vm ZANGCONCOURS Nederlandsche Mij. tot Bevordering der Geneeskunst. HAARLEM Maandag. „23 September a.s. zal de herdenking plaats vinden van den dag waarop 200 jaar geleden Herman Boerhaave stierf". Hedenmorgen omstreeks 9 uur werd de 89ste algemeene vergadering van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst, door den voorzitter van de maatschappij, Dr. L. C. Kersbergen, in hotel de Leeuwerik alhier geopend. In zijn openingsrede wees Dr. Kersbergen er op dat het binnen enkele maanden 200 jaar geleden zal zijn dat Herman Boerhaave stierf. De maatschappij, samen met de Medische Faculteit der Leidsche Hoo- geschool, het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde en het Genootschap voor de Geschiedenis der Geneeskun de. Natuur- en Wiskunde maken aan stalten om op 23 September a.s. dien gedenkwaardigen dag piëteitvol te herdenken. Dr. Kersbergen legde er den nadruk op, dat in den jongen Boerhaave al vroeg de neiging sluimerde tot de natuurwetenschappen en de geneeskunst. Of daarbij een ziekte, welke hij op zijn twaalfde jaar doormaakte, een belang rijke rol gespeeld heeft, blijve in het midden. Zelf zegt hij daarvan in zijn autobiografie: deze smart heeft mij de eerste aanleiding ge geven mijn gedachten eenigszins naar de be oefening der geneeskunst te doen overhellen. Op 22-jarigen leeftijd promoveerde hij bij prof. De Volder in dc wijsbegeerte en trok daarbij krachtig te velde tegen de leerstellin gen van Spinoza. Naast zijn voortgezette stu dies in de'godgeleerdheid kwam dan nu ook de geneeskunde aan de beurt. Hij bestudeer de Vesalius en onder prof. De Nuck bekwaam de hij zich op de snijkamer en teekende daar bij op: „dat de vroegere schrijvers -al het goede uit Hippokrates hadden overgenomen. Lang bleef ik daarom bij dezen staan, ik heb hem gelezen en herlezenik hield mij lang op bij Sydenham, dien ik meermalen, steeds gretiger, heb doorgelezen". Dr. Kersbergen meent, dat het tot de on sterfelijke verdienste van Boerhaave gere kend moet worden, dat hij op het voetspoor van Svdenham, na de duisternis der middel eeuwen en het slechts gebrekkig opleven der Hiunccratische leerstellingen in de Renais sance, op de groote beteekenis van de ge neeskunde der oude Grieken heeft gewezen en de overtuigende figuur van Hippocrates weer naar voren heeft gebracht. Boerhaave's we tenschappelijke belangstelling ging ook uit naar de chemie en de botanie, terwijl de theologie toch altijd nog voor hem op het eerste plan stond. Hij wilde nl. wel genees kunde studeeren. maar daarna predikant wor den om de genezing van lichaam en ziel beide te bevorderen. Op 13 Juli 1693 promoveerde hij in de geneeskunde op een dissertatie: De utilitate explorandum in aegris excremento- rum ut signorum. Volgens zijn broeder Jacob zou Herman eens in een trekschuit een heftig dispuut over Spinoza's leer hebben bijgewoond. Toen de beleedigingen aan het adres van den Rijns burger wijsgeer hem te heftig werden, zou Boerhaave den felsten debater alleen maar gevraagd hebben of hij Spinoza's geschrif ten wel ooit gelezen had. Meer niet, maar een der toehoorders zorgde er voor, dat weldra ruchtbaar werd. dat de veel omstreden leer stellingen een verdediger hadden gevonden in den iongen Boerhaave, die deze nota bene in zijn dissertatie juist bestreden had. Nu was het blijkbaar uit met eiken twijfel en werd door hem het besluit genomen, zich voortaan geheel aan de uitoefening der geneeskunst te geven en zijn vrije uren nog te bestemmen voor de bestudeering van de scheikunde en de plantkunde. Wat moeten wij nu achteraf niet dankbaar zijn voor dat philosophische debat in de Leidsche trekschuit, dat Boer haave tot onzen grooten voorganger heeft ge maakt. Na zijn promotie vestigde hij zich als praktizeerend geneesheer te Leiden, al bleef hij zich ijverig bezig houden met de lessen in en de studie van de wiskunde. Nadat Gro ningen druk had uitgeoefend om hem een professoraat aan te bieden,-gelukte het Lei den hem te behouden door zijn salaris met f 200 te verhoogen: toen in 1709 prof. Petrus Hotton overleed, konden curatoren van Lei den hun beloften gestand doen en Boerhaave den leerstoel voor de genees- en plantkunde aanbieden. Den 20en Maart van dat jaar hield hij zijn inaugurale rede over: De gemakke lijke eenvoudigheid der geneeskunde, culmi- neerende in de woorden: Veri ergo character ■ubique est- simplicïtas. Eenvoud is derhalve overal het kenmerk van het ware, waaruit Boerhaave's lijfspreuk: Simplex sigillum veri, allengs is gegroeid. In 1714 kwam Boerhaave door het opvolgen van den toen juist overleden prof. Goverd Bidloo meer op het gebied der practische ge neeskunst en zette, als geneesheer nu aan het Caecilia-gasthuis, diens colleges aan het ziekbed voort. In 1715 legde hij het rectoraat neer. Toen in 1713 prof. Jacobus Le Mort, hoog leeraar in de chemie overleed, werd Boer haave uitgenoodigd ook deze plaats te bezet ten. In de 10 jaar, die daarop volgen, moet Boerhaave wel een ontzaglijke massa werk hebben verzet. Geen wonder dan ook, dat zijn weerstandsvermogen op den duur tegen zulk een overmatïgen arbeid niet bestand bleek Reeds in 1722 moest hij door een ernstige ziekte een vijftal maanden rust nemen. Toch werd Boerhaave in 1730 nog weer rector en hield hij bij zijn aftreden als zoo danig op 8 Febr. 1731 een rede: de honore medici. Servïtute. Het schrijven van de Exlementa Chemiae vergde evenwel in dat jaar te veel van zijn krachten, zoodat hij weer een-half jaar niet in staat was college te geven. Zoo stierf hij dan den 23en September 1738 in eigen land en tot ver over de grenzen diep betreurd. Tal van lofredenen, vele in dichtvorm, in ailerlei talen zijn er in die dagen verschenen. Met enkele voorbeelden uit zijn aphorismen lichtte dr. Kersbergen toe. welke opvattingen er in Boerhaave's tijd op medisch gebied reeds leefden. De combinatie van wetenschappen, die Boerhaave beoefende, bracht hem door zijn groot verstand, zijn ongebreidelden ijver, zijn ontzaglijke werkkracht en zijn eerbied af dwingende geheugen tot een hoogte, welke in zijn vak in het Europa van dien tijd nog niet was bereikt, zelfs niet door Sydenham, die hem was voorgegaan. Hebben zijn leerlingen later zijn naam en zijn be teekenis niet overal verspreid, vooral in Weenen, Edinburg en Praag? Na den dood van Boerhaave's mede werker Oost-erdijk Schacht in 1744 is een diepe inzinking in het geneeskundig onderwijs al daar ingetreden. Spr. ondersteunde het eind 1937 door prof. Barge gehouden pleidooi voor het in stand houden van de zalen in het volgens Boer haave's principes ingerichte St. Caecilia-Gast- huis te Leiden, waar het clinisch onderwijs tot 1799 gegeven is, om haar eminente interna tionale cultuur-historische beteekenis. Men sou er, als men er de beschikking over kreeg van de gemeente Leiden, het instituut kunnen vestigen van de geschiedenis van de genees-, natuur- en wiskunde, dat nu onopvallend in de oogheelkundige kliniek is ondergebracht en er een medisch-historïsch museum kunnen inrichten om dit oude gasthuis te maken tot een levend monument. De vergadering. Dr. Kersbergen heette den burgemeester van Haarlem, Dr. J. E. Baron de Vos van Steenwijk en den Commissaris van de Ko ningin in Noord-Holland, rar. dr. A. Baron Éöell, die het begin van de vergadering bij woonde. dank voor hun belangstelling. Namens het hoofdbestuur van den Bond van Geneesheeren in Indië, zei de heer C. Kroon den voorzitter dank voor de vanwege de Mij. tot bevordering der Geneeskunst on dervonden medewerking. Na vele vergaderingen en besprekingen is thans een regeling in ontwerp gereed inzake nauwer contact tusschen Nederland en Oost- Indië. Deze regeling is thans voorgelegd aan den Bond van Geneesheeren in Ned.-Indië. De vergadering besloot daarop de goede ge woonte getrouw een telegram te zenden aan H.M. de Koningin. De voorzitter zegde professor G. v. Rijn berk, redacteur van het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde dank voor zijn voor het orgaan verrichte werk. Het is thans de 25ste keer dat prof. v. Rijnberk de algemeene vergadering van de maatschappij verslaat. Prof. v. Rijnberk zeide dit met groot genoe gen gedaan te hebben en hoopte het werk nog langen tijd vol te houden. Daarop volgde het opnemen van de namen van de afgevaardig den der verschillende vertegenwoordigde af- deelingen. De voorzitter bracht bijzonderen dank aan de commissie van beheer van het ondersteu ningsfonds der maatschappij, de commissie belast met het nazien der boekerij, de Raad van Beroep, de Centrale Commissie voor de beroepsbclangen, de Huisartsencommissie, de Specïalistcncommissie, de Specialistenregistra- tiecommissie, den directeur van het bureau voor waarneming- en vestiging', de commissie voor geldmiddelen, cle. sociaal hygiënische commissie, de Commissie voor Indische ge neeskundige aangelegenheden, den gedele geerde van de Commissie der Mij. in de Exa mencommissie van het Ned. Genootschap voor Heilgymnastiek en massage, de Commissie in den Raad van redacteuren van het Ned. Tijd schrift voor Geneeskunde, de Commissie in zake bestrijding van ongewenschte aanbeve lingen op het gebied van geneeskunst en ge neesmiddelen, de commissie voor onderzoek naar de honoreering en de rechtspositie der gemeente-geneesheeren in den lande, de Com missie ter bestudeering van de vervulling van het geneeskundig beroep en de Commissie in zake de oorlogs-prophylaxis voor hun resp. verslagen. De vergadering ging met deze ver slagen accoord.. In de vacatui'e in het hoofd bestuur, ontstaan door het periodiek aftreden van den heer van Gangelen werd de heer J. A. Klein Swonnink gekozen met 107 stem men. De vergadering nam het voorstel van het hoofdbestuur om het algemeen bindend be sluit betreffende ziekteverzekeringsmaat schappijen voor den middenstand voorloopig voor een jaar ongewijzigd te laten aan. De rapporteur, Dr. Hammes uit Amsterdam zei dat van een optreden tegen slechte ver zekeringen op verzoek van een vorige verga dering nog niets gekomen is. De opbouw van een eigen middenstandsverzekering verloopt niet bevredigend. De commissie, die deze aan gelegenheid behandelt, moet haar verslag nog uitbrengen. De vergadering nam het voor noemde voorstel aan in afwachting van het verslag van deze commissie. In de vacature, ontstaan door het periodiek aftreden van den heer L. H. van Romunde werd met 107 stemmen gekozen de heer C. T. van Valkenburg te Amsterdam. De begroeting van hoofd bestuur en afgevaardigden. Zondagavond omstreeks 9 uur vond in de bovenzalen van Brinkmann, Groote Markt, de begroeting plaats van het hoofdbestuur van de Ned. Mij. tot bevordering der Geneeskunst en de afgevaardigden van de 89ste algemeene vergadering van deze maatschappij door den voorzitter van de ontvangstcommissie Dr. J. Roorda. Dr. Roorda constateerde in zijn welkomst woord, dat er zoovele vreemdelingen, uit alle deelen des lands, naar de algem. vergadering zijn gekomen. Dit deed spr. denken "aan het paard van Troje in Haarlem. Doch zoo ver volgde spr. het zijn vreedzame collega's en instede van den boel af te breken zijn zij van plan opbouwend werk te verrichten. Spr. heette hoofdbestuur en afgevaardigden namens het district 2 der maatschappij van harte welkom. Gij komt hier in een belangrijke functie al dus spr. nl. als vertegenwoordigers van den ïxiedischen stand in Nederland. Meer dan 90 pet. van de medici in Nederland zijn lid van de maatschappij. Spr. vergeleek de maatschappij met een va der, die eens per Jaar zijn koffertje pakt en bij zijn zoon komt logeeren. Lof kwam toe aan de energieke regelings commissie. Wij hebben schoone feestelijkhe den voor u bereid, aldus Dr. Roorda, maar wij hopen dat u geen punt van de vergadering zult missen, v/ant deze is als alle andere van groot belang en vormt een mijlpaal in de ge schiedenis van de maatschappij. Lof kreeg ook het hoofdbestuur. Dr. Roorda noemde den voorzitter Dr. Kersbergen den Poincaré van de Maatschappij tot bevordering der geneeskunst. Gij zijt, aldus spr., zich tot Dr. Kersbergen wendend, wat men in de sport noemt „een klasse op ziciizelf". De schoonheid van Haarlem werd geroemd. Haarlem is onder de Nederlandsche steden èen persoonlijkheid. Spr. achtte de vergadering een verjongings kuur voor de ledeix, en bracht tot slot een dronk uit op het hoofdbestuur, waarmede al len instemden. Dr. L. C. Kersbergen. Dr. L. C. Kersbergen, voorzitter van de Ned. Mij. tot bevordering der Geneeskunst bracht den voorzitter van het 2de district dank voor de vriendelijke ontvangst. We hebben echter geen list gebruikt om Haarlem binnen te dringen, zooals de Troja nen dat indertijd deden, want er zijn uit Haarlem afkomstige gidsen onder ons, zoo ging spr. verder. Na 9 jaar ziet Haarlem ons weer in haar midden.. Spr. spoorde allen aan om de medisch-his- torische tentoonstelling te bezoeken en bewon derde het werk vaix de jonge leden van de re gelingscommissie. Spr. bracht een eeresaluut aan de activiteit der jongeren in Haarlem en omgeving. Wij zijn graag naar Haarlem gekomen, al dus spr. Haarlem is één afdeeling. die ons na aan het hart ligt, kortom een aangename af deeling. Zij heeft ook vele voorzitters van de maatschappij opgeleverd. Zij heeft ons ook onzen huidigen secretaris-penningmeester den heer C. E. Lindenbergh geschonken. Dr. Roorda werd gehuldigd als voorvechter vaix den vrede met betrekking tot de door doktoren ondernomen vredesactie. Dr. Kers bergen trok een vergelijking tusschen het le ven van de wereldmaatschappïj en de Maat schappij tot bevordering der Geneeskunst. Spr. besloot zijn woorden met de hoop uit te spreken op een betere toekomst. De aanwezigen bleven hierna nog langen tijd gezellig bijeen. De medisch-historische tentoon stelling. Geopend door Dr. L. C. Kersbergen. Zaterdagmiddag werd de medisch historische tentoonstelling in het Frans Halsmuseum, waarover wij reeds een en ander schreven, officieel door Dr. L. C. Kersbergen, voorzitter van de Nederlandsche maatschappij tot bevor dering der geneeskunst, geopend. De heer H. Veen, arts, lid van de regelings- eommissie van de 89ste vergadering van de Maatschappij ter Bevordering der geneeskunst ter gelegenheid waarvan de medisch-histo- rische tentoonstelling gehouden wordt prees het initiatief van Dr. "F. C. Kuipers, den voor zitter van de regelingscommissie. Spr. zei dat het uiteraard de bedoeling was geweest om de exposities tot de historie van Haarlem te be perken, en den sluier op te lichten, die over den medischen arbeid van vroeger jaren ligt. Zaterdagmiddag werd in één der zalen van het Frans Halsmuseum een medisch-historische tentoonstelling geopend, welke ter gelegenheid van de 83ste vergadering van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Genees kunst gehouden wordt. Deze interessante expositie, waarover wij reeds bijzonder heden mededeelden, is deze geheele week ook voor publiek toegankelijk. Op boven staande foto zien we derde van rechts Dr. L. C. Kersbergen, voorzitter van de Ned. Mij. tot Bevordering der Geneeskunst, die de opening verrichtte. Rechts staan nog Dr. F. C. Kuipers en Dr. H. Wamsteker. Van Dr. Kersbergen al' gezien van rechts naar links staan de heer H. Veen, arts, dc heer P. de Wit. directeur van de Stadsbibliotheek en Leeszaal, de heer G. D. Gratama. directeur van het Frans Halsmuseum, de heer H. Buisman, conservator van Teyler's Stichting, Dr. Tjebbo Franken, wethouder A. G. Boes en wethouder W. J. B. van Liemt. Spr heette Dr. Kersbergen welkom en gaf dezen het woord. Dr Kersbergen zeide met veel genoegen aan het verzoek de tentoonstelling te openen te willen voldoen, temeer waar het hoofdbestuur bijzonder met het plan om de tentoonstelling in te richten ingenomen is geweest. Spr. bracht dank aan de Regelingscommissie, inzonderheid aan den voorzitter Dr. F. C. Kui pers, het Gemeentebestuur van Haarlem, dat de zaal van het Frans Halsmuseum heeft af gestaan. de Regenten van het St. Elizabeth's Gasthuis, den heer P. de Wit. directeur van de stadsbibliotheek en de Leeszaal, en den heer H. Veen voor diens leerzame statistieken. Spr. hoopte dat het publiek ook belangstel ling voor de expositie zal toonen. De wethouders, de heeren W. J. B. van Liemt en A. G. Boes. zoomede de gemeente-secretaris, de heer Westra. bevonden zich onder de aan wezigen. De burgemeester was verhinderd doch had Zaterdagochtend reeds van zijn belangstelling doen blijken door een bezoek te brengen aan de nog niet geopende exposi tie. De tentoonstelling is toegan kelijk voor publiek. De medisch-historische tentoonstelling in het Frans Hals Museum is deze geheele week op de gebruikelijk museumtijden gratis toe gankelijk voor het publiek van Haarlem 's Zanggenot 3 Juli Zondagnamiddagwedstrijd. De jury bestond uit de H.H. L. C. Keereweer, Jos. de Klerk en Van der Bijl. Evenals vorige week ving deze namiddag wedstrijd met een onder leiding van H. v. d. Heide Wijma staand Amsterdamsch kinder- k. „Het Noorden" aan. En weer hoorden we de wonderbaarlijke stemcultuur, die de vorige week bij den zang van „Apollo" ons verraste; daarbij een in de meest verscheiden nuances zich openbarende uitdrukkingskracht in Aver- kaznip's geestig „De Wilgen" en een regelrecht „bel canto" in het Italiaansche „Guarda che bianca luna". Hierin kwam ook een uit stekend door een der jongensstemmen ver tolkte solo voor. De zuiverheid van den koor zang was niet zóó absoluut als die van „Apollo": er was af en toe een lichte neiging tot te laag zingen te bemerken. Toch waren de voortreffelijke kwaliteiten nog groot genoeg om ook in de Eere-Afdeeling uitzonderlijk te heeten en weer volgde een staande ovatie van het publiek, waarvoor het reeds rijk met eere- teekenen behangen vaandel salueerde. In de 3de Afd. Gemengde Koren traden achtereenvolgens op: „Moi-genrood" uit Hille- gersberg, „Zang en Vriendschap" uit Knollen dam, „Beverwijk's Gem. Koor" en „Zang en Vriendschap" uit Sloten. Het verplichte werk, „Morgenzang" van Hendr. Andi'iessen moet voor „Morgenrood", dir. A. W. Sevenhuyzen wel zeer geschikt ge schenen hebben, maar het koor kwam niet bo- vexi het gemiddelde peil uit en zong vrij scherp. „Zang en Vriendschap" kwam xxie voor in vele opzichten, hooger te staan: het zong zeer beschaafd en mooi van toon, vooral ook ïn het vrije werk „O quam suavis est" van Jos. de Klerk. De dirigexit van „Beverwijk's Gem. Koor?, onze stadgenoot Jan Booda, nam het tempo van het verpl. werk iets levendiger dan de vorige leiders gedaan hadden; de zuiverheid bleef echter niet ongerept. Opgewekt en rijk genuanceerd klonk het vrije werk „Lente zang" van Roeske. Buiten de gestelde volgorde kwam daarna in de Uitm. Afd. der Dubbel Gem. Kwartetten „Ons Genoegen" uit Zaandam, dat evenals het Knollendamsche Z. en V. onder leiding van J. Mienes in 't programma stond deze naam op 3 verschillende wijzen gespeld, maar het is wel plrn. zooals ik het hierboven heb geschreven! en dat het verpl. werk „De Molen" van D. Appeldoorn m.i. wat traag zong en tegen de moeilijkheden van Diepen- brock's „Den Uil" niet geheel opgewassen bleek. Dat klonk terstond te week. te weinig robuust en ook xxiet altijd zuiver. Het Schotensche „Z. en V.", dir. W. Wiesen- hahn, zette het verpl. werk te langzaam in; het tempo werd gaandeweg beter; de klank was wat scherp, maar de zuiverheid veel beter dan bij een der vorige mededingers. In „O quam suavis" waren de middenstemmen oor zaak van minder goede zuiverheid; toch bleef liet toonpeil gehandhaafd. Nu kwam de 2e Afd. Gem. Koren aan de beurt. „Palestrina", een gem. klein koor uit onze stad, onder leiding van J. van 't Vlie opende de rij. Het verpl. koor, „Beati Mortui" vaxi Th. v. d. Bijl is vrij lastig en toont evenals diens „Mei-Symphonie", meer oratorium- dan lieder- tafel-schrijfwijze. „Palestrina" zong beschaafd en voldoend zuiver. Het was geen wonder dat een koor met dezen ïxaam zich ook in zijn vrij nummer bij het Latijn hield: „In monte Oliveti" van Ingegneri. Mooi van klank en expressie en voor deze Afd. zeker zéér goed. Heemstede's Gem. K. „Houdt onderling Vriendschap", dir. H. .J. Arisz. bleek van de eerste tonen af mooi materiaal te bezitten. De. klank was uitstekend, de zuiverheid ins gelijks. Roeslce's „Lentezang", voor de Afd. zeker niet moeilijk, klonk friseh en krachtig. Niet zoo geheel zuiver zong het Amster- damsche „Tavenu", dir. Frits Uijttenbogaard het verpl. werk. „Maskerdans" van Altink klonk weinig humoristisch. Trouwens veel hu mor sprankelt niet uit deze muziek. Na de pauze werd eerst de uitslag betref fende het kinderkoor en de 3de Afd. Gexn. Koren bekend gemaakt. De mededeeling dat de jury aan „Het Noorden" 407 (d.i. gemiddeld 9 2/3) met felicitatie had toegekend bezorgde den dirigent een nieuwe spontane ovatie. Bo- vendieix krijgt dit koor nog een bij zonderen eereprijs wegens het behalen van het hoogste aantal punten. Bij de voortzetting der 2de Afd. Gem. K. zong eerst „Tuindorp Buiksloot", dir. J. van Hees, krachtig en wat het vrije nr. „Masker- dans" betreft, friseh, maar nogal ruw van klank. „Con Brio", Amsterdam, dir. G. Aletrino ontwikkelde in het verpl. nr. veel ixiooier klank, maar zoxxg nogal eeixs tegen den toon aan, te hoog n.l., zoodat het 1.2 toon te hoog ein digde. Bijzonder fijn van klank was het vrije nr. „De 3 Princessen" van Jan Nieland. „Streven naar Kunst", Amsterdam, dir. Leo Stapper, ging den tegenovergestelden kant uit en zakte in het verpl. werk; bovendien was de klank ongecultiveerd. Gounod's „Prés du fleuve étranger" kreeg een vertolking, die aan dezelfde euvelen leed. Het in de Super Afd. mededingende „Con cordia" uit West-Zaan, dir. J. Mienes, zong de in de Afd. Uitm. verplichte Mei-Symphonie van v. d. Bijl als vrij nummer. Eigenlijk lijkt me dit moeilijker ook door zijn lengte dan ..Tot de Zonne" van Jac. Zwaan, dat voor de Super Afd. verplicht is. De prestaties van „Concox-dia" waren voor deze Afd. niet uitzonderlijk. Het Dubb. Geni. Kw. „Euphonia" uit Haar lem kon door plotselinge ongesteldheid van een der leden niet optreden ..San'tpoort's Gem. Dubb Kwartet", dir. H. J.Arisz. dat over zeer goed materiaal beschikt voldeed in het verpl. nr. „In 't Woud" van Bonset beter dan in „Ave Verum" van Or lando di Lasso, waarin de vereischte klaar heid ontbrak en de sopraan teveel domineerde. Tot slot kwam het Haarlemsclie „J. S. Bach", dir. P. M. Germes, als laatste in de Super Afd. der Dubb. Gem. Kwartetten. Het verpl. nr. klonk goed; in Ph. Loots „Lentedauw" ont brak wel eens de noodige doorzichtigheid en soms ook de zuiverheid en over 't geheel klonk het me wat geaffecteerd. Uitslag Kinderkoor, Ecrc Afd.: Noorder Speeltuin, 407 p., 1ste pr. Gem. K. 3de Afd.: Morgenrood, 312 p., 1ste pr. Zang en Vriendsch. (Knollendam), 305 p., lste pr. Beverwijik's Gem. K„ 319 p„ lste pr. Z. en Vr. (Sloten), 297 p„ 2de pr. Gem. K. 2de Afd.; KI. K. Palestrina, 348 p., lste pr. Tuindorp, 355 p., lste pr. Tavenu. 346 p., lste pr. Con Brio, 3'26 p„ lste pr. Streven naar Kunst, 296 p., 2de pr. Houdt onderl. Vriendsch. 365 p., lste pi Gem. It. Super Afd.: Concordia, 329 p., lste pr. Dubb. Gein. Kwart. Uitm. Afd.: Ons Genoegen. 305 p„ lste pr. Dubb. Gem. Kwart. Super Afd.: Santpoort's, 377 p„ lste pr. J. S. Bach, 388 p., lste pr. met fel. Zondagavondwedstrijd. De laatste wedstrijd van het concours van H.'s Zanggenot; de zaal is reeds vóór den aan vang nagenoeg geheel bezet. Zes gemengde en zes mannenkoren zullen alle in de Afd. der Uitnemendheid den strijd aanbinden. Dit kan interessant worden, maar omdat er slechts één Haarlemsch koor, Polyhymnia, onder is en omdat in de voorafgegane zittingen ook hoogere en zelfs allerhoogste afdeelingen ver tegenwoordigd waren, kunnen we de buiten gewoon groote belangstelling voor dezen avond ook ten deele toeschrijven aan de omstandig heid dat aan het einde van het concours de eerepxijzen voor het lie jgst aantal behaalde punten, zoowel in de verschillende categorieën als in totaal, zullen toegekend worden. Het Kinderkoor „Het Noorden" is al van een ver zekerd; wie zullen de andere, krijgen? Jury de heeren Th. v. d. Bijl, Jos. de Klerk, L. C. Keereweer. Gemengde Koren, Afd. Uitn. KI. gem. Koor „Óns Genoegen", Delft. dir. A. W. Sevenhuysen. Niet mooi van klank. Verpl. werk verre van zuiver, 1 toon gezakt; het tamelijk langdradige „Exaudi Deus" van J. v. Nieuwenhoven niet beter. R.K. Gem. Zangver. „St. Caecilia", Wormer- veer, dir. F. J. Sicking, zong het verpl. werk, dat vele meer symphonisch dan a-capella ge dachte effecten bevat en weinig samenhang vertoont, wel naar mijn meening nog lang niet volmaakt, maar toch met begrip voor de be doelingen van den componist, die met deze uitvoering zeer ingenomen bleek. „De Winter" van Loots klonk friseh; als compositie is het ook heel wat beter dan 't vorige en dan een heele verzameling Lente-gedoe van allerlei anderen. .IJmuiden's A-Capella Koor", dir. P. Grin Jr. Minder dan 't vorige; zoowel in 't verpl. als in het vrije werk („Exaudi Deus") goede en minder goede momenten; klank wat schril. „Kunst na Arbeid", Uitgeest, dir. J. Mienes. Dat verplichte werk schijnt wel nagenoeg on zingbaar te zijn; werkelijk mooi heb ik 't nog geen enkele maal gehoord. Ook K. n. A. strui kelt over vele moeilijkheden. In „Sirenen" van Flipse produceert het een goeden klank. Veler verwachting is nu gespannen op „Po lyhymnia" het bekende Haarlemsclie koor, dat niet onder zijn gewonen dirigent Willem Hespe 'die door ongesteldheid verhinderd is) maar waarvan Nico Hoogerwerf tijdelijk de leiding heeft. De heer Hoogerwerf wil beginnen met het publiek toe te spreken, maar dit wordt hem spoedig belet, als zijnde tegen 't regle ment. De Mei-Symphonie blijkt toch wél zingbaar te zijn. Geweldig klinkt het met uitnemende krachten aangevulde koor en een ovatie van leider en componist volgt op deze uitvoering. Ook „De Winter" van Loots klonk als een klok. .Zanglust" uit Zaandam, dir. C. Boon had na 't vorige geen dankbare taak. Het verpl. werk klonk nu aanmerkelijk vlakker en on zekerder, en Loots' „Als in Glans" had glans noch reliëf. Precies om kwart voor tien begon de pauze. 2yz uur was voor deze zes koren noodig ge weest om hun bekwaamheden te toonen. Dit kwam ook door de lengte van 't verplichte werk. Het moest door politiereglement („poli tioneel" xioemen onze journalistieke woord kunstenaars dat tegenwoordig) verboden zijn, verplichte of vrije werken te kiezen, die meer dan 5 minuten duren. Mannenkoren, Afd. Uitn. Het verpl. werk „De Gypten" van N. H. An di'iessen is voor de in 1908 gehouden zangwed- strijd van H.'s Z. geschreven, en wel als verpl. nr. voor den Eersten (sic!) Afd. Mannenkoren. Het heeft het voordeel, niet te lang te zijn. Orpheus, Rotterdam, dir. D. v. Leeuwen zingt sonoor en pittig, de dirigent toont tempera ment. In „Vexilla Regis" van Neumann, hoo- ren we eindelijk eens een fugato. Groote bijval! „Nieuw Amsterdam", dir. G. P. Boer, zingt heel wat minder: vlak en onzuiver; geen klank staat en men zakt bijna IV2 toon in 't verplichte werk. Het banale en geestlooze pro duct van W. F. Kools dat als vrij werk gezon gen werd, was reeds op zich zelf de moeite van 't luisteren nauwelijks waard. „Onderlinge Oefening", A'dam, dir. M. Smeer: niet slecht,- maar ook niet boeiend. „Psalm 137" van Roeske onbelangrijk, maar vrij goed gezongen. „Zanglust" Beverwijk, dir. H. v. Dijk, geeft wat meer kleur aan 't verplichte werk en zingt verdienstelijk „De Dorschers" van G. H. Boe- dij n. „Zaanland's Mannenkoor", Koog a. d. Zaan, dir. Jan Boodav krachtig en vaak welluidend, maakte een goeden indruk. Het vrije werk,, Met kloeken arme" van H. Andriessen toonde meer oorspronkelijkheid van schrijfwijze dan het meerendeel van het dezen avond gehoorde, maar schijnt vrij stroef van harmonischen bouw en gaf den zangers bezwaren, die ze niet alle wisten te ontwijken. Postale Mannenzang, Utrecht, dir. J. F. Brantenaar: stem.nenmateriaal niet zeer mooi. Zingt als vrij werk „Vlaamsche Ker mis", dat voor de Super Afd. voorgeschreven was. We hooren dus na het vele zwaar-op-de- handsche gedoe als slot tenminste een vroo- lïjk stuk. 't Is bij twaalven! Uitslag: Gem. K. Uitm. Afd.: Ons Genoegen, 302 p„ lste pr St. Caecilia, 401 p., lste pr. met felic. IJmuiden's a Cap. K„ 295 p., 2de'pr. Kunst na Arbeid, 296 p„ 2de pr. Polyhymnia, 400 p., lste pr. met felic. Zanglust, 315 p„ lste pr. Mannenkoren Uitm. Afd.: Orpheus, 356 p., lste pr. Nw. Amsterdam, 283 p., 2de pr. Onderl. Oefening, 284 p„ 2de pr. Mk. Zanglust, 339 p„ lste pr. Zaanl. Mannenk., 346 p„ lste pr. Postale Mannenzang, 282 p.. 2de pr. De Eereprijzen zullen later bekend gemaakt worden. K. DE JONG

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8