ll&tiftgjchctfv in veelz D" Y Mag men het beschouwen als resul- iaat van zeker wel overwogen en wel- afgewogen oordeelals conclusie van een aantal verstandelijke en zelfs ver standige beschouwingen Door Z. Exc. Prof. D. Dr. J. R. SLOTEMAKER DE BRUiNE Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen HET schaart zich alles om de ééne persoon van onze Koningin en van Haar vèertigjarig Koningschap. Laat mij het vierkant zeggen mogen dit is zéér diep bedoeld. Natuurlijk ontstaat reeds een eenheid, zoodra velerlei om één enkel punt ge groepeerd wordt. Al, wat wij vertellen over onze instellingen, onze ervaringen, onze zegeningen, onze zorgen in deze veertig jaren dat wordt tot een zekere eenheid, zoo wij maar voldoende dikwijls zeggen, dat dit alles geldt van de jaren 1898 tot 1938, waarin Koningin Wilhelmina den schepter voerde. Doch, wat eenheid vormt dit dan Uitwendig, een bouwsel, een lichaam ja; maar het leven, de geest waar zijn deze ZD, die onze Koningin kennen in Haar medeleven met ons volk, zij zien de uitkomst, waarnaar wij smachten, nu het ons te doen is om een innerlijk en levend en nationaal geheelméér dan een kunstig bouwsel. Er is geen stuk van ons volksgeheel geen stuk bij al die stukken, waarvan FDER l©zer verwacht van ziin dagblad, |dat het in deze dagen spreekt over tiet" jubileum. Niet in berichten en nieuwstijdingen Heen moet het spreken, doch mede - eerst in beschouwende artikelen, n/wordt verwacht van het lijfblad; scherper zelfs, het wordt gevergd. Als het wel geschiedt, wordt het niet maar aanvaard, gelijk zoovele artikelen aan vaard worden doch als het niet ge- spiedt gesteld, dat dit mogelijk S dan zou het met felheid worden kwalijk genomen. %TANWAAR dit verschijnsel Niets er vanlaat men het nationaal beleven van dezen dag niet op zoo intellectualistische wijze naderen en het daarmee tevens verkillen Waarom wij opzettelijk voor het qroote feit gesteld willen worden waarom?? Maar waarom niet I Waarom niet dit vanzelf sprekende? Weet gij, waarom gij ademhaalt? Waarom" I alsof daar opzet in school, ülsof wij dit doen en ook laten konden I Net zuiverste antwoord hoewel ietwat zonderling zou luiden nergens om. Het geschiedt van zelfhet geschiedt natuurlijkhet kan niet anders. WILT gij niettemin met zulk een antwoord niet tevreden zijn, nu het gaat over een groot nationaal ge beuren wilt gij hier niet gewezen zijn op iets, dat meer gelijkt op een natuur verschijnsel dan op een menschelijke daad welnu, zoek dan verderdoch niet in den verstandelijken hoek. Hier bloeit de volksziel openhier werken intuïtie en spontaneïteit. Wij vermoeden het gewicht van dezen ge denktijd wij beseffen hetwij beleven hetwij schouwen het klaar. Alles echter, voller, dieper dan rede neeren. Het gaat nu om een grootheid, die ons volk als volk omhoog beurt, die ons na tionaal verrijkt, die van onze kenmerken en voorrechten ons bewust maakt, die onze eenheid stralen doet. MAAR let welhier rijst aan dezen zonnigen hemel toch iets als een lichte wolklicht maar een wolk Want óns lijfblad moet ons 'n artikel brengen ja, doch eigenlijk een aantal artikelen. En dit geldt van óns dagblad, van de andere niet minder. Het geldt van dagblad en weekblad en tijdschrift. Zet nu eens 'n eenvoudige rekensom op: hoeveel artikelen worden dit? Want —nog eens let wel wij ho pen niet op één alles-zeggend artikel, dat in alle bladen gelijktijdig verschijnt. Wij vragen, dat de bladen een eigen kijk geven. Elk schrijver mag, ja moet zichzelf zijn. Ook als gelijke grondtonen wel overal zullen klinken, zal de eenvormigheid volstrekt gebannen wezen. Het geheel wordt bont. Neem het nummer; dat gij in de hand houdt. Het brengt kleine teekenende feiten uit het verleden groote gebeurtenissen evenzeer. Het noemt Nederland en Indië. Het overziet den geestelijken en politieken toestand. Het schetst ons Ko ningschap in zijn karakter, onzen Raad van State in zijn functie. Elders velerwege geschiedt iets dier gelijks. Tj) IT is een „bont geheel" zeg ik. De uitdrukking is te fraai. Wel bont, doch niet een geheel. Hier dreigt veel eer iets verbrokkelds, iets kruimeligs, iets verwarrends. Wat is nu tenslotte dit groote, waarom het gaan zou? Wat is het en waar is het? Er is veel, schier te veel, quantitatief wat is er qualitatief? t ons hier niet, wat ons op zoo gebied bedreigt en wat wij kor ter noch klaarder zeggen kunnen dan met de Latijnsche woorden „multa, non multum"veel, maar niet veel? Hier zie ik nu een gezegende uitkomst, die mij als opschrift voor dit artikel kiezen deed „Koningschap in veel zijdigheid". Immers bezitten wij het geheim, waar door al dit vele en verscheidene toch tot een éénheid wordt saamgebonden en dan uiteraard tot een zeer rijke eenheid. Deze brokstukken behoeven geen brokstukken te blijven al dit verspreide kan worden bijeengevoegd, in-één-ge- voegd. Er is een verzamelpunt, één eenig aantrekkingspunt. En alles vindt zijn plaats, zijn eigen taak voigens ééne groote orde. Prof. Slotemaker de Bruïne, minister van Onderwijs. artikel bij artikel melden zal, of het vormt een element in Haar zeer groote, intense belangstelling voor hetgeen ons volksleven beroert. Het sociale, het economische, het politieke Het leven der invloedrijke organisaties; maar ook de toestand van eenvoudige volkskringen, ja eenvoudige enkele volksgenooten. Het stoffelijke, het zedelijke, het geestelijke. Recht en barmhartigheid. Noem maar voort. En dat alles dan in het kader gevat van kennis der huidige toestanden doch evenzeer kennis van onze volkshistorie; en van onze volksziel in verleden en heden beide. Zoo ontvangt ons dankend gedenken van veertig jaren zijn saambinding en eenheid in een Koningschap, dat in veel zijdigheid werd en wordt beleefd. Het bonte verwart niet meerhet vele rooft ons „het" vele niet langer. Slechts één brok ontbreekt nog waarlijk niet door Haar toedoen Is ons volk in dit gedenken één, on danks alle verscheidenheid van toe stand en taak en blik? Het antwoord behoeft niet ontmoedigend te klinken. Doch zal het één zijn evenzeer na dit gedenken I Met een eenheid, die geen grauw eenerlei beduidtdie ruimte laat voor vele, ook diep-insnijdende verscheiden heden. Doch niet te min een eenheid hierdoordat wij het Hooge Voorbeeld volgend op onze wijze, op onze plaats in onze proportie leven voor het geheel, ons inleven in anderer behoeften, ons eigen kunnen ten dienste stellen van het gezamenlijk volksheil en aldus ónze veelzijdigheid beleven als een plicht, als zoo dit mogelijk is als een van zelfheid Zóó intuïtief en zóó spontaan voor de dagen volgend na het feest als wij de feestdagen zelve vieren Het antwoord op deze vraag dat aan de toekomst is zal het antwoord tevens vormen op de vraag, of wij als volk den huidigen zegen waard zijn. Oud-generaal Snijders. E grondtoon, doorklinkend In alle hulde, welke het Nederlandsche Volk zijner jubileerende Koningin be reidt, is „dankbaarheid". Dit is de gemoedsuiting van alle lagen der bevolking, weerklank op Koninklijke woorden en daden. Wat het duidelijkst gedurende deze veertig jaren sprak tot iederen Nederlandschen man en iedere Nederlandsche vrouw en wat het krachtigst opwekte tot sympathie en ver eering, dat was het klaar naar voren treden en het zich telkens opnieuw daadwerkelijk doen gelden van Harer Majesteits rein-men- schelijke eigenschappen: Haar medeleven met Haar Volk in al zijn voor- en tegenspoeden; Haar deelen in zijn vreugden en moeilijkhe den, in rampen, gelijk in triomfen; Haar aan moediging van vaderlandsche werkers en strijders; Haar belangstelling voor alles, wat de eer, de welvaart en de toekomst der Natie zou kunnen bevorderen; Haar bezorgdheid wegens alles, wat die zou kunnen bedreigen; Haar mildheid en medegevoel jegens nood lijdenden en misdeelden; Haar moed en rustig vertrouwen in tijden van spanning of gevaar. En bovenal: Haar eerlijk recht-door-zee- wezen; Haar afkeer van kronkelingen in woord en daad; Haar volmaakte onkreuk baarheid! Dit alles spreekt tot de volksziel, wint de harten en stemt tot innige dankbaarheid. Het stempelt de Hooge Landsvrouwe tot geliefde Landsmoeder, één en ondeelbaar met Haar Volk verbonden. Doch niet minder dan deze edele neigingen des harten, bewonderen wij in onze Koningin de voortreffelijke gaven van Haren* geest, zooals deze in Hare grondwette lijke verhoudingen tot uiting komen. De Grondwet stelt de onschendbaarheid des Konings en de verantwoordelijkheid Zij ner Ministers vast. Maar geenszins is de strek king van dit constitutioneel beginsel, het Hoofd van den Staat te stempelen tot een or- DOOR GENERAAL B.D. C. J. SNIJDERS, OUD OPPERBEVELHEBBER LAND- EN ZEEMACHT het Stadion te AmsterdamDe Koninklijke familie tijdens de huldiging bij het 35-jarig regeeringsjubileum van H.M. de Koningin in September 1933, namenteele figuur, zonder eigen initiatief, be voegdheid of invloed. Integendeel kan de Ko ning, met stipte inachtneming der constitu- tioneele grenzen, den gang van 's Lands za ken belangrijk, zelfs ingrijpend beïnvloeden. In dezen zin heeft onze Koningin steeds een hoog en eerbiedwaardig standpunt ingenomen. Zonder Hare grondwettelijke rechten ook slechts in 't geringst te buiten te gaan, heeft Zij door Haar helder oordeel en zuiver in zicht, gelijk door Hare voortreffelijke gaven van geest en karakter en Hare warme belang stelling voor de belangen des Vaderlands, doorloopend een gewlchtigen en heilzamen in vloed op het Regeeringsbeeld en het innerlijk Regeeringsoverleg uitgeoefend. Zoo heeft Hare Majesteit steeds beantwoord aan het ideëele beeld van den constitutioneelen monarch en was Zij als zoodanig niet slechts het vereeni- gingspunt der monarchaal-politieke partijen en de steunpilaar van de niet-politleke meer derheid der Natie, maar heeft Zij zelfs tegen standers van het monarchale beginsel eerbied voor en instemming met onzen huidigen staatsvorm afgewonnen. Daarom zien wij in dankbaarheid op tot onze geëerbiedigde Ko ningin. Zij is ons een waarborg, zoowel voor de instandhouding onzer wettige toestanden en voor een waarlijk nationaal regeeringsbe- leid. als voor de ongeschonden handhaving onzer internationale positie. In Hare handen en onder Haar wakend oog, gericht op orde en recht, gevoelen wij ons veilig, zoowel tegen buitenlandsch gevaar, als tegen elke bedrei ging der binnenlandsche rechtsorde en der ge lijkheid van alle burgers voor de wet, onge acht politieke of godsdienstige richting. Tenslotte moge ik, als oud-opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, een kort woord wij den aan Hr. Ms. standpunt ten opzichte van de Weermacht. Dan wil ik vooropstellen, dat de Koningin gedurende het gezegende tijd perk Harer regeering, zoowel bij de uitoefe ning Harer grondwettelijke plichten en bevoegd heden, als in Hare persoonlijke verhouding tot de Weermacht zich steeds strikt heeft ge houden aan het historisch beginsel Harer voorzaten, dat tevens strookte met de be proefde gedragslijn der Regeering en met den geest der Weermacht, nl.: bevordering van den vrede, zoover en zoo lang als de onschendbaarheid onzer rechten, de levensvoorwaarden van ons zelfstandig na tionaal bestaan en de vlekkelooze bewaring onzer volkseer zouden toelaten; en voorbereiding tegen oorlogsgevaar door in standhouding eener degelijke weermacht, vol doende sterk, uitgerust en geoefend om bij on vermijdelijke noodzaak 's Lands eer, recht en onzijdigheid gewapenderhand te kunnen ver dedigen. De Koningin ziet Leger en Vloot, hier te lande en in Nederlandsch-Indië, als de nood zakelijke middelen tot afwending van oorlogs gevaar en handhaving van den vrede. H.M. beschouwt onze Legers en onze Vloot als de afspiegeling van alle klasse en kringen des Volks, samenwerkend in 'n gewichtig en nood zakelijk vredesorgaan. Dit is juist het merk waardige en bewonderenswaardige in het ka rakter en de geestvermogens dezer Hooge Vrouwe, dat- Haar geest alle belangen der Na tie omvat: dat Haar aandacht en werkkracht het volledige geheel van ons staats- en volks leven beheerscht; dat niets Haar vreemd blijft, van wat daar omgaat, leeft, werkt en lijdt in Nederland en Nederlandsch-Indië. Moge Haar zegenrijk bewind nog vele jaren het Nederlandsche Volk steunen en opheffen tot een bloeiend nationaal leven! .(Nadruk verboden). H.M. de Koningin.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 13