ZWEMWEDSTRIJDEN KOPENHAGEN, Drie mannen en hun Noodlot „Zeg het met bloemen Het grensbataljon der Jagers uit Tilburg heeft Donderdag, ter gelegenheid van den terugkeer van de grenzen, voor de autoriteiten een défilé voor het stadhuis gehouden i Jopie Waalberg wint de 200 meier tijdens de zwemwedstrijden Denemarken—Nederland te Kopenhagen Prof. Walter Gieseking bij aankomst met zijn echt- genoote te Amsterdam voor het gala-seizoens openingsconcert van het Concertgebouworkest Te Amsterdam had Donderdag de begrafenis plaats van den heer J. G. Schölvinck, slacht offer van het auto-ongeluk op den Muiderstraatweg Het 1400 ton metende motorschip „Bandjermasin", voor rekening van de Kon. Paketvaart Mij. op de scheepswerf Gebr. Pot te Bolnes gebouwd, ii Donderdag tewater gelaten. Het schip kiest zijn element De penning, aangeboden aan de deel nemers der herdenking van het eeuw feest der invoering van de Burgerlijke Wetgeving Toscanini bij zijn vertrek uit Parijs naar Amerika. Martinelli, tenor van de Metropolitan Opera te New York, neemt afscheid van den meester De 40.000ste bezoeker van de tentoonstelling „100 jaar Fransche Kunst" in het Stedelijk Museum te Amsterdam was de bekende dirigent prof. dr. Willem Mengelberg Op geestdriftige wijze zijn de Duitsche troepen, die étappe-gewijze het Sudetengebied bezetten, door de bevolking te Karlsbad ontvangen FEUILLETON 25) Naar het Engesch door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). Een wilde veronderstelling kwam. in O'Malley's geest op. Bindles woonde in Am sterdam Avenue en Barrett ging dien kant uit. Was hij op weg naar Bindles' huis? Na een plotselinge ingeving zette de Ier het op een loopen. Hij rende drie blokken ver en bereikte Amsterdam Avenue. Zijn intuïtie zei hem dat er een kans was dat hij het bij het rechte eind had. Hij haastte zich, onderwijl naar huisnummers kijkend. Weldra kwam hij aan het huis waar Bindles woonde. Het stond een weinig van de straat af; het huis had een stoep en een souterrain ingang. Vlug stak O'Malley de straat over en ver borg zich in de schaduw van een anderen benedeningang. Hij bleef, scherp luisterend, wachten, maar dorst niet uit zijn schuilhoek te komen om uit te kijken. Een paar minuten later klopte zijn hart snel van opwinding. Er kwam iemand de straat in, uit Noordelijke richting. Het geluid van de voetstappen werd luider en luider in de stille straat. Plotseling werden ze langzamer en hielden op. O'Malley richtte zijn hoofd op tot hij over den rand van de steenen balustrade kon kijken. Aan de overzijde van de straat stond een donkere gestalte, die naar links en rechts keek Even bleef de man onbeweeglijk staan, toen teerde hij zich om en nJinto ^ïnidloos in de schaduw van den souterreiningang van het huis waarbij hij zich bevond. En dat huis, wist O'Malley was de woning van Bindles, den een zamen vrek. De man, die er juist was binnen gegaan, was zonder twijfel Barrett, hoewel hij omgeloopen had om daar te komen. Er was licht genoeg om hem te herkennen. O'Malley wachtte, minuut na minuut Maar hij hoorde niets. En toen, met een kwaadaar- digen glimlach, om zijn sombere gedachten te maskeeren, stapte hij uit zijn schuilplaats en haastte zich de straat over. Hij nam aan dachtig het kleine voorplein op, zag dat het leeg was en stapte in de schaduw. Nog een stap en een duistere leegte lag voor hem. Het ijzeren hek en de zware deur van het souterrain stonden open Juist toen O'Malley was overgestoken, kwam een derde gestalte den hoek om en verschool zich een eindweegs van het blok af. En toen de Ier zich verder waagde en in het souter rain van Bindles' huis verdween, vertoonde deze derde figuur zich weer in de straat en zette zich met een slingerenden gang in be weging vanuit den schuilhoek waaruit hij te voorschijn kwam HOOFDSTUK XIII. Het tweede slachtoffer. Terwijl O'Malley alleen in den stillen som beren ingang van het souterrain stond, om ruim twee uur in den morgen, had hij alle moed noodig om in de duisternis vóór hem verder door te dringen. Ward Barrett was zonder twijfel hier kort te voren door ge gaan en het was niet aan te nemen dat hij, op deze geheimzinnige manier te werk gaan de, dit met een wettig en vreedzaam doel had gedaan. Maar wat voerde hij daar binnen uit? Dat wilde O'Malley weten. Met een flauwe grijns, die de hoeken van zijn mond naar beneden trok, strekte hij de handen vooruit en stapte vérder in het zwarte donker van de gang. Na een oogenblik tasten, leidden zijn voor zichtige vingers hem naar rechts door een ongesloten deur. Raadselachtige, zwijgende duisternis sloot zich om hem heen; hij kon het regelmatige kloppen van zijn eigen hart hooren, zoo stil was het in het huis boven hem en in de slapende stad. Hij hoorde geen enkel ander geluid. Met gespannen zenuwen en vingers behoed zaam voor zich uitstrekt, deed hij nog een aarzelende stap. Hij had nu het gevoel dat hij op kale planken liep. Hij ging verder voor waarts en bleef opeens staan, gewaarschuwd door een ondefinieerbaar zesde zintuig, dat er een of ander zielloos voorwerp in zijn weg stond. Hij bracht zijn uitgespreidde handen samen. Ze sloten zich om de beide zijden van een deur en hij merkte dat de smalle voor kant nog geen twee centimeter van zijn neus af was. Zijn goed gesternte dankend, dat hij er niet tegen aan gébotst was en zóó den man die voor hem uitging, gewaarschuwd had, vond OMalley zijn weg door de deuropening. Op hetzelfde oogenblik bonsden zijn vooruit- schrijdende voeten hol tegen iets aan Hij bleef staan en overlegde. Hij moest zich onderaan de souterraintrap bevinden, die naar de parterre-verdieping leidde. Hij staar de omhoog of er ook een lichtschijnsel te zien was. Na een oogenblik scheen het hem toe dat het langwerpig vierkant van de trap opening boven zich heel zwak afteekende tegen een donkerder achtergrond. Er was boven nergens licht aan. Hij sloop langzaam en voorzichtig naar boven, zijn gewicht zoo verdeelend en zoo dicht mogelijk bij den muur blijvend, dat hij eventueel kraken vermeed en zoo geruisch- loos mogelijk omhoog kwam. Na een paar mi nuten merkte hij dat zijn hoofd hooger was dan de vloer van het parterre. Aan zijn lin kerhand schoten zijn vingers van de platte, houten leuning af en ontmoetten de stijlen van een horizontale balustrade. Hij greep deze beet en ging de laatste twee treden om hoog. Nog een stap en hij stond op een mollig tapijt. Aan zijn rechterhand, zeiden zijn vingers hem, strekte de zijmuur van het huis zich uit. Met de eene hand op den bovensten stijl vair de trapleuning keerde hij zich naar links en deed een stap vooruit. Een lange lijn van wit licht bracht hem even in verwarring. Doch na nog een paar pas wist hij wat het was. Hij stond in een breede onverlichte hall. Aan den anderen kant ervan, naar de voorzijde van het huis toe, stond 'n deur op een kier. De kamer achter die deur was verlicht Hij bleef doodstil staan en luisterde. Geen geluid kwam uit die verlichte kamer, noch uit een ander deel van het huis. Hij staarde om zich heen. Zijn oogen waren nu geheel aan het duister gewend. Zelfs bij het zwakke, gebroken lichtschijnsel, dat door den kier van de deur kwam, kreeg hij een vaag idee van de afmetingen van de breede hall, waarin hij zich bevond. Maar toch was het licht onvol doende om zijn omgeving duidelijk te onder scheiden. In de donkerder hoeken kon hij heelemaal niets zien. En het was nog best mogelijk dat Barrett of een ander ergens in de schaduw stond, luisterde en hem gade sloeg. Hij had geen revolver en geen zaklan taarn. En ineens drong het tot hem door wat 'n idioot hij toch was geweest, om onvoor bereid als hij was. den indringer in het huis te volgen. Niet dat hij zich nu liet afschrikken. Als de man voor hem Barrett was, die een of andere schurkenstreek in den zin had in de geest van het leeghalen van Chesters brand kast, wilde OMalley zekerheid hebben. Hij moest eens en vooral de kwestie van Bar rett's schuld vaststellen. Als hij een wapen in zijn had gehad, en een troep agenten achter zich, zou het pikante van het avon tuur er voor cirie kwart voor hem af geweest zijn zoo was zijn aard nu eenmaal! Maar het intens genieten van zijn riskante positie benevelde zijn geest niet; evenmin doofde het zijn besef van de moeilijkheden en gevaren die hem omringden. Zijn instinct waarschuwde hem dat Barrett niet voor een kleintje vervaard was een formidabele tegenpartij. En om met hem af te rekenen of hem te vermijden, moest O'Malley hem eerst opsporen liefst zoo vlug mogelijk! Dit gevoel dat het onmiddellijk moest ge beuren, verleidde hem tot zijn flater. Want hij sloop langs de leuning naar de voorzijde van de gang, met zijn oogen als gehecht aan de lichtstreep voor hem en hij had nog maar drie korte passen gedaan toen zijn voet en daarna zijn borst in onzachte aanraking kwa men met een lage kist of kast, die tegen de leuning van de trap stond. Niet alleen had zijn schoen die tegen de kast botste 'n geluid ge maakt, dat duidelijk hoorbaar was in de stilte, maar de pijn van den stoot deed hem naar voren struikelen, zoodat zijn beide hand palmen op den bovenkant van de kast te recht kwamen en de gang letterlijk galmde van het lawaai, dat hij gemaakt had. Met de tanden op elkaar van pijn en ont steltenis, richtte OMalley zich op en wachtte, terwijl zijn oogen de donkere hoeken om zien heen afzochten en zijn ooren gespitst waren om de geringste beweging op te vangen Maar hij hoorde of bespeurde niets. Toch bleef hij wachten. En na een oogen blik scheen 't hem toe dat hij 't vibreeren kou onderscheiden van steelsche voetstappen, er gens op denzelfden vloer als waarop ml stond, maar na een kort moment hield die lichte trilling weer op. Weer scheen het nui» volkomen verlaten (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 10