Zweden en Denemarken in de
internationale samenleving.
MET BLOEMEN VERSIERDE AUTO'S
Opvattingen en houding ten
aanzien van den Volkenbond.
Honderd jaar
Fransche Kunst
AARDIGE RECLAME
Noordelijke afzondering.
INDS een aantal jaren reeds kan men
in en buiten Genève waarnemen,
dat er een vrij nauw contact, met be-
trekking tot vraagstukken van in
ternationaal beleid bestaat tusschen het
trio, dat wij als de Scandinavische staten ple
gen aan te duiden, plus Finland. Tezamen
vormen ze de groep van de Noordelijke lan
den. Tusschen deze groep en Nederland is
ook al vrij geruimen tijd het een en ander on
dernomen in het belang van gemeenschap
pelijk optreden in Volkenbondszaken, terwijl
in lateren tijd België, Luxemburg en ook wel
Zwitserland de samenwerking te Genève nog
van breederen omvang deden zijn.
Dit neemt niet weg, dat de Noordelijken
met wie straks meteen de ministers van Bui-
tenlandsche Zaken van Nederland, België
en Luxemburg te Kopenhagen eens nader
overleg zullen plegen zulks op uitnoodiging
van de Noordelijken, welke tot nu toe gewoon
waren eerst onder elkaar, een, tegenwoordig
twee keer per jaar, zulke bijeenkomsten te
houden toch in zekeren zin een groep op
zichzelf vormen. En binnen hun kring is dan
eigenlijk vooral van beteekenis welk beleid
Zweden en welk Denemarken voorstaat, want
dat tweetal doet, tengevolge van allerlei
factoren nog het meest aan internationaal
verkeer.
Het kwam me dus bepaald belangwekkend
voor om, nu ik toch zoowel in Zweden als in
Denemarken moest zijn, daar het politieke oor
eens goed te luisteren te leggen.
Teleurstelling over den Volkenbond.
OM dan met Zweden te beginnen, daar
ving ik in allerlei kringen, links en rechts,
heel wat stemmen op, die van teleurstelling
over met den Volkenbond opgedane ervarin-,
gen gewag maakten. Bovenal de gang van za
ken in het Italiaansch-Abessynische conflict
en de droeve afloop daarvan droef, wat
betreft de nederlaag, die tenslotte de voor
standers van handhaving van de internatio
nale rechtsorde hebben geleden heeft ten
gevolge gehad, dat men thans in Zweden voor
sancties, voor eenige verplichting om daaraan
mee te doen, niets en niets meer voelt. Trou
wens toen de Volkenbond pas het levenslicht
had aanschouwd, bestond er juist ook in Zwe
den in sterke mate tegenzin tegen de sanctie-
bepalingen. De conservatieven waren destijds
zelfs vooral ook om die reden tegen toetre
ding tot den Bond gekant geweest. Zij acht
ten het veel te gevaarlijk, dat hun land ten
gevolge van art. 16 gedwongen zou kunnen
worden als het ware mee partij te zijn in een
gewelddadig internationaal conflict. Thans
lachen de conservatieven in zooverre in hun
vuistje, dat men mede in het linksche kamp
erkent, dat, zeker voorshands, van een Vol
kenbond die dwangmiddelen zou mogen of
kunnen hanteeren geen sprake kan wezen.
Te ver is de Bond van het oorspronkelijke
ideaal der universiteit verwijderd geraakt en
bovendien de beoogde internationale ontwa>
pening heeft plaats moeten maken voor een
geweldige opvoering van de bewapening alom,
terwijl, dit vooral niet te vergeten, gebleken
is, dat de groote mogendheden zelf op het
stuk van toepassing van en deelneming aan
sancties allesbehalve betrouwbaar zijn. Alles
tezamen genomen vindt men dit, bijkans on
der het geheele Zweedsche volk (slechts
een kleine vleugel van sociaal-democraten
denkt er anders over) meer dan voldoende
reden om van eenige sanctie-verplichting niets
meer te willen weten. Men kent er slechts één
beleid, dat juist wordt geacht: zich absoluut
houden buiten elk internationaal conflict.
Met de overige leden van de groep der Noor
delijke staten wenscht men een volstrekte
neutraliteitspolitiek te voeren, een politiek
van afzijdigheid of, zooals het ook wel eens
genoemd is van onpartijdigheid. En zoo is dan
o.a. te Genève in de commissie van 28, die
zich met de bestudeering van het vraagstuk
van hervorming van het Volkenbondshandvest
bezig houdt, van Zweedschen kant namens
de groep uitdrukkelijk verkondigd, dat
tengevolge van de feiten, het heele sanctie
artikel buiten werking is, niet meer geldt,
dus ook niet meer eenige verplichting op de
tot deze groep behoorende staten legt.
Intusschen heeft Zwitserland, gelijk bekend,
in de Raadsbij eenkomst van Mei jl. zijn posi
tie als permanent en in alle opzichten neu
trale, van Geneefschen kant erkend gekregen.
Tegelijkertijd is er toen opgemerkt zoo bijv.
van Fransche zijde dat hetgeen men aan
Zwitserland toestond geschiedde in verband
met de zeer uitzonderlijke, geheel op zichzelf
staande, positie (historie) van dat land. Daar
in nu juist zien in Zweden de conservatieven
en de liberalen, welke geen deel uitmaken van
de regeering (die in hoofdzaak uit sociaal-de
mocraten en voorts een paar leden van de
boerenpartij bestaat) aanleiding om thans
mede ten behoeve van de groep van de Noor
delijken een soortgelijke verklaring van den
Volkenbond te verlangen. Zij achten het veel
beter, dat het niet blijft bij de van die zijde
verkondigde stelling, dat de verplichting tot
deelneming aan de sancties enz. niet meer
geldt, doch dat men als het ware zwart op
wit de bevestiging van den Volkenbond zal
krijgen, dat zoo inderdaad de positie is. Zou
zulk een verklaring achterwege blijven, dan
aldus deze oppositie ware het gewenscht
opzegging van het Volkenbondslidmaatsohap
te overwegen. En in elk geval acht men het
in het kamp van hen, die er zoo over den
ken, noodzakelijk, dat de Zweedsche regee
ring te Genève als het ware dreigend zal
zwaaien emt het dan voor te bereiden ont
slagbrief je! Geschiedt dat, dan is er geen
twijfel of men krijgt wat men wil. Want in
dien de Bond zich gesteld ziet voor de keuze,
óf wel een verklaring aan te nemen als hier
bedoeld, of wel weer een aantal leden de
Noordelijken kwijt te raken, dan is het zoo
vast als een huis, dat de Noordelijken zouden
krijgen wat zij wenschen. Aldus de redenee
ring van de oppositie in Zweden, waar men
natuurlijk ook gaarne zou zien, dat andere
landen, zooals het onze, eenzelfde gedragslijn
te Genève zouden volgen. Maar de Zweedsche
regeering voelt voor zulk een afpersingspoli-
tiek niets, Zij meent, naar mij o.a. uit een ge
sprek met minister Sandler, den minister van
Buitenlandsche Zaken bleek, dat een derge
lijke eisch geen inwilliging zou ontmoeten en
bovendien acht zij het overbodig nog eens een
verklaring los te krijgen over iets wat volgens
haar eenvoudig een onomstootelijk feit is, te
weten, dat de sanctievoorschriften vanzelf
huiten werking zijn gekomen.
Neutraliteit boven alles.
KWf AT overigens de in de practijk te voeren
politiek aangaat, bestaat er tusschen re
geering en oppositie geen verschil. Het is over
duidelijk, dat de regeering inderdaad bovenal
er voor zal zorgen zich buiten elk internatio
naal conflict te houden en dat de neutraliteit
evenzeer haar liefde bezit als die van de op
positie. Natuurlijk geeft men er zich reken
schap van. dat dus op hun beurt de Zweden,
mochten zij ooit aangevallen worden, geen
aanspraak op bijstand van anderen zouden
kunnen maken. Vandaar o.a. dat er thans
heel wat gedaan wordt ten behoeve van de
versterking der defensie. De sociaal-democra
ten zelf zijn op dit punt volkomen tot inkeer
gekomen, vergeleken bij eenige jaren terug.
Als men intusschen de vraag stelt, of de sa
menwerking van de Noordelijken, wat betreft
het op den voorgrond stellen van een te voe
ren neutraliteitsbeleid, niet met zich mee zou
moeten brengen dat zij dan tenminste elkaar
onderling bijstand verschaffen, ingeval de
neutraliteit van een hunner geschonden zou
worden, krijgt men te hoor en. dat zij zulk een
verplichting niet op zich hebben genomen en
ook niet op zich zouden willen nemen. Veel
zal dan afhangen van de vraag, of wellicht
een of meer van de groote mogendheden steun
zou verleenen.
Daarop rekenen doet men geenszins. Men
gaat er heel nuchter van uit. dat het denk
baar zou zijn, dat een der machtige staten dit
in zijn eigen kraam te pas zou vinden komen,
doch dat is allemaal toekomstmuziek, waar
mee de Zweden zich liefst niet bezig houden.
Laten wij toch vooral doen blijken, dat wij
ons buiten eenig internationaal geschil willen
houden: dat is heden ten dage eigenlijk het
begin en einde van al hun interna'tionaal-po-
litieke wijsheid!
Merkwaardig genoeg intusschen, gaat hier
mee toch niet gepaard een verlangen om den
Volkenbond nu heelemaal den rug toe te kee-
ren. Men wil er lid van blijven de opposi
tie, mits Genève het briefje in zake vrijstel
ling van deelneming aan sancties afgeeft
niet slechts omdat men het nut van het tech-
nisch-humanitaire-sociale werk enz. van den
Bond inziet, maar ook omdat men toch aan
het geregeld overleg binnen den Bond, aan
de mogelijkheid, dat deze de uitbarsting van
een conflict zal weten te voorkomen, waarde
toekent. En tevens omdat men tenslotte niet
gaarne het kind met het badwater zou willen
weggooien en den Bond in stand wil houden,
opdat hij in betere tijden tot verdere ontwik
keling zal kunnen komen.
Dr. E. v. RAALTE.
EEN TINMOLEN VOOR INDIë
DE KANSEN VOOR DE WERF „CONRAD"
TE HAARLEM.
HAARLEM Woensdag.
Een telegram uit- Batavia aan de Telegraaf
maakt melding van het feit, dat de bestelling
van een nieuwen grooten baggermolen voor de
tinwinning op Bangka (waarmede een bedrag
van 31/2 millioen gulden gemoeid is), verdeeld
zal worden tusschen Nederland en Indië. Het
blad voegt er aan toe, dat voor de inschrijving
voor het maken van den bovenbouw twee van
de volgende concerns in Nederland in aan
merking komen: Verschure en Co's Scheeps
werf te Amsterdam, J. en W. Smit's scheeps
werven te Kinderdijk, de werf „Gusto" te
Schiedam en de werf „Conrad" te Haarlem.
De directie van de „Conrad" deelt ons evenwel
mede, dat nog geen beslissing gevallen is. Zij
heeft reden om aan te nemen, dat alle groote
scheepswerven in Nederland aan de inschrij
ving zullen kunnen deelnemen, zoodat de
Conrad dus meer concurrentie zal hebben bij
haar inschrijving.
EXAMENS.
Openbare U.L.O.-School B
Junoplantsoen)
In de eerste groep slaagden voor het M.
U.L.O.-diploma A: W. Bruins, A. J. v. Prooijen
J. H. Veldkamp, Nan Bartels, Annie van der
Velde en Annie Wildeboer.
Voor het M.UL.O.-diploma B slaagden:
H. Blaauw, J. van der Borgh, L. van Deursen,
J. C. Drees, J. Jonkmans. H. W. de Kleijn, W.
Koomen, A. Roldanus, N. Tanis, A. Zwarte-
poorte, Meta van der Oord, Willie Smeets,
Jo Stuij en Willie Verkaik.
De examens worden met andere groepen
nog voortgezet op 18 Juli en volgende dagen.
Centrale school.
Van de Centrale school No. 1 aan het Wel
tevredenplein slaagden dit jaar voor een
Middelbare school de volgende leerlingen:
Biene ten Brink, Lenie Groenewoud, Willy
Leurink, Tonnie van Es, Herman van den
Berg, Theo de Boer, Dick Muller Masis, Roel
Koiter, Ernst Rebholz, Hans Schultheiss,
Meindert Stapel, Joop van der Velden, Bennie
de Vries en Leo Weiter.
Toonkunst.
Bij de te 's Gravenhage gehouden Staats
examens voor Muziek zijn voor het theore
tisch gedeelte Lager Onderwijs geslaagd, de
dames Marianne Robbers te Tilburg en Dini
Bitter te Haarlem, beide leerlingen der Toon
kunst-school te Haarlem.
Kleuteronderwijs.
Heden slaagden te 's Gravenhage voor di
ploma B. Kleuteronderwijs de dames B. Hout
zager en A. Bunte, beiden leerlingen van den
Opleidingscursus Kleverlaan 79, Bloemendaal.
TROKKEN DOOR
HAARLEM'S
STRATEN
Vergadering van den Kring
Bloemist Winkeliers
HAARLEM, Woensdag.
NDER een egaal grijs wolken-
Odek trok hedenmorgen door
Haarlem's straten een stoet
fraai versierde auto's die bij menigeen
de gedachte opgewekt zal hebben,
dat er in onze stad een bloemencorso
werd gehouden. Toch was dit niet het
geval. Het waren namelijk de auto's
van deelnemers aan den Sterrit,
georganiseerd door den Kring Bloe
mist-winkeliers die vandaag in Rest.
Brinkmann zijn algemeene jaarlijk-
sche vergadering hield, waaraan te
vens reünie was verbonden.
De twaalf versierde wagens die bijna alle
het opschrift „Bloemen-expresse" droegen,
waren een aardige reclame voor deze nuttige
instelling die nog niet die bekendheid heeft
weike men zou mogen verwachten.
in het Gemeente
Museum Amsterdam.
ZooaSs wel te vermoeden viel, zullen de ken
ners en beminnaars der schoone schilderkunst
deze zomermaanden hun hart kunnen opha
len aan de 250 werken, die in Frankrijk in de
negentiende eeuw ontstaan zijn en in de
hoofdstad van ons land thans zijn bijeenge
bracht. Die vorige eeuw toch heeft in dat
land een rijke ontplooiing doen ontstaan van
allerlei schilderkunstige mogelijkheden, waar
aan te voren niet gedacht was en heeft de
grondslagen zien leggen, waarop de schilder
kunst van vandaag en morgen goeddeels be
rust.
De inrichters van dit kunstfestijn hebben
opzettelijk den indruk vermeden een onpar
tijdig historisch overzicht der schilderkunst
van 1800—1900 in Frankrijk te geven. Bepaal
de groote groepen daaruit zijn weggelaten en
op enkele bijzonder belangrijke figuren de ac
tieve belangstelling saamgetrokken. Dat heeft
het groote voordeel gehad dat men nu een
half dozijn groote keien in de kunst uitvoeri
ger en rustiger dan ooit kan bestudeeren. Die
bij elkaar gehangen kerngroepen zijn, meen
ik, het groote belang dezer expositie, die men
misschien beter met „Grepen in de Fransche
kunst der negentiende eeuw" had kunnen
betitelen. Naar het aantal het uitvoerigst
we zetten dat aantal tusschen haakjes zijn
dan de groepen van Cezanne (37), Manet (28)
Corot (24), Renoir (21), Degas (19), Claude
Monet (15), Courbet (13), Lautrec (12). Dela
croix (10) het eerst de aandacht trekkend.
Wat daar dan nog van andere meesters is
kan men meer als willekeurig aanvulsel be
schouwen. Dat de landschapsschool van Bar
bizon werd weggelaten mag verklaard worden
met het feit dat die meesters in Holland vol
doende bekend en in musea vertegenwoordigd
zijn doch dan doet de ééne Millet en de scha
mele paar Theodore Rousseau's en Daubigny's
een beetje overbodig aan tegenover de groote
groepen der reeds genoemden. Men mist ze
dan liever geheel en al zooals men ook Fan
tin Latour, Bonnard, Vuillard, Redon moet
missen, wier belangrijkste arbeid toch in de
19e eeuw gemaakt is, of Bonington en Jong
kind, die een belangrijke portie Fransche
kunst van die eeuw beïnvloed hebben.
Zoo zou men dus als een bezwaar kunnen
gevoelen dat de verhoudingen bij deze expo
sitie een weinig te eenzijdig gesteld zijn, doch
daar staan dan de bovengenoemde voordeelen
eener uitgebreide representatie van enkelen
tegenover.
Een ensemble als dat van Edouard Manet is
ln ieder geval bij mijn weten nog nimmer in
ons land bijeen gebracht (Manet 1832-1883).
Terwijl toch zijn invloed op schilders in
Holland, die na de Hagenaars kwamen groot
was Breitner en Isaac Israels vooral kan
men hier noemen Vooral in den eerste kan
men een geestverwant zien. en wel één die
zeker nooit zijn mindere werd. Beiden zijn in
de allereerste plaats geniale „schilders", felle
beelders van het visueel waargenomene,
machtige techniek-beheerschers, virtuozen in
den goeden zin. Broertjes van Frans Hals en
Velasquez. Reeds in zijn jeugd verweet men
Manet gebrek aan fantasie en daar zal wel
een gemis aan muzikale gevoeligheid, aan zin
voor immaterieele schoonheid, mee verbon
den geweest zijn. Breitner en de jonge Israels
hoorden liever een draaiorgel dan het orchest
van het Concertgebouw en waren tóch groote
artisten. Waar een ander door een droom,
door een klank, door een idee ontroerd wordt,
ondergaat de schilder van het Manet-type de
emotie vig. de oogen, die hem in kleur en vorm
van het buiten hem staande, wonderen doet
zien, die voor anderen verborgen blijven.
De bezoeker zal die prachtige schilders
passie hier in de mooie reeks bloemstukken
kunnen bewonderen. Ook in die feilloos rake
schets waarop zijn leerlinge Berthe Morisot
met een handmof is voorgesteld. Dieper in
gaand op het wezen van zijn model is Manet
in het hier aanwezige portret van Stephane
Mallarmé (uit het Louvre) doch vooral in de
vele vrouwenportretten is het minder hunne
psyche die den schilder interesseert dan de
karakteristiek hunner waarneembare ver
schijning. Manet is realist in zijn levensvisie
en als hij daar-buiten-om fantastiek wil be
drijven, wordt hij soms wonderlijk kinderach
tig, al redt zijn verbluffende techniek van
schilderen steeds alles. Men denke bijvoor
beeld aan die schilderij van Pertuiset, den
leeuwenjager die nu niet hier is, maar een
paar jaar geleden op een Fransche tentoon
stelling in Boymans te zien was.
In de schilderij die wij hierbij reprodueee-
ren en die op de expositie de bezoekers bij
zonder door voorstelling en formaat aantrekt,
is veel van het hierboven geschrevene nader
te controleeren. Het is het model Victorine
Meurend, door Manet als stierenvechtster
aangekleed en in een denkbeeldige arena op
gesteld. Hij was nog geen dertig jaar oud toen
hij dit schilderde, doch het is boeiend door het
élan, waarmee het als kleurorchestratie is in
elkaar gezet. Beziet men het uitsluitend als
zoodanig dan is het buiten ieder beding dat
men met een meesterwerk te doen heeft, een
meesterwerk van eerste grootte als men het
in den tijd van zijn ontstaan denkt (1862).
Aan den anderen kant echter is de actie
van de figuur volkomen een pose, volkomen
gespeend van den hartstocht, die een arena
kan suggereeren, en bijna onnoozel van ex
pressie. Men voelt het aan als theater, en be
grijpt dat Manet dat niet om de emotie van
een stierengevecht schilderde doch uitsluitend
om een kleurfestijn, dat hij zichzelf had aan
gericht. De rest liet hem koud, vermoedelijk.
Dat het groote doek voor den Salon van '63,
bloeitijd nog der gevoelvolle romantiek, ge
weigerd is, wordt dan begrijpelijker. Dat een
latere tijd het rehabiliteerde en het nu in het
Metropolitan Museum van New York tehuis
behoort en tijdelijk slechts naar Europa
kwam, eveneens.
Victorine heeft in Manet's leven, met nog
wel andere vrouwen, een belangrijke plaats
ingenomen. Voor een schilderij uit '62, „de
straatzangeres" poseert zij voor hem en blijft
daarna een viertal jaren in zijn atelier. Ook
voor zijn „Olympia en zijn „Dejeuner sur
l'herbe" poseert zij, en deelt daardoor eenigs-
zins in den roem die deze werken thans
beide in het Louvre Manet bezorgd hebben.
In 1866 scheiden zich hunne wegen, maar zes
jaar later vinden we Victorine weer bij Manet
terug en komt zij korten tijd weer in zijn
schilderijen opduiken. Victorine's leven zou
een artistieke tragedie worden. Demon Verf
kwast had haar gegrepen en ook zij wilde
schilderen en beroemd worden. Na haar ver
trek uit Manet's omgeving verkeert zij in den
kring van Alfred Stevens, den Belgischen
kunstenaar, die in die jaren in Parijs een
groote beroemdheid is. Zij schildert zelve en
vertrekt kort daarop naar Amerika, in de
meening daar fortuin te zullen maken. Te
leurstelling volgt op teleurstelling en het ein
de is een terugkomst in Parijs, waar zij ten
slotte, vergeten en verslonsd zal sterven. Haar
naam bleef leven door het werk van Manet
dat door de schoonheid van haar jeugd en
haar verschijning geïnspireerd was geworden.
J. H. DE BOIS
VOOR DE BLOEMENEXPRESSE
Door de Bloemenexpresse is het mogelijk
geworden aan den plaatselijken bloemenwin
kelier een bestelling voor elke plaats in Ne
derland op te geven. Door uitwisseling van
orders is deze dan in staar, er voor te zorgen aat
de opdracht stipt op tijd wordt uitgevoerd.
Door de „Fleurop" die hetzelfde doel, als
de „Bloemenexpresse" heeft, alleen meer
uitgebreid kan men niet alleen bestellin
gen voor Nederland, doch voor elke plaats in
de wereld opgeven aan zijn eigen bloemen
winkelier. Deze nuttige instellingen zorgen
dus voor een moderne bloemenservice waar
van bij veel voorkomende gelegenheden ge
bruik kan worden gemaakt.
De prijzen van den Sterrit werden als volgt
gewonnen:
lste prijs Utrecht, 2de prijs Rotterdam en
3e prijs Amsterdam.
Met dezen fraaien optocht werd de algemeene
vergadering ingezet en nadat de heer J. F.
Bekker de secretaris der afdeeling Haarlem, de
reünisten welkom had geheeten, werd tot de
behandeling der agenda overgegaan.
De voorzitter de heer C. Thlrn sprak een
kort openingswoord waarin hij o.m. mede
deelde dat het bestuur het plan had opgevat
om te trachten de verblijfplaats van H. M. de
Koningin in Zwitserland uit te vinden en
Hare Majesteit dan een bloemstuk als groet
der vergadering toe te sturen. Verder her
dacht de voorzitter het overleden lid den heer
M. W. Doppenburg te Den Haag dien hij schet
ste als een zeer verdienstelijk en trouw lid
der vereeniging.
De heer D. Admiraal, de secretaris van den
Kring, deelde in het jaarverslag mede dat
van de „Bloemenexpresse" steeds meer ge
bruik wordt gemaakt. Verder bleek dat er in
1937 in Nederland ongeveer 2200 bloemen
winkeliers waren terwijl dit aantal in 1930
nog slechts 1230 bedroeg. Spr. releveerde ver
der ook nog de samenwerking met de Kon.
Ned. Maatschappij voor Tuinbouw en Plant
kunde wat betreft het tuinbouwonderwijs.
Omvangrijk werk heeft het bestuur verricht
door een rapport aan den Minister te zenden
om de vestigingswet op het kleinbedrijf ook
voor de bloemenwinkels toe te passen. Er kan
verwacht worden dat binnenkort deze maat
regel zal worden ingevoerd. Het aantal leden
is iets gestegen en telt thans 460 leden. Spr.
eindigde het jaarverslag met den wensch dat
spoedig de zoo verlangde ordening tot stand
zal mogen komen.
De rekening van 1937 en de begrooting voor
1938 werden goedgekeurd alleen de post re
clame moederdag van f 65 was volgens vele
afgevaardigden te gering. De voorzitter ant
woordde dat een goed propaganda-voorstel
zeker de steun van het bestuur zal hebben.
Nadat verschillende sprekers nog eens de
aandacht op de bloemen als geschenk op
Moederdag hadden gevestigd werd besloten
op de najaarsvergadering deze kwestie nog
eens uitvoerig te bespreken, Na de ochtend
vergadering verzamelden de deelnemers zich
aan den lunch.
VEEMARKT.
Rotterdam, 12 Juli 1938.
Totaal aanvoer: 197 paarden, 610 magere
runderen, 782 vette runderen, 40 vette kalve
ren, 187 graskalveren, 507 nuchtere kalveren,
299 schapen en lammeren, 1 varken, 62 bok
ken en geiten.
Prijzen per K.G. 74 vette koeien, le kw. 74,
2e kw. 64, 3e kw. 4652; vette ossen le kw.
69, 2e kw. 63, 3e kw. 5053 64 stieren le kw.
59, 2e kw. 55, 1000 vette kalveren, le kw. 85,
2e kw. 6070 50 schapen le kw. 40, 2e kw.
35; 55 lammeren, le kw. 45, 2e kw. 40; gras
kalveren le kw. 64, 2e kw. 54; 52 nuchtere
kalveren le kw. 47, 2e kw. 42; 53 slachtpaar-
den le kwa 45, 2e kw. 35; 28 zeugen.
Prijzen per stuk 26 schapen le kw. 22, 2e
kw. 16; 16 lammeren le kw. 13; 2e kw. 8; 15
nuchtere slachtkalveren, le kw. 11, 2e kw. 7;
28 nuchtere fokkalveren le kw. 26. 2e kw. 22,
3e kw. 18: 215 slachtpaarden le kw. 180, 2e
kw. 110; 365 werkpaarden le kw. 305. 2e kw.
200; 245 hitten le kw. 195, 2e kw. 100; 310
stieren le kw. 250, 2e kw. 200; 310 kalf koeien
le kw. 260, 2e kw. 190; 305 melkkoeien le kw.
260 2e kw. 180; 200 varekoeien, le kw. 155,
2e kw. 120; 220 vaarzen, le kw. 170, 2e kw. 120,
180 pinken le kw. 140, 2e kw. 110; 14 bokken
en geiten le w. 10, 2e kw. 5
Vette koeien en ossen, aanvoer: ruimer,
handel: matig, prijzen: laag pr. koeien tot 78
ct., pr. ossen tot 72 ct.
Stieren, aanvoer: groot, handel: flauw, prij
zen: lager.
Vette kalveren, aanvoer: klein, handel:
kalm, prijzen: als gisteren.
Schapen en lammeren, aanvoer: iets min
der, handel: vlot, prijzen: goed prijshoudend.
Nuchtere slacht- en fokkalveren, aanvoer:
korter, handel: willig, prijzen: hoog.
Paarden, aanvoer: iets hooger, handel:
kalm, prijzen: prijshoudend.
Kalf- en melkkoeien, aanvoer: grooter, han
del: tamelijk, prijzen; hooger.
Varekoeien, aanvoer: gering, handel: sle
pend, prijzen: onveranderd.
Vaarzen en pinken, aanvoer: klein, handel:
kalm, prijzen: stabiel.
Graskalveren, aanvoer: iets grooter, handel:
redelijk, prijzen: hooger..
Bokken en geiten, aanvoer: gel. vor. week,
handel: vlug, prijzen: hoogst,