De Kleine Staten en het
Locarno-Pact
- I
chip
Zweedsch stooms<
gezonken.
Boterproductie van 1937
Dagboek van een
H.B.S.-er
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
v0Ey pp AG T4 SEPTEMBER "193S
Rede van den Nederlandschen Minister van
Buitenlandsche Zaken Mr. J. A. N. Patijn
Nr'ot meer deelnemen aan
Jaire sancties
:,t«r Patijn heeft gisteren te Genève een
.^gehouden, waaraan wij het volgende ont-
^S.rende vele jaren is art. 16 nooit toe-
t Toen in 1935 de leden van den bond
?epSpmniig van oordeel waren, dat een van
ecn «ie aanvaller moest worden aangewezen,
oor de eerste maal het stelsel der
en ÜSm in toepassing moest worden gebracht,
Sa"r^m-innrl niet geaarzeld zijn plicht te
L zijn medewerking te verleenen aan
j ünnreesfeélde maatregelen. De toepassing
X. „jefc bet beoogde doel gehad. Men heeft.
52 DOging moeten opgeven en op 1 Juli
S toen de mislukking duidelijk was, heeft
f Nederlandsche delegaties tezamen met
Mr. J. A. N. Patijn, minister van
Buitenlandsche Zaken.
enkele andere delegaties hieruit de nood
zakelijke consequenties getrokken en aan de
ners de u bekende mededeeling doen toeko
men, welke luidde als volgt:
„De verscherping van den interna
tionalen toestand en de gevallen,
waarin men deze laatste jaren zijn
toevlucht heeft genomen tot het ge
weld onder schending van het pact,
hebben in deze landen twijfel doen
ontstaan nopens de vraag, of de om
standigheden, waaronder deze landen
de in het pact vervatte verplichtingen
hadden aanvaard, nog wel in voldoen
de mate aanwezig zijn.
Naar onze meening is het niet toe
laatbaar, dat zekere artikelen van het
pact, met name het artikel nopens de
vermindering der bewapeningen, een
doode letter blijven, terwijl andere wel
worden toegepast".
In de twee jaren, die sinds deze gebeurte
niszijn verloopen, heeft de internationale ge
meenschap zich op zoodanige wijze ontwik
keld, dat een doeltreffende toepassing van
de in liet pact voorziene sancties in werke
lijkheid onmogelijk is geworden. Verscheidene
leden, en onder hen groote mogendheden,
hebben een einde gemaakt aan hun deel
neming aan het werk van Genève en het
Ideaal van de universaliteit van den bond is
meer en meer op den achtergrond geraakt.
Thans zou deelneming aan de sancties een
geheel ander karakter hebben dan zij. die
het initiatief namen tot het pact en de staten,
die van den aanvang af zijn toegetreden, zich
voor oogen hadden gesteld. Verscheidene sta
ten hebben zich dan ook genoodzaakt gezien,
hun houding inzake het vraagstuk van de
collectie veiligheid opnieuw in overweging te
nemen.
Herhaaldelijk heeft de Nederlandsche regee
ring. in verklaringen, afgelegd voor de
Nederlandsche Staten-Generaal, haar stand
punt nader uiteengezet, en onlangs in de con
ferentie van Kopenhagen, in Juli 1.1., heb ik
mij als minister van Buitenlandsche Zaken
vereenigd met de gemeenschappelijke ver
klaring, afgelegd door de ministers van de
aldaar vertegenwoordigde staten.
Onze respectieve regeeringen hebben be
sloten tot handhaving van de door hen ge
volgde gedragslijn, waarbij het stelsel van
sancties wordt beschouwd als in de tegen
woordig eomstandigheden en naar aanleiding
van de in de laatste jaren gevolgde praktijk,
een niet bindend karakter te hebben verkre
gen. Wij hebben nadrukkelijk er aan toege
voegd. dat dit niet obligatoire karakter van
de sancties niet geldt voor een bijzondere
groep van staten, maar dat dit bestaat voor
alle leden van den bond.
Deze landen zijn van oordeel, dat zij niet
langer het risico kunnen aanvaarden, dat zou
voortvloeien uit een algemeene verplichting
om deel te nemen aan de gemeensch.appeli.ike
acties van de staten, die nu nog lid zijn van
den bond. Inderdaad, het zou niet langer be
kekenen, dat men zich aansloot bij een actie
van de volledige internationale gemeenschap,
die zich zou velzetten tegen een staat-aan-
valler; neen. wat men zou vragen van deze
Kleine staten zou zijn, dat zij in een wer^-h
waarin de groote mogendheden, tot de tanclen
gewapend, tegenover elkander zouden staan,
zich in een van de twee tegengestelde kam
pen zouden scharen. De toestand, vergeleken
bij hetgeen in het pact was voorzien, zou dan
°ok geheel anders zijn geworden.
Indien overeenkomstig het door de Locarno-
mogendheden aanvaarde standpunt de deel
neming van de staten aan de gemeenschappe
lijke sancties ondergeschikt is aan de eischen
■an nun eigen veiligheid hebben thans de
Kleine staten het onbetwistbare recht, om de
®eest nadrukkelijke voorbehouden te maken
mzake hun deelneming in de toekomst aan
eze gemeenschappelijke acties.
Tengevolge van deze gebeurtenissen is het
onderscheid, dat bestond tussohen de verplich
tingen eenerzij ds inzake de militaire sancties
en anderzijds inzake de economische en fi-
nancieele sancties, verdwenen; op het oogen-
blik hebben de economische en financieele
sancties voor ons hetzelfde facultatieve ka
rakter als de militaire sancties. Het is duide
lijk, dat dit standpunt a fortiori van toepas
sing is op het toestaan van doortocht over het
grondgebied ten aanzien van de weermacht
van ieder lid van den bond, dat deelneemt
aan een gemeenschappelijke actie, als voorzien
in art. 16 lid 3 van het pact. Dit is een soort
sanctie, die de militaire sancties zeer dicht
nadert.
Voor de toekomst behoudt de Neder
landsche regeering zich het recht
voor. om in ieder bijzonder geval,
rekening houdende met den militairen
toestand en de geografische ligging
van Nederland, te beslissen, of zij al
dan niet doortocht van gewapende
strijdkrachten van andere bondsleden
over het Nederlandsche grondgebied
zal toestaan. Indien de staat-aanval-
ler een aangrenzend land zou zijn,
zoodat, wanneer men gemeenschappe
lijke strijdkrachten over het Neder
landsche grondgebied zou toelaten,
deze doortocht noodzakelijkerwijze zou
leiden tot een botsing op dit grond
gebied tusschen deze gewapende strijd
krachten en de weermacht van den
staat-aanvaller, zou het Nederlandsche
grondgebied niet slechts zijn. een door
tochtgebied, maar zou het onvermijde
lijk worden tot slagveld. Het is niet
in den geest van het pact, noch ligt
het in de bedoeling van de staten, die
de verdragen van Locarno hebben on
derteekend, dat aldus een staat zou
worden gedwongen, zijn eigon bestaan
op het spel te zetten.
Hetgeen 'ik gezegd heb over art. 16, is uit
den aard ook eventueel van toepassing op
iedere actie, die ondernomen zou wórden
krachtens art. 17 van het pact.
Ten aanzien van art. 10, krachtens welk
artikel de leden van den Volkenbond zich in
de eerste plaats verbinden om de territoriale
integriteit en de politieke onafhankelijkheid
van de andere leden te eerbiedigen, merkte
minister Patijn op:
Wat betreft de houding van de Nederland'
sche regeering ten opzichte yan dit artikel,
gelden dezelfde argumenten als ten aanzien
van art. 16. Derhalve erkent Nederland ook
krachtens dit artikel niet een algemeene
verplichting om deel te nemen aan een ge
meenschappelijke actie of om den doortocht
van vreemde troepen over zijn grondgebied
toe te staan.
Het is duidelijk,dat een kleine staat, gele
gen op een der Europeesche kruispunten,
omringd door machtige staten, alle belang
zou hebben bij het handhaven van een collec
tieve veiligheid, welke niet anders dan een
waarborg zou kunnen zijn voor het beslaan
zelf van dit land. Maar het is eveneens dui
delijk, dat een zoodanige staat bij gebreke
van een werkelijke collectieve veiligheid meer
dan onverstandig zou doen, indien hij in ge
val van een Europeesch conflict zich aan de
zijde zou scharen van een der partijen. Door
zich zoo goed mogelijk te wapenen, om met
alle kracht waarover hij beschikt, zijn gren
zen te verdedigen tegen iedere inbreuk op
zijn integriteit, van welken kant deze ook
moge komen, en door aldus een gewapende
en effectieve neutraliteit te handhaven, doet
zoodanige staat zijn nationalen plicht en met
deze houding daarvan ben ik diep over
tuigd zal hij tegelijk de Europeesche zaak
het beste dienen.
Wij geven ons rekenschap van alle gebreken
van dit stelsel, dat wij reeds gehoopt hadden
als verouderd te mogen beschouwen, Wij
zien volkómen in de ernstige gevaren, die het
medebrengt. Wij weten, dat het zeer wel zal
kunnen gebeuren, dat de oorlog, dien wij ver
foeien en dien wij beschouwen als een schan
de voor de hedendaagsche beschaving, wan
neer hij eenmaal zou zijn uitgebroken, niet
bij onz<2 grenzen zal halt houden. Trouw aan
de beginselen van samenwerking en solidari
teit, die aan het pact ten grondslag liggen,
zullen wij altijd bereid blijven om terug te
keeren tot het stelsel van collectieve veilig
heid, zooals dit in het pact werd beoogd, zoo
dra de ontwikkeling van den menschelijken
geest en de evolutie van de politieke verhou
dingen de mogelijkheid schijnen te openen
om nieuwe pogingen in die richting te onder
nemen. Op dit oogenblik echter zal de gemeen
schap van Genève tijdelijk de pogingen tot
een organisatie van de internationale samen
leving overeenkomstig het ideaal van het
door macht gehandhaafde recht moeten op
geven.
Bemanning gered.
Het Zwcedschc motorschip „Nippon"
dat op weg was van Yokohama naar
Antwerpen en Rotterdam is op de
Noordzee nabij het lichtschip Wande
laar in aanvaring geweest met twee
vaartuigen en gezonken. De beman
ning is waarschijnlijk gered. Althans
zijn 20 personen, waaronder de eerste
officier, in Zeebrugge geland en zijn 27
anderen, onder wie de kapitein, aan
boord genomen van den sleepboot „Go
liath", welke zich thans op weg naar
Vlissingen bevindt.
De „Nippon" is eerst in aanvaring ge
weest met een onbekenden, doch ver
moedelijk Belgischen, treiler, welke
gezonken is, en vervolgens met 't Fran-
sche stoomschip „Aisne", dat op weg
was van Le Havre naar Antwerpen.
De „Aisne" heeft zijn reis kunnen
voortzetten en is vanmorgen om 7.45
uur, met ingedrukten voorsteven, Vlis
singen gepasseerd. De „Aisne" meet
3654 bruto register ton. De mast van
het wrak steekt nog gedeeltelijk boven
het water uit. De sleepbooten „Goliath"
en „Zwarte Zee" zijn nog eenigen tijd
in de omgeving gebleven voor het ver
leenen van hulp.
bleef boven die van '36
Prijzen van boter en kaas
waren echter lager.
Belemmeringen van den
export.
Onder zeer groote belangstelling werd het
congres van den Algemeenen Nederlandschen
Zuiveiibo-nd (F.N.Z.) gistermiddag geopend
door den voorzitter, den heer L. F. Britzel.
Uit de officieele mededeelingen bleek, dat de
boterproductie van 1937 over het algemeen
eenigszins boven die van het vorige jaar bleef.
De boterprijs was tot half Mei bevredigend.
Van eind Juli af lag onze internationale boter
prijs beneden dien van verleden jaar. De
kaasprijzen lagen over de geheele lijn beneden
die van 1937. De kaasprijzen werd in het
derde kwartaal ongunstig beïnvloed door de
sterke verlaging van het Duitsche betalings
contingent.
De melkpoederprijzen bleven evenmin con
stant. De prijs van vettte poeder blijft thans
nog belangrijk beneden dien van verleden
jaar. In Engeland bleven de minimumprijzen
voor gecondenseerde melk op het bestaande
peil gehandhaafd. Deze prijzen werden nog te
hoog geacht. De contingenten naar Engeland
zijn dan ook moeilijk te plaatsen. Engeland
zal zoodoende tot verlaging van contingenten
overgaan. Op deze wijze dreigt de Nederland
sche melkproductenexport op Engeland te niet
te gaan. Het percentage van den export ligt
dan ook reeds vrij belangrijk beneden de
helft van den export in de basis periode.
De regeling van den gecontingeerden export
zal nauwkeuriger moeten geschieden, gezien
de moeilijkheden, welke men in Duitschland
ontmoet. Een oplossing zal moeten worden
gezocht in een betere organisatie der belang
hebbenden op het gebied van den export,
Eenige steun van de overheid zal daarbij niet
kunnen worden gemist. z
De export van melkproducten naar Enge
land ondervindt groote moeilijkheden door de
negatieve houding der Engelsche regeering.
In Engeland wil men de Engelsche melkpro
ducten-industrie op de been helpen dat
beteekent een gevaar voor onz enexport.
Er is thans door de N.Z.C. gezien nog
andere uitvoermoeilijkheden een commissie in
gesteld om al deze moeilijkheden inzake export
en contingenteering te onderzoeken.
De kermissen in Amsterdam
trokken reeds meer dan een half
millioen bezoekers.
De kermissen, welke gedurende de feest-
week en ook nog deze geheele week tot en
met Zaterdag a.s. op tien verschillende plaat
sen te Amsterdam zijn gehouden, kunnen be
schouwd worden als een experiment, nadat,
ruim dertig jaar lang de kermis in de hoofd
stad was afgeschaft. Het experiment kan ir
elk opzicht geslaagd worden genoemd, want
tot en met Zaterdagavond j.l. hebben meer
dan een half millioen menschen de beide
lunaparken aan het Frederiksplein en aan
de Jan van Galenstraat en de acht kleinere
kermissen op pleinen in verschillende wijken
bezocht.
Meesterwerken uit vier eeuwen,
in Rotterdam. Tot midden Oc
tober.
De zoo belangwekkende tentoonstelling in
het Boymans-museum, met de Vermeer die
wij reeds reproduceerden en de Rembrandt,
die wij thans reproduceeren, als hoogtepun
ten, trekt in binnen- en buitenland de aan
dacht en vindt verdienden lof. De vereeni-
ging Haerlem organiseert voor haar leden een
excursie er heen op aanstaanden Zaterdag en
vermoedelijk zullen de deelnemers aan dien
tocht dezen niet betreuren.
Al zal men in enkele uren niet alles in zich
kunnen opnemen, wat ook nergens voor
noodig is men zal ongetwijfeld terugkeer en
met een herinnering aan veel en bijzondere
schoonheid.
Over de Emausgangers van Vermeer brach
ten wij hier reeds verslag uit. Rembrandt's
„Man met roode muts", de tweede groote aan
winst voor het museum der Maasstad, in het
vorig jaar verkregen, vindt men hierbij afge
beeld. Waar de historie van de Emausgangers
zich tot de laatste jaren nog moet bepalen
reikt de stamboom van den welgemutsten
Rembrandt reeds tot in het eind van de acht
tiende eeuw. toen de schilderij eigendom was
van den grooten Engelschen schilder Sir
Joshua Reynolds.
De voorlaatste bezitter was de New-York-
sche millionnair Charles Schwab, uit wiens
collectie het tenslotte were naar het vader
land is teruggekeerd. In 1935 was het op de
Rembrandt-tentoonstelling te Amsterdam in
gezonden.
Het moet in de laatste jaren van het leven
van den meester ontstaan zijn en misschien
wel zijn schuldeischer, Harmen Becker, voor
stellen; maar daarover bestaat geen zeker
heid. In ieder geval is het een der vele won
derwerken van Rembrandt zoowel van tech
niek als expressie.
De eerste is bij den ouden Rembrandt een
onnaspeurbaar, onnavolgbaar iets geworden;
hij wroet in zijn verfmaterie. strijkt ze met
het paletmes tot émailglanzende strooken. die
door en langs de met het penseel breed neer
gezette toetsen gaan, hij veegt en wrijft in
opgezette kleur en brengt dan fel en raak
met enkele hoogsels van goud-geel een schit
tering teweeg die. uit den donker opvlam
mend, aan zijn virtuositeit een raadselach
tige bekoring verleent. Alle idee van techniek
is dan overwonnen, bijna geboetseerd in de
verf Hikt zoo'n kop. maar hij leeft; geestelijk
en materieel is hij volkomen-af geschanen en
uit den duisteren achtergrond treedt hij als
uit het Niets, als een fantastisch droombeeld
te voorschijn Het lijkt haast onwaarschijnlijk
dat een artist zijn schuldeischer zoo buiten de
realiteit om, zou heffen uit de dagelijksch-
heid van het schuldeischer-zijn, maar bij een
kunstenaar als Rembrandt is het bestaanbaar,
dat hij zijn dagelïjkschen vijand zelf tot vorst
promoveert. En wie het voorstelt, komt er ten
slotte minder op aan, als men van de wonder
lijke eigenschappen der schilderij genieten
kan.
In de reeks werken van Jan Steen, die hier
werden saamgebracht zal zelfs de vluchtigste
bezoeker den nobelsten indruk mee naar huis
nemen van het groote doek „Soo gewonnen,
soo verteert" dat al op verschillende groote
tentoonstellingen prijkte en tot Rotterdamsch
privaat bezit behoort (coll. Van Beuningen).
Een geestig aristocraat toont zich hier onze
schilder-bierbrouwer, die in dit werk het on
overtrefbaar prototype is van zijn 19e eeuw-
sche naneven Bakker Korf en David Bles en
beider qualiteiten op superieure wijze in zich
vereenigt. Welk een uitmuntend, feilloos schil
der kon Steen zijn, als zeden-beelder een la
chend filosoof, als schilder-technicus van een
moeilijk te evenaren klaarheid. En zooals deze
Steen, blijft van de verschillende Van Goyens
dat prachtige Gezicht op Arnhem in het ge
heugen achter (coll. ten Cate Almelo) dat een
compleet begrip in zich bevat van wat de Hol-
landsche landschapsschildering in de 17e eeuw
beteekend heeft.
In het vertrek met de Ostades moet men
niet nalaten het paneel dat eenvoudig „De
Pomp" getiteld is in zich op te nemen. Al
staan er geen dansende of drinkende boeren
op, het is een prachtig staal van eenvoudig-
zuivere schilderwijs en men krijgt zoo den in
druk dat Ostade dat nu eens echt voor zijn
eigen plezier schilderde en niet aan een aan
trekkelijke voorstelling daarbij gedacht heeft.
Een tentoonstelling als deze bewijst dat er
vooral in de laatste jaren tamelijk veel oud-
Hollandsche kunst in ons land verzameld is.
Doch ook van niet-Hollanders is veel binnen
onze grenzen gekomen, vooral door buiten
landsche r— hoofdzakelijk Duitsche bezit
ters, die zich in Nederland gevestigd hebben.
De onuitputtelijke verzamelingen van den
Haarlemschen heer Koenigs zijn er een voor
beeld van.
Van een aantal dier buitenlandsche artisten
bevat juist deze expositie zoo het een en an
der, waaraan men niet moet voorbij gaan om
dat het mooie en curieuse zaken zijn die onze
kennis verrijken kunnen. Ik denk daarbij aan
dat teere stilleven met een geheel servies
op afgebeeld, door den Zwitserschen, veel ook
in Holland gewerkt hebbenden Liotard, als
pastellist-portrettist in de 18e eeuw een man
van beteekenis. Of in diezelfde tijdsomgeving
aan het „atelier van een schilder" door Hu-
bert Robert, waaruit zoo geheel de sfeer der
Fransche revolutie spreekt.
Behalve een paar mooie Guardi's kan de
bezoeker onder de 18e eeuwsche Italianen een
fraaien en belangrijken Canaletto bewonde
ren (coll. Thurkow), welk schilderij vier jaar
geleden op de Italiaansche tentoonstelling te
Amsterdam reeds de aandacht trok.
Onder de vóór-17e eeuwsche kunst zal de
aandacht van den bezoeker wel het eerst ge
vestigd worden op Bruegel's Toren van Babel,
een repliek van het zelfde onderwerp in het
museum te Weenen, die tot 1935 tot de Spaan-
sche hofschatten behoord heeft en in dat jaar
in Frankrijk te koop kwam, waar het voor
Rotterdam (coll. van Beuningen) verworven
werd. Op dit ipaneel dat hier voor het eerst
vertoond wordt, komen wij nog wel, met een
plaatje, terug. Bescheidener plaats nemen ir
een der eerste zaaltjes een paar kleine stil
levens in, waarop ik. om de qualiteiten toch
even de aandacht vestig. Het eene is van de
yiaamsch-Hollandsche schilderes uit de eer
ste jaren der 17e eeuw Clara Peeters en als
pendant heeft het een paneeltje van den
Frankforter uit diezelfde jaren, Georg Flegel,
een mandje met slakken etc. voorstellend dat
ik in zijn sobere gaafheid buitengewoon mooi
vind. Men behoeft, gelukkig, niet altijd met
beroemde namen te paradeeren om op iets
bijzonders te kunnen wijzen. Terwijl men
daartegenover voor een beroemden naam als
Matthias Griinewald nu niet direct een bui
ging behoeft te maken als men het aangrij
pende van het werk niet eerlijk ondergaan
kan en het als schildering allerminst verhe
ven vindt. Het is echter mogelijk dat de pein-
ture in vier honderd jaar wel wat geleden
heeft.
Bij deze enkele aanteekeningen moeten wij
het voor heden laten. De leden van Haerlem,
die het voorrecht zullen hebben onder deskun
dige leiding te worden rondgeleid, zullen op
nog veel meer schoons attent gemaakt wor
den. Op het mooie Jongensportret door Ver-
spronck misschien (uit Bloemendaalsch bezit)
dat in de buurt van de besproken Van Goyen
hangt; op de zeer artistiek gekozen en waar
lijk selecte verzameling oude teekeningen. uit
het bezit van den heer Frits Lugt saamge
lezen en op nog veel meer naar ik vermoed.
Het innigst genieten zij die zich kunnen ont
doen van eerbied voor quantum en etiket en
hun aandacht op wat hen boeit, kunnen con-
-entreeren. Die keeren steeds rijker huiswaarts
dan ze gegaan zijn.
We zijn weer begonnen. Laat gelukkig, door
het Regeeringsjubileum, dat zelfs in dit af
gelegen oord met de noodige feestvreugde is
gevierd. Ik heb me kostelijk geamuseerd met
een verschrikkelijk lief meisje dat ik heele-
maal toevallig tegen het lijf liep. Ze loeeerde
hier. maar nu is ze alweer weg; jamm Als
er nu over een poosje nog eens een prinsesje
geboren wordt en het is dan een prins, dan
krijgen we misschien wel een heele week vrij,
omdat jóngens toch belangrijker zijn dan
meisjes. Zoo moet je altijd wat hebben om
naar uit te zien. Anders zou het leven heele-
maal eentonig worden. En het is al zoo erg,
eiken dag van kwart voor negen tot kwart over
twaalf en van kwart voor twee tot bijna half
vier. En Donderdags tot kwart over. En dan
nog je huiswerk. Als we werkelijk aldoor zou
den 'opletten in de klas, hadden we gewoon
geen hersenen meer over om 's avonds nog
een spat uit te voeren. Gelukkig leer je lang-
zamei'hand wel hoe je met open oogen en een
belangstellend gezicht kunt slapen. Eenvou
dig een kwestie van zelfbehoud, net zooals dat
in de echte natuur ook zoo vaak voorkomt.
De eerste dag is van een rustig dutje nog
geen sprake. Je wordt ingedeeld in je nieuwe
das. natuurlijk pootten ze mij vlak vooraan,
met m'n neus tegen den katheder. Ik zeg: na
tuurlijk. want ik ken ze langzamerhand (en
zij mij), maar het is toch feitelijk onzin, een
jongen die al zooveel weet als ik op de eerste
rij te zetten. Herrie zal ik heusch niet maken,
ook niet als ik achteraan zit. Met die kleine
jochies zeker, die het luizig vinden dat ze nu
in de vierde zitten! Alsof de vierde iets bijzon
ders was. Ze zullen wel gauw merken hoe ze
zich vergist hebben.
Toen kregen we den rooster. Niets dan wis
kunde en natuurkunde en scheikunde. Aan dat
soort kundigheden wordt bij ons meer gedaan
dan aan talen en aan Nederlandsch. Maar als
je later op een kantoor komt of op een bank,,
of je wordt gewoon werkloos, dan heb je ook
veel meer aan den cosinusregel en aan den
inhoud van een kegel, dan aan Fransch en
Engelsch. Dat schijnt tenminste zoo. Als ze mij
later eens vragen, hoe ik een rooster in mekaar
zou draaien, wist ik het wel. Maar ze zullen
mij wel geen minister van onderwijs maken.
En daar hebben ze gelijk in ook. Hoewel
vader zegt: Voor minister hoef je heelcmaal
niet groot te wezen. Als je partij maar groot is.
Dan de boekencontröle. Ook alweer iets
waar ik het me makkelijk mee kon maken. Ik
heb alleen een nieuwe agenda moeten koopen
en een stelletje schriften. Dat ik de oude zorg
vuldig bewaard heb, hoef ik zeker niet te zeg
gen. Die komen allicht nog eens te pas. De
controleerende leeraren die langs mijn bank
kwamen, keken stuk voor stuk verbaasd naar
mijn leege lessenaar, maar dan knipoogde ik
maar even geruststellend en dan wisten ze het
weer. Sommigen knikten alleen maar even,
anderen zeiden: och ja, dat is ook zoo, maar
een paar begonnen dadelijk te brommen van:
zittenblijver hè? Pak dit jaar maar eens wat
beter aanDe vorige cursus leek wel niets, ga-
je weer zoo beginnen? Dat zijn de leeraren die
het boekje van dien rector niet gelezen hebben,
want daarin staat dat wij op dezen leeftijd
juist zoo „uitermate gevoelig zijn voor een be
moedigend woord."
Van mijn nieuwe klasgenooten kan ik nog
niet veel zer gen. Een is Week en peutert in
zijn neus. Ik ken dat soort wel. Dat zijn de
stiekeme pezertjes die nooit met een vraag
stuk ophouden voor ze het hebben en dan zeg
gen dat er niets aan was. Zoodra ze uit school
komen, rennen ze naar huis en gaan aan hun
werk. En als het 's avonds tien uur dan nog
niet af is. nou. dan werken ze ijskoud door tot
elf. Wat voor misdaad ze daarmee plegen
tegen hun eigen gezondheid en tegen hun
medeleerlingen die het al mooi vinden als ze
een kwartier over een vraagstuk op hun pot
lood zitten te kluiven, snappen ze niet. Als
niemand van de klas een som heeft gevonden,
beteekent dat: hi) was veel te^ moeilijk en de
leeraar is een beul. Maar als één 'm heeft, be
teekent het: hij was best te maken en de leer
lingen zijn luibakken. Zoo verpest zoo'n vent
in z'n eentje de heele markt.
Goede schrijvers bewaren altijd het mooiste
tot het slot. Daarom kom ik nu pas met het
nieuwtje dat veel interessanter is dan alle
boeken, alle leeraren en de heele school bij
mekaar. Er is een nieuw meisje in onze klas
gekomen. Niet zoo'n wicht uit de derde dat om
alles hinnikt of bloost, nee, een écht meisje.
De Baas bracht haar binnen en het was of er
een schok door me heen ging. Nee: er ging
wérkelijk een schok door me heen. Ik heb nu
geen tijd meer om haar volledig te beschrij
ven, want ik heb vanmiddag een tennis
match, maar dat komt nog. In ieder geval is
ze reusachtig. En nu zie je alweer hoevaak een
nadeel in een voordeel kan veranderen, wamt
de Baas wil altijd de meisjes vooraan hebben
en hij gooide de heele klas door elkaar be
halve mij en zoo werd ze vlak naast mij gezet,
met alleen het gangetje tusschen ons. Ik heb
haar dadelijk m'n agenda toegeschoven om den
rooster uit over te nc ïen en ze knikte heel
vriendelijk.
Het valt toch wel mee, dat zitten blijven.
MAX.
dat zijn de
voordeelen van
het beproefde middel tegen
verkoudheid
Lel op Orin|«btnd en Bayerktule*
(Adv. Ingez. Med.)
J. H. DE BOE5.
De wilde autobusdiensten.
De G ooi-expresse AmsterdamHilversum
verboden.
De civiele kamer der Arr. Rechtbank te
Amsterdam wees Dinsdag vonnis in het
geding, dat de N.V. Gooische Tramweg Maat
schappij heeft aanhangig gemaakt tegen drie
directeuren van de N.V. A. N. B. O. Gooi-
express. Deze laatste exploiteert een wilden
autobusdienst tusschen Amsterdam en Hil
versum. De Gooische tram stelde, dat deze
exploitatie, die geschiedt in strijd met het
R. A. P. en de wet op de openbare vervoer
middelen, jegens haar een onrechtmatige
daad oplevert. Zij eischte een bevel van de
rechtbank tot stopzetting van den „wilden"
dienst en schadevergoeding, nader in een
proces vast te stellen.
De rechtbank heeft den eisch ingewilligd,
dus den gedaagden verboden met de bus
exploitatie door te gaan