BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Z'
Aan allen!
Aan het aantal ingezonden briefjes kan ik
goed merken dat het vacantietijd is. Men is
uit logeeren, maakt fietstochten, speelt in de
duinen of aan het strand. Men amuseert zich
en denkt niet aan het schrijven van een
briefje. Verschillende rubriekertjes die deze
week een briefje inzonden, vroegen daarin om
vacantie. Om aan alle vacantiewenschen zoo
veel mogelijk tegemoet te komen heb ik de,
onder het hoofd vacantie, gemaakte regeling
getroffen.
VACANTIE.
De eerstvolgende briefjes moeten uiterlijk
Woensdag 24 Augustus in mijn bezit zijn.
Zaterdag 6 en Zaterdag 13 Augustus ver
schijnt de rubriek niet. Zaterdag 20 Augustus
krijgen de kinderen die mij dez-e week schre
ven, als belooning voor hun volhardend schrij
ven, nogmaals een briefje in de rubriek. Fei
telijk hebben dus al m'n vriendinnetjes en
vriendjes drie weken schrijf vacantie n.l. de
week van 1—7 Aug. van 7—14 Aug. en van
14—21 Aug. De rubriek verschijnt na heden
voor het eerst weer Zaterdag 20 Aug. doch
bevat dan alleen briefjes voor de rubrieker
tjes die deze week nog schrijven gezonden
hebben en enkele mededeelingen van mij.
M'n vriendinnetjes en vriendjes wenseh ik met
familie en kennissen prettige vacantiedagen.
Na de vacantie hoop ik weer stroomen
briefjes te ontvangen. Nogmaals prettige
vacantie.
Best ZWEMSTERTJE. Zwem jij liever in
het zwembad dan in zee? Dat neem ik graag
aan. Het zwemmen in zee brengt ook veel
meer gevaren mede. Men moet daarom echt
oppassen dat men niet ongemerkt té ver gaat.
De buitjes die 1.1. Dinsdag zijn gevallen, wa
ren buitjes voor het stof. Tot op heden geloof
ik toch dat Teekenaarstertje haar boodschap
goed heeft gedaan. Hoe maakt Gretha het?
Is ze met de vacantie verzoend of vraagt ze
om weer naar school te mogen? Gelukkig
voor haar is het weer goed en kan je met
haar gaan rijden, zoodat je haar afleiding
kunt bezorgen en ze de school niet zoo erg
mist. Prettige vacantie en m'n groeten aan
je ouders en Gretha. Dag Zwemstertje.
Lief HANDWERKSTERTJE. Dat viel je
zeker wel mede dat ik van alle handwerken
die ik in de vacantie heb af te werken, jouw
theekleed het eerst onder handen heb geno
men? Je hebt er ook zoo erg je best op ge
daan, dat je m'n ijver echt verdiend hebt.
Het is een groot kleed, dat ruim over je moe
ders theetafel past, maar juist omdat het
zoo groot is, heb je er veel werk aan gehad.
Laat je Dr. R. je kleed ook zien? Hij zal je
reusachtig knap vinden zeg. Aan het arm
bandje zal ik denken. Heeft men het zelfde
niet meer, dan koop ik een ander voor je, dat
beloof ik je. Wat was je flink toen de zuster
je hielp. Flink hoor. Het beste met je Greet
en tot ziens hoor. Dag flink meisje. Dag
Handwerkstertje.
Lief ZUSJESBESCHERMSTERTJE. Pret
tig dat je tante je zoo nu en dan eens mede
neemt. Je hebt de vacantie zoo hard noodig
en vooral de buitenlucht. Doordat je zus ziek
is kan je moeder niet weg en is het prettig
wanneer familieleden of kennissen je mede
nemen. Als je lust hebt, mag je ook bij mij
wel eens een middagje komen. In m'n tuin
tje is het met droog weer verrukkelijk, vooral
als je in één van m'n tuinstoeltjes gaat zit
ten. Je geniet dan rustig de buitenlucht en
kunt lezen of handwerken zooals je zelf ver
kiest. Alleen wil ik je bezoek even van te vo
ren weten, zoodat je geen vergeefsche reis
doet. Het beste met je zus. Dag Zusjes-
beschermstertje.
Beste VERGEETMIJNIET. Dat je me
verleden week niet geschreven hebt kan ik be
grijpen. Na een 2-daagsche schoolreis is heel
wat thuis te vertellen. Tijd voor het schrijven
en bezorgen van een briefje kom je dan te
kort. Ja, gedurende de vacantie houd ik geen
visiteuur voor rubriekertjes. De kinderru
briek verschijnt ook a.s. Zaterdag en a.s. Za
terdag over een week niet. Jullie hebt dus
schrijfvacantie. Je moet het briefje onder het
opschrift vacantie maar eens aandachtig
doorlezen. Zaterdag, 20 Aug. meld ik onder
het hoofd visite m'n eerste visiteuur na de
vacantie. Tot zoolang dus geduld houden.
Dag Vergeetmijniet.
Best MADELIEFJE. Ja, inderdaad heb ik
je brief verleden week vergeten te beant
woorden. Het speet me erg voor je. Toen ik
echter tot de ontdekking kwam, was het te
laat. Van harte feliciteer ik je met je over
gang naar de zevende klas. Je hebt een goed
rapport gekregen. Jammer dat je voor lezen
slechts een 6 hebt. Maar misschien lukt het je
dat cijfer over eenige maanden te doen ver
beteren. Het uitstapje is schitterend geslaagd.
Je hebt volop genoten heb ik vernomen. Lees
je vooral m'n briefje onder het hoofd vacan
tie na? Dag Madeliefje.
Lief ZWARTKOPJE. Gefeliciteerd met
je overgang en je schitterend rapport. Je
hebt de logeerpartij te Meppel echt ver
diend. 'kWensch je veel genoegen en mooi
weer toe. Dag Zwartkopje.
Lief GOUDMUILTJE. Wat ben je toch
een waterrat zeg. Weer of geen weer, jij gaat
zwemmen. Dat jij en je klassegenootjes vrij
ondeugend waren alvorens in de jeugdher
berg te gaan slapen, verwonderd mij niets.
Zoo'n gemeenschappelijke slaappartij is zoo'n
echt uitje dat je maar niet op commando
kimt gaan slapen, maar eerst even ondeugd
moet uit halen. Jullie hebt genoten en dat is
fijn. Je hebt nu 3 maal schrijfvacantie en
behoeft dus voor het schrijven van een brief
je je zwemtijd niet te bekorten. Prettige va
cantie. Dag Goudmuiltje.
Best ANEMOON. Wil je vooral het briefje
onder het hoofd vacantie nalezen? Heb je je
in het Haagje nogal goed geamuseerd? Ik
veronderstel van wel. Verder nog prettige da
gen. Dag Anemoon.
Best BENJAMINNETJE. Wat een bof zeg
dat het 1.1. Woensdag zulk schitterend bosch-
weer was. Droog, niet te koud en niet te warm.
Echt om eens fijn te hollen en te rollen. Je
hebt het natuurlijk dolletjes gevonden en je
best geamuseerd. Dag Benjaminnetje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Hartelijk
dank voor de keurige teekeningen. Je hebt je
tot nog toe goed van de door mij aan je op
gedragen taak gekweten. De regen viel 1.1.
Dinsdag wel eenige uurtjes te vroeg, het was
geen wachtregen maar toch, we mogen niet
klagen. Je hebt nu schrijfvacantie en nog wel
drie maal, terwijl je de derde maal toch een
briefje in de rubriek kunt vinden. Ra, ra hoe
zit dat? Lees het briefje onder het opschrift
vacantie maar eens na, dan lees je tevens de
oplossing van het raadsel. Dag Teekenaar
stertje.
Best KRULLEKOPJE. Jij bent waterrat
no. 3. No. 1 is Zwemstertje, no. 2 Goudmuil
tje en no. 3? vul zelf maar in. Teekenaarster
tje krijgt heusch nog eens een vacantie-op-
dracht van me. Ze heeft haar boodschap tot
heden uitstekend gedaan. Fijn dat je aan het
strand zoo echt genoten hebt. Vertoef maar
veel in de buitenlucht, dan kan je er van den
winter des te beter tegen. Nog veel genoegen
Dag Krullekopje.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF
EEN RAAK ANTWOORD
Generaal Jenkins, commandant van een bri
gade in Bengalen, was een geestig man, die op
elke vraag een raak, soms zelfs venijnig ant
woord wist te geven zooiets als Bernard
Shaw. Maar bovendien was hij een streng of
ficier, die niets door de vingers zag, en wan
neer iemand het bij hem verbruidhad, kon
hij hem het leven zuur maken. Dat ondervond
kapitein Mac Pherson van het regiment High
landers. Eens had hij den generaal, zonder het
te weten en te willen, in de officierensociteit
beleedigd en sedertdien kon hij geen goed
meer doen. De kapitein, die een groot vermo
gen en invloedrijke verwanten bezat, hield 't
in dienst niet meer uit, nam zijn ontslag en
schreef aan generaal Jenkins een brief, die
slechts deze ééne regel bevatte:
,Ik wensch U en Uwe brigade naar de
maan."
Prompt ontving hij korten tijd later het ant
woord in den vorm van een ambtelijk schrij
ven.
„Waarde heer, naar aanleiding van Uw brief
dd. 14 j.l. moet ik er wijzen dat verzoeken, be
treffende verplaatsing van troepen behooren
te worden gericht aan het Ministerie van Oor
log op formulier no. 293 U T en wel in Duplo.
(get.) JENKINS.
LDESJE BREIT
door W. B.-Z.
Twee steken recht,
Twee averecht.
Loes heeft het goed van Moes verstaan.
En heeft het netjes nagedaan.
Moes heeft de steken opgezet
't Worden sokjes voor Margret.
Margret is 't oudste poppekind.
Die iedereen vast aardig vindt.
Ze heeft een scheiding in 't haar,
En is altijd 't eerste klaar.
Als Loes de sokjes heeft gebreid,
Breit ze een jurk voor pop Aleid.
Aleid speelt altijd vreeselijk druk.
En maakt haar kleeren dadelijk stuk.
Ze zit geen oogenblikje stil
En doet niet altijd, wat Loes wil.
Is dan de jurk ook kant en klaar,
Dan breit Loes broekjes voor pop Saar.
Want Saartje is nog maar heel klein,
't Moeten ook luierbroekjes zijn.
Twee steken recht,
Twee averecht.
Nu afgehecht.
Loes heeft de tweede ook gebreid,
Maar toen riep Moes: ,,'t Is etenstijd!"
HET „HELLEGAT" IN DE DUITSCHE ALPEN
Geheimzinnige spleet in de aarde, waarvan
niemand het rechte weet.
De toerist, die öp een bergwandeling de
hooge Ifen in de. Allganerbergketen is overge
trokken en afdaalt in de richting van de ri
vier de Breitoch, vindt opeens een klein bordje
midden op den weg, waarop met duidelijke let
ters te lezen staat: „Skiërs, pas op! Hellegat!
100 meter diep!" 't Staat daar zoo doodeenvou
dig en toch duidt dit bordje op een der groot
ste raadsels van de geheimzinnige alpenwe
reld. Met een beetje moeite slaagt men erin
in het gat af te dalen tot 3 meter diepte, waar
men terecht komt op een plateau, dat de halve
breedte van het vreeselijke gat vult. Wie nu
geen last heeft van duizeligheid of angsten,
gaat plat op zijn buik liggen en kijkt over den
rand in de pikzwarte diepte. De aanblik is
werkelijk aangrijpend! Wat 100 meter hoogte
beteekent, weten jullie wel zoo ongeveer, want
de Dom te Utrecht is immers 110 M. en 100 M.
diepte is van 't vrije veld uit gezien griezelig ge
noeg! Maar nu een zwarte, kale koker, die
100 meter in de diepte reikt. Niemand, al is
hij ook nog zoo dapper kan zonder huiveren
in het „hellegat" kijken!
De herders, die vele eeuwen geleden dit gat
ontdekten, zullen wel gerild en gebeefd hebben
van ontzetting, vandaar ook de sombere naam.
Het gat is een in doorsnee ovale, loodrecht in
de diepte dalende schacht in het zwarte rots
gesteente. De wanden zijn door het smeltwa
ter, dat op bepaalde tijden, vooral in het voor
jaar, van de bergen komt en vaak woeste be
ken vormt, geheel glad geslepen. Hoe ver kan
men, turend over den rand van het plateau,
in de diepte kijken? Dat is moeilijk te zeggen.
De kleine knik, die op 50 m. diepte in de
schacht zit, kan men niet meer zien; wel hoort
men een helder geluid, als men een steen
daartegen laat vallen. Dan gaat een seconde
voorbij, een heel zacht, dof klopje volgt ten
teeken, dat de steen op den bodem is aange
land, en daneen donderend geluid als van
duizend echo's tegelijk stijgt op uit het helle
gat. 't Zijn de echo's van dit eene, doffe klapje
en dus moeten daar beneden in de a at de
machtige zalen zijn, die het geluid weerkaat
sen en duizendvoudig versterken.
Ongetwijfeld hebben de eenvoudige herders
het donderend geraas uit de diepte als helsche
geluiden opgevat.
Ondanks het heel bijzondere van het geval,
want een diepe koker als het hellegat is ner
gens anders op de aarde te vinden, komen wei
nig vreemdelingen het bekijken; slechts een
enkele eenzame tourist wendt zijn schreden
naar dit plekje.
Vele jaren geleden liet de Alpenvereeniging
het bordje met de waarschuwing voor het gat
plaatsen, doch dat dit niet voldoende was,
werd in den winter van 1934'35 bewezen
door een skispoor dat recht op het gat afliep.
Twee dappere berggidsen haalden den dag
daarop een doode uit de diepte op. Zij slaag
den hierin door boomstammen over het gat te
leggen en zich aan touwen naar beneden te
laten zakken.
Dit slachtoffer, dat misleid door den sneeuw-
door W. B. Z.
storm het bordje vermoedelijk over het hoofd
had gezien, was niet het eenige. In September
1936 liet de jonge ingenieur Gerstmair zich
met drie kameraden aan een touw, dat op een
klos was gewonden, naar beneden zakken. Toen
zij beneden waren barstte er een vreeselijk
onweer los en het hellegat stroomde vol water.
Doordat het natte touw op een gegeven
oogenblik niet kon worden opgewonden ver
dronk Gerstmair, terwijl zijn kameraden
slechts met de allergrootste moeite gered kon
den worden. Dit was overigens niet de eerste
keer dat menschen een poging ondernamen
om het hellegat te onderzoeken. De oude pas
toor van het dorpje Riezlern is dertig jaar ge
leden met een paar makkers den griezeligen
weg in de diepte gegaan en behouden terug
gekeerd. Zij volgden een onderaardsche rivier
bedding, zwommen en klauterden door ont
zaggelijke zalen, waarvan ze zelfs met sterke
lampen de einden niet konden zien, hoorden
het gedonder van onzichtbare watervallen en
stonden aan de oevers van pikzwarte meren.
Er ligt daar een onderaardsche zalenwereld,
zooals er misschien geen tweede op aarde te
vinden is. Maar het „ontdekken" ervan zal nog
niet zoo gemakkelijk zijn. Slechts mannen, die
bereid zijn hun leven op het spel te zetten,
kunnen in het hellegat afdalen. Er zullen dus
eerst andere toegangen moeten worden ont
dekt, wil men werkelijk de zalen voor toeristi
sche doeleinden kunnen gebruiken.
De korenbeurs te Groningen. Deze werd
opgericht in Mei 1679, aanvankelijk werd ze
in de open lucht gehouden.
Wij hebben samen,
Vier vlechten in 't haar.
Ik zal 't maar verklikken,
Ook zes roode strikken.
't Haar van Margreetje
Is maar een klein beetje
Maar 't haar van Heieen
Springt om haar ooren heen.
En loopen wij samen heel vlug naar school
Dan dansen de vlëfchten van louter jool.
Vier vlechten hippen op en neer.
Vijf strikken wappren heen en weer.
Of 't zomer is of barre kou
De vlechten blijven ons altijd trouw.
Wij zijn vriendinnen voor 't heele jaar
Twee meisje,
Vier vlechten,
Tel ze maar!
DOKTERS IN VROEGER TIJDEN
In oude tijden ging het met de verdiensten
der geneesheeren 'n beetje anders toe dan nu.
In het Babylon van koning Hamumrabi
pl.m. 2200 v. Chr. bestonden vaste salaris
sen voor behandelingen van patiënten, mits
ze goed gelukt waren.
Als een vrij burger door de zorgen van den
dokter van een ziekte genas, verdiende de arts
tien zilverstukken,voor een vrij gelaten slaaf
vijf en voor een gewonen .slaaf twee.
Het was echter in die dagen geen pretti;
beroep dat van geneesheer! Want er stonden
straffen op mislukte operaties.
Als een patiënt na een operatie stierf of zijn
gezondheid was achteruit gegaan, dan moest de
dokter een oog of een hand missen.
Stierf de slaaf, dan moest de dokter aan
diens meester een nieuwen slaaf in de plaats
geven
DE DIKKE HARLEKIJN EN HET KLEINE
MELKBOERTJE.
Wat er in den speelgoedwinkel allemaal
gebeurde.
Er was eens een klein, dapper melkboertje,
heelemaal in 't wit gekleed en met een juk op
z'n schouders. Z'n oogjes schitterden als pik
zwarte kooltjes en z'n wangen waren zoo rood
als bellefleuren.
„Wat een schatje!" zei de vrouw van den
winkelier, toen ze het melkboertje in de eta
lage neerzette en door de rijen der poppen
ging een gezoem van bewondering.
Daar stonden, zaten en lagen kleine roze ba
by'tj es die op hun popperige speentjes zogen,
;laappoppen met kanten jurken, schoorsteen
vegertjes, brandweerlui met ladders op den
rug, clowntjes, ruitertjes te paard en alle mo
gelijke andere speeldingen.
En allemaal riepen ze om strijd: „O, kijk
toch eens, wat een schattig melkboertje!"
Alleen een heel groote, dikke harlekijn, die
midden in de etalage aan een touwtje bengel
de, deelde de algemeene bewondering niet: ja,
hij keek zelfs vreeselijk boos en minachtend
op het melkboertje neer en toen de deur van
den winkel even openging, maakte hij direct
van dat beetje tocht gebruik om het melkboer
tje een schop te geven. O, foei wat een lee-
lijkerd!
En terwijl het belletje van de deur zachtjes
rinkelde, scheen het alle poppen of een zware
brommerige stem zei: „Wacht maar, kleine
opschepper, ik zal je vanavond wel krijgen!"
't Melkboertje, een erg zacht, gevoelig ventje
had de tranen in de oogen gekregen en 't
maakte zich zoo klein mogelijk om den vreese-
lijken tegenstander maar niet te ergeren en
alle poppen dachten bij zichzelf: „O wee, dat
zal wat geven vanavond!"
Want ze kenden den harlekijn al zoo lang en
al dien tijd had hij hier in den winkel de baas
gespeeld!
OO af en toe lezen we in de courant dat
in een onzer kustplaatsen een onzer
helden der zee gestorven is. We krij-
gen dan in den regel een relaas van
de vele reddingspogingen, die de man in zijn
leven als roeier of schipper bij de Noord- en
Zuid-Hollandsche Reddingboot-Maatscha.ppij
met meer of minder goed gevolg heeft verricht.
Zoo licht komen we dan tot de meening dat die
Redding Maatschappij het eenige is wat .er
aan onze kust is opgericht ten behoeve van
den zeeman. En dat is toch niet zoo. De Red
ding Maatschappij doet haar werk en met
succes als het schip of gestrand is of m nood
verkeert. We hebben echter aan onze kust nog
tal yan maatregelen getroffen om juist te
voorkomen, dat het met de schepen zoo ver
komt. In de eerste plaats liggen er voor onze
kust vier lichtschepen, n.l. Schouwenbank,
Maas, Haaks en Terschellingerbank, die des
nachts door middel van een groot sterk licht
onze zeelieden waarschuwen dat ze de ge
vaarlijke kust naderen. Voor onze zeegaten
liggen tal van licht- en brulboeien en dan
staan er op onze kust op afstanden van 10 tot
20 zeemijlen (1 zeemijl is 1852 meter) 14 groote
vuurtorens, die door verschillend gekleurd
licht of door grootere of kleinere onderbre
kingen van de verlichting den zeeman in staat
stellen te bepalen op welke hoogte hij zich be
vindt. De meeste van deze torens zijn niet
hooger dan 50 meter; de Brandaris is van al
deze torens misschien wel de meest bekende,
de toren bij den Helder, nabij Huisduinen, in
de wandeling bekend als de „Lange Jaap" de
hoogste n.l. 64 meter en bezit ook het hoogste
licht Het staat n.l.- 57 meter boven den water
spiegel. De Brandaris staat op 't eiland Ter
schilling en is zoo genoemd naar een Ierschen
heilige, de abt Brandaris, die in zijn leven veel
gereisd en veel avonturen beleefd heeft. Als
we aan een Terschellinger vragen hoe lang die
toren daar al staat, zal hij zeer waarschijn
lijk zeggen dat niemand het weet, zoo oud is
hij. Maar dat is niet zoo. Op een oude kaart
van den zeeweg om Terschelling staat een to
ren aangegeven als Sint-Brandaris. In de 14de
eeuw bestond ze echter niet, want toen brand
de men op Terschelling slechts vuren om den
zeeman den weg te wijzen. In 1323 werd er de
eerste vuurbaak opgericht en wel door de
stad Kampen, die daarvoor een jaarlijksch be
drag aan geld betaalde. Bovendien zond het
stadsbestuur aan de regeering van Terschel
ling jaarlijks een kwart zalm of steur, welk ge
schenk door de Terschellingers zeer op prijs
werd gesteld. Ook uit een beslufit van de
vroedschap van Amsterdam van 1599 blijkt
dat deze stad zich bemoeide met de verlich
ting op Terschelling, terwijl in 1593 de Staten
van Holland besloten hadden den in verval
geraakten vuurtoren te herstellen. Ter herin
nering aan deze herstelling bevindt zich in een
der muren een steen met het volgende op
schrift: „Tot waarschouwinghe aller seeva-
rende, die God behoede. 1594". In 1834 werd hij
nogmaals hersteld en kreeg toen een draaiend
kustlamplicht, wat hij behield tot 1907. Toen
kreeg hij het licht waarmee hij nu nog den
wijden omtrek bestralen kan; het heeft n.l.
een sterkte van 30 millioen kaarsen en is over
een afstand van 65 kilometer zichtbaar, zoo
dat we het licht van den Brandaris in IJmui-
den kunnen zien. De lamp in den toren heeft
natuurlijk niet een sterkte van 30 millioen
kaarsen, maar dooor tal van vernuftige in
strumenten kan het licht tot die groote sterk
te opgevoerd worden,
W.
't Was nacht, pikdonkere nacht: de sterre»
tjes schenen en de laatste lichten in den'win
kel gingen uit. De groote klok sloeg langzaam
en plechtig twaalf uur en toen werd al het
speelgoed wakker. De baby's sloegen de oogen
op, de brandweerlui beklommen hun laddertjes
declowntjes maakten de gekste buitelingen en
de prachtige" meisjespoppen haalden kleine
ronde spiegeltjes uit haar zak om heur blonde
of bruine krullen in orde te brengen. En ieder
een moest gauw eens kennis maken met het
schattige melkboertje en z'n mooie emmertjes
bewonderen
Ze stonden allemaal om hem heen en de
melkboer werd haast verlegen met zooveel be
langstelling, toen opeens door de poppenrij
een waarschuwende kreet weerklonk: „Pas op,
daar komt hij!"
't Melkboertje keek om enzag den vree-
selijken vijand met z'n grooten steek, roode
broek en gestreepte kousen vlak achter zich
staan. Hij lachte valsch en zwaaide met een
vreeselijken degen om zich heen!
Maar 't melkboertje liet zich zoo gauw niet
uit het veld slaan. Hij nam zijn klein wit
petje af, maakte een beleefde buiging en zei:
„Dag, meneer de harlekijn, waarom bent u
toch zoo boos op me? Ik heb u toch niets ge
daan?"
„Je hindert me," bromde de harlekijn „en
ik kan niet uitstaan, dat al die domme pop
pen hier jou zoo aardig vinden; En daarom....*
en hij schoot op hem af en prikte naar hett
met zijn degen.
Alle poppen slaakten een kreet van schrik.
„Nu is 't met het melkboertje gedaan," dach
ten ze. De mooie meisjespoppen vielen flauw,
de baby's begonnen te gillen en de brandweer
lui trokken hun helm over de oogen om het
vreeselijke niet te zien, terwijl de clowntjes met
de beenèn in de lucht stokstijf en met groote,
verschrikte oogen op hun handen bleven staan
Toen begon het gevecht: Harlekijn schoot naar
voren om den melkboer met één stoot tegen
den wand van de etalage te nagelenmis!
Met een ruk was het kereltje opzij gesprongen!
Hij schoot wéér uitweer mis! Melkboertje
was hem tusschen de beenen doorgeglipt. Dat
duurde zoo een heel poosje, net zoolang, tot
Harlekijn moe begon te worden. Hij duizelde
en zweette van inspanning en met een laat-
sten, geweldigen zwaai hief hij zijn degen op:
nu zou hij dat brutale ventje meteen in
tweeën splijten! Rang! een vreeselijke plof en
alle poppen beefden en sidderden en durfden
de oogen niet opslaan.
Maar wat was dat? Wie lag daar op den
grond? 't Was Harlekijn inplaats van zijn
vijand. Het melkboertje was vlug onder een
ijzeren brandwagen geglipt en de woedende
reus had een slag in de lucht gegeven en was
pardoes op z'n neu3 gevallen 1
Daar lag hij nu midden in de etalage, ver
slagen, onbewegelijk! Nu je begrijpt, dat alle
poppen blij en opgewonden waren! Ze om
ringden 't dappere melkboertje om hem geluk
te wensclien met zijn overwinning en 't was
een gekakel en hoerageroep van belang!
Toen de winkelier 's morgens zijn etalage
opende, stonden alle poppen weer netjes en
rustig op hun plaats, alleen Harlekijn lag nog
voorover op z'n neus. „.Zeker vannacht losge
raakt," dacht de man. Hij bekeek hem eens
goed en zag, dat zijn neus kapot was en het
zaagsel uit een wond in zijn rug stroomde.
,Niks meer waard" bromde hij en hij gooide
Harlekijn op den kar van een voddenman, die
juist voorbijkwam.
Dat was het einde van den akeligen op
schepper!