De Kleine Staten en het Locarno-Pact - I chip Zweedsch stooms< gezonken. Boterproductie van 1937 Dagboek van een H.B.S.-er Kunst in Haarlem en daarbuiten. v0Ey pp AG T4 SEPTEMBER "193S Rede van den Nederlandschen Minister van Buitenlandsche Zaken Mr. J. A. N. Patijn Nr'ot meer deelnemen aan Jaire sancties :,t«r Patijn heeft gisteren te Genève een .^gehouden, waaraan wij het volgende ont- ^S.rende vele jaren is art. 16 nooit toe- t Toen in 1935 de leden van den bond ?epSpmniig van oordeel waren, dat een van ecn «ie aanvaller moest worden aangewezen, oor de eerste maal het stelsel der en ÜSm in toepassing moest worden gebracht, Sa"r^m-innrl niet geaarzeld zijn plicht te L zijn medewerking te verleenen aan j ünnreesfeélde maatregelen. De toepassing X. „jefc bet beoogde doel gehad. Men heeft. 52 DOging moeten opgeven en op 1 Juli S toen de mislukking duidelijk was, heeft f Nederlandsche delegaties tezamen met Mr. J. A. N. Patijn, minister van Buitenlandsche Zaken. enkele andere delegaties hieruit de nood zakelijke consequenties getrokken en aan de ners de u bekende mededeeling doen toeko men, welke luidde als volgt: „De verscherping van den interna tionalen toestand en de gevallen, waarin men deze laatste jaren zijn toevlucht heeft genomen tot het ge weld onder schending van het pact, hebben in deze landen twijfel doen ontstaan nopens de vraag, of de om standigheden, waaronder deze landen de in het pact vervatte verplichtingen hadden aanvaard, nog wel in voldoen de mate aanwezig zijn. Naar onze meening is het niet toe laatbaar, dat zekere artikelen van het pact, met name het artikel nopens de vermindering der bewapeningen, een doode letter blijven, terwijl andere wel worden toegepast". In de twee jaren, die sinds deze gebeurte niszijn verloopen, heeft de internationale ge meenschap zich op zoodanige wijze ontwik keld, dat een doeltreffende toepassing van de in liet pact voorziene sancties in werke lijkheid onmogelijk is geworden. Verscheidene leden, en onder hen groote mogendheden, hebben een einde gemaakt aan hun deel neming aan het werk van Genève en het Ideaal van de universaliteit van den bond is meer en meer op den achtergrond geraakt. Thans zou deelneming aan de sancties een geheel ander karakter hebben dan zij. die het initiatief namen tot het pact en de staten, die van den aanvang af zijn toegetreden, zich voor oogen hadden gesteld. Verscheidene sta ten hebben zich dan ook genoodzaakt gezien, hun houding inzake het vraagstuk van de collectie veiligheid opnieuw in overweging te nemen. Herhaaldelijk heeft de Nederlandsche regee ring. in verklaringen, afgelegd voor de Nederlandsche Staten-Generaal, haar stand punt nader uiteengezet, en onlangs in de con ferentie van Kopenhagen, in Juli 1.1., heb ik mij als minister van Buitenlandsche Zaken vereenigd met de gemeenschappelijke ver klaring, afgelegd door de ministers van de aldaar vertegenwoordigde staten. Onze respectieve regeeringen hebben be sloten tot handhaving van de door hen ge volgde gedragslijn, waarbij het stelsel van sancties wordt beschouwd als in de tegen woordig eomstandigheden en naar aanleiding van de in de laatste jaren gevolgde praktijk, een niet bindend karakter te hebben verkre gen. Wij hebben nadrukkelijk er aan toege voegd. dat dit niet obligatoire karakter van de sancties niet geldt voor een bijzondere groep van staten, maar dat dit bestaat voor alle leden van den bond. Deze landen zijn van oordeel, dat zij niet langer het risico kunnen aanvaarden, dat zou voortvloeien uit een algemeene verplichting om deel te nemen aan de gemeensch.appeli.ike acties van de staten, die nu nog lid zijn van den bond. Inderdaad, het zou niet langer be kekenen, dat men zich aansloot bij een actie van de volledige internationale gemeenschap, die zich zou velzetten tegen een staat-aan- valler; neen. wat men zou vragen van deze Kleine staten zou zijn, dat zij in een wer^-h waarin de groote mogendheden, tot de tanclen gewapend, tegenover elkander zouden staan, zich in een van de twee tegengestelde kam pen zouden scharen. De toestand, vergeleken bij hetgeen in het pact was voorzien, zou dan °ok geheel anders zijn geworden. Indien overeenkomstig het door de Locarno- mogendheden aanvaarde standpunt de deel neming van de staten aan de gemeenschappe lijke sancties ondergeschikt is aan de eischen ■an nun eigen veiligheid hebben thans de Kleine staten het onbetwistbare recht, om de ®eest nadrukkelijke voorbehouden te maken mzake hun deelneming in de toekomst aan eze gemeenschappelijke acties. Tengevolge van deze gebeurtenissen is het onderscheid, dat bestond tussohen de verplich tingen eenerzij ds inzake de militaire sancties en anderzijds inzake de economische en fi- nancieele sancties, verdwenen; op het oogen- blik hebben de economische en financieele sancties voor ons hetzelfde facultatieve ka rakter als de militaire sancties. Het is duide lijk, dat dit standpunt a fortiori van toepas sing is op het toestaan van doortocht over het grondgebied ten aanzien van de weermacht van ieder lid van den bond, dat deelneemt aan een gemeenschappelijke actie, als voorzien in art. 16 lid 3 van het pact. Dit is een soort sanctie, die de militaire sancties zeer dicht nadert. Voor de toekomst behoudt de Neder landsche regeering zich het recht voor. om in ieder bijzonder geval, rekening houdende met den militairen toestand en de geografische ligging van Nederland, te beslissen, of zij al dan niet doortocht van gewapende strijdkrachten van andere bondsleden over het Nederlandsche grondgebied zal toestaan. Indien de staat-aanval- ler een aangrenzend land zou zijn, zoodat, wanneer men gemeenschappe lijke strijdkrachten over het Neder landsche grondgebied zou toelaten, deze doortocht noodzakelijkerwijze zou leiden tot een botsing op dit grond gebied tusschen deze gewapende strijd krachten en de weermacht van den staat-aanvaller, zou het Nederlandsche grondgebied niet slechts zijn. een door tochtgebied, maar zou het onvermijde lijk worden tot slagveld. Het is niet in den geest van het pact, noch ligt het in de bedoeling van de staten, die de verdragen van Locarno hebben on derteekend, dat aldus een staat zou worden gedwongen, zijn eigon bestaan op het spel te zetten. Hetgeen 'ik gezegd heb over art. 16, is uit den aard ook eventueel van toepassing op iedere actie, die ondernomen zou wórden krachtens art. 17 van het pact. Ten aanzien van art. 10, krachtens welk artikel de leden van den Volkenbond zich in de eerste plaats verbinden om de territoriale integriteit en de politieke onafhankelijkheid van de andere leden te eerbiedigen, merkte minister Patijn op: Wat betreft de houding van de Nederland' sche regeering ten opzichte yan dit artikel, gelden dezelfde argumenten als ten aanzien van art. 16. Derhalve erkent Nederland ook krachtens dit artikel niet een algemeene verplichting om deel te nemen aan een ge meenschappelijke actie of om den doortocht van vreemde troepen over zijn grondgebied toe te staan. Het is duidelijk,dat een kleine staat, gele gen op een der Europeesche kruispunten, omringd door machtige staten, alle belang zou hebben bij het handhaven van een collec tieve veiligheid, welke niet anders dan een waarborg zou kunnen zijn voor het beslaan zelf van dit land. Maar het is eveneens dui delijk, dat een zoodanige staat bij gebreke van een werkelijke collectieve veiligheid meer dan onverstandig zou doen, indien hij in ge val van een Europeesch conflict zich aan de zijde zou scharen van een der partijen. Door zich zoo goed mogelijk te wapenen, om met alle kracht waarover hij beschikt, zijn gren zen te verdedigen tegen iedere inbreuk op zijn integriteit, van welken kant deze ook moge komen, en door aldus een gewapende en effectieve neutraliteit te handhaven, doet zoodanige staat zijn nationalen plicht en met deze houding daarvan ben ik diep over tuigd zal hij tegelijk de Europeesche zaak het beste dienen. Wij geven ons rekenschap van alle gebreken van dit stelsel, dat wij reeds gehoopt hadden als verouderd te mogen beschouwen, Wij zien volkómen in de ernstige gevaren, die het medebrengt. Wij weten, dat het zeer wel zal kunnen gebeuren, dat de oorlog, dien wij ver foeien en dien wij beschouwen als een schan de voor de hedendaagsche beschaving, wan neer hij eenmaal zou zijn uitgebroken, niet bij onz<2 grenzen zal halt houden. Trouw aan de beginselen van samenwerking en solidari teit, die aan het pact ten grondslag liggen, zullen wij altijd bereid blijven om terug te keeren tot het stelsel van collectieve veilig heid, zooals dit in het pact werd beoogd, zoo dra de ontwikkeling van den menschelijken geest en de evolutie van de politieke verhou dingen de mogelijkheid schijnen te openen om nieuwe pogingen in die richting te onder nemen. Op dit oogenblik echter zal de gemeen schap van Genève tijdelijk de pogingen tot een organisatie van de internationale samen leving overeenkomstig het ideaal van het door macht gehandhaafde recht moeten op geven. Bemanning gered. Het Zwcedschc motorschip „Nippon" dat op weg was van Yokohama naar Antwerpen en Rotterdam is op de Noordzee nabij het lichtschip Wande laar in aanvaring geweest met twee vaartuigen en gezonken. De beman ning is waarschijnlijk gered. Althans zijn 20 personen, waaronder de eerste officier, in Zeebrugge geland en zijn 27 anderen, onder wie de kapitein, aan boord genomen van den sleepboot „Go liath", welke zich thans op weg naar Vlissingen bevindt. De „Nippon" is eerst in aanvaring ge weest met een onbekenden, doch ver moedelijk Belgischen, treiler, welke gezonken is, en vervolgens met 't Fran- sche stoomschip „Aisne", dat op weg was van Le Havre naar Antwerpen. De „Aisne" heeft zijn reis kunnen voortzetten en is vanmorgen om 7.45 uur, met ingedrukten voorsteven, Vlis singen gepasseerd. De „Aisne" meet 3654 bruto register ton. De mast van het wrak steekt nog gedeeltelijk boven het water uit. De sleepbooten „Goliath" en „Zwarte Zee" zijn nog eenigen tijd in de omgeving gebleven voor het ver leenen van hulp. bleef boven die van '36 Prijzen van boter en kaas waren echter lager. Belemmeringen van den export. Onder zeer groote belangstelling werd het congres van den Algemeenen Nederlandschen Zuiveiibo-nd (F.N.Z.) gistermiddag geopend door den voorzitter, den heer L. F. Britzel. Uit de officieele mededeelingen bleek, dat de boterproductie van 1937 over het algemeen eenigszins boven die van het vorige jaar bleef. De boterprijs was tot half Mei bevredigend. Van eind Juli af lag onze internationale boter prijs beneden dien van verleden jaar. De kaasprijzen lagen over de geheele lijn beneden die van 1937. De kaasprijzen werd in het derde kwartaal ongunstig beïnvloed door de sterke verlaging van het Duitsche betalings contingent. De melkpoederprijzen bleven evenmin con stant. De prijs van vettte poeder blijft thans nog belangrijk beneden dien van verleden jaar. In Engeland bleven de minimumprijzen voor gecondenseerde melk op het bestaande peil gehandhaafd. Deze prijzen werden nog te hoog geacht. De contingenten naar Engeland zijn dan ook moeilijk te plaatsen. Engeland zal zoodoende tot verlaging van contingenten overgaan. Op deze wijze dreigt de Nederland sche melkproductenexport op Engeland te niet te gaan. Het percentage van den export ligt dan ook reeds vrij belangrijk beneden de helft van den export in de basis periode. De regeling van den gecontingeerden export zal nauwkeuriger moeten geschieden, gezien de moeilijkheden, welke men in Duitschland ontmoet. Een oplossing zal moeten worden gezocht in een betere organisatie der belang hebbenden op het gebied van den export, Eenige steun van de overheid zal daarbij niet kunnen worden gemist. z De export van melkproducten naar Enge land ondervindt groote moeilijkheden door de negatieve houding der Engelsche regeering. In Engeland wil men de Engelsche melkpro ducten-industrie op de been helpen dat beteekent een gevaar voor onz enexport. Er is thans door de N.Z.C. gezien nog andere uitvoermoeilijkheden een commissie in gesteld om al deze moeilijkheden inzake export en contingenteering te onderzoeken. De kermissen in Amsterdam trokken reeds meer dan een half millioen bezoekers. De kermissen, welke gedurende de feest- week en ook nog deze geheele week tot en met Zaterdag a.s. op tien verschillende plaat sen te Amsterdam zijn gehouden, kunnen be schouwd worden als een experiment, nadat, ruim dertig jaar lang de kermis in de hoofd stad was afgeschaft. Het experiment kan ir elk opzicht geslaagd worden genoemd, want tot en met Zaterdagavond j.l. hebben meer dan een half millioen menschen de beide lunaparken aan het Frederiksplein en aan de Jan van Galenstraat en de acht kleinere kermissen op pleinen in verschillende wijken bezocht. Meesterwerken uit vier eeuwen, in Rotterdam. Tot midden Oc tober. De zoo belangwekkende tentoonstelling in het Boymans-museum, met de Vermeer die wij reeds reproduceerden en de Rembrandt, die wij thans reproduceeren, als hoogtepun ten, trekt in binnen- en buitenland de aan dacht en vindt verdienden lof. De vereeni- ging Haerlem organiseert voor haar leden een excursie er heen op aanstaanden Zaterdag en vermoedelijk zullen de deelnemers aan dien tocht dezen niet betreuren. Al zal men in enkele uren niet alles in zich kunnen opnemen, wat ook nergens voor noodig is men zal ongetwijfeld terugkeer en met een herinnering aan veel en bijzondere schoonheid. Over de Emausgangers van Vermeer brach ten wij hier reeds verslag uit. Rembrandt's „Man met roode muts", de tweede groote aan winst voor het museum der Maasstad, in het vorig jaar verkregen, vindt men hierbij afge beeld. Waar de historie van de Emausgangers zich tot de laatste jaren nog moet bepalen reikt de stamboom van den welgemutsten Rembrandt reeds tot in het eind van de acht tiende eeuw. toen de schilderij eigendom was van den grooten Engelschen schilder Sir Joshua Reynolds. De voorlaatste bezitter was de New-York- sche millionnair Charles Schwab, uit wiens collectie het tenslotte were naar het vader land is teruggekeerd. In 1935 was het op de Rembrandt-tentoonstelling te Amsterdam in gezonden. Het moet in de laatste jaren van het leven van den meester ontstaan zijn en misschien wel zijn schuldeischer, Harmen Becker, voor stellen; maar daarover bestaat geen zeker heid. In ieder geval is het een der vele won derwerken van Rembrandt zoowel van tech niek als expressie. De eerste is bij den ouden Rembrandt een onnaspeurbaar, onnavolgbaar iets geworden; hij wroet in zijn verfmaterie. strijkt ze met het paletmes tot émailglanzende strooken. die door en langs de met het penseel breed neer gezette toetsen gaan, hij veegt en wrijft in opgezette kleur en brengt dan fel en raak met enkele hoogsels van goud-geel een schit tering teweeg die. uit den donker opvlam mend, aan zijn virtuositeit een raadselach tige bekoring verleent. Alle idee van techniek is dan overwonnen, bijna geboetseerd in de verf Hikt zoo'n kop. maar hij leeft; geestelijk en materieel is hij volkomen-af geschanen en uit den duisteren achtergrond treedt hij als uit het Niets, als een fantastisch droombeeld te voorschijn Het lijkt haast onwaarschijnlijk dat een artist zijn schuldeischer zoo buiten de realiteit om, zou heffen uit de dagelijksch- heid van het schuldeischer-zijn, maar bij een kunstenaar als Rembrandt is het bestaanbaar, dat hij zijn dagelïjkschen vijand zelf tot vorst promoveert. En wie het voorstelt, komt er ten slotte minder op aan, als men van de wonder lijke eigenschappen der schilderij genieten kan. In de reeks werken van Jan Steen, die hier werden saamgebracht zal zelfs de vluchtigste bezoeker den nobelsten indruk mee naar huis nemen van het groote doek „Soo gewonnen, soo verteert" dat al op verschillende groote tentoonstellingen prijkte en tot Rotterdamsch privaat bezit behoort (coll. Van Beuningen). Een geestig aristocraat toont zich hier onze schilder-bierbrouwer, die in dit werk het on overtrefbaar prototype is van zijn 19e eeuw- sche naneven Bakker Korf en David Bles en beider qualiteiten op superieure wijze in zich vereenigt. Welk een uitmuntend, feilloos schil der kon Steen zijn, als zeden-beelder een la chend filosoof, als schilder-technicus van een moeilijk te evenaren klaarheid. En zooals deze Steen, blijft van de verschillende Van Goyens dat prachtige Gezicht op Arnhem in het ge heugen achter (coll. ten Cate Almelo) dat een compleet begrip in zich bevat van wat de Hol- landsche landschapsschildering in de 17e eeuw beteekend heeft. In het vertrek met de Ostades moet men niet nalaten het paneel dat eenvoudig „De Pomp" getiteld is in zich op te nemen. Al staan er geen dansende of drinkende boeren op, het is een prachtig staal van eenvoudig- zuivere schilderwijs en men krijgt zoo den in druk dat Ostade dat nu eens echt voor zijn eigen plezier schilderde en niet aan een aan trekkelijke voorstelling daarbij gedacht heeft. Een tentoonstelling als deze bewijst dat er vooral in de laatste jaren tamelijk veel oud- Hollandsche kunst in ons land verzameld is. Doch ook van niet-Hollanders is veel binnen onze grenzen gekomen, vooral door buiten landsche r— hoofdzakelijk Duitsche bezit ters, die zich in Nederland gevestigd hebben. De onuitputtelijke verzamelingen van den Haarlemschen heer Koenigs zijn er een voor beeld van. Van een aantal dier buitenlandsche artisten bevat juist deze expositie zoo het een en an der, waaraan men niet moet voorbij gaan om dat het mooie en curieuse zaken zijn die onze kennis verrijken kunnen. Ik denk daarbij aan dat teere stilleven met een geheel servies op afgebeeld, door den Zwitserschen, veel ook in Holland gewerkt hebbenden Liotard, als pastellist-portrettist in de 18e eeuw een man van beteekenis. Of in diezelfde tijdsomgeving aan het „atelier van een schilder" door Hu- bert Robert, waaruit zoo geheel de sfeer der Fransche revolutie spreekt. Behalve een paar mooie Guardi's kan de bezoeker onder de 18e eeuwsche Italianen een fraaien en belangrijken Canaletto bewonde ren (coll. Thurkow), welk schilderij vier jaar geleden op de Italiaansche tentoonstelling te Amsterdam reeds de aandacht trok. Onder de vóór-17e eeuwsche kunst zal de aandacht van den bezoeker wel het eerst ge vestigd worden op Bruegel's Toren van Babel, een repliek van het zelfde onderwerp in het museum te Weenen, die tot 1935 tot de Spaan- sche hofschatten behoord heeft en in dat jaar in Frankrijk te koop kwam, waar het voor Rotterdam (coll. van Beuningen) verworven werd. Op dit ipaneel dat hier voor het eerst vertoond wordt, komen wij nog wel, met een plaatje, terug. Bescheidener plaats nemen ir een der eerste zaaltjes een paar kleine stil levens in, waarop ik. om de qualiteiten toch even de aandacht vestig. Het eene is van de yiaamsch-Hollandsche schilderes uit de eer ste jaren der 17e eeuw Clara Peeters en als pendant heeft het een paneeltje van den Frankforter uit diezelfde jaren, Georg Flegel, een mandje met slakken etc. voorstellend dat ik in zijn sobere gaafheid buitengewoon mooi vind. Men behoeft, gelukkig, niet altijd met beroemde namen te paradeeren om op iets bijzonders te kunnen wijzen. Terwijl men daartegenover voor een beroemden naam als Matthias Griinewald nu niet direct een bui ging behoeft te maken als men het aangrij pende van het werk niet eerlijk ondergaan kan en het als schildering allerminst verhe ven vindt. Het is echter mogelijk dat de pein- ture in vier honderd jaar wel wat geleden heeft. Bij deze enkele aanteekeningen moeten wij het voor heden laten. De leden van Haerlem, die het voorrecht zullen hebben onder deskun dige leiding te worden rondgeleid, zullen op nog veel meer schoons attent gemaakt wor den. Op het mooie Jongensportret door Ver- spronck misschien (uit Bloemendaalsch bezit) dat in de buurt van de besproken Van Goyen hangt; op de zeer artistiek gekozen en waar lijk selecte verzameling oude teekeningen. uit het bezit van den heer Frits Lugt saamge lezen en op nog veel meer naar ik vermoed. Het innigst genieten zij die zich kunnen ont doen van eerbied voor quantum en etiket en hun aandacht op wat hen boeit, kunnen con- -entreeren. Die keeren steeds rijker huiswaarts dan ze gegaan zijn. We zijn weer begonnen. Laat gelukkig, door het Regeeringsjubileum, dat zelfs in dit af gelegen oord met de noodige feestvreugde is gevierd. Ik heb me kostelijk geamuseerd met een verschrikkelijk lief meisje dat ik heele- maal toevallig tegen het lijf liep. Ze loeeerde hier. maar nu is ze alweer weg; jamm Als er nu over een poosje nog eens een prinsesje geboren wordt en het is dan een prins, dan krijgen we misschien wel een heele week vrij, omdat jóngens toch belangrijker zijn dan meisjes. Zoo moet je altijd wat hebben om naar uit te zien. Anders zou het leven heele- maal eentonig worden. En het is al zoo erg, eiken dag van kwart voor negen tot kwart over twaalf en van kwart voor twee tot bijna half vier. En Donderdags tot kwart over. En dan nog je huiswerk. Als we werkelijk aldoor zou den 'opletten in de klas, hadden we gewoon geen hersenen meer over om 's avonds nog een spat uit te voeren. Gelukkig leer je lang- zamei'hand wel hoe je met open oogen en een belangstellend gezicht kunt slapen. Eenvou dig een kwestie van zelfbehoud, net zooals dat in de echte natuur ook zoo vaak voorkomt. De eerste dag is van een rustig dutje nog geen sprake. Je wordt ingedeeld in je nieuwe das. natuurlijk pootten ze mij vlak vooraan, met m'n neus tegen den katheder. Ik zeg: na tuurlijk. want ik ken ze langzamerhand (en zij mij), maar het is toch feitelijk onzin, een jongen die al zooveel weet als ik op de eerste rij te zetten. Herrie zal ik heusch niet maken, ook niet als ik achteraan zit. Met die kleine jochies zeker, die het luizig vinden dat ze nu in de vierde zitten! Alsof de vierde iets bijzon ders was. Ze zullen wel gauw merken hoe ze zich vergist hebben. Toen kregen we den rooster. Niets dan wis kunde en natuurkunde en scheikunde. Aan dat soort kundigheden wordt bij ons meer gedaan dan aan talen en aan Nederlandsch. Maar als je later op een kantoor komt of op een bank,, of je wordt gewoon werkloos, dan heb je ook veel meer aan den cosinusregel en aan den inhoud van een kegel, dan aan Fransch en Engelsch. Dat schijnt tenminste zoo. Als ze mij later eens vragen, hoe ik een rooster in mekaar zou draaien, wist ik het wel. Maar ze zullen mij wel geen minister van onderwijs maken. En daar hebben ze gelijk in ook. Hoewel vader zegt: Voor minister hoef je heelcmaal niet groot te wezen. Als je partij maar groot is. Dan de boekencontröle. Ook alweer iets waar ik het me makkelijk mee kon maken. Ik heb alleen een nieuwe agenda moeten koopen en een stelletje schriften. Dat ik de oude zorg vuldig bewaard heb, hoef ik zeker niet te zeg gen. Die komen allicht nog eens te pas. De controleerende leeraren die langs mijn bank kwamen, keken stuk voor stuk verbaasd naar mijn leege lessenaar, maar dan knipoogde ik maar even geruststellend en dan wisten ze het weer. Sommigen knikten alleen maar even, anderen zeiden: och ja, dat is ook zoo, maar een paar begonnen dadelijk te brommen van: zittenblijver hè? Pak dit jaar maar eens wat beter aanDe vorige cursus leek wel niets, ga- je weer zoo beginnen? Dat zijn de leeraren die het boekje van dien rector niet gelezen hebben, want daarin staat dat wij op dezen leeftijd juist zoo „uitermate gevoelig zijn voor een be moedigend woord." Van mijn nieuwe klasgenooten kan ik nog niet veel zer gen. Een is Week en peutert in zijn neus. Ik ken dat soort wel. Dat zijn de stiekeme pezertjes die nooit met een vraag stuk ophouden voor ze het hebben en dan zeg gen dat er niets aan was. Zoodra ze uit school komen, rennen ze naar huis en gaan aan hun werk. En als het 's avonds tien uur dan nog niet af is. nou. dan werken ze ijskoud door tot elf. Wat voor misdaad ze daarmee plegen tegen hun eigen gezondheid en tegen hun medeleerlingen die het al mooi vinden als ze een kwartier over een vraagstuk op hun pot lood zitten te kluiven, snappen ze niet. Als niemand van de klas een som heeft gevonden, beteekent dat: hi) was veel te^ moeilijk en de leeraar is een beul. Maar als één 'm heeft, be teekent het: hij was best te maken en de leer lingen zijn luibakken. Zoo verpest zoo'n vent in z'n eentje de heele markt. Goede schrijvers bewaren altijd het mooiste tot het slot. Daarom kom ik nu pas met het nieuwtje dat veel interessanter is dan alle boeken, alle leeraren en de heele school bij mekaar. Er is een nieuw meisje in onze klas gekomen. Niet zoo'n wicht uit de derde dat om alles hinnikt of bloost, nee, een écht meisje. De Baas bracht haar binnen en het was of er een schok door me heen ging. Nee: er ging wérkelijk een schok door me heen. Ik heb nu geen tijd meer om haar volledig te beschrij ven, want ik heb vanmiddag een tennis match, maar dat komt nog. In ieder geval is ze reusachtig. En nu zie je alweer hoevaak een nadeel in een voordeel kan veranderen, wamt de Baas wil altijd de meisjes vooraan hebben en hij gooide de heele klas door elkaar be halve mij en zoo werd ze vlak naast mij gezet, met alleen het gangetje tusschen ons. Ik heb haar dadelijk m'n agenda toegeschoven om den rooster uit over te nc ïen en ze knikte heel vriendelijk. Het valt toch wel mee, dat zitten blijven. MAX. dat zijn de voordeelen van het beproefde middel tegen verkoudheid Lel op Orin|«btnd en Bayerktule* (Adv. Ingez. Med.) J. H. DE BOE5. De wilde autobusdiensten. De G ooi-expresse AmsterdamHilversum verboden. De civiele kamer der Arr. Rechtbank te Amsterdam wees Dinsdag vonnis in het geding, dat de N.V. Gooische Tramweg Maat schappij heeft aanhangig gemaakt tegen drie directeuren van de N.V. A. N. B. O. Gooi- express. Deze laatste exploiteert een wilden autobusdienst tusschen Amsterdam en Hil versum. De Gooische tram stelde, dat deze exploitatie, die geschiedt in strijd met het R. A. P. en de wet op de openbare vervoer middelen, jegens haar een onrechtmatige daad oplevert. Zij eischte een bevel van de rechtbank tot stopzetting van den „wilden" dienst en schadevergoeding, nader in een proces vast te stellen. De rechtbank heeft den eisch ingewilligd, dus den gedaagden verboden met de bus exploitatie door te gaan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 7