inschrijver was
de firma I. C. Kooyman te Harlingen voor
841.000, zoowel voor zandvervoer per smal-
spoortrein als per auto.
Laagste inschrijfster was de Aanneming
Maatschappij v.h. Hillen en Roosen, Beton
bouw Trio te Amsterdam voor 720.000 bij
zandvervoer per auto en 723.800 bij zand-
vervoer per smalspoortrein.
DE SULTAN VAN BOELOENGAN IN
DEN HAAG AANGEKOMEN.
Met den Lloyd-Rapide den boottrein van
den Rotterdamschen Lloyd is de sultan
van Boeloengan uit Marseille in Den Haag
aangekomen.
Het doel van dit bezoek aan Nederland is
het bijwonen van het veertigjarig regeerings-
jubileum van H.M. de Koningin.
ZWEEDSCH PRINSESJE GEDOOPT..
Prinses Désirée, het dochtertje van
den oudsten zoon van den Zweedschen
kroonsprins, is dezer dagen in de Solnaar-
kerk gedoopt in tegenwoordigheid van den
koning, de koninklijke familie, prinses Marga-
rethe van Denemarken en vele vertegenwoor
digers van regeering, leger en diplomatieke
corps.