I
h i
JJHB
t» I
si -
ttMW
Drie mannen en hun Noodlot
I'S
Aan de Rijksuniversiteit te Leiden promoveerde Vrijdag tot doctor in de wis- en natuurkunde m l
A. P. Keesom, bij welke promotie haar vader, prof. dr. W. H. Keesom, als promotor funneJIj
Vader en dochter na de promotie e'
Te Venlo vond Vrijdag de start plaats van den Lustrum Vierdaagsche 1938, den vijfden afstandsrit
te paard. Eenige deelnemers onderweg
De onlusten in Palestina. Een Engelsche machinegeweer-
afdeeling in stelling in Tiberias, waar hardnekkige ge
vechten geleverd worden
De Parijsche politie heeft de hand ge
legd op belangrijken wapensmokkel.
Een deel van de buit, welke in beslag
genomen werd tijdens vervoer in de
Fransche hoofdstad
Op den vooravond
van de 8 October
viering te Alkmaar
werd door de
8 October Ver-
eeniging een lam
pion-optocht door
de stad georgani
seerd
De ontvangst der Poolsche troepen, die Teschen kwamen
bezetten, ging met betuigingen van vreugde door verschil
lende inwoners en inwoonsters gepaard
lï-SSl 'l
De vrijwilligers van het Britsche Legioen, die naar Tsjecho Slowakije
vertrekken, ontvangen hun uitrusting
De voorgevel van het Koninklijk Paleis op den Dam te Amsterdam is thans
geheel gerestaureerd. Een der fraaie ramen, welke een mooi uitzicht op da
Nieuwe Kerk geeft
FEUILLETON
26)
Naar het Engesch
door
A. J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
De jonge Ier wachtte nog even, toen ver
volgde hij zijn sluipenden tocht. Hij ging
van de kast weg en verder de hall in. Een
rustig onderzoek overtuigde hem dat er nie
mand boven hem was op de trap die uit de
hall naar de eerste verdieping ging. Hij kon
nergens 'n lichte plek bekennen, die het ge
zicht van een man moest vormen, zelfs in
deze zwakke lichtschemering.
Hij wijdde nu zijn aandacht aan de deur
van de verlichte kamer en naderde deze op
zijn teenen, bij iedere stap wachtend om te
luisteren en om zich heen te kijken. Op stille
voeten gleed hij door de hall, schuin over
stekend. Toen hij de lichtstreep, die de open
staande deur doorliet, naderde, was hij in
staat een stoel te ontwijken, die voor hem
»tond. En eindelijk betastte hij den deurpost
geruischloos en zonder verdere hindernis.
Deze deur ging naar binnen open. De schar
nieren waren het dichtst bij hem en de knop
was het verst van hem af. zoodat hij van het
punt waar hij stond af, direct in de kamer
kon kijken. Maar de kier liet hem alleen een
gedeelte van den muur zien, links van
denzeen die binnentrad. De kamer zelf lag
naar rechts en was aan zijn blik onttrok
ken.
Voorzichtig legde hij zijn vingers op den
kant van de deur, luisterde scherp en duwde
toen de deur verder open. Steeds meer van
de kamer kwam in het gezicht. Hij zag een
schilderij, toen een deur met een gordijn er
voor, die waarschijnlijk naar een ander ver
trek voerde en ten slotte den hoek van een
zijmuur en een venster aan de overzijde van
de kamer. De deur was nu een heel eind open.
Hij had goed geoliede scharnieren en had geen
geluid gemaakt bij het opengaan. Met onein
dige behoedzaamheid kwam O'Malley naar
voren, steeds een beteren blik op de kamer
krijgend, tot de deur ten slotte heelemaal
openstond en de heele kamer zich aan zijn
oog vertoonde.
Het scheen een bibliotheek en studeerkamer
te zijn. Aan twee kanten stonden boekenkas
sten tegen den muur, bijna tot aan de zol
dering. Een groote, geel eiken schrijftafel, met
rijk beeldhouwwerk versierd, nam het midden
van het vertrek in. Een achthoekige lamp
met een donkere kap stond op het bureau, dat
bedekt was met boeken en papieren, sommi
gen ongelooflijk stoffig. Deze bijzonderheden
merkte O'Malley terloops op. Zijn blik was
op andere dingen gericht.
Een enkele electrische peer in de tafellamp
was het eenige licht toen O'Malley binnen
kwam. Hij zag een haard aan de verste zijde
van het vertrek, geflankeerd door breed
eiken paneelen. Een van deze paneelen stond
open; het stond uit in de kamer alsof het
scharnieren had. In de donkere ruimte er
achter glinsterde het licht op als metaal. Het
was een open brandkast, waarvan de deur het
schijnsel van de lamp opving. De inhoud lag
in de grootste verwarring. De grond bij het
paneel was bezaaid met papieren en verscheur
de enveloppen, achteloos neergegooid.
Een gemakkelijke draaistoel was bij de
schrijftafel getrokken aan den kant het
dichtst bij de deur en in den stoel zat een
man die voorover leunde, het hoofd op de
gevouwen armen, en vast in slaap. Zijn rug
was naar O'Malley toegekeerd en een moment,
hield deze hem voor den man, die hem voor
gegaan was in het huis. Een tweede blik
deed hem echter zijn vergissing inzien.
Deze man drieg een smoking-costuum met
een fluweelen kraag. Hij had geen hoed op
en het licht viel op het schaarsche witte haar
aan den achterkant van zijn hoofd.
O'Malley bleef aarzelend in de deuropening-
staan. Hij keek snel in de donkere hall achter
zich en deed een stap in de stille kamer, half
verwachtend in een soort hinderlaag te val
len. Hij bewoog en de gedaante aan het
schrijfbureau bewoog eveneens. Een van zijn
armen gleed van den kant van de tafel en
viel in zijn schoot. O'Maliey bleef als verstomd
staan.
De jonge Ier had zich afgevraagd of de
slaper niet Bindles was, de eenzame vrek. Nu
schokte een ander ontstellend vermoeden
zijn geest, als een plotseling zenuwtergend
alarmsignaal. Er was iets ondefinieerbaar
gruwelijks aan dat slappe inzakken; en zoo'n
plotselinge beweging moest hem hebben ge
wekt of tenminste doen opschrikken in zijn
slaap
De waarheid trof O'Malley als een slag. Met,
een sprong was hij bij het bureau. De man
.ag met het hoofd terzijde gedraaid en rus
tend op één arm. De ingezonken oogen waren
gesloten, het verschrompelde gezicht zag asch-
grauw. Maar uit de half geopende mond was
een stroom rood bloed gegutst. Een paar lang
zame droppels lekten nog neer in de roode
poel, die de mouw van de smokingjas door
weekte. Met een onwillekeurige huivering
zag O'Malley het licht glimmen op een straal
tje bloed, dat onder de slappe beenige vingers
stroomde op het gepolitoerde blad van de
schrijftafel.
HOOFDSTUK XIU
Het aas.
Op de slagvelden van Vlaanderen en Noord
frankrijk had O'Malley honderden mannen
gezien met verminkte lichamen, waarvan,
tengevolge van bomaanslagen en mitrailleur-
vuur, slechts gruwelijke resten waren overge
bleven. Maar het feit dat zoo'n oude man op
zoo'n ewerzinwekkende wijze omgebracht
was en in deze vredige omgeving alleen moest
sterven, maakte toch nog een dieperen in
druk op hem. Een enkele blik op het grauwe
gezicht en den bloedstroom had den jongen
Ier overtuigd dat de man dod was.
Hij boog zich over het lichaam. Juist ter
linker zijde van de ruggegraat en tusschen
de schouderbladen was een snede in de smo
kingjas zichtbaar en de stof rondom het gat
was doordrenkt van bloed. Bindles was in
den rug gestoken.
O'Malley richtte zich weer op en keek om
zich heen; op den vloer en op de tafel. Spoe
dig viel zijn oog op een papiersnijder in
den vorm van een dolk en van staal vervaar
digd die op de tafel lag vlak bij de hand
van den ouden man. Hij kwam dichterbij en
bestudeerde het voorwerp aandachtig, maar
paste wel op het niet aan te raken. Het lem
met was, vanaf de punt. over een lengte van
een paar centimeter met bloed bevlekt. De
moordenaar had zijn wapen achtergelaten.
Het scheen op het schrijfbureau thuis te
hooren.
Het verklaarbare afgrijzen van den jon
geman werd plotseling weggevaagd door een
golf van woede. Wéér Barrett! En nu directe
moord, geen indirecte. Bij deze gedachte
balden zich zijn handen tot vuisten en plot
seling bewust van persoonlijk gevaar, keerde
hij zich om en liep met vlugge, lichte passen
naar de met het gordijn bedekte deur. welke
naar de voorkamer voerde, vastbesloten om,
als de moordenaar zich daar bevond, het met
hem uit te vechten.
Hij duwde het gordijn opzij. De duisternis
voor hem deed hem even stilstaan. Toen
stak hij de hand in zijn zak. haalde er een
doosje lucifers uit en maakte licht
Een enkele blik toonde hem dat de kamer
leeg was, want het schaarsche en wankele
meubilair was nog niet voldoende om een
kind te verbergen. Maar bij het schijnsel van
den lucifer zag hij een deur, die op een kier
stond en in de hall moest uitkomen dichtbij
de voordeur. Hij had die deur opgemerkt toen
hij de deur van de hall naar de kanier er
naast had geopend. De deur in kwestie was
toen gesloten geweest.
Hij liep op zijn teenen door de voorkamer
naar de hall; de brandende lucifer, dien Wj
op den grond liet vallen, zoodra hij de hall
bereikte, trapte hij uit. Weer bleef hij onbe
weeglijk staan, starend in het donker, op
zijn hoede om ieder geluid op te vangen.
Plotseling hoorde hij voetstappen, zware
voetstappen, en ook een dof gemompel van
stemmen. Deze geluiden schenen ergens van
buiten te komen. Opeens wist hij waar ze
vandaan kwamen. Ze kwamen van achter oe
voordeur.
Onmiddellijk drong het tot hem dooiin
welke gevaarlijke positie hij verkeerde, nier
in het huis met den vermoorden man. nu
schoot een siddering van werkelijken ang-
door hem heen, die zijn haarwortels aeea
tintelen Het galmen van een bel scheura
eensklaps door het slapende huis. En o
volgende seconden was de hall, waari"
stond, vervuld van den gedempten donder va
slagen. Iemand bonkte op de deur.
O'Malley bleef een moment in verlammenaj
besluiteloosheid staan. Toen rende hij de n
door naar de trap van het souterrain, siwy
zoo stil hij kon naar beneden, maar in ae
bijheid van de deur die uit het sourerr
naar buiten voerde, werd zijn aftocht am y
onderbroken. In de deuropening stona
gestalte in de welbekende uniform. Y01
zetting deinsde O'Malley terug nar de
Iemand had de politie gealarmeerd.
(Wordt vervolgd)»