Zweden en Denemarken in de internationale samenleving. MET BLOEMEN VERSIERDE AUTO'S Opvattingen en houding ten aanzien van den Volkenbond. Honderd jaar Fransche Kunst AARDIGE RECLAME Noordelijke afzondering. INDS een aantal jaren reeds kan men in en buiten Genève waarnemen, dat er een vrij nauw contact, met be- trekking tot vraagstukken van in ternationaal beleid bestaat tusschen het trio, dat wij als de Scandinavische staten ple gen aan te duiden, plus Finland. Tezamen vormen ze de groep van de Noordelijke lan den. Tusschen deze groep en Nederland is ook al vrij geruimen tijd het een en ander on dernomen in het belang van gemeenschap pelijk optreden in Volkenbondszaken, terwijl in lateren tijd België, Luxemburg en ook wel Zwitserland de samenwerking te Genève nog van breederen omvang deden zijn. Dit neemt niet weg, dat de Noordelijken met wie straks meteen de ministers van Bui- tenlandsche Zaken van Nederland, België en Luxemburg te Kopenhagen eens nader overleg zullen plegen zulks op uitnoodiging van de Noordelijken, welke tot nu toe gewoon waren eerst onder elkaar, een, tegenwoordig twee keer per jaar, zulke bijeenkomsten te houden toch in zekeren zin een groep op zichzelf vormen. En binnen hun kring is dan eigenlijk vooral van beteekenis welk beleid Zweden en welk Denemarken voorstaat, want dat tweetal doet, tengevolge van allerlei factoren nog het meest aan internationaal verkeer. Het kwam me dus bepaald belangwekkend voor om, nu ik toch zoowel in Zweden als in Denemarken moest zijn, daar het politieke oor eens goed te luisteren te leggen. Teleurstelling over den Volkenbond. OM dan met Zweden te beginnen, daar ving ik in allerlei kringen, links en rechts, heel wat stemmen op, die van teleurstelling over met den Volkenbond opgedane ervarin-, gen gewag maakten. Bovenal de gang van za ken in het Italiaansch-Abessynische conflict en de droeve afloop daarvan droef, wat betreft de nederlaag, die tenslotte de voor standers van handhaving van de internatio nale rechtsorde hebben geleden heeft ten gevolge gehad, dat men thans in Zweden voor sancties, voor eenige verplichting om daaraan mee te doen, niets en niets meer voelt. Trou wens toen de Volkenbond pas het levenslicht had aanschouwd, bestond er juist ook in Zwe den in sterke mate tegenzin tegen de sanctie- bepalingen. De conservatieven waren destijds zelfs vooral ook om die reden tegen toetre ding tot den Bond gekant geweest. Zij acht ten het veel te gevaarlijk, dat hun land ten gevolge van art. 16 gedwongen zou kunnen worden als het ware mee partij te zijn in een gewelddadig internationaal conflict. Thans lachen de conservatieven in zooverre in hun vuistje, dat men mede in het linksche kamp erkent, dat, zeker voorshands, van een Vol kenbond die dwangmiddelen zou mogen of kunnen hanteeren geen sprake kan wezen. Te ver is de Bond van het oorspronkelijke ideaal der universiteit verwijderd geraakt en bovendien de beoogde internationale ontwa> pening heeft plaats moeten maken voor een geweldige opvoering van de bewapening alom, terwijl, dit vooral niet te vergeten, gebleken is, dat de groote mogendheden zelf op het stuk van toepassing van en deelneming aan sancties allesbehalve betrouwbaar zijn. Alles tezamen genomen vindt men dit, bijkans on der het geheele Zweedsche volk (slechts een kleine vleugel van sociaal-democraten denkt er anders over) meer dan voldoende reden om van eenige sanctie-verplichting niets meer te willen weten. Men kent er slechts één beleid, dat juist wordt geacht: zich absoluut houden buiten elk internationaal conflict. Met de overige leden van de groep der Noor delijke staten wenscht men een volstrekte neutraliteitspolitiek te voeren, een politiek van afzijdigheid of, zooals het ook wel eens genoemd is van onpartijdigheid. En zoo is dan o.a. te Genève in de commissie van 28, die zich met de bestudeering van het vraagstuk van hervorming van het Volkenbondshandvest bezig houdt, van Zweedschen kant namens de groep uitdrukkelijk verkondigd, dat tengevolge van de feiten, het heele sanctie artikel buiten werking is, niet meer geldt, dus ook niet meer eenige verplichting op de tot deze groep behoorende staten legt. Intusschen heeft Zwitserland, gelijk bekend, in de Raadsbij eenkomst van Mei jl. zijn posi tie als permanent en in alle opzichten neu trale, van Geneefschen kant erkend gekregen. Tegelijkertijd is er toen opgemerkt zoo bijv. van Fransche zijde dat hetgeen men aan Zwitserland toestond geschiedde in verband met de zeer uitzonderlijke, geheel op zichzelf staande, positie (historie) van dat land. Daar in nu juist zien in Zweden de conservatieven en de liberalen, welke geen deel uitmaken van de regeering (die in hoofdzaak uit sociaal-de mocraten en voorts een paar leden van de boerenpartij bestaat) aanleiding om thans mede ten behoeve van de groep van de Noor delijken een soortgelijke verklaring van den Volkenbond te verlangen. Zij achten het veel beter, dat het niet blijft bij de van die zijde verkondigde stelling, dat de verplichting tot deelneming aan de sancties enz. niet meer geldt, doch dat men als het ware zwart op wit de bevestiging van den Volkenbond zal krijgen, dat zoo inderdaad de positie is. Zou zulk een verklaring achterwege blijven, dan aldus deze oppositie ware het gewenscht opzegging van het Volkenbondslidmaatsohap te overwegen. En in elk geval acht men het in het kamp van hen, die er zoo over den ken, noodzakelijk, dat de Zweedsche regee ring te Genève als het ware dreigend zal zwaaien emt het dan voor te bereiden ont slagbrief je! Geschiedt dat, dan is er geen twijfel of men krijgt wat men wil. Want in dien de Bond zich gesteld ziet voor de keuze, óf wel een verklaring aan te nemen als hier bedoeld, of wel weer een aantal leden de Noordelijken kwijt te raken, dan is het zoo vast als een huis, dat de Noordelijken zouden krijgen wat zij wenschen. Aldus de redenee ring van de oppositie in Zweden, waar men natuurlijk ook gaarne zou zien, dat andere landen, zooals het onze, eenzelfde gedragslijn te Genève zouden volgen. Maar de Zweedsche regeering voelt voor zulk een afpersingspoli- tiek niets, Zij meent, naar mij o.a. uit een ge sprek met minister Sandler, den minister van Buitenlandsche Zaken bleek, dat een derge lijke eisch geen inwilliging zou ontmoeten en bovendien acht zij het overbodig nog eens een verklaring los te krijgen over iets wat volgens haar eenvoudig een onomstootelijk feit is, te weten, dat de sanctievoorschriften vanzelf huiten werking zijn gekomen. Neutraliteit boven alles. KWf AT overigens de in de practijk te voeren politiek aangaat, bestaat er tusschen re geering en oppositie geen verschil. Het is over duidelijk, dat de regeering inderdaad bovenal er voor zal zorgen zich buiten elk internatio naal conflict te houden en dat de neutraliteit evenzeer haar liefde bezit als die van de op positie. Natuurlijk geeft men er zich reken schap van. dat dus op hun beurt de Zweden, mochten zij ooit aangevallen worden, geen aanspraak op bijstand van anderen zouden kunnen maken. Vandaar o.a. dat er thans heel wat gedaan wordt ten behoeve van de versterking der defensie. De sociaal-democra ten zelf zijn op dit punt volkomen tot inkeer gekomen, vergeleken bij eenige jaren terug. Als men intusschen de vraag stelt, of de sa menwerking van de Noordelijken, wat betreft het op den voorgrond stellen van een te voe ren neutraliteitsbeleid, niet met zich mee zou moeten brengen dat zij dan tenminste elkaar onderling bijstand verschaffen, ingeval de neutraliteit van een hunner geschonden zou worden, krijgt men te hoor en. dat zij zulk een verplichting niet op zich hebben genomen en ook niet op zich zouden willen nemen. Veel zal dan afhangen van de vraag, of wellicht een of meer van de groote mogendheden steun zou verleenen. Daarop rekenen doet men geenszins. Men gaat er heel nuchter van uit. dat het denk baar zou zijn, dat een der machtige staten dit in zijn eigen kraam te pas zou vinden komen, doch dat is allemaal toekomstmuziek, waar mee de Zweden zich liefst niet bezig houden. Laten wij toch vooral doen blijken, dat wij ons buiten eenig internationaal geschil willen houden: dat is heden ten dage eigenlijk het begin en einde van al hun interna'tionaal-po- litieke wijsheid! Merkwaardig genoeg intusschen, gaat hier mee toch niet gepaard een verlangen om den Volkenbond nu heelemaal den rug toe te kee- ren. Men wil er lid van blijven de opposi tie, mits Genève het briefje in zake vrijstel ling van deelneming aan sancties afgeeft niet slechts omdat men het nut van het tech- nisch-humanitaire-sociale werk enz. van den Bond inziet, maar ook omdat men toch aan het geregeld overleg binnen den Bond, aan de mogelijkheid, dat deze de uitbarsting van een conflict zal weten te voorkomen, waarde toekent. En tevens omdat men tenslotte niet gaarne het kind met het badwater zou willen weggooien en den Bond in stand wil houden, opdat hij in betere tijden tot verdere ontwik keling zal kunnen komen. Dr. E. v. RAALTE. EEN TINMOLEN VOOR INDIë DE KANSEN VOOR DE WERF „CONRAD" TE HAARLEM. HAARLEM Woensdag. Een telegram uit- Batavia aan de Telegraaf maakt melding van het feit, dat de bestelling van een nieuwen grooten baggermolen voor de tinwinning op Bangka (waarmede een bedrag van 31/2 millioen gulden gemoeid is), verdeeld zal worden tusschen Nederland en Indië. Het blad voegt er aan toe, dat voor de inschrijving voor het maken van den bovenbouw twee van de volgende concerns in Nederland in aan merking komen: Verschure en Co's Scheeps werf te Amsterdam, J. en W. Smit's scheeps werven te Kinderdijk, de werf „Gusto" te Schiedam en de werf „Conrad" te Haarlem. De directie van de „Conrad" deelt ons evenwel mede, dat nog geen beslissing gevallen is. Zij heeft reden om aan te nemen, dat alle groote scheepswerven in Nederland aan de inschrij ving zullen kunnen deelnemen, zoodat de Conrad dus meer concurrentie zal hebben bij haar inschrijving. EXAMENS. Openbare U.L.O.-School B Junoplantsoen) In de eerste groep slaagden voor het M. U.L.O.-diploma A: W. Bruins, A. J. v. Prooijen J. H. Veldkamp, Nan Bartels, Annie van der Velde en Annie Wildeboer. Voor het M.UL.O.-diploma B slaagden: H. Blaauw, J. van der Borgh, L. van Deursen, J. C. Drees, J. Jonkmans. H. W. de Kleijn, W. Koomen, A. Roldanus, N. Tanis, A. Zwarte- poorte, Meta van der Oord, Willie Smeets, Jo Stuij en Willie Verkaik. De examens worden met andere groepen nog voortgezet op 18 Juli en volgende dagen. Centrale school. Van de Centrale school No. 1 aan het Wel tevredenplein slaagden dit jaar voor een Middelbare school de volgende leerlingen: Biene ten Brink, Lenie Groenewoud, Willy Leurink, Tonnie van Es, Herman van den Berg, Theo de Boer, Dick Muller Masis, Roel Koiter, Ernst Rebholz, Hans Schultheiss, Meindert Stapel, Joop van der Velden, Bennie de Vries en Leo Weiter. Toonkunst. Bij de te 's Gravenhage gehouden Staats examens voor Muziek zijn voor het theore tisch gedeelte Lager Onderwijs geslaagd, de dames Marianne Robbers te Tilburg en Dini Bitter te Haarlem, beide leerlingen der Toon kunst-school te Haarlem. Kleuteronderwijs. Heden slaagden te 's Gravenhage voor di ploma B. Kleuteronderwijs de dames B. Hout zager en A. Bunte, beiden leerlingen van den Opleidingscursus Kleverlaan 79, Bloemendaal. TROKKEN DOOR HAARLEM'S STRATEN Vergadering van den Kring Bloemist Winkeliers HAARLEM, Woensdag. NDER een egaal grijs wolken- Odek trok hedenmorgen door Haarlem's straten een stoet fraai versierde auto's die bij menigeen de gedachte opgewekt zal hebben, dat er in onze stad een bloemencorso werd gehouden. Toch was dit niet het geval. Het waren namelijk de auto's van deelnemers aan den Sterrit, georganiseerd door den Kring Bloe mist-winkeliers die vandaag in Rest. Brinkmann zijn algemeene jaarlijk- sche vergadering hield, waaraan te vens reünie was verbonden. De twaalf versierde wagens die bijna alle het opschrift „Bloemen-expresse" droegen, waren een aardige reclame voor deze nuttige instelling die nog niet die bekendheid heeft weike men zou mogen verwachten. in het Gemeente Museum Amsterdam. ZooaSs wel te vermoeden viel, zullen de ken ners en beminnaars der schoone schilderkunst deze zomermaanden hun hart kunnen opha len aan de 250 werken, die in Frankrijk in de negentiende eeuw ontstaan zijn en in de hoofdstad van ons land thans zijn bijeenge bracht. Die vorige eeuw toch heeft in dat land een rijke ontplooiing doen ontstaan van allerlei schilderkunstige mogelijkheden, waar aan te voren niet gedacht was en heeft de grondslagen zien leggen, waarop de schilder kunst van vandaag en morgen goeddeels be rust. De inrichters van dit kunstfestijn hebben opzettelijk den indruk vermeden een onpar tijdig historisch overzicht der schilderkunst van 1800—1900 in Frankrijk te geven. Bepaal de groote groepen daaruit zijn weggelaten en op enkele bijzonder belangrijke figuren de ac tieve belangstelling saamgetrokken. Dat heeft het groote voordeel gehad dat men nu een half dozijn groote keien in de kunst uitvoeri ger en rustiger dan ooit kan bestudeeren. Die bij elkaar gehangen kerngroepen zijn, meen ik, het groote belang dezer expositie, die men misschien beter met „Grepen in de Fransche kunst der negentiende eeuw" had kunnen betitelen. Naar het aantal het uitvoerigst we zetten dat aantal tusschen haakjes zijn dan de groepen van Cezanne (37), Manet (28) Corot (24), Renoir (21), Degas (19), Claude Monet (15), Courbet (13), Lautrec (12). Dela croix (10) het eerst de aandacht trekkend. Wat daar dan nog van andere meesters is kan men meer als willekeurig aanvulsel be schouwen. Dat de landschapsschool van Bar bizon werd weggelaten mag verklaard worden met het feit dat die meesters in Holland vol doende bekend en in musea vertegenwoordigd zijn doch dan doet de ééne Millet en de scha mele paar Theodore Rousseau's en Daubigny's een beetje overbodig aan tegenover de groote groepen der reeds genoemden. Men mist ze dan liever geheel en al zooals men ook Fan tin Latour, Bonnard, Vuillard, Redon moet missen, wier belangrijkste arbeid toch in de 19e eeuw gemaakt is, of Bonington en Jong kind, die een belangrijke portie Fransche kunst van die eeuw beïnvloed hebben. Zoo zou men dus als een bezwaar kunnen gevoelen dat de verhoudingen bij deze expo sitie een weinig te eenzijdig gesteld zijn, doch daar staan dan de bovengenoemde voordeelen eener uitgebreide representatie van enkelen tegenover. Een ensemble als dat van Edouard Manet is ln ieder geval bij mijn weten nog nimmer in ons land bijeen gebracht (Manet 1832-1883). Terwijl toch zijn invloed op schilders in Holland, die na de Hagenaars kwamen groot was Breitner en Isaac Israels vooral kan men hier noemen Vooral in den eerste kan men een geestverwant zien. en wel één die zeker nooit zijn mindere werd. Beiden zijn in de allereerste plaats geniale „schilders", felle beelders van het visueel waargenomene, machtige techniek-beheerschers, virtuozen in den goeden zin. Broertjes van Frans Hals en Velasquez. Reeds in zijn jeugd verweet men Manet gebrek aan fantasie en daar zal wel een gemis aan muzikale gevoeligheid, aan zin voor immaterieele schoonheid, mee verbon den geweest zijn. Breitner en de jonge Israels hoorden liever een draaiorgel dan het orchest van het Concertgebouw en waren tóch groote artisten. Waar een ander door een droom, door een klank, door een idee ontroerd wordt, ondergaat de schilder van het Manet-type de emotie vig. de oogen, die hem in kleur en vorm van het buiten hem staande, wonderen doet zien, die voor anderen verborgen blijven. De bezoeker zal die prachtige schilders passie hier in de mooie reeks bloemstukken kunnen bewonderen. Ook in die feilloos rake schets waarop zijn leerlinge Berthe Morisot met een handmof is voorgesteld. Dieper in gaand op het wezen van zijn model is Manet in het hier aanwezige portret van Stephane Mallarmé (uit het Louvre) doch vooral in de vele vrouwenportretten is het minder hunne psyche die den schilder interesseert dan de karakteristiek hunner waarneembare ver schijning. Manet is realist in zijn levensvisie en als hij daar-buiten-om fantastiek wil be drijven, wordt hij soms wonderlijk kinderach tig, al redt zijn verbluffende techniek van schilderen steeds alles. Men denke bijvoor beeld aan die schilderij van Pertuiset, den leeuwenjager die nu niet hier is, maar een paar jaar geleden op een Fransche tentoon stelling in Boymans te zien was. In de schilderij die wij hierbij reprodueee- ren en die op de expositie de bezoekers bij zonder door voorstelling en formaat aantrekt, is veel van het hierboven geschrevene nader te controleeren. Het is het model Victorine Meurend, door Manet als stierenvechtster aangekleed en in een denkbeeldige arena op gesteld. Hij was nog geen dertig jaar oud toen hij dit schilderde, doch het is boeiend door het élan, waarmee het als kleurorchestratie is in elkaar gezet. Beziet men het uitsluitend als zoodanig dan is het buiten ieder beding dat men met een meesterwerk te doen heeft, een meesterwerk van eerste grootte als men het in den tijd van zijn ontstaan denkt (1862). Aan den anderen kant echter is de actie van de figuur volkomen een pose, volkomen gespeend van den hartstocht, die een arena kan suggereeren, en bijna onnoozel van ex pressie. Men voelt het aan als theater, en be grijpt dat Manet dat niet om de emotie van een stierengevecht schilderde doch uitsluitend om een kleurfestijn, dat hij zichzelf had aan gericht. De rest liet hem koud, vermoedelijk. Dat het groote doek voor den Salon van '63, bloeitijd nog der gevoelvolle romantiek, ge weigerd is, wordt dan begrijpelijker. Dat een latere tijd het rehabiliteerde en het nu in het Metropolitan Museum van New York tehuis behoort en tijdelijk slechts naar Europa kwam, eveneens. Victorine heeft in Manet's leven, met nog wel andere vrouwen, een belangrijke plaats ingenomen. Voor een schilderij uit '62, „de straatzangeres" poseert zij voor hem en blijft daarna een viertal jaren in zijn atelier. Ook voor zijn „Olympia en zijn „Dejeuner sur l'herbe" poseert zij, en deelt daardoor eenigs- zins in den roem die deze werken thans beide in het Louvre Manet bezorgd hebben. In 1866 scheiden zich hunne wegen, maar zes jaar later vinden we Victorine weer bij Manet terug en komt zij korten tijd weer in zijn schilderijen opduiken. Victorine's leven zou een artistieke tragedie worden. Demon Verf kwast had haar gegrepen en ook zij wilde schilderen en beroemd worden. Na haar ver trek uit Manet's omgeving verkeert zij in den kring van Alfred Stevens, den Belgischen kunstenaar, die in die jaren in Parijs een groote beroemdheid is. Zij schildert zelve en vertrekt kort daarop naar Amerika, in de meening daar fortuin te zullen maken. Te leurstelling volgt op teleurstelling en het ein de is een terugkomst in Parijs, waar zij ten slotte, vergeten en verslonsd zal sterven. Haar naam bleef leven door het werk van Manet dat door de schoonheid van haar jeugd en haar verschijning geïnspireerd was geworden. J. H. DE BOIS VOOR DE BLOEMENEXPRESSE Door de Bloemenexpresse is het mogelijk geworden aan den plaatselijken bloemenwin kelier een bestelling voor elke plaats in Ne derland op te geven. Door uitwisseling van orders is deze dan in staar, er voor te zorgen aat de opdracht stipt op tijd wordt uitgevoerd. Door de „Fleurop" die hetzelfde doel, als de „Bloemenexpresse" heeft, alleen meer uitgebreid kan men niet alleen bestellin gen voor Nederland, doch voor elke plaats in de wereld opgeven aan zijn eigen bloemen winkelier. Deze nuttige instellingen zorgen dus voor een moderne bloemenservice waar van bij veel voorkomende gelegenheden ge bruik kan worden gemaakt. De prijzen van den Sterrit werden als volgt gewonnen: lste prijs Utrecht, 2de prijs Rotterdam en 3e prijs Amsterdam. Met dezen fraaien optocht werd de algemeene vergadering ingezet en nadat de heer J. F. Bekker de secretaris der afdeeling Haarlem, de reünisten welkom had geheeten, werd tot de behandeling der agenda overgegaan. De voorzitter de heer C. Thlrn sprak een kort openingswoord waarin hij o.m. mede deelde dat het bestuur het plan had opgevat om te trachten de verblijfplaats van H. M. de Koningin in Zwitserland uit te vinden en Hare Majesteit dan een bloemstuk als groet der vergadering toe te sturen. Verder her dacht de voorzitter het overleden lid den heer M. W. Doppenburg te Den Haag dien hij schet ste als een zeer verdienstelijk en trouw lid der vereeniging. De heer D. Admiraal, de secretaris van den Kring, deelde in het jaarverslag mede dat van de „Bloemenexpresse" steeds meer ge bruik wordt gemaakt. Verder bleek dat er in 1937 in Nederland ongeveer 2200 bloemen winkeliers waren terwijl dit aantal in 1930 nog slechts 1230 bedroeg. Spr. releveerde ver der ook nog de samenwerking met de Kon. Ned. Maatschappij voor Tuinbouw en Plant kunde wat betreft het tuinbouwonderwijs. Omvangrijk werk heeft het bestuur verricht door een rapport aan den Minister te zenden om de vestigingswet op het kleinbedrijf ook voor de bloemenwinkels toe te passen. Er kan verwacht worden dat binnenkort deze maat regel zal worden ingevoerd. Het aantal leden is iets gestegen en telt thans 460 leden. Spr. eindigde het jaarverslag met den wensch dat spoedig de zoo verlangde ordening tot stand zal mogen komen. De rekening van 1937 en de begrooting voor 1938 werden goedgekeurd alleen de post re clame moederdag van f 65 was volgens vele afgevaardigden te gering. De voorzitter ant woordde dat een goed propaganda-voorstel zeker de steun van het bestuur zal hebben. Nadat verschillende sprekers nog eens de aandacht op de bloemen als geschenk op Moederdag hadden gevestigd werd besloten op de najaarsvergadering deze kwestie nog eens uitvoerig te bespreken, Na de ochtend vergadering verzamelden de deelnemers zich aan den lunch. VEEMARKT. Rotterdam, 12 Juli 1938. Totaal aanvoer: 197 paarden, 610 magere runderen, 782 vette runderen, 40 vette kalve ren, 187 graskalveren, 507 nuchtere kalveren, 299 schapen en lammeren, 1 varken, 62 bok ken en geiten. Prijzen per K.G. 74 vette koeien, le kw. 74, 2e kw. 64, 3e kw. 4652; vette ossen le kw. 69, 2e kw. 63, 3e kw. 5053 64 stieren le kw. 59, 2e kw. 55, 1000 vette kalveren, le kw. 85, 2e kw. 6070 50 schapen le kw. 40, 2e kw. 35; 55 lammeren, le kw. 45, 2e kw. 40; gras kalveren le kw. 64, 2e kw. 54; 52 nuchtere kalveren le kw. 47, 2e kw. 42; 53 slachtpaar- den le kwa 45, 2e kw. 35; 28 zeugen. Prijzen per stuk 26 schapen le kw. 22, 2e kw. 16; 16 lammeren le kw. 13; 2e kw. 8; 15 nuchtere slachtkalveren, le kw. 11, 2e kw. 7; 28 nuchtere fokkalveren le kw. 26. 2e kw. 22, 3e kw. 18: 215 slachtpaarden le kw. 180, 2e kw. 110; 365 werkpaarden le kw. 305. 2e kw. 200; 245 hitten le kw. 195, 2e kw. 100; 310 stieren le kw. 250, 2e kw. 200; 310 kalf koeien le kw. 260, 2e kw. 190; 305 melkkoeien le kw. 260 2e kw. 180; 200 varekoeien, le kw. 155, 2e kw. 120; 220 vaarzen, le kw. 170, 2e kw. 120, 180 pinken le kw. 140, 2e kw. 110; 14 bokken en geiten le w. 10, 2e kw. 5 Vette koeien en ossen, aanvoer: ruimer, handel: matig, prijzen: laag pr. koeien tot 78 ct., pr. ossen tot 72 ct. Stieren, aanvoer: groot, handel: flauw, prij zen: lager. Vette kalveren, aanvoer: klein, handel: kalm, prijzen: als gisteren. Schapen en lammeren, aanvoer: iets min der, handel: vlot, prijzen: goed prijshoudend. Nuchtere slacht- en fokkalveren, aanvoer: korter, handel: willig, prijzen: hoog. Paarden, aanvoer: iets hooger, handel: kalm, prijzen: prijshoudend. Kalf- en melkkoeien, aanvoer: grooter, han del: tamelijk, prijzen; hooger. Varekoeien, aanvoer: gering, handel: sle pend, prijzen: onveranderd. Vaarzen en pinken, aanvoer: klein, handel: kalm, prijzen: stabiel. Graskalveren, aanvoer: iets grooter, handel: redelijk, prijzen: hooger.. Bokken en geiten, aanvoer: gel. vor. week, handel: vlug, prijzen: hoogst,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 7